32002R0072

Verordening (EG) nr. 72/2002 van de Commissie van 16 januari 2002 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad, wat de kwaliteitsbeoordeling van loonstructuurstatistieken betreft (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 015 van 17/01/2002 blz. 0007 - 0013


Verordening (EG) nr. 72/2002 van de Commissie

van 16 januari 2002

houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad, wat de kwaliteitsbeoordeling van loonstructuurstatistieken betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad van 9 maart 1999 betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten(1), en met name op artikel 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Er zijn uitvoeringsmaatregelen voor Verordening (EG) nr. 530/1999 nodig in verband met de inhoud van en de beoordelingscriteria voor het verslag over de kwaliteit, dat na iedere referentieperiode naar de Europese Commissie (Eurostat) moet worden gestuurd.

(2) De in dat verslag verstrekte informatie moet betrekking hebben op de in Verordening (EG) nr. 1916/2000 van de Commissie van 8 september 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten, wat de definitie en de indiening van gegevens over de loonstructuur betreft(2), gedefinieerde variabelen.

(3) De haalbaarheid en de relevantie van bepaalde factultatieve rubrieken die voor het eerste verslag over de kwaliteit werden verstrekt, moeten door Eurostat en de nationale bureaus voor de statistiek worden beoorbeeld in het licht van de door de lidstaten verstrekte informatie.

(4) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De inhoud van en de beoordelingscriteria voor het in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 530/1999 bedoelde verslag over de kwaliteit zijn neergelegd in de delen A en B van de bijlage bij de onderhavige verordening.

De opgenomen variabelen zijn gedefinieerd in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1916/2000.

2. De in de bijlage genoemde informatie en facultatieve kenmerken of indelingen worden verlangd voorzover de afwijkingen die zijn opgenomen in de communautaire wetgeving betreffende de structuurstatistieken van lonen en loonkosten, de arbeidskrachtenenquête, de structurele bedrijfsstatistieken en de nationale rekeningen, daartoe de mogelijkheid bieden.

Artikel 2

Het eerste verslag over de kwaliteit wordt verstrekt voor de enquête naar de loonstructuur over het referentiejaar 2002.

Uiterlijk 24 maanden na het eind van de referentieperiode waarvoor de gegevens werden verzameld, wordt het verslag samen met die gegevens naar Eurostat gestuurd.

Artikel 3

De haalbaarheid en de relevantie van de in deel B van de bijlage genoemde facultatieve rubrieken worden beoordeeld in het licht van de door de lidstaten verstrekte informatie.

Deze beoordeling geschiedt door Eurostat en de nationale bureaus voor de statistiek.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 januari 2002.

Voor de Commissie

Pedro Solbes Mira

Lid van de Commissie

(1) PB L 63 van 12.3.1999, blz. 6.

(2) PB L 229 van 9.9.2000, blz. 3.

BIJLAGE

INHOUD VAN EN BEOORDELINGSCRITERIA VOOR HET VERSLAG OVER DE KWALITEIT VOOR LOONSTRUCTUURSTATISTIEKEN

DEEL A

Enquête naar de loonstructuur: geëxtrapoleerde resultaten: analyses in tabelvorm

Er moeten frequentieverdelingen en de bijbehorende rekenkundige gemiddelden en medianen(1) worden verstrekt voor ten minste:

a) aantal voltijdwerknemers, en

b) aantal deeltijdwerknemers,

ingedeeld voor elk van de volgende variabelen:

- grootteklasse van de bruto-uurlonen en geslacht,

- grootteklasse van de brutomaandlonen en geslacht,

- grootteklasse van de brutojaarlonen en geslacht,

- grootteklasse van het jaarlijks vakantieverlof (< 10, 10-19, 20-24, 25-29, 30-34, >= 35 dagen) en geslacht,

- grootteklasse van het aantal betaalde of gewerkte uren per maand (< 130, 130-139, 140-149, 150-159, 160-169, 170-179, >= 180 uur) en geslacht,

- sectie van de NACE Rev. 1 en NUTS, niveau 1,

- sectie van de NACE Rev. 1 en geslacht,

- beroep (ISCO-88 op 1-digit-niveau) en geslacht,

- onderwijs (ISCED 0-6) en geslacht,

- leeftijdsklasse (15-24, 25-54, 55-64, >= 65 jaar) en geslacht,

- anciënniteit (< 10, 10-19, 20-29, 30-39, >= 40 jaar) en geslacht,

- grootte van de onderneming uitgedrukt in het aantal werknemers(2).

Voorbeeld, voor bruto-uurlonen en geslacht:

a) Aantal voltijdwerknemers

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL B

1. Relevantie (facultatief)

Een overzicht van de volgende punten: beschrijving van de gebruikers, beschrijving van de behoeften van de gebruikers (naar belangrijkste groepen gebruikers) en een beoordeling van de mate waarin in de behoeften van de gebruikers wordt voorzien.

2. Nauwkeurigheid

2.1. Steekproeffouten

2.1.1. Aselecte steekproef

2.1.1.1. Vertekening (facultatief)

Schatting van eventuele vertekeningen als gevolg van de schattingsmethoden.

2.1.1.2. Variantie

- Variatiecoëfficiënten(3) betreffende de brutolonen (totaal), waarbij ten minste voor de maandlonen afzonderlijke gegevens worden verstrekt (gegevens voor de uur- en jaarlonen zijn facultatief), voor:

a) voltijdwerknemers, en

b) deeltijdwerknemers,

ingedeeld naar:

- sectie van de NACE Rev. 1 en geslacht,

- beroep (ISCO-88 op 1-digitniveau) en geslacht,

- leeftijdsklasse (15-24, 25-54, 55-64, >= 65 jaar) en geslacht,

- sectie van de NACE Rev. 1 en NUTS, niveau 1 (facultatief),

- onderwijs (ISCED 0-6) en geslacht (facultatief).

- Variatiecoëfficiënten, waarbij gegevens worden verstrekt voor het aantal uren per maand, voor:

voltijdwerknemers, ingedeeld naar:

- sectie van de NACE Rev. 1 en geslacht,

- beroep (ISCO-88 op 1-digitniveau) en geslacht,

- leeftijdsklasse (15-24, 25-54, 55-64, >= 65 jaar) en geslacht,

- sectie van de NACE Rev. 1 en NUTS, niveau 1 (facultatief),

- onderwijs (ISCED 0-6) en geslacht (facultatief).

2.1.2. Selecte steekproef

Bij gebruik van een selecte steekproef moeten de mogelijke oorzaken voor een gebrek aan nauwkeurigheid worden beschreven.

2.2. Overige fouten

2.2.1. Fouten bij de dekking

- Beschrijving van de belangrijkste problemen waarmee men bij de gegevensverzameling te maken heeft gekregen: verkeerde classificatie of te geringe of te ruime dekking(4).

- Beschrijving van de methoden om deze fouten te herstellen.

- Percentages van de te ruime of te geringe dekking en verkeerde classificatie (facultatief).

Opmerking:

Indien individuele administratieve gegevens worden gebruikt, moet een soortgelijke analyse worden ingediend voor het administratieve referentiebestand.

2.2.2. Meetfouten

- Beschrijving van de methoden om deze fouten vast te stellen(5).

- Vaststelling van de vertekening en beschrijving van de schatters die voor de correctie van de vertekening voor een belangrijke variabele, bv. de maandlonen, worden gebruikt.

2.2.3. Verwerkingsfouten (facultatief)

Verwerkingsfouten zijn fouten na de verzameling van de gegevens, bijvoorbeeld bij de invoer, codering, bewerking, weging en classificatie.

- De foutenpercentages bij de invoer of codering van de gegevens voor de belangrijkste variabelen, zoals:

- brutolonen voor het referentiejaar, totaal,

- brutolonen voor de representatieve maand, totaal,

- aantal betaalde of gewerkte uren in de representatieve maand.

- Methodologische opmerkingen over de schatting van deze percentages(6).

- Evaluatie van de vertekening en de variantie als gevolg van verwerkingsfouten.

2.2.4. Fouten door non-respons

- Responspercentage per eenheid(7).

- Responspercentages per vraag voor de belangrijkste variabelen (bv. maand- en jaarlonen en gewerkte uren). Dit percentage is de verhouding tussen het aantal antwoorden op een vraag en het aantal respondenten in het waarnemingsgebied.

- Een beschrijving van de methoden die zijn toegepast voor de toerekening en/of herweging voor non-respons.

Opmerking:

Indien individuele administratieve gegevens worden gebruikt, neemt de niet-beschikbaarheid van de desbetreffende gegevens de plaats in van de non-respons.

- Een beschrijving van de redenen voor non-respons en een schatting van de vertekening door non-respons voor de belangrijkste vragen op de vragenlijst, bijvoorbeeld over maand- en jaarlonen of gewerkte uren.

2.2.5. Fouten door het gebruik van modellen

Verslag(8) over het gebruik van modellen:

- om zich ervan te vergewissen dat een representatieve maand is geselecteerd,

- om het boekjaar of het fiscale jaar aan het kalenderjaar aan te passen,

- om zich ervan te vergewissen dat de secties C tot en met K van de NACE Rev. 1 volledig gedekt zijn voor alle ondernemingen (minimaal voor ondernemingen met tien of meer werknemers),

- om gegevens uit administratieve bronnen en enquêtegegevens samen te voegen.

Opmerking:

Indien individuele administratieve gegevens worden gebruikt, moet het verband tussen de administratieve begrippen en de theoretische statistische begrippen worden besproken.

3. Tijdige beschikbaarheid en punctualiteit

- Belangrijkste data van de gegevensverzameling: bv. verplichte uiterste termijn voor de respondenten in de lidstaat, verzenddata van de vragenlijsten, herinneringen en vervolgbrieven en data waarop het veldwerk is uitgevoerd.

- Belangrijkste data van de fase na de verzameling: bv. begin- en einddatum van de controle op volledigheid, codering en aannemelijkheid, datum van de kwaliteitscontrole (congruentie van de resultaten) en van maatregelen in verband met geheimhouding.

- Belangrijkste data van bekendmaking: bv. berekening en verspreiding van de eerste en van de uitvoerige resultaten.

Opmerking:

De punctualiteit van de indiening van de gegevens bij Eurostat wordt beoordeeld op grond van de verordening waarin de frequentie en termijnen voor de indiening van de gegevens zijn vastgelegd.

4. Toegankelijkheid en duidelijkheid

- Een kopie van de publicatie(s), of een verwijzing naar de plaats waar deze kan (kunnen) worden gevonden.

- Informatie over de resultaten, zo die er zijn, die zijn doorgegeven aan de meldende eenheden in de steekproef.

- Informatie over het schema voor de verspreiding van resultaten (bv. aan wie de resultaten zijn doorgegeven).

- Een kopie van ieder methodologisch document met betrekking tot de ingediende statistieken, of een verwijzing daarnaar.

5. Vergelijkbaarheid

5.1. Vergelijkbaarheid in de ruimte

Er moet verslag worden gedaan van een vergelijking tussen de nationale en Europese begrippen indien er verschillen zijn, met name op het gebied van de definitie van de statistische eenheden, de referentiepopulatie, de classificaties en de definities van variabelen in de ingediende resultaten. Indien mogelijk moeten de verschillen worden gekwantificeerd.

Opmerking:

Als de classificaties en eenheden uit het register afkomstig zijn, moet de kwaliteit van deze informatie blijken uit het verslag over de kwaliteit van het register.

5.2. Vergelijkbaarheid in de tijd

Nadere informatie over wijzigingen van definities, waarnemingsgebied of methoden ten opzichte van de vorige enquête naar de loonstructuur en een evaluatie van de consequenties van niet te verwaarlozen wijzigingen.

6. Coherentie

Opmerking:

Dit punt dient twee doelen. Enerzijds is het bedoeld om de gebruikers te informeren over verschillen in begrippen die bestaan tussen verschillende bronnen voor variabelen die sterk op elkaar gelijken en in statistische publicaties doorgaans dezelfde naam hebben en om aan te geven hoe van het ene naar het andere begrip kan worden overgegaan. Anderzijds dient het om te controleren of statistieken die begripsmatig in principe coherent zijn, voor hetzelfde jaar vergelijkbare resultaten opleveren voor dezelfde referentiepopulatie. Met het oog op deze doelen moet de statistiek van de loonstructuur worden vergeleken met andere naar Eurostat gezonden statistieken, waarbij er bijvoorbeeld rekening mee moet worden gehouden dat de loonstructuurenquête gebaseerd is op lokale eenheden die tot ondernemingen met tien of meer werknemers behoren.

6.1. Coherentie met de structuur van de werknemers in de arbeidskrachtenenquête voor dezelfde referentieperiode

De structuur van de loonstructuurenquête moet worden vergeleken met die van de arbeidskrachtenenquête, want deze enquêtes hebben diverse variabelen gemeen. Met name moet de verdeling van de werknemers in beide enquêtes vergeleken worden en voor voltijd- en deeltijdwerknemers afzonderlijk in percentages worden uitgedrukt. De kruistabellen moeten de volgende variabelen bevatten:

- geslacht, leeftijd en economische activiteit (secties van de NACE Rev. 1),

- geslacht, leeftijd en opleidingsniveau (ISCED 0-6),

- geslacht, leeftijd en beroep (ISCO-88 op 1-digitniveau).

De volgende leefijdsklassen moeten worden gebruikt (15-24, 25-54, 55-64, 65 jaar en ouder).

6.2. Coherentie met de absolute cijfers uit de arbeidskrachtenenquête voor dezelfde referentieperiode (facultatief voor de loonstructuurenquête van 2002)

In onderstaande tabel is aangegeven wat beide bronnen gemeen hebben.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De variabelen "aantal werknemers" (ingedeeld in voltijd- en deeltijdwerknemers en naar geslacht) en "aantal gewerkte uren" moeten beide worden ingedeeld naar beroep, regio en NACE-activiteit (de secties M-O van de NACE zijn voor de loonstructuurenquête van 2002 overigens facultatief). Er zijn geen kruistabellen voor beroep, regio en economische activiteit nodig.

6.3. Coherentie met de structurele bedrijfsstatistieken voor hetzelfde jaar: regionale gegevens (facultatief voor de loonstructuurenquête van 2002)

De verordening inzake structurele bedrijfsstatistieken(9) heeft betrekking op alle marktactiviteiten van de secties C tot en met K van de NACE Rev. 1, met uitzondering van sectie J. In onderstaande tabel is aangegeven wat beide bronnen gemeen hebben.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De variabelen "aantal lokale eenheden" en "totale brutojaarlonen/lonen" moeten elk worden ingedeeld naar NACE-activiteit en regio. Bij verklaringen voor de belangrijkste verschillen tussen deze variabelen moet rekening worden gehouden met de verschillen in begrippen, definities, nauwkeurigheid en dekking van iedere bron. Er moet worden geprobeerd kruistabellen naar NACE-activiteit en regio op te stellen.

6.4. Coherentie met de structurele bedrijfsstatistieken voor hetzelfde jaar: nationale gegevens naar grootteklasse van de onderneming (facultatief voor de loonstructuurenquête van 2002)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De variabelen "aantal ondernemingen", "aantal werknemers" en "totale brutojaarlonen/lonen" moeten elk zowel naar NACE-activiteit als naar grootte van de onderneming worden ingedeeld. Bij verklaringen voor de belangrijkste verschillen tussen deze variabelen moet rekening worden gehouden met de verschillen in begrippen, definities, nauwkeurigheid en dekking van iedere bron. Zo zijn bij de structurele bedrijfsstatistiek het aantal ondernemingen (11 11 0), het aantal werknemers (16 13 0) en lonen (13 32 0) niet voor alle secties C-K van de NACE beschikbaar.

6.5. Coherentie met de nationale rekeningen voor hetzelfde jaar: nationale gegevens (facultatief voor de loonstructuurenquête van 2002)

In onderstaande tabel is aangegeven wat beide bronnen gemeen hebben.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De variabelen "aantal werknemers" en "totale brutojaarlonen/lonen" moeten elk worden ingedeeld naar NACE-activiteit. Bij verklaringen voor de belangrijkste verschillen tussen deze variabelen moet rekening worden gehouden met de verschillen in begrippen, dekking en, indien beschikbaar, nauwkeurigheid van iedere bron. Voor de loonstructuurenquête van 2002 zijn de secties M-O van de NACE Rev. 1 facultatief.

7. Volledigheid

Een lijst van de in de verordening verlangde variabelen en/of indelingen die eventueel niet beschikbaar zijn en de beoogde verbeteringen om deze tekortkomingen uit de weg te ruimen.

(1) Voor elk van de genoemde verdelingen moeten de volgende gegevens worden verstrekt: totaal aantal werknemers, relatieve frequentie ( %) per grootteklasse, het algemene gemiddelde en de mediane waarde. (Het rekenkundig gemiddelde en de mediaan zijn niet relevant voor de variabelen NACE Rev.1, NUTS-1, beroep of onderwijsniveau.)

(2) Voor het totale aantal werknemers zijn er zes grootteklassen: 1-9, 10-49, 50-249, 250-499, 500-999, 1000 en meer. Voor de loonstructuurenquête van 2002 is de eerste van deze zes grootteklassen facultatief.

(3) De variatiecoëfficiënt is de verhouding tussen de vierkantswortel van de schatter en de verwachte waarde. Deze wordt geschat door de vierkantswortel van de schatting van de steekproefvariantie te delen door de geschatte waarde. Zowel de teller als de noemer moeten worden verstrekt, alsmede de resulterende variatiecoëffïciënt. Bij de schatting van de steekproefvariantie moet rekening worden gehouden met de opzet van de steekproef.

(4) Verkeerde classificatie: onjuiste classificatie van eenheden die tot de steekproefpopulatie behoren. Te geringe dekking: (nieuwe) eenheden die niet in het kader zijn opgenomen (geheel nieuw of ontstaan door een splitsing), en verkeerd geclassificeerde eenheden. Dit heeft geen betrekking op de zwarte economie. Te ruime dekking: verkeerd geclassificeerde eenheden die in werkelijkheid buiten het waarnemingsgebied vallen (bv. feitelijke activiteit van de lokale eenheid valt niet onder de secties C-K van de NACE Rev. 1), dan wel eenheden die in werkelijkheid niet bestaan.

(5) Meetfouten zijn fouten bij de verzameling van de gegevens. Mogelijke bronnen zijn het enquête-instrument (formulier of vragenlijst), de respondent, het informatiesysteem, de wijze van gegevensverzameling en de enquêteur.

(6) Voor de meting van de foutenpercentages kunnen standaardtechnieken voor kwaliteitsbeheersing worden gebruikt, bijvoorbeeld kwaliteitscontrole bij een substeekproef van de verwerkte vragenlijsten (om het aantal fouten tijdens de invoer of bij de codering door het personeel van het nationale bureau voor de statistiek te meten).

(7) Verhouding tussen het aantal respondenten in het waarnemingsgebied en het aantal vragenlijsten dat naar de geselecteerde populatie is gestuurd.

(8) De opmerkingen moeten bijvoorbeeld betrekking hebben op de selectieprocedure van deze modellen (waarom is niet voor een ander model gekozen), indien van toepassing de schattingsfout van de desbetreffende schattingen, de verificatie van de hypothesen die aan het model ten grondslag liggen, de toetsing van de voorspellende waarde van het model op grond van historische gegevens, vergelijking van de door het model gegenereerde resultaten met andere gegevensbronnen op dit terrein, het gebruik van screening en kruisvalidatiestudies, de toetsing van de gevoeligheid van het model voor de schatting van parameters, de validatie van de gegevensinput in het model.

(9) PB L 14 van 17.1.1997, blz. 1.