32002E0495

Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van 25 juni 2002 betreffende Angola en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2000/391/GBVB

Publicatieblad Nr. L 167 van 26/06/2002 blz. 0009 - 0011


Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad

van 25 juni 2002

betreffende Angola en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2000/391/GBVB

(2002/495/GBVB)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Raad heeft Gemeenschappelijk Standpunt 2000/391/GBVB(1) vastgesteld, waarin de doelstellingen en prioriteiten van de Europese Unie inzake Angola zijn vastgelegd.

(2) In het licht van de ingrijpende politieke veranderingen die zich sedert 2000 in Angola hebben voorgedaan, is een aantal bepalingen van het genoemde gemeenschappelijk standpunt achterhaald en behoeven deze bepalingen aanpassing.

(3) De Raad heeft Gemeenschappelijk Standpunt 2001/374/GBVB van 14 mei 2001 over de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika(2) vastgesteld, alsmede Gemeenschappelijk Standpunt 98/350/GBVB van 25 mei 1998 inzake mensenrechten, democratische beginselen, rechtsstaat en behoorlijk bestuur in Afrika(3).

(4) De Raad heeft ten aanzien van Angola de Gemeenschappelijke Standpunten 97/759/GBVB(4), 98/425/GBVB(5) en 2000/391/GBVB vastgesteld en getracht de "União Nacional para a Independência Total de Angola" (UNITA) ertoe te bewegen haar verplichtingen in het kader van het vredesproces na te komen zoals deze voortvloeien uit de desbetreffende besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, met name de Resoluties 864 (1993), 1127 (1997), 1130 (1997), 1173 (1998) en 1176 (1998).

(5) In de verklaringen van het voorzitterschap namens de Europese Unie van 29 mei en 28 augustus 2001 en in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 11 en 12 juni 2001 heeft de Europese Unie herhaald bereid te zijn alle inspanningen te steunen om tot een politieke oplossing te komen op basis van de Vredesakkoorden van Bicesse, het Protocol van Lusaka en de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Na de dood van Jonas Savimbi op 22 februari 2002 heeft de Unie in haar verklaringen van 28 februari en 4 april 2002, alsmede in de conclusies van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 en in die van de Raad Algemene Zaken van 13 en 14 mei 2002 haar voldoening uitgesproken over het op 13 maart door de regering aangekondigde staakt-het-vuren en het op 4 april door de regering van Angola en de UNITA formeel ondertekende memorandum van overeenstemming ter aanvulling van het Protocol van Lusaka, betreffende een staakt-het-vuren en andere onopgeloste militaire kwesties. In deze verklaringen heeft de Unie ook gewezen op de noodzaak de zorgwekkende humanitaire situatie aan te pakken en de bereidheid uitgesproken het Angolese volk te steunen bij zijn inspanningen om tot blijvende vrede, stabiliteit en duurzame ontwikkeling van het land te komen.

(6) De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft Resolutie 1268 (1999) betreffende de vestiging van het kantoor van de Verenigde Naties in Angola (UNOA) aangenomen, en heeft diens mandaat drie keer verlengd bij brief van de voorzitter van de Veiligheidsraad aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, het laatst op 15 juli 2002.

(7) De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft Resolutie 1404 (2002) aangenomen, waarbij het mandaat van het mechanisme belast met de controle op de sancties tegen de UNITA nogmaals met zes maanden werd verlengd tot 19 oktober 2002, evenals Resolutie 1412 (2002) van 16 mei 2002 waarbij, onder bevestiging van zijn Resoluties 696 (1991), 864 (1993) en alle resoluties van latere datum, met name Resolutie 1127 (1997), en herinnerend aan de verklaring van zijn voorzitter van 28 maart 2002 waarin in het bijzonder de bereidheid werd uitgedrukt om passende en specifieke uitzonderingen op en wijzigingen van de maatregelen krachtens lid 4, onder a), van Resolutie 1127 (1997) te overwegen, is besloten dat de maatregelen opgelegd krachtens lid 4, onder a) en b), van Resolutie 1127 (1997) voor een periode van 90 dagen moesten worden opgeschort.

(8) De Raad heeft op 22 november 1996 een resolutie aangenomen over bijstand bij het opruimen van mijnen, waarin de aanbeveling werd gedaan om, afgezien van humanitaire bijstand, ook middelen voor mijnopruimingsoperaties toe te wijzen aan ontvangende landen waarvan de autoriteiten afzien van verder gebruik van antipersoneelmijnen, en heeft daarnaast Gemeenschappelijk Optreden 97/817/GBVB van 28 november 1997 betreffende antipersoneelmijnen(6) aangenomen.

(9) Een optreden van de Gemeenschap is nodig om bepaalde maatregelen uit te voeren,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Europese Unie zal ten aanzien van Angola de volgende doelstellingen nastreven:

a) ondersteunen van het vredesproces, de nationale verzoening en de democratie in Angola via de bevordering van behoorlijk bestuur en van een klimaat van verdraagzaamheid tussen alle politieke partijen en alle geledingen van de civiele samenleving;

b) ondersteunen van een duurzame politieke oplossing in Angola op basis van het Protocol van Lusaka en de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, via een politieke dialoog waaraan wordt deelgenomen door de Verenigde Naties;

c) de regering en de UNITA ertoe aansporen ten volle uitvoering te blijven geven aan alle bepalingen van het op 4 april 2002 ondertekende memorandum van overeenstemming ter voltooiing van het Protocol van Lusaka, daarbij nadrukkelijk wijzend op het belang van een onmiddellijke en daadwerkelijke inkwartiering, ontwapening, demobilisatie en sociale reïntegratie van UNITA-strijdkrachten via adequaat gefinancierde sociale programma's;

d) de UNITA aanmoedigen bij haar inspanningen om zichzelf te reorganiseren als een politieke partij en blijk te geven van haar wil om zich aan de wet te houden, en de regering aanmoedigen om dit proces te vergemakkelijken overeenkomstig de verbintenis die zij daartoe in haar verklaring van 13 maart 2002 is aangegaan;

e) het voornemen van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties steunen om de tegen de UNITA getroffen sancties voortdurend te evalueren in het licht van de uitvoering van het memorandum van overeenstemming ter aanvulling van het Protocol van Lusaka;

f) de regering van Angola aanmoedigen om, zodra aan de voorwaarden is voldaan, zo spoedig mogelijk vrije en eerlijke algemene verkiezingen te houden, de beginselen van de rechtsstaat op het gehele grondgebied van Angola ten volle te eerbiedigen, de mensenrechten te bevorderen en te beschermen en de rol van de civiele samenleving in het bijdragen aan nationale verzoening en het opbouwen van de democratie in het land, te versterken;

g) de regering van Angola ertoe aansporen haar inspanningen op te voeren om de nijpende humanitaire situatie te lenigen, alsmede zich in te zetten voor ontmijningsacties en voor de sociale reïntegratie en hervestiging van alle in eigen land ontheemde personen en vluchtelingen, in het kader van de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn neergelegd in de regeringsverklaring van 13 maart 2002, en om de voorwaarden te scheppen waaronder de internationale gemeenschap op dit punt kan helpen;

h) de regering ertoe blijven aansporen de overheidsfinanciën op transparante wijze te beheren en volledige verantwoording af te leggen, met name waar het de oliesector betreft, in het belang van alle Angolezen; steun te bieden voor een gezond, op armoedebestrijding gericht macro-economisch beleid zodat betere vooruitzichten voor armoedebestrijding, economische groei en duurzame ontwikkeling voor het land verzekerd zijn;

i) samenwerking en begrip tussen de landen in de regio aanmoedigen ten behoeve van de veiligheid en de economische ontwikkeling aldaar.

Artikel 2

Teneinde de bovengenoemde doelstellingen te bereiken zal de Europese Unie:

a) met de Angolese autoriteiten een geregelde politieke dialoog onderhouden zoals bepaald in de Overeenkomst van Cotonou;

b) in het kader van haar gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in overeenstemming met de in artikel 1, onder a), genoemde doelstellingen en in overleg met de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Trojka van waarnemende landen, de lidstaten van de Verenigde Naties en de regionale en subregionale Afrikaanse organisaties steun bieden voor initiatieven die bijdragen tot een politieke oplossing voor het conflict in Angola;

c) handelen overeenkomstig het besluit van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in Resolutie 1412 (2002) om het reisverbod voor hooggeplaatste UNITA-functionarissen voor een periode van 90 dagen op te schorten;

d) onmiddellijk volledige uitvoering geven aan een intrekking door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van de tegen de UNITA getroffen sancties, als het memorandum van overeenstemming eenmaal positief is uitgevoerd;

e) aanbieden de regering van Angola bij te staan bij haar inspanningen om de democratische instellingen en praktijken te versterken zodat er vrije en eerlijke parlements- en presidentsverkiezingen kunnen worden gehouden en de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en de onafhankelijke civiele samenleving gewaarborgd is;

f) aanbieden de regering van Angola bij te staan bij haar inspanningen om de Angolese economie in samenwerking met het IMF en in coördinatie met de internationale gemeenschap te hervormen, teneinde de regering te helpen corruptie en armoede te bestrijden; de regering van Angola aan te moedigen behoorlijke beheersvoorwaarden te scheppen zodat in de naaste toekomst een overeenkomst inzake een armoedebestrijdings- en groeifaciliteit met het IMF kan worden ondertekend;

g) opnieuw blijk geven van haar solidariteit en verbondenheid met het Angolese volk door te blijven bijdragen aan de inspanningen om verlichting te brengen in de humanitaire situatie en het leed van de door de oorlog getroffen Angolese bevolking, met name dat van vluchtelingen en in eigen land ontheemde personen, onder meer door positief te reageren op het voornemen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen om alles in het werk te stellen teneinde snel alle beschikbare financiële middelen in te zetten ter ondersteuning van het vredesproces.

De Unie zal aanbieden de regering van Angola bij te staan bij het aanpakken van de humanitaire situatie en de verschillende fasen van het vredesproces, waaronder het inkwartieren van de strijdkrachten van de UNITA, waarbij zij haar steun uitspreekt voor de demobilisatie- en reïntegratieprogramma's die voor een volledige wederopbouw van het land noodzakelijk zijn en er bij de regering op aandringt spoedig een nauwkeurige evaluatie te maken van haar meest dringende behoeften;

h) aanbieden de regering van Angola bij te staan bij de wederopbouw en het herstel van het land, haar voornemen een internationale bijeenkomst van donoren te beleggen aanmoedigend, en naar behoren rekening houdend met de regels betreffende transparantie en verantwoording binnen een democratisch kader, waarbij de regering wordt verzocht de middelen toe te wijzen die nodig zijn voor het doorvoeren van economisch en sociaal beleid dat de burgers van Angola een beter leven zal bieden;

i) klaarstaan om deel te nemen aan ontmijningsacties overeenkomstig de resolutie van de Raad van 22 november 1996, in de context waarvan zij de regering van Angola aanmoedigt het Verdrag van Ottawa inzake antipersoneelmijnen te bekrachtigen;

j) aanbieden het kantoor van de Verenigde Naties in Angola bij te staan bij het vervullen van het mandaat dat het van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft ontvangen.

Artikel 3

De Raad neemt er nota van dat de Commissie voornemens is waar passend door middel van relevante communautaire maatregelen bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van dit gemeenschappelijk standpunt.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt na de aanneming ervan om de twaalf maanden opnieuw geëvalueerd.

Artikel 5

Gemeenschappelijk Standpunt 2000/391/GBVB wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 6

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Artikel 7

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt in het Publicatieblad bekendgemaakt.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 2002.

Voor de Raad

De voorzitter

J. Matas I Palou

(1) PB L 146 van 21.6.2000, blz. 1.

(2) PB L 132 van 15.5.2001, blz. 1.

(3) PB L 158 van 2.6.1998, blz. 1.

(4) PB L 309 van 12.11.1997, blz. 8.

(5) PB L 190 van 4.7.1998, blz. 1.

(6) PB L 338 van 9.12.1997, blz. 1.