32002D0668

2002/668/Euratom: Besluit van de Raad van 3 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie, dat tevens bijdraagt tot de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte (2002—2006)

Publicatieblad Nr. L 232 van 29/08/2002 blz. 0034 - 0042


Besluit van de Raad

van 3 juni 2002

betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie, dat tevens bijdraagt tot de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte (2002-2006)

(2002/668/Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, met name inzonderheid op artikel 7,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag kan een kaderprogramma worden vastgesteld waarin alle activiteiten op het gebied van onderzoek, met inbegrip van demonstratie, en onderwijs inzake kernenergie zijn opgenomen, die door middel van programma's voor onderzoek en onderwijs moeten worden uitgevoerd.

(2) De Commissie heeft in de loop van het jaar 2000 twee mededelingen ingediend, over de vooruitzichten en de doelstellingen van de vorming van een Europese onderzoeksruimte, respectievelijk over de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en de oriëntaties voor de activiteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek 2002-2006. "Innovatie in een kenniseconomie" was het onderwerp van een mededeling die de Commissie eveneens in 2000 heeft gepubliceerd.

(3) De Europese Raden van Lissabon van maart 2000, Santa Maria de Feira van juni 2000 en Stockholm in maart 2001 hebben conclusies goedgekeurd die gericht zijn op de snelle totstandbrenging van de Europese ruimte voor onderzoek en innovatie met het oog op een duurzame economische groei, meer werkgelegenheid en sociale samenhang; de Europese Raad van Göteborg in juni 2001 heeft een strategie voor duurzame ontwikkeling goedgekeurd en heeft een derde dimensie, namelijk de milieudimensie, aan de strategie van Lissabon toegevoegd.

(4) Het Europees Parlement(4)(5), de Raad(6)(7), het Economische en Sociaal Comité(8) en het Comité van de Regio's(9) hebben zich eveneens voor de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte uitgesproken.

(5) De Commissie heeft op 19 oktober 2000 de conclusies ingediend van de externe evaluatie van de uitvoering en de resultaten van de communautaire activiteiten die in de vijf jaar voorafgaand aan de beoordeling zijn ondernomen, en waaraan haar opmerkingen waren toegevoegd.

(6) Het is derhalve van belang voor de periode 2002-2006 een nieuw kaderprogramma vast te stellen dat tevens bijdraagt tot de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en innovatie bevordert.

(7) In het zesde kaderprogramma worden de wetenschappelijke en technologische doelstellingen en prioriteiten van de overwogen activiteiten vastgesteld en zijn de grote lijnen van deze activiteiten aangegeven, die zullen worden uitgevoerd met inachtneming van de doelstellingen inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap. Het is van belang te zorgen voor een goed financieel beheer van het zesde kaderprogramma.

(8) Een financieel referentiebedrag als bedoeld in punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(10), wordt in dit besluit opgenomen voor de gehele duur van het kaderprogramma, zonder dat zulks afbreuk doet aan de in het Verdrag gedefinieerde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit.

(9) Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek moet bijdragen tot de uitvoering van het kaderprogramma wanneer het een onafhankelijke, door de klant gestuurde ondersteuning kan bieden voor het ontwerpen en uitvoeren van het Gemeenschapsbeleid, wat onder meer de follow-up van de uitvoering van dit beleid op de gebieden van zijn specifieke bekwaamheid omvat.

(10) Het is van belang dat de onderzoeksactiviteiten uit hoofde van het zesde kaderprogramma worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, waaronder die welke zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en dat rekening wordt gehouden met de aanvaardbaarheid van die activiteiten voor het publiek.

(11) Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie "Vrouwen en wetenschap" en de resoluties van de Raad van 20 mei 1999(11) en 26 juni 2001(12) en het Europees Parlement van 3 februari 2000(13) over dit thema wordt een actieplan uitgevoerd dat gericht is op de versterking en de bevordering van de plaats en de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek in Europa, en gelijke kansen voor beide geslachten moet waarborgen.

(12) Het groenboek van de Commissie "Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening" vormt een element in het debat over de middelen om de klimaatverandering te bestrijden en Europa minder afhankelijk te maken van ingevoerde energie.

(13) De Commissie moet regelmatig een voortgangsverslag over de uitvoering van het zesde kaderprogramma bij het Europees Parlement en de Raad indienen, en tijdig een onafhankelijke evaluatie laten verrichten van de uitvoering van de verrichte activiteiten, voordat zij het voorstel voor het volgende kaderprogramma indient; bij die evaluatie moet openheid tegenover alle betrokkenen betracht worden.

(14) De internationale en wereldwijde dimensie in de Europese onderzoeksactiviteiten is belangrijk voor het verkrijgen van wederzijdse voordelen. Het zesde kaderprogramma staat open voor deelname door landen die hiertoe de nodige overeenkomsten hebben gesloten, benevens, op het niveau van projecten en op basis van wederzijds voordeel, door entiteiten van derde landen en door internationale organisaties voor wetenschappelijke samenwerking.

(15) Het zesde kaderprogramma moet tot de uitbreiding bijdragen door aan de kandidaat-lidstaten wetenschappelijke en technologische ondersteuning te geven met het oog op de uitvoering van het communautaire acquis en op hun opneming in de Europese onderzoeksruimte; potentiële deelnemers moeten tijdig grondig worden geïnformeerd over de mogelijkheden tot deelneming aan het programma.

(16) Het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek is door de Commissie geraadpleegd en heeft advies uitgebracht,

BESLUIT:

Artikel 1

1. Voor de periode 2002 tot en met 2006 wordt een meerjarenkaderprogramma voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie, hierna "zesde kaderprogramma" genoemd, vastgesteld.

2. Het zesde kaderprogramma omvat alle communautaire activiteiten inzake onderzoek, technologische ontwikkeling, internationale samenwerking, verspreiding en toepassing, alsmede opleiding, onder de volgende rubrieken:

- beheerste kernfusie;

- beheer van radioactief afval;

- stralingsbescherming;

- andere activiteiten op het gebied van nucleaire technologieën en veiligheid;

- nucleaire activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek.

3. In bijlage I zijn de wetenschappelijke en technologische doelstellingen en de daarmee verband houdende prioriteiten vastgesteld en worden de grote lijnen van de beoogde activiteiten aangegeven.

Artikel 2

1. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van het zesde kaderprogramma voor de periode 2002-2006 bedraagt 1230 miljoen EUR. Het aan elk van de activiteiten toegewezen gedeelte is bepaald in bijlage II.

2. De nadere voorwaarden voor de financiële deelneming van de Gemeenschap moeten in overeenstemming zijn met het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen, aangevuld met bijlage III en, indien van toepassing, met de programma's voor onderzoek en opleiding die de Raad vaststelt met het oog op de uitvoering van dit besluit.

Artikel 3

Alle onderzoeksactiviteiten uit hoofde van het zesde kaderprogramma moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen.

Artikel 4

Aan het zesde kaderprogramma wordt uitvoering gegeven door middel van onderzoeks- en opleidingsprogramma's. In deze programma's worden precieze doelstellingen en nauwkeurige regels voor de uitvoering vastgesteld.

Artikel 5

1. De Commissie houdt, daarin bijgestaan door onafhankelijke gekwalificeerde deskundigen, voortdurend en systematisch toezicht op de uitvoering van het zesde kaderprogramma en zijn onderzoeks- en opleidingsprogramma's.

2. De stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het zesde kaderprogramma, met name met betrekking tot het bereiken van de doelstellingen en het in acht nemen van de prioriteiten, waaronder de financiële aspecten, wordt gedetailleerd uiteengezet in het verslag dat de Commissie jaarlijks indient uit hoofde van artikel 7 van het Verdrag.

Artikel 6

Voordat zij het voorstel voor het volgende kaderprogramma indient, laat de Commissie door onafhankelijke, hooggekwalificeerde deskundigen een externe evaluatie verrichten betreffende de uitvoering en de resultaten van de activiteiten van de Gemeenschap in de vijf jaar die aan deze evaluatie vooraf zijn gegaan.

De Commissie deelt de conclusies van die evaluatie tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Gedaan te Luxemburg, 3 juni 2002.

Voor de Raad

De voorzitter

J. C. Aparicio Pérez

(1) PB C 180 E van 26.6.2001, blz. 177.

(2) PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 371.

(3) PB C 260 van 17.9.2001, blz. 3.

(4) Resolutie van 18 mei 2000 (PB C 59 van 23.2.2001, blz. 250).

(5) Resolutie van 15 februari 2001 (PB C 276 van 1.10.2001, blz. 271).

(6) Resolutie van 15 juni 2000 (PB C 205 van 19.7.2000, blz. 1).

(7) Resolutie van 16 november 2000 (PB C 374 van 28.12.2000, blz. 1).

(8) Advies van 24 mei 2000 (PB C 204 van 18.7.2000, blz. 70).

(9) Advies van 12 april 2000 (PB C 226 van 8.8.2000, blz. 18).

(10) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(11) PB C 201 van 16.7.1999, blz. 1.

(12) PB C 199 van 14.7.2001, blz. 1.

(13) PB C 309 van 27.10.2000, blz. 57.

BIJLAGE I

WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE DOELSTELLINGEN, GROTE LIJNEN VAN DE ACTIVITEITEN EN PRIORITEITEN

Om de doelstellingen inzake nucleair onderzoek en opleidingsactiviteiten te bereiken, zoals bepaald in het Euratom-Verdrag, en om bij te dragen tot de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte, wordt het zesde Euratom-kaderprogramma (hierna "dit programma" te noemen) gestructureerd zoals hieronder wordt uiteengezet.

Deelname aan dit gehele programma staat open voor alle landen die hiertoe associatieovereenkomsten met de Gemeenschap hebben gesloten. Andere derde landen kunnen via bilaterale samenwerkingsovereenkomsten aan dit programma deelnemen. Onderzoekers en organisaties van derde landen kunnen ook per geval aan projecten deelnemen.

1. PRIORITAIRE THEMATISCHE ONDERZOEKSGEBIEDEN

1.1. Beheerste kernfusie

Beheerste kernfusie kan bijdragen tot de energievoorziening op lange termijn en daarom tot de vereiste duurzame ontwikkeling voor een betrouwbare gecentraliseerde levering van elektriciteit op basislastniveau.

Om redenen die verband houden met de complexiteit van de fundamentele natuurkundige kennis en de te overwinnen technologische problemen, zullen de ontwikkelingen die noodzakelijk zijn voor de mogelijke toepassing van kernfusie voor energieproductie de vorm moeten hebben van een proces in verschillende fasen, waarbij iedere fase bepalend is voor de volgende fase. Maar in de meer nabije toekomst zou het onderzoek van fusietechnologie kunnen leiden tot nuttige technologische spin-offs.

Dankzij de inspanningen in het kader van het geïntegreerde Europese onderzoeksprogramma inzake beheerste kernfusie kon Europa wereldleider worden op het gebied van onderzoek naar fusie met magnetische opsluiting.

Dankzij de bij het onderzoek geboekte vooruitgang en de verkregen resultaten, met name in het kader van de Europese Tokamak JET, kan nu de overgang naar de "Next Step" worden overwogen, waarin een installatie die het genereren van fusiereacties mogelijk maakt zal worden gebouwd onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die van een reactor voor energieproductie.

De afronding van de voorbereidende werkzaamheden aan het gedetailleerde ontwerp van de "Next Step" in het kader van het internationale samenwerkingsproject ITER, maakt een besluit mogelijk over de lancering van het project en de bouw van de installatie.

Met deze installatie moet de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid kunnen worden aangetoond van energieproductie uit kernfusie, rekening houdend met de sociaal-economische aspecten. De verdere voorwaarden waaronder het project wordt uitgevoerd, zijn afhankelijk van de resultaten van de onderhandelingen die momenteel plaatsvinden in het kader van de internationale samenwerking en de daarop volgende ontwikkelingen, meer in het bijzonder de besluiten over de Europese bijdrage aan het ITER-project en de locatie waar de installatie wordt gebouwd. Verder moet in een passend juridisch kader worden voorzien.

De deelneming aan het ITER-initiatief vereist de uitvoering van een begeleidend programma met de volgende elementen:

- een zodanige exploitatie van de JET-installatie dat profijt kan worden getrokken van de verbeteringen die momenteel worden aangebracht. Mogelijke deelname aan de onderzoeksactiviteiten die noodzakelijk zijn voor de ontmanteling van kernfusie-installaties;

- voortzetting van het onderzoek op het gebied van fusiefysica en -technologie, onder andere: studie en evaluatie van formules voor magnetische opsluiting, waaronder met name de voortzetting van de bouw van de "stellarator" Wendelstein 7-X en exploitatie van de bestaande installaties in de Euratom-associaties; gecoördineerde activiteiten op het gebied van technologisch onderzoek, met name onderzoek naar fusiematerialen.

1.2. Beheer van radioactief afval

Momenteel voorziet energie uit kernsplijting in 35 % van de elektriciteitsbehoefte van de Europese Unie. Dit vormt een belangrijke factor in de discussie over de wijze waarop de klimaatverandering moet worden tegengegaan en de Europese afhankelijkheid op energiegebied moet worden verminderd. Sommige centrales van de huidige generatie zullen ook de komende twintig jaar nog worden geëxploiteerd.

Om deze redenen is voor het gebruik van energie uit kernsplijting ten behoeve van de energievoorziening vooruitgang nodig op het vlak van het afvalprobleem, en meer in het bijzonder de industriële toepassing van technische oplossingen voor het beheer van kernafval met een lange levensduur.

In Europa verrichten de overheid en het bedrijfsleven aanzienlijke onderzoeksinspanningen met betrekking tot technologieën voor de behandeling en de opslag van kernafval. Door de coördinerende werking die daarvan uitgaat kunnen de activiteiten van de Gemeenschap deze inspanningen bundelen tot een kritische massa en kan de samenhang tussen de richtsnoeren die door de organisaties die afvalstoffen beheren en door de betrokken industriële actoren worden aangenomen, worden verzekerd.

De activiteiten betreffen zowel het probleem van het beheer van kernafval als de vraag hoe de effecten daarvan moeten worden beperkt. In die optiek gaat het om de volgende aspecten:

- onderzoek naar procédés voor opslag op lange termijn in diepe geologische lagen, waarbij de activiteiten die worden uitgevoerd op diverse locaties in de drie grote typen van de in aanmerking komende geologische formaties in een netwerk bijeen dienen te worden gebracht;

- onderzoek dat gericht is op de vermindering van de effecten van kernafval, in het bijzonder door de ontwikkeling van nieuwe technologieën om de gevaren van kernafval te verminderen door middel van partitionerings- en transmutatietechnieken, alsook door het onderzoeken van het potentieel van ontwerpen om bij het voortbrengen van kernenergie minder afval te produceren.

1.3. Stralingsbescherming

Waakzaamheid blijft geboden om de uitstekende staat van dienst van de Gemeenschap op veiligheidsgebied te handhaven. Ook de uitbreiding van de Unie brengt nieuwe uitdagingen mee. Verbetering van de stralingsbescherming blijft een prioritair gebied. In dit programma zullen deze activiteiten vooral op de volgende gebieden worden uitgevoerd:

- kwantificering van de risico's in verband met lage blootstellingsniveaus;

- blootstelling om medische redenen, en blootstelling aan natuurlijke stralingsbronnen;

- radio-ecologie;

- beheer van risico's en noodsituaties;

- bescherming van de werkplek en het milieu.

2. ANDERE ACTIVITEITEN OP HET GEBIED VAN NUCLEAIRE TECHNOLOGIE EN VEILIGHEID

De onder deze rubriek uitgevoerde activiteiten zijn bedoeld om:

- te voldoen aan de wetenschappelijke en technische behoeften van het Gemeenschapsbeleid inzake volksgezondheid, energie en milieu;

- ervoor te zorgen dat de Europese capaciteit in relevante gebieden die niet onder de prioritaire thematische gebieden vallen, op een hoog niveau gehandhaafd blijft;

- bij te dragen tot de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte.

Deze activiteiten worden voornamelijk op de volgende gebieden uitgevoerd:

- innoverende ontwerpen: evaluatie van het potentieel van innoverende ontwerpen die voordelen bieden wat betreft veiligheid, milieueffecten, gebruik van hulpbronnen, proliferatieresistentie, ontwikkeling van verbeterde en veiligere processen op het gebied van kernenergie;

- vorming en opleiding inzake nucleaire veiligheid en stralingsbescherming met het oog op integratie en consolidatie van de nationale inspanningen om schaalvoordelen te verkrijgen, waarbij tevens wordt gewerkt op gebieden als mobiliteit en menselijke hulpmiddelen, transnationale toegang tot de infrastructuur en coördinatieactiviteiten;

- maatregelen voor de veiligheid van de bestaande kerninstallaties.

3. NUCLEAIRE ACTIVITEITEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK

Met de activiteiten van het GCO wordt beoogd de betrokken takken van het Gemeenschapsbeleid te ondersteunen en te helpen bij het nakomen van de specifieke verplichtingen krachtens het Verdrag. Het GCO spitst zijn activiteiten toe op gebieden waar betrokkenheid van de Gemeenschap op haar plaats is en is actief daar waar zijn Europese identiteit een meerwaarde oplevert en waar zijn optreden verantwoord is wegens de grensoverschrijdende aspecten van nucleaire veiligheid en veiligheidscontrole of wegens de bezorgdheid van het publiek. Het belangrijkste doel zal zijn de samenwerking verder te ontwikkelen door gebruik van netwerken, wat zal leiden tot ruime consensus over een reeks van dergelijke kwesties op Europees en mondiaal niveau. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de samenwerking met de kandidaat-lidstaten. De opleidingsactiviteiten zullen voor het GCO een belangrijk onderdeel zijn om te helpen de Gemeenschap te voorzien van een toekomstige generatie wetenschappers met de nodige bekwaamheden en deskundigheid. De belangrijkste gebieden voor de onderzoeksactiviteiten zullen derhalve de volgende zijn(1):

3.1. Nucleaire veiligheid en veiligheidscontrole

Onderzoek in verband met de behandeling en de opslag van afvalstoffen (met name scheidings- en transmutatietechnieken voor actiniden met een lange levensduur) en stralingsbescherming; veiligheid van de verschillende reactortypes (met prioriteit voor reactoren in de kandidaat-lidstaten) en de ontwikkeling van methodes voor de controle op splijtstoffen alsmede de technische steun voor de nucleaire non-proliferatie. Er zullen personeelsleden voor de follow-up van de werkzaamheden voor de ontmanteling van verouderde nucleaire installaties ter beschikking worden gesteld.

3.2. Metingen en referentiematerialen

Radionucleïdenmetrologie, met name bij lage activiteit en ringanalyse in het kader van netwerken van toplaboratoria; interactie van neutronen en materie voor het verkrijgen van basisgegevens voor de bestudering van de transmutatie van afvalstoffen en de ontwikkeling van nieuwe systemen. Deze activiteit zal hoofdzakelijk horizontale steun verstrekken voor activiteiten in het kader van punt 3.1.

(1) Verder heeft het GCO het recht aan alle onderzoeksactiviteiten op dezelfde voet deel te nemen als de entiteiten die in de lidstaten gevestigd zijn.

BIJLAGE II

MAXIMAAL TOTAALBEDRAG, DEELBEDRAGEN EN INDICATIEVE VERDELING

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

INSTRUMENTEN

Inleiding

De begrotingssteun van de Gemeenschap voor indirecte (d.w.z. niet door het GCO ondernomen) acties is bestemd voor onderzoekscentra, universiteiten, ondernemingen en nationale of internationale instellingen die gevestigd zijn in de lidstaten en geassocieerde Europese staten en die onderzoek verrichten. De laatste kunnen tevens als tussenschakel fungeren voor deze begrotingssteun van de Gemeenschap. Indien dit nodig blijkt voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, kunnen instellingen van de Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS) en internationale organisaties bij wijze van uitzondering in aanmerking komen voor communautaire financiering.

1. INSTRUMENTEN BETREFFENDE FUSIE-ENERGIE

Wat het onderzoek inzake fusie-energie in rubriek 1.1 van bijlage I betreft, vereist de specificiteit van de activiteiten op dit gebied de toepassing van specifieke modaliteiten. De ondernomen projecten worden uitgevoerd op basis van procedures die zijn vastgesteld:

- in de associatiecontracten;

- in de "European Fusion Development Agreement" (EFDA);

- in elke andere multilaterale overeenkomst die gesloten wordt tussen de Gemeenschap en geassocieerde organisaties en/of juridische entiteiten welke na advies van het bevoegde raadgevend comité kunnen worden opgericht;

- in andere contracten van beperkte duur, met name met instellingen in de lidstaten of staten die geassocieerd zijn met het kaderprogramma van Euratom;

- in internationale overeenkomsten die betrekking hebben op projecten welke worden uitgevoerd in het kader van de samenwerking met derde landen, zoals ITER.

De activiteiten voor coördinatie en ondersteuning van onderzoek naar fusie-energie kunnen betrekking hebben op studies ter ondersteuning van deze activiteiten, ondersteuning van de informatie-uitwisseling, inschakeling van externe expertisecapaciteit, onder andere voor de onafhankelijke evaluatie van de activiteiten, opleidingsbeurzen en -programma's, publicaties en andere activiteiten ter bevordering van de overdracht van technologie.

2. INSTRUMENTEN OP ANDERE GEBIEDEN

Voor activiteiten betreffende het beheer van radioactief afval en stralingsbescherming op de prioritaire thematische onderzoeksgebieden van de rubrieken 1.2 en 1.3 van bijlage I en voor andere activiteiten van rubriek 2 draagt de Gemeenschap bij tot het onderstaande, onder voorbehoud van de specifieke programma's en deelnemingsregels:

- expertisenetwerken, gericht op het vergroten en uitbreiden van wetenschappelijke en technologische deskundigheid in de Gemeenschap door integratie in Europees verband van de reeds bestaande of nationaal en regionaal in ontwikkeling zijnde onderzoekscapaciteiten;

- geïntegreerde projecten die tot doel hebben het concurrentievermogen van de Gemeenschap te stimuleren of aandacht te geven aan belangrijke behoeften van de samenleving door de inzet van een kritische massa van middelen en bekwaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling;

- specifieke doelgerichte projecten met de opzet nieuwe kennis te vergaren om nieuwe producten, processen of diensten te ontwikkelen dan wel de bestaande aanzienlijk te verbeteren of om te voorzien in andere behoeften van de samenleving en het beleid van de Gemeenschap of om aan te tonen dat nieuwe technologieën die potentieel economisch voordeel bieden maar niet rechtstreeks commercieel kunnen worden toegepast levensvatbaar zijn;

- acties ter bevordering en ontwikkeling van personele middelen en mobiliteit;

- coördinatieacties die gericht zijn op de bevordering en ondersteuning van gecoördineerde initiatieven van een reeks actoren op het gebied van onderzoek en innovatie voor een betere integratie;

- specifieke ondersteuningsacties, bijvoorbeeld acties voor de exploitatie van de onderzoeksresultaten en kennisoverdracht en acties ter ondersteuning van onderzoekinfrastructuur, bijvoorbeeld betrekking hebbende op transnationale toegang of voorbereidend technisch werk (met inbegrip van haalbaarheidsstudies);

- geïntegreerde infrastructuurinitiatieven, waarin verscheidene activiteiten die van essentieel belang zijn voor de versterking en de ontwikkeling van de onderzoekinfrastructuur binnen één actie worden gebundeld om diensten te verlenen op Europees niveau.

3. DIRECTE ACTIES - GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK

De directe acties worden uitgevoerd door het GCO.