32002R1923

Verordening (EG) nr. 1923/2002 van de Commissie van 28 oktober 2002 betreffende de toewijzing van uitvoercertificaten voor kaas die in 2003 in het kader van bepaalde contingenten op grond van de GATT-overeenkomsten naar de Verenigde Staten van Amerika mag worden uitgevoerd

Publicatieblad Nr. L 293 van 29/10/2002 blz. 0014 - 0016


Verordening (EG) nr. 1923/2002 van de Commissie

van 28 oktober 2002

betreffende de toewijzing van uitvoercertificaten voor kaas die in 2003 in het kader van bepaalde contingenten op grond van de GATT-overeenkomsten naar de Verenigde Staten van Amerika mag worden uitgevoerd

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 509/2002(2), en met name op artikel 30,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 1332/2002 van de Commissie(3) is de procedure geopend voor de toewijzing van uitvoercertificaten voor kaas die in 2003 in het kader van bepaalde contingenten op grond van de GATT-overeenkomsten naar de Verenigde Staten van Amerika mag worden uitgevoerd.

(2) In artikel 20, lid 3, van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie van 26 januari 1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1472/2002(5), is bepaald dat, wanneer voor een productgroep de - in het onderhavige geval overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1332/2002 - ingediende aanvragen om voorlopige certificaten betrekking hebben op grotere hoeveelheden producten dan die welke beschikbaar zijn, bij de toewijzing van certificaten rekening kan worden gehouden met de hoeveelheden van dezelfde producten die de aanvrager in het verleden naar de Verenigde Staten van Amerika heeft uitgevoerd, en voorrang kan worden gegeven aan de aanvragers die een dochterbedrijf als importeur hebben aangewezen. Aangezien voor de meeste productgroepen de aanvragen betrekking hebben op een grotere hoeveelheid dan die welke beschikbaar is, dient aan de aanvragers die een dochterbedrijf als importeur hebben aangewezen, voorrang te worden gegeven door voor hen hogere toewijzingscoëfficiënten vast te stellen.

(3) De regeling voorziet niet in de mogelijkheid voor een marktdeelnemer om van de afgifte van een certificaat af te zien in het geval dat de uit de toepassing van de toewijzingscoëfficiënten resulterende hoeveelheid zeer klein is, en de ervaring heeft uitgewezen dat onder deze omstandigheden het gevaar bestaat dat marktdeelnemers hun uitvoerverplichting niet kunnen nakomen, zodat zij hun zekerheid verbeuren. Daarom dient te worden gegarandeerd dat een minimumhoeveelheid zal worden toegewezen.

(4) Voor de productgroepen waarvoor de ingediende aanvragen kleinere hoeveelheden betreffen dan die welke beschikbaar zijn, is het dienstig om overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 174/1999 te voorzien in toewijzing van de resterende hoeveelheden aan de aanvragers in verhouding tot de oorspronkelijk aangevraagde hoeveelheden. Deze verdere hoeveelheden dienen slechts te worden toegewezen indien de betrokken marktdeelnemer een aanvraag indient en een zekerheid stelt.

(5) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Aanvragen om voorlopige uitvoercertificaten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1332/2002 voor de productgroepen en contingenten welke in kolom 3 van de bijlage als 16-Tokyo, 16-, 17-, 20- en 21-Uruguay, 22-Tokyo, 22-Uruguay, 25-Tokyo en 25-Uruguay zijn aangeduid, zijn ingediend door:

- aanvragers die een dochterbedrijf als importeur hebben aangewezen, worden aanvaard:

- voor de per productcode van de uitvoerrestitutienomenclatuur aangevraagde hoeveelheid binnen de grenzen van 10 ton en

- voor de per productcode van de uitvoerrestitutienomenclatuur aangevraagde hoeveelheid boven 10 ton waarop de in kolom 5 van de bijlage vermelde toewijzingscoëfficiënten zijn toegepast,

- andere aanvragers dan de in het eerste streepje bedoelde aanvragers, worden aanvaard:

- voor de per productcode van de uitvoerrestitutienomenclatuur aangevraagde hoeveelheid binnen de grenzen van 10 ton en

- voor de per productcode van de uitvoerrestitutienomenclatuur aangevraagde hoeveelheid boven 10 ton waarop de in kolom 6 van de bijlage vermelde toewijzingscoëfficiënten zijn toegepast.

2. Aanvragen om voorlopige uitvoercertificaten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1332/2002 zijn ingediend voor de productgroep welke in kolom 3 van de bijlage als 18-Uruguay is aangeduid, worden aanvaard voor de aangevraagde hoeveelheden. Voorlopige uitvoercertificaten kunnen, indien de handelaar binnen 15 werkdagen na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening een verdere aanvraag indient en indien hij de van toepassing zijnde zekerheid stelt, worden afgegeven voor verdere hoeveelheden binnen de grenzen van de oorspronkelijk aangevraagde hoeveelheid waarop de in kolom 7 van de bijlage vermelde coëfficiënt is toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2002.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

(2) PB L 79 van 22.3.2002, blz. 15.

(3) PB L 195 van 24.7.2002, blz. 10.

(4) PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8.

(5) PB L 219 van 14.8.2002, blz. 4.

BIJLAGE

>RUIMTE VOOR DE TABEL>