32002E0145

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 februari 2002 betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

Publicatieblad Nr. L 050 van 21/02/2002 blz. 0001 - 0003


Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

van 18 februari 2002

betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

(2002/145/GBVB)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 28 januari 2002 heeft de Raad zijn ernstige bezorgdheid uitgesproken over de situatie in Zimbabwe, in het bijzonder over de recente escalatie van het geweld tegen en de intimidatie van politieke opponenten en de pesterijen tegen de onafhankelijke pers. Hij merkte op dat de regering van Zimbabwe geen wezenlijke stappen heeft ondernomen om verbetering te brengen in de toestand, zoals de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst van december jongstleden in Laken heeft gevraagd.

(2) De Raad uitte voorts zijn ernstige bezorgdheid over de recentelijk in Zimbabwe aangenomen wetgeving, die wanneer zij van kracht wordt, ernstig afbreuk zal doen aan de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging; het betreft met name de Public Order and Security Act en the General Laws Amendment Act (welke beide in strijd zijn met de verkiezingsnormen en -waarden voor vrije en eerlijke verkiezingen waarover de afgevaardigden van de parlementen van de SADC-regio in maart 2001 overeenstemming hebben bereikt) en de voorgestelde wetgeving ter regulering van de media.

(3) De Europese Unie heeft dan ook besloten het overleg uit hoofde van artikel 96 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst te beëindigen en gerichte sancties te treffen:

- indien de regering van Zimbabwe verhindert dat een waarnemersmissie van de Europese Unie per 3 februari 2002 wordt ingezet of deze later verhindert doeltreffend te werken; of

- indien de regering van Zimbabwe de internationale media geen vrije toegang verleent om de verkiezingen te verslaan; of

- indien de toestand ter plaatse aanmerkelijk verslechtert in die zin dat de mensenrechtensituatie of de aanvallen op de oppositie erger worden; of

- indien geconstateerd wordt dat de verkiezingen niet vrij en eerlijk verlopen.

(4) De Raad heeft kunnen constateren dat de regering van Zimbabwe zich schuldig blijft maken aan ernstige schendingen van de mensenrechten en van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering; daarom acht de Raad het nodig beperkende maatregelen te treffen tegen de regering van Zimbabwe en degenen die brede verantwoordelijkheid dragen voor die schendingen, welke maatregelen blijven gelden zolang de schendingen zich voordoen.

(5) Een optreden van de Gemeenschap is nodig om bepaalde maatregelen uit te voeren,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De levering of de verkoop aan Zimbabwe van wapentuig en aanverwant materiaal van alle soorten, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen voor een en ander, door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten, ongeacht de vraag of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen, is verboden.

2. De verstrekking aan Zimbabwe van technische opleiding of bijstand in verband met de levering, de fabricage, het onderhoud of het gebruik van de in lid 1 genoemde goederen door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten, is verboden.

3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op leveringen van niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend voor humanitaire of beschermende doeleinden bestemd is, noch op de bijbehorende technische bijstand of opleiding, noch op beschermende kledingstukken, waaronder kogelwerende vesten en militaire helmen, die door VN-personeel, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor hun eigen bescherming tijdelijk naar Zimbabwe worden geëxporteerd.

Artikel 2

Aan Zimbabwe wordt geen uitrusting geleverd die voor binnenlandse repressie kan worden gebruikt.

Artikel 3

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van de in de bijlage vermelde personen die zich schuldig maken aan activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat in Zimbabwe ernstig ondermijnen.

2. Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de binnenkomst op hun grondgebied van hun eigen onderdanen te beletten.

3. De lidstaten kunnen ontheffingen van de krachtens lid 1 opgelegde beperkende maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van humanitaire noden, met inbegrip van religieuze voorschriften, of om vergaderingen van internationale instanties bij te wonen of een politieke dialoog te voeren waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in Zimbabwe worden bevorderd.

4. Een lidstaat die een in lid 3 bedoelde ontheffing wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De ontheffing wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij een of meer leden van de Raad binnen 48 uur na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde ontheffing, schriftelijk bezwaar maken bij de Raad.

Artikel 4

1. De tegoeden, financiële vermogensbestanddelen en economische middelen van de in de bijlage vermelde personen, die zich schuldig maken aan activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat in Zimbabwe ernstig ondermijnen, worden bevroren.

2. Er worden geen tegoeden, financiële vermogensbestanddelen of economische middelen direct of indirect ter beschikking van de in lid 1 bedoelde personen gesteld.

Artikel 5

De Raad beslist op voorstel van een lidstaat of van de Commissie tot de wijzigingen van de lijst in de bijlage, die op grond van de politieke ontwikkelingen in Zimbabwe nodig zijn.

Artikel 6

Om het effect van voornoemde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Europese Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit gemeenschappelijk standpunt genoemde te treffen.

Artikel 7

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de datum van vaststelling. Het is vanaf die datum van toepassing voor een hernieuwbare periode van 12 maanden.

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt voortdurend geëvalueerd.

Artikel 8

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad.

Gedaan te Brussel, 18 februari 2002.

Voor de Raad

De voorzitter

J. Piqué i Camps

BIJLAGE

Lijst van personen, bedoeld in de artikelen 3 en 4

>RUIMTE VOOR DE TABEL>