32002D0499

2002/499/EG: Beschikking van de Commissie van 26 juni 2002 houdende machtiging om voor op natuurlijke of kunstmatige wijze opgekweekte miniatuurplanten van Chamaecyparis Spach, Juniperus L. en Pinus L., van oorsprong uit de Republiek Korea, afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad toe te staan (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 2251)

Publicatieblad Nr. L 168 van 27/06/2002 blz. 0053 - 0057


Beschikking van de Commissie

van 26 juni 2002

houdende machtiging om voor op natuurlijke of kunstmatige wijze opgekweekte miniatuurplanten van Chamaecyparis Spach, Juniperus L. en Pinus L., van oorsprong uit de Republiek Korea, afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad toe te staan

(kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 2251)

(2002/499/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/36/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 15, lid 1,

Gezien het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op grond van Richtlijn 2000/29/EG mogen planten van Chamaecyparis Spach, Juniperus L. en Pinus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen, in beginsel niet in de Gemeenschap worden binnengebracht. Op grond van Richtlijn 2000/29/EG mag evenwel van die regel worden afgeweken, op voorwaarde dat is vastgesteld dat er geen risico bestaat van het binnenbrengen van schadelijke organismen.

(2) Na een controlebezoek van het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie en nadat gegevens zijn uitgewisseld tussen de Commissie en de Republiek Korea, heeft de Commissie op basis van de beschikbare informatie vastgesteld dat er geen risico bestaat van verspreiding van schadelijke organismen bij de invoer van op natuurlijke of kunstmatige wijze opgekweekte miniatuurplanten van Chamaecyparis Spach, Juniperus L. en Pinus L., mits aan specifieke voorwaarden wordt voldaan.

(3) Daarom moet voor een beperkte periode en onder specifieke voorwaarden een afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG worden toegestaan.

(4) De op grond van deze beschikking verleende machtiging moet worden beëindigd indien wordt vastgesteld dat de specifieke voorwaarden ontoereikend zijn om insleep van schadelijke organismen te voorkomen of dat niet aan deze voorwaarden is voldaan.

(5) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De lidstaten worden hierbij gemachtigd om afwijkingen van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG toe te staan ten aanzien van deel A, punt 1, van bijlage III bij die richtlijn voor planten van Chamaecyparis Spach, Juniperus L. en Pinus L., met uitzondering van vruchten en zaden ervan, van oorsprong uit de Republiek Korea.

Om voor die afwijkingen in aanmerking te komen, moeten planten van Chamaecyparis Spach, Juniperus L. en Pinus L., met uitzondering van vruchten en zaden ervan, niet alleen voldoen aan de eisen van bijlage I, bijlage II en bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 43, bij Richtlijn 2000/29/EG, maar ook aan de voorwaarden van de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten vóór 1 augustus 2005 de gegevens toekomen betreffende de op grond van deze beschikking vóór die datum ingevoerde hoeveelheden, alsmede een gedetailleerd technisch verslag over het onderzoek dat en/of de tests die bij de betrokken planten is/zijn verricht tijdens de in punt 10 van de bijlage bedoelde quarantaine.

Alle lidstaten waar de planten worden binnengebracht maar die deze planten niet hebben ingevoerd, doen de Commissie en de overige lidstaten vóór 1 augustus 2005 een gedetailleerd technisch verslag toekomen over het onderzoek dat en/of de tests die bij de betrokken planten is/zijn verricht tijdens de in punt 10 van de bijlage bedoelde quarantaine.

Artikel 3

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van alle gevallen waarin partijen die op grond van deze beschikking op hun grondgebied zijn binnengebracht, achteraf niet aan de hierbij vastgestelde voorwaarden bleken te voldoen.

Artikel 4

De lidstaten mogen de in artikel 1 bedoelde afwijkingen toepassen voor planten van Pinus en Chamaecyparis die in de Gemeenschap worden ingevoerd in de periode van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2005, en voor planten van Juniperus die in de Gemeenschap worden ingevoerd in de periode van 1 november 2004 tot en met 31 maart 2005.

Artikel 5

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 juli 2002.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2002.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2) PB L 116 van 3.5.2002, blz. 16.

BIJLAGE

Specifieke voorwaarden, van toepassing op planten van oorsprong uit de Republiek Korea, waarvoor de in artikel 1 van deze beschikking toegestane afwijking geldt

1. De planten moeten op natuurlijke of kunstmatige wijze opgekweekte miniatuurplanten zijn van het geslacht Chamaecyparis Spach, het geslacht Juniperus L. of het geslacht Pinus L., en wanneer het Pinus L. betreft, moet ofwel de gehele plant van de soort Pinus parviflora Sieb. & Zucc. (Pinus pentaphylla Mayr), ofwel de ent van de soort Pinus parviflora Sieb. & Zucc. en de onderstam van een andere Pinus-soort zijn. In het laatste geval mag de onderstam geen loten hebben.

2. Het totale aantal planten mag niet groter zijn dan de door de lidstaat van invoer met het oog op de beschikbare quarantainevoorzieningen vastgestelde hoeveelheden.

3. Vóór de uitvoer naar de Europese Gemeenschap moeten de planten gedurende ten minste twee opeenvolgende jaren opgekweekt, verzorgd en geleid zijn in officieel erkende kwekerijen, die onder officieel toezicht worden gecontroleerd. De jaarlijkse lijsten van de erkende kwekerijen moeten uiterlijk op 1 maart 2004 aan de Commissie worden verstrekt. Deze lijsten worden onmiddellijk meegedeeld aan de lidstaten. In die lijsten moet, voor iedere kwekerij, het aantal opgekweekte planten worden opgegeven dat op grond van de bij deze beschikking vastgestelde voorwaarden geschikt wordt geacht om naar de Gemeenschap te worden verzonden.

4. Voor Juniperus-planten moeten de planten van de geslachten Chaenomeles Lindl., Crataegus L., Cydonia Mill., Juniperus L., Malus Mill., Photinia Ldl. en Pyrus L. die de laatste twee jaar vóór verzending in de bovenbedoelde kwekerijen van op natuurlijke of kunstmatige wijze opgekweekte miniatuurplanten en in de onmiddellijke omgeving daarvan zijn opgekweekt, ten minste zesmaal per jaar op daarvoor geschikte tijdstippen officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van voor de betrokken planten schadelijke organismen. Voor Chamaecyparis- en Pinus-planten moeten de planten van het geslacht Chamaecyparis Spach en van het geslacht Pinus L. die in de bovenbedoelde kwekerijen van op natuurlijke of kunstmatige wijze opgekweekte miniatuurplanten en in de onmiddellijke omgeving daarvan zijn opgekweekt, ten minste zesmaal per jaar op daarvoor geschikte tijdstippen officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van voor de betrokken planten schadelijke organismen.

De voor de betrokken planten schadelijke organismen zijn:

a) voor Juniperus-planten:

- Aschistonyx eppoi Inouye,

- Gymnosporangium asiaticum Miyabe ex Yamada en G. yamadae Miyabe ex Yamada,

- Oligonychus perditus Pritchard et Baker,

- Popillia japonica Newman,

- alle andere schadelijke organismen die, voorzover bekend, niet in de Gemeenschap voorkomen;

b) voor Chamaecyparis-planten:

- Popillia japonica Newman,

- alle andere schadelijke organismen die, voorzover bekend, niet in de Gemeenschap voorkomen;

c) voor Pinus-planten:

- Bursaphelenchus xylophilus (Steiner & Buehrer) Nickle et al.,

- Cercoseptoria pini-densiflorae (Hori & Nambu) Deighton,

- Coleosporium phellodendri Komr.,

- Coleosporium asterum (Dietel) Sydow,

- Coleosporium eupatorii Arthur,

- Cronartium quercuum (Berk.) Miyabe ex Shirai,

- Dendrolimus spectabilis Butler,

- Monochamus spp. (niet-Europees),

- Popillia japonica Newman,

- Thecodiplosis japonensis Uchida & Inouye,

- alle andere schadelijke organismen die, voorzover bekend, niet in de Gemeenschap voorkomen.

Bij deze inspecties moeten de planten vrij van de bovenbedoelde schadelijke organismen zijn bevonden. Aangetaste planten moeten worden verwijderd. De overblijvende planten moeten op doeltreffende wijze worden behandeld.

5. Wanneer tijdens de op grond van punt 4 uitgevoerde inspecties één of meer van de in dat punt genoemde schadelijke organismen worden aangetroffen, moet dit officieel worden genoteerd; deze gegevens dienen de Commissie op haar verzoek ter beschikking te worden gesteld. Indien de in punt 4 genoemde schadelijke organismen worden aangetroffen, verliest de kwekerij de in punt 3 bedoelde erkenning. De Commissie moet hiervan onmiddellijk in kennis worden gesteld. In dat geval kan de kwekerij eerst in het daaropvolgende jaar opnieuw worden erkend.

6. De voor de Gemeenschap bestemde planten moeten ten minste gedurende de in punt 3 bedoelde periode:

a) in potten zijn gezet die ofwel op plateaus die zich ten minste 50 cm boven de grond bevinden, ofwel op een goed onderhouden, voor nematoden ondoordringbare vloer die vrij is van plantenresten, zijn geplaatst;

b) bij de in punt 4 bedoelde inspecties vrij zijn bevonden van de in punt 4 genoemde schadelijke organismen, zonder dat daarvoor de in punt 5 genoemde maatregelen moeten worden genomen;

c) wanneer zij van het geslacht Pinus L. zijn en op een onderstam van een andere Pinus-soort dan Pinus parviflora Sieb. & Zucc. zijn geënt, een onderstam hebben die afkomstig is van materiaal dat officieel gezond is verklaard;

d) individueel met een aan de officiële gewasbeschermingsdienst van de Republiek Korea meegedeeld merkteken zijn gemerkt, zodat kan worden nagegaan in welke erkende kwekerij zij zijn opgekweekt en in welk jaar zij zijn gepot.

7. De officiële gewasbeschermingsdienst van de Republiek Korea garandeert door verzegeling van de voertuigen of door andere geschikte maatregelen dat de planten die voor uitvoer worden geladen dezelfde planten zijn als die welke de kwekerij hebben verlaten.

8. De planten en het aanhangende of daarbij gevoegde groeimedium, hierna "het materiaal" genoemd, moeten vergezeld gaan van een overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2000/29/EG in de Republiek Korea afgegeven fytosanitair certificaat op grond van het in artikel 6 van genoemde richtlijn voorgeschreven onderzoek waarbij is nagegaan of aan de in dat artikel vastgestelde voorwaarden is voldaan, en met name of het materiaal vrij van de voor de betrokken planten schadelijke organismen is en of aan de in de punten 1 tot en met 7 genoemde voorwaarden is voldaan.

Op het certificaat worden de volgende gegevens vermeld:

a) de naam van de erkende kwekerij(en),

b) de in punt 6 bedoelde merktekens, in zoverre daardoor identificatie van de erkende kwekerij en het jaar van potten mogelijk wordt,

c) de gedetailleerde omschrijving van de laatste, vóór verzending toegepaste behandeling,

d) onder "Aanvullende verklaring", de vermelding "Deze zending voldoet aan de bij Beschikking 2002/499/EG vastgestelde voorwaarden."

9. De in Richtlijn 2000/29/EG bedoelde verantwoordelijke officiële instanties van de betrokken lidstaat worden lang genoeg voordat materiaal in een lidstaat wordt binnengebracht, door de importeur van de voorgenomen invoer in kennis gesteld, waarbij de volgende gegevens worden meegedeeld:

a) het soort materiaal,

b) de hoeveelheid,

c) de aangegeven datum van invoer,

d) de officieel erkende plaats waar de planten zullen worden verzorgd tijdens de in punt 10 bedoelde quarantaine na invoer.

De importeurs worden, voordat het materiaal wordt binnengebracht, van de in de punten 1 tot en met 12 vastgestelde voorwaarden officieel in kennis gesteld.

10. Wanneer het materiaal is binnengebracht, wordt het pas vrijgegeven na een officiële quarantaine van, voor Pinus- en Chamaecyparis-planten ten minste drie maanden van actieve groei, en voor Juniperus-planten, een periode die het van 1 april tot en met 30 juni durende seizoen van actieve groei omvat, en moet het tijdens deze quarantaine vrij van alle voor de betrokken planten schadelijke organismen zijn bevonden. Er dient vooral op te worden gelet dat het in punt 6, onder d), bedoelde merkteken op elke plant behouden blijft.

11. De in punt 10 bedoelde quarantaine na invoer:

a) wordt uitgevoerd onder toezicht van de verantwoordelijke officiële instanties van de betrokken lidstaat en door officieel erkend en opgeleid personeel, eventueel in samenwerking met de in artikel 21 van Richtlijn 2000/29/EG bedoelde deskundigen en volgens de daarin vastgestelde procedure,

b) wordt verricht op een officieel erkende plaats waar de nodige voorzieningen aanwezig zijn om de verspreiding van schadelijke organismen te voorkomen en het materiaal zodanig te behandelen dat elk risico van verspreiding van schadelijke organismen wordt voorkomen,

c) omvat voor ieder individueel stuk van het materiaal:

i) bij aankomst, en daarna op gezette tijden, afhankelijk van de aard van het materiaal en het ontwikkelingsstadium daarvan tijdens de quarantaine, een visueel onderzoek op schadelijke organismen of symptomen daarvan;

ii) adequate tests met betrekking tot de bij het visueel onderzoek waargenomen symptomen om uit te maken welk schadelijk organisme deze symptomen heeft veroorzaakt.

12. Elke partij waarvan materiaal tijdens de in punt 10 bedoelde quarantaine na invoer niet vrij van voor de betrokken planten schadelijke organismen is gebleken, moet onverwijld worden vernietigd onder officieel toezicht.

13. De lidstaten brengen de Commissie en de overige lidstaten op de hoogte van ieder geval waarin tijdens de in punt 10 bedoelde quarantaine na invoer voor de betrokken planten schadelijke organismen zijn aangetroffen. In dat geval verliest de betrokken Koreaanse kwekerij onmiddellijk de in punt 3 bedoelde erkenning. De Commissie stelt Korea hiervan onverwijld in kennis.

14. Materiaal dat overeenkomstig het bepaalde in punt 10 in de lidstaat van invoer in quarantaine is gehouden en waarvan tijdens de quarantaine is gebleken dat het vrij van voor de betrokken planten schadelijke organismen is en in adequate omstandigheden is bewaard, mag in de Gemeenschap worden verplaatst op voorwaarde dat het in artikel 10 van Richtlijn 2000/29/EG bedoelde plantenpaspoort is afgegeven overeenkomstig de relevante bepalingen van die richtlijn en dat dit paspoort is gehecht aan het materiaal, de verpakking daarvan of het voertuig waarin het wordt vervoerd.

Op het in de bovenstaande alinea bedoelde plantenpaspoort is de naam van het land van oorsprong vermeld.