32002D0229

2002/229/EG: Beschikking van de Commissie van 13 november 2001 inzake de steunmaatregelen die de regio Sardinië (Italië) voornemens is uit te voeren ten behoeve van de herstructurering van bedrijven in moeilijkheden in de sector beschermde teelten (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 3445)

Publicatieblad Nr. L 077 van 20/03/2002 blz. 0029 - 0046


Beschikking van de Commissie

van 13 november 2001

inzake de steunmaatregelen die de regio Sardinië (Italië) voornemens is uit te voeren ten behoeve van de herstructurering van bedrijven in moeilijkheden in de sector beschermde teelten

(kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 3445)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(2002/229/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden te hebben verzocht om overeenkomstig het genoemde artikel hun opmerkingen kenbaar te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) Bij brief van 12 januari 1998, geregistreerd op 15 januari 1998, heeft de permanente vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie de Commissie, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag kennis gegeven van een steunregeling ten behoeve van de herstructurering van bedrijven in moeilijkheden in de sector beschermde teelten op Sardinië, goedgekeurd bij besluit van het regionaal bestuur nr. 48/7 van 2 december 1997. Bij brieven van 10 september 1998, geregistreerd op 15 september 1998 en van 16 november 1998, geregistreerd op 19 november 1998 heeft genoemde vertegenwoordiging de Commissie aanvullende informatie verstrekt.

(2) Bij brief van 1 februari 1999 heeft de Commissie Italië kennis gegeven van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag betreffende de steun in kwestie.

(3) Het besluit van de Commissie om een procedure in te leiden is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(1). De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht hun opmerkingen over de steun in kwestie kenbaar te maken.

(4) De Commissie heeft geen opmerkingen van de belanghebbenden ontvangen.

II. BESCHRIJVING

(5) De voorgelegde steunmaatregelen betreffen het "Regionaal plan voor de herstructurering van bedrijven in de sector beschermde teelten. Besluit van het regionaal bestuur nr. 48/7 van 2 december 1997". Het plan omvat maatregelen van financiële aard (delging en herschikking van schulden) en structurele aard (investeringen) alsmede maatregelen in de vorm van technische ondersteuning. De regio Sardinië heeft een bedrag van 60 miljard ITL (circa 30 miljoen EUR) gereserveerd voor de uitvoering ervan; ieder bedrijf ontvangt een subsidie van ten hoogste 600 miljoen ITL (circa 300000 EUR).

(6) Volgens de verklaringen van de Regio Sardinië (zie de notitie van 10 september 1998) betreft het steunmaatregelen volgens het "una tantum"-beginsel; het ligt in de bedoeling dat de bedrijven binnen drie jaar weer levensvatbaar zullen zijn. Niettegenstaande geldt met betrekking tot de duur van de verschillende steunmaatregelen dat: a) deze 15 jaar bedraagt waar het gaat om de bijdrage aan de rente welke aan de herschikking van de schulden is gekoppeld; b) deze wordt afgestemd op de voor de technische uitvoering benodigde tijd waar het gaat om subsidies à fonds perdu en investeringen; c) deze onbeperkt is waar het gaat om technische ondersteuning.

(7) Als begunstigden van de steun komen in aanmerking bedrijven in de agrarische sector die in financiële moeilijkheden verkeren. Met name worden bedrijven bedoeld die zich bezighouden met beschermde teelten, dat wil zeggen de bloemen- en plantenteelt en de tuinbouw.

De producten in kwestie

(8) Met beschermde teelten worden bedoeld alle plantaardige landbouwproducten die worden verbouwd in een omgeving die bedoeld is om ze tegen schadelijke atmosferische invloeden te beschermen. De soorten die onder de voorgelegde regeling vallen, zijn:

- tuinbouwgewassen (consumptietomaten - de types "camone" en van middelgrote omvang -, aubergines, paprika's, augurken, courgettes, honingmeloenen, watermeloenen, aardbeien, sperziebonen, sla, selderie, radijs, rucolasla);

- toekruiden (peterselie, basilicum, marjolein, tijm, oregano, enz.);

- eetbare paddestoelen;

- snijbloemen (anjers, chrysanten, gerbera's, rozen, leeuwebekjes, gipskruid, strandkruid, gladiolen, irissen, lelies, enz.);

- bloemdragende en niet-bloemdragende kamerplanten;

- mediterrane planten.

De betrokken ondernemingen en hun verslechterde financiële situatie

(9) Uit de door de Italiaanse autoriteiten verschafte informatie blijkt dat de bij het herstructureringsprogramma betrokken bedrijven voor het grootste deel kleine ondernemers zijn in de zin van artikel 2083 van het Italiaans Burgerlijk Wetboek (in enkele gevallen betreft het eenmanszaken of personenvennootschappen en sporadisch ook kapitaalvennootschappen zoals BV's). Alle zijn actief in de primaire productie. De Italiaanse autoriteiten hebben tevens verklaard dat de betrokken begunstigde ondernemingen in potentie doelmatig en productief zijn; technisch gesproken heeft hun insolventie te maken met de onmogelijkheid om schulden af te betalen als gevolg van verliezen door enerzijds de geringe productie en anderzijds de moeilijkheid om de producten op korte termijn op de markt te gelde te maken.

(10) De selectiecriteria voor de potentiële begunstigden houden rekening met de specifieke situatie van landbouwbedrijven op Sardinië en strekken ertoe, enerzijds, de werkelijke ernst van de problemen bij de bedrijven te bepalen (terugkerende substantiële verliezen over een periode van meerdere landbouwjaren) en, anderzijds, te toetsen of de bedrijven daadwerkelijk niet in staat zijn om hun schuldenlast zonder overheidssteun te verlichten (bijvoorbeeld door verkoop van een deel van het bedrijf of het persoonlijk vermogen).

(11) Volgens het eerste criterium, dat van economische aard is, wordt een bedrijf als noodlijdend beschouwd wanneer het in de laatste drie landbouwjaren verliezen van gemiddeld 25 % of meer van de feitelijke opbrengst heeft geboekt. Dit verlies wordt berekend door het bedrijfsresultaat over de genoemde landbouwjaren te vergelijken met de gemiddelde opbrengst van de brutoproductie (artikel 2425 bis van het Italiaans Burgerlijk Wetboek), en wordt als volgt aangetoond: nadat een schatting van de gemiddelde bedrijfskosten voor de seizoenen 1993/1994, 1994/1995 en 1995/1996 is gemaakt, worden deze kosten vergeleken met de opbrengst van de brutoproductie in dezelfde landbouwjaren. Deze opbrengst wordt vastgesteld op basis van een formele verklaring van de ondernemer overeenkomstig wet nr. 15 van 4 januari 1968 ("Normen voor de administratieve documentatie en voor het legaliseren en authentiseren van handtekeningen") met name artikel 4 (Vervangende verklaring voor de akte van bekendheid), artikel 20 (Authentisering van een ondertekening) en artikel 26 (Strafrechtelijke sancties).

(12) Het tweede criterium, betreffende het beschikbare vermogen, dient ter beoordeling van het bedrijfsvermogen en eventueel het persoonlijk vermogen van de ondernemer, waarbij het eerste huis buiten beschouwing wordt gelaten. Deze vermogenswaarde wordt vergeleken met de schuldenlast per 31 december 1996 zoals die de eerste maal is aangemeld. Mits aantoonbaar, mogen van deze schuldenlast deel uitmaken: opeisbare schulden bij banken, bij socialeverzekeringsinstellingen of bij private instellingen. Wanneer de schuldenlast van het bedrijf 30 % of meer van het hiervoor vermelde vermogen uitmaakt, wordt het geacht in moeilijkheden te zijn. Met bedrijfskapitaal wordt bedoeld het geheel van materiële zaken waarover het bedrijf beschikt (grond, kassen, gebouwen, machines, enz.), dat zal worden getaxeerd door deskundigen van het Regionaal Orgaan voor ontwikkeling en technische ondersteuning (ERSAT) aan de hand van een daarvoor bestemd formulier. Als waarde van het kapitaal geldt het gemiddelde van de waarde van het bedrijfskapitaal (berekend overeenkomstig artikel 2424 van het Burgerlijk Wetboek) en de reële marktwaarde. Het persoonlijk vermogen van de ondernemer wordt vastgesteld op basis van een door hem af te leggen formele verklaring overeenkomstig wet nr. 15 van 4 januari 1968 ("Normen voor de administratieve documentatie en voor het wettigen en authentiseren van handtekeningen").

Bij het beoordelen van de mate van noodlijdendheid van een bedrijf wordt rekening gehouden met de bedrijfsvorm; derhalve wordt het volgende in de beoordeling betrokken:

a) in het geval van eenmanszaken: het bedrijfsvermogen en het persoonlijk vermogen en, indien van toepassing, het vermogen vergaard bij de uitoefening van andere activiteiten;

b) in het geval van maatschappen en personenvennootschappen: het bedrijfsvermogen en de persoonlijke vermogens van de afzonderlijke vennoten en, indien van toepassing, het vermogen vergaard bij de uitoefening van andere activiteiten;

c) in het geval van kapitaalvennootschappen: het bedrijfsvermogen.

(13) In antwoord op de brief van de Commissie van 19 oktober 1998, waarin, met betrekking tot de toepassing van bovengenoemde criteria, werd verzocht om verduidelijking en toelichting aan de hand van concrete voorbeelden, hebben de aangewezen autoriteiten bij brief van 16 november 1998 geantwoord zoals vermeld onder de overwegingen 14 tot en met 20.

De financiële moeilijkheden van de ondernemingen

(14)

"- ... gesteld wordt dat het bedrijfsresultaat van de onderneming (verlies dan wel winst) uitsluitend wordt bepaald door vergelijking van de gemaakte kosten en de vergaarde opbrengst in het jaar waarop de aangevraagde subsidie betrekking heeft. Met name de bedrijfskosten ... mogen niet worden gewaardeerd als het totaal van alle gemaakte investeringskosten, maar slechts als het quotum van de afschrijving in het betreffende boekjaar.

Bijvoorbeeld: Een bedrijf heeft in het bewuste jaar voor 50 miljoen geïnvesteerd in de aankoop van apparatuur die in tien jaar moet worden afgeschreven. De investeringskosten in het jaar in kwestie bedragen dan 5 miljoen (de afschrijving). Laatstgenoemd bedrag moet dan ook worden opgevoerd onder de noemer 'kosten' bij het bepalen van de resultaten (winst of verlies) in dat bedrijfsjaar. Dat wil zeggen dat, indien een onderneming een winst van 10 miljoen heeft gerealiseerd, en daarbij voor 50 miljoen heeft geïnvesteerd met een jaarlijkse afschrijving van 5 miljoen, laatstgenoemd quotum onder de noemer 'kosten' al is meegerekend in het positieve bedrijfsresultaat van 10 miljoen.

- ... De schuldenlast die in aanmerking wordt genomen bij het vaststellen van de parameter is niet de integrale schuldenlast van de onderneming (reeds opeisbare en nog niet opeisbare schulden), maar bestaat slechts uit de schuld per 31 december 1996 die nog niet is betaald ... en wordt beschouwd als kortlopende schuld die niet door het bedrijf kan worden gedragen.

Een ondernemer wordt geacht financiële moeilijkheden te hebben wanneer de reeds opeisbare schulden (die uiteraard nog niet zijn betaald) gelijk zijn aan of hoger zijn dan 30 % van de vermogenswaarde. Dit percentage wordt beschouwd als een voor de ondernemer niet te dragen zijnde schuld op korte termijn en derhalve wordt financiële herstructurering noodzakelijk geacht.

Nauwkeuriger gesteld:

- voor het criterium kunnen eerdere investeringen, gewaardeerd als de eventuele vervallen en niet-betaalde termijnen van 1 januari 1992 tot 31 december 1996, uiteraard niet buiten beschouwing worden gelaten;

- de omvang van de schuldenlast komt dan ook niet overeen met de integrale schuldenlast, maar met de opeisbare schulden.

Bijvoorbeeld: Een onderneming met activa ter waarde van 100 miljoen en een opeisbare schuld van 30 miljoen (kortlopend) en een nog niet opeisbare schuld van 50 miljoen (langlopend) heeft een eigen vermogen van 20 miljoen.".

Herstel van de levensvatbaarheid

(15)

"De begunstigden van de steun dienen een jaarrekening op te stellen. Aan de hand hiervan moeten de deskundigen van de regionale overheid kunnen toetsen of de levensvatbaarheid van de bedrijven zich herstelt. Voor deze voorwaarde om voor steun in aanmerking te komen is welbewust gekozen omdat, naast de problemen die in de premissen van het regionaal plan worden aangeduid, de agrarische sector op Sardinië kampt met een onderontwikkelde bedrijfscultuur, hetgeen zich onder meer manifesteert in de weerstand tegen het invoeren van zelfs maar een elementaire boekhouding. Het regionaal herstructureringsplan is er mede op gericht aan dit gebrek een einde te maken.

De criteria voor het beoordelen van het herstel van de levensvatbaarheid van noodlijdende ondernemingen zijn vastgesteld door de nettobedrijfsproductie per hectare onder de huidige bedrijfsvoering, waarbij het duidelijk niet mogelijk is om de kostenposten te dekken (met name afschrijvingen en afbetalingen aan banken), te vergelijken met de bedrijfsproductie per hectare onder de bedrijfsvoering in de verbeterde situatie, dat wil zeggen na uitvoering van de maatregelen die worden voorgesteld in het regionaal herstructureringsplan die het mogelijk maken om een brutoproductieopbrengst te realiseren waarmee het bedrijf alle kostenposten kan dekken.

Met het herstructureringsplan, waardoor de bedrijfsvoering verbetert ten aanzien van enerzijds de kwaliteit van de producten en anderzijds de afstemming van de productie op de behoeften in de markt, zal het aandeel van de afschrijvingskosten voor apparatuur en inrichtingen en de kosten van afbetalingen bij banken op de brutoproductieopbrengst teruglopen van 43 % (huidige situatie) tot 29,7 % (verbeterde situatie).

De minimale winst na de herstructurering is voorzien op 1,4 %.

Tabel 2

DRUK VAN DE KOSTEN OP DE OPBRENGST

Huidige bedrijfsvoering (productievolume = 800 kwintalen = 80000 kg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De vaste lasten bestaan uit: kosten van afschrijvingen op inrichtingen en apparatuur, onderhoud en de aflossing van leningen.

Verbeterde bedrijfsvoering (productievolume = 1100 kwintalen = 110000 kg)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De vaste lasten bestaan uit: kosten van afschrijvingen op inrichtingen en apparatuur, kosten voor onderhoud en de aflossing van leningen.

Vergelijking tussen huidige en verbeterde bedrijfsvoering

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het herstructureringsplan voor de bedrijven is in de eerste plaats gericht op de volgende acties in de bedrijven:

A) vaststellen van de productieomvang die nodig is voor het herstel van de levensvatbaarheid. Bij deze productie kan een gemiddeld niveau van de kosten per eenheid (K) worden gerealiseerd dat ten minste gelijk is aan de marktprijs (P).

In het voorbeeld van tabel 2 is die productieomvang gesteld op 1100 kwintalen per hectare, tegenover de huidige van 800 kwintalen per hectare. Bij toepassing van de formule waarmee het gemiddelde niveau van de kosten per eenheid wordt berekend: K = Kt: Qt

(K = kostenniveau per eenheid; Kt = totale kosten en Qt = totale productieomvang in kwintalen)

blijkt dat bij de huidige bedrijfsvoering geldt P< K

>PIC FILE= "L_2002077NL.003201.TIF">

bij de verbeterde bedrijfsvoering geldt P >K

>PIC FILE= "L_2002077NL.003301.TIF">

De verbetering van de omvang en de kwaliteit van de productie die nodig is voor het herstel van de levensvatbaarheid wordt bereikt door:

a) de invoering van innovatieve technologie (zie punt 14), door de optimale aanwending van productiefactoren en door de overgang op geschikte productiemethoden zoals bijvoorbeeld meer van de diverse producten gaan produceren in periodes van grotere vraag en hogere marktprijzen (voor de camonetomaat is dat de periode tussen december en februari);

b) bescherming van de productie tegen ziektes; deze bescherming wordt verkregen door de materiële aanpassingen zoals aangegeven onder punt 14 a);

c) overgang van de productie van weinig winstgevende gewassen op de productie van gewassen met een hogere marktwaarde en betere afzetmogelijkheden. De verkooporganisaties waar de begunstigden van het regionaal plan bij zijn aangesloten, hebben, naast het garanderen van de afzet van de producten in de markt, tot taak vast te stellen naar welke producten grote vraag bestaat;

d) verlaging van de loonkosten door het terugbrengen van het aantal arbeidskrachten, enerzijds door de ingevoerde technologische aanpassingen en anderzijds door het sorteren en verpakken voortaan door de verkooporganisaties te laten uitvoeren.

In het voorbeeld komen de loonkosten in de huidige bedrijfsvoering uit op 48 %, tegen 26,9 % in de verbeterde bedrijfsvoering;

e) verlaging van de productiekosten door, waar mogelijk, minder dure productietechnieken toe te passen; een momenteel veelgebruikte techniek voor de bestrijding van ongedierten met methylbromide (sterilisatie), wordt bijvoorbeeld vervangen door een andere techniek (solarisering), die niet alleen goedkoper, maar ook milieuvriendelijker is.

Voorts moet rekening worden gehouden met een voor de bedrijven externe factor die een aanzienlijke invloed op het herstel van de levensvatbaarheid uitoefent: de groeiende vraag naar streekspecifieke en authentieke producten waaraan de verkooporganisaties met het huidige productieniveau niet kunnen voldoen. Ten slotte moet worden gewezen op het belang van de technische ondersteuning. Op korte termijn zorgt deze voor het invullen van eventuele lacunes in de professionele vaardigheid van de ondernemers; op langere termijn stelt deze ondersteuning de ondernemers in staat om de professionaliteit die nodig is voor een goede bedrijfsvoering te verwerven of te vergroten.".

Maatregelen die deel uitmaken van de plannen voor het herstel van de levensvatbaarheid

(16)

"In het herstructureringsplan dat iedere potentiële begunstigde op daartoe door het regionaal bestuur ter beschikking gestelde formulieren moet indienen, dient het volgende te zijn opgenomen:

- maatregelen ter financiële herstructurering,

- kleinere technologische aanpassingen,

- verklaring van bereidheid tot de invoering van een bedrijfsboekhouding,

- verklaring van bereidheid om zich aan te sluiten bij een productieorganisatie en de daarmee samenhangende afstemming van de productiekeuzes op de marktvraag...,

- de formele verklaring om voor een periode van vijf dan wel tien jaar geen plannen voor grondverbetering in te dienen (... Geëist wordt: vijf jaar voor bedrijven die in deze periode beschikken over een complete en doelmatige infrastructuur en die alleen gebruikmaken van de financiële herstructurering; tien jaar voor bedrijven die ook gebruikmaken van de steunmaatregelen voor de technologische aanpassingen. Tien jaar is de gebruikelijke periode om tot een efficiënte bedrijfsvoering te komen.)".

Voorts zullen de begunstigden voor een onbeperkte periode technische ondersteuning krijgen van de "ATA-technici en landbouwkundige adviseurs van het ERSAT (regionaal orgaan voor ontwikkeling en technische ondersteuning in de landbouw), een uitvoeringsorgaan van de regio Sardinië.".

Voor de herstructurering voorziene financiële maatregelen

(17) Met betrekking tot deze maatregelen hebben de bevoegde autoriteiten, bij brief van 10 september 1998, de volgende informatie verstrekt: "De kredietinstellingen die betrokken zijn bij het regionaal herstructureringsplan voor kasteeltbedrijven zijn private instellingen ... Met de kredietinstellingen is overeengekomen dat deze afzien van de achterstandsrente op reeds opeisbare schulden van zowel vóór 31 december 1996 als na die datum. Deze vrijstelling loopt door tot het moment waarop de nieuwe lening door de begunstigde wordt afgesloten (punt 4.1 onder a) van het regionaal plan). In samenhang hiermee voorziet de ingreep van het regionaal bestuur in:

a) het verminderen van de hoofdschuld die in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1996 bij de kredietinstellingen is ontstaan;

b) het toekennen van een bijdrage aan de rente van een meerjarige lening (met een looptijd van maximaal 15 jaar) die is afgesloten voor de herschikking van de restschulden van de bedrijven en die bestaat uit:

1 - de onder a) bedoelde restschuld;

2 - de termijnen die zijn vervallen in de periode tussen 31 december 1996 en de datum waarop de nieuwe lening wordt afgesloten;

3 - alle resterende opeisbare schulden (restschulden bij eventuele onderlinge waarborgmaatschappijen).

De onder b) genoemde bijdrage, die wordt vastgesteld op grond van de situatie op de datum waarop het contract wordt gesloten, mag niet hoger zijn dan 30 % van de door de staat vastgestelde referentierente voor verbeteringsleningen (op dit moment 6,50 %).

Het bedrag van de twee vormen van steun (schuldvermindering en rentesubsidie) mag niet hoger zijn dan 75 % van de per 31 december 1996 opeisbare schuld exclusief de achterstandsrente. In het onderhavige geval, gesteld dat de enige kostenpost die - door middel van de financiële herstructurering - kan worden gereduceerd de aflossing van de lening is, moeten in eerste instantie de maximaal door het bedrijf op te brengen aflossing (3500 ITL per m2) en de aflossing van het nieuwe aflossingsschema met elkaar worden vergeleken. Vervolgens kan de nieuwe lening worden vastgesteld door het uitvoeren van diverse omzettingen en, in de gegeven volgorde, het volgende:

1. in de eerste plaats, het vaststellen van een nieuwe looptijd van de lening (van 5 tot 15 jaar);

2. gevolgd door de vermindering van de op 31 december 1996 opeisbare hoofdschuld.

Door deze twee operaties kan de exacte hoogte van het resterende te belenen kapitaal worden vastgesteld en derhalve het nieuwe aflossingsbedrag worden bepaald, dat minder dan of gelijk is aan het maximaal door het bedrijf op te brengen aflossingsbedrag.

Het geheel moet in overeenstemming zijn met de overige aan het plan verbonden limieten. Deze zijn:

- maximale overheidssteun voor financiële herstructurering: 75 % van de op 31 december 1996 opeisbare schuld, exclusief de achterstandsrente ten laste van de banken;

- maximale overheidssteun inclusief de structurele maatregelen: 600 miljoen ITL.".

Voor de herstructurering voorziene investeringen

(18) De nationale autoriteiten hebben verklaard dat de hieronder genoemde investeringen "noodzakelijk zijn omdat zij als doel hebben het voorkomen dan wel beheersen van de negatieve effecten die worden veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden, de bescherming tegen ziektes in de gewassen, het terugbrengen van de productiekosten en de kwalitatieve verbetering van de producten (ecologisch verantwoorde productie), opdat deze producten door de verkooporganisaties gemakkelijker in de markt kunnen worden afgezet. Gezien de precaire financiële positie van de begunstigde ondernemingen, is de omvang van de steun voorzien op 75 % van de gebudgetteerde uitgaven.

De investeringen betreffen ondernemingen die actief zijn in de primaire productie. Het gaat hierbij om:

a - Het aanbrengen van insectenwerende horren (1000 ITL/m2)

Voor alle openingen van de kassen dienen insectenwerende horren te worden aangebracht. Deze zijn noodzakelijk om het binnendringen te verhinderen van insecten die schadelijk zijn voor de gewassen of virussen bij zich dragen. Met name kunnen horren ervoor zorgen dat voor circa 90 % minder besmettingen optreden door de witte vlieg, waaronder de 'bemisia tabaci', een insect dat verantwoordelijk is voor TYLCV-besmetting. Er moet wel rekening worden gehouden met het feit dat met horren de toevoer van buitenlucht tot de gewassen met 50 % zal verminderen.

b - Kunstmatige beluchting en een gereguleerd binnenklimaat (1200 ITL/m2)

De onder a) vermelde maatregel maakt het noodzakelijk om over te gaan tot de installatie van een systeem voor kunstmatige beluchting en klimaatbeheersing.

De insectenwerende horren bemoeilijken in sterke mate de natuurlijke beluchting. Dit maakt kunstmatige ventilatie en het reguleren van de relatieve luchtvochtigheid noodzakelijk ter voorkoming van ernstige problemen in de gewassen veroorzaakt door cryptogame plantenziektes zoals: botritis, valse meeldauw, cladosporium, perenvuur, maar ook door ernstige organische stoornissen zoals hyperhidrosis, stengelfasciatie, enz.

c - Demontabele isolatie (6500 ITL/m2)

Het aanbrengen van demontabele isolatie is noodzakelijk om ook in de wintermaanden verzekerd te zijn van een kwalitatief goede productie met een energiebesparing van 50 %.

d - Warmeluchtinstallatie (4000 ITL/m2)

Deze installatie verbetert de circulatie van warme lucht en geeft de mogelijkheid om de relatieve vochtigheid te regelen. Daarnaast draagt de installatie bij aan een verdere verhoging van de energiebesparing met circa 20 %.

e - Drainagesysteem (6400 ITL/m2)

De installatie van een dergelijk systeem is noodzakelijk in sterk kleihoudende grond. Zonder drainage is het reguleren van de irrigatie en het voeden van de grond hier onmogelijk, vooral in de late herfstmaanden.

f - Regenwateropvang buiten (2350 ITL/m2)

De installatie van deze systemen is voorbehouden aan kasteeltbedrijven in gebieden die niet op de lokale irrigatievoorzieningen zijn aangesloten. Daarnaast geldt als voorwaarde dat het grondwater om kwantitatieve dan wel kwalitatieve redenen niet bruikbaar is.

Door de bouw van opvangbassins ondervinden de bedrijven minder hinder van verzilting van het grondwater, een van de oorzaken van productieverlies.

g - Regelsystemen voor de vloeibare fertilisatie (600 ITL/m2)

Deze zijn bestemd voor bedrijven waar de vloeibare fertilisatie doelmatiger moet gaan functioneren. Dit zal gebeuren met behulp van eenvoudige enkelvoudige of dubbele sproeipompen. Deze maatregel strekt zich uit over 10 % van het totale oppervlak. (Een zo ver mogelijk doorgevoerde rationalisatie van de vloeibare fertilisatie is van vitaal belang voor een goede bedrijfsopbrengst).".

Voor de herstructurering voorziene technische ondersteuning

(19) De nationale autoriteiten hebben verklaard dat "de maatregelen voor de technische ondersteuning, de voorlichting en de scholing die, in het kader van de eigen institutionele activiteiten, worden verzorgd door het Regionaal Orgaan voor ontwikkeling en technische ondersteuning (ERSAT) en waartoe ook de diensten behoren die worden verleend door technici en landbouwkundige instructeurs, ... bestaan uit:

- een onderzoek naar de stand van zaken in de infrastructuur van de onderneming;

- vaststellen of de gemaakte productiekeuzes geschikt zijn om uit de schulden te komen;

- bepalen van een eventuele koerswijziging betreffende de productie van het bedrijf;

- bepalen van de noodzakelijkerwijs door te voeren technologische aanpassingen;

- het verlenen van de noodzakelijke specialistische advisering over een periode van drie jaar (de tijd die nodig is voor een stabiel herstel van de normale bedrijfsvoering);

- toezien op het proces van terugkeer naar de normale bedrijfsvoering;

- vaktechnische scholing.

Alle diensten ... worden verleend door medewerkers in dienst van de regio. Hierdoor hoeft dus, naast de normale loonkosten voor deze medewerkers, geen rekening te worden gehouden met extra kosten.

Wél is de inzet voorzien van zelfstandige 'technici' die werken op basis van een met het ERSAT afgesloten contract. Hun taken bestaan uitsluitend uit het geven van onderwijs van zeer specialistische aard. De kosten hiervan kunnen op dit moment nog niet worden vastgesteld, maar deze vallen niet buiten het reguliere budget van het ERSAT.

De contracten die de regio afsluit worden gereglementeerd door een daarvoor bestemde regelgeving die de transparantie van de procedure garandeert (bijvoorbeeld door publicatie in het Officieel Bulletin van de regio en controle door de Algemene Rekenkamer).".

Bijdrage van de regio Sardinië aan het herstructureringsplan

(20) De bevoegde autoriteiten hebben het volgende verklaard: "Ten aanzien van de financiële participatie, ... is de positie van de regio Sardinië als volgt:

a - gedeeltelijke delging van de per 31 december 1996 opeisbare hoofdschuld;

b - een bijdrage aan de rente met betrekking tot de herschikking van de opeisbare en nog niet opeisbare schulden;

c - een bijdrage à fonds perdu voor de maatregelen (investeringen) bedoeld in punt 4.2 van het regionaal plan (75 % van de gebudgetteerde uitgaven).

De som van a + b mag niet groter zijn dan 75 % van de per 31 december 1996 opeisbare schuld, exclusief de achterstandsrente.

De kosten van de technische ondersteuning zijn niet in het herstructureringsplan opgenomen, omdat het daarbij gaat om gebruikelijke activiteiten van het ERSAT.".

Bijdrage van de banken aan het herstructureringsplan

(21) Bij brief van 19 oktober 1998 heeft de Commissie aan de bevoegde autoriteiten gevraagd om de namen door te geven van de banken die bereid zijn de rente kwijt te schelden die is ontstaan op de schulden van de potentiële begunstigden, om te specificeren of alle banken die vorderingen op de potentiële begunstigden hebben, deelnemen aan het ondersteuningsprogramma, en om te melden wat precies de omvang is van de rentebedragen die de banken kwijtschelden. Bij brief van 16 november 1998 hebben de bevoegde autoriteiten, op verzoek van de Commissie, aangegeven dat de volgende banken bij de uitvoering van het regionaal plan betrokken zijn: Banca Nazionale del Lavoro, Cariplo, Banco di Sardegna, Istituto Bancario S. Paolo di Torino, Monte dei Paschi di Siena, Istituto di Credito delle Casse Rurali e Artigiane, Banca Meliorconsorzio, Banco di Napoli, Credito Italiano, Banca Commerciale Italiana, Banca di Sassari. In hun antwoord hebben de aangewezen autoriteiten verklaard, dat de door de banken kwijt te schelden rentebedragen op de schulden van de begunstigden per geval zouden worden vastgesteld en in het genoemde stadium niet konden worden bepaald en meegedeeld.

Bijdrage van de begunstigden aan het herstructureringsplan

(22) De bevoegde autoriteiten hebben het volgende verklaard: "Voor rekening van de begunstigde komt:

- 25 % van de gebudgetteerde uitgaven genoemd in punt 4.2 van het regionaal plan (dat wil zeggen: voor de investeringen);

- het deel van de rente van de herschikte schuld dat niet wordt gedekt door de steunmaatregel van de regio.

De draagkracht van de begunstigde met betrekking tot de door hem te dragen kosten wordt gerelateerd aan de nieuwe financiële en productietechnische situatie van het bedrijf, waarbij het aannemelijk moet zijn dat een bedrijf de betrokken kosten binnen de eerste drie productiejaren kan afschrijven.

De begunstigde dient de door hem gedragen kosten als volgt te verantwoorden:

a - waar het gaat om de aanschaf van machines en werktuigen: met de bijbehorende facturen;

b - waar het gaat om betaalde arbeid door de begunstigde zelf dan wel door derden: met het overleggen van werkstaten, die uitgaan van eenheidstarieven die corresponderen met het geldende, periodiek geactualiseerde en bij raadsdecreet goedgekeurde tarievenstelsel van de regio.".

Duur van de ondersteuning en de in het herstructureringsplan voorziene maatregelen

(23) De bevoegde autoriteiten hebben het volgende verklaard: "Het gaat om steunmaatregelen volgens het 'una tantum'-beginsel; verlenging is niet mogelijk. Voor de periode die nodig is voor het in gang brengen van het regionaal plan (het geheel van administratieve en ambtelijke procedures), is een tijdsduur van één jaar bepaald.

De verschillende steunmaatregelen hebben een specifieke tijdsduur:

- de bijdrage in de rentelasten gedurende een periode van vijf tot 15 jaar;

- voor de bijdragen à fonds perdu voor de maatregelen met betrekking tot onderhoud en aanpassing geldt de tijdsduur die voor de technische uitvoering ervan gebruikelijk is;

- ten aanzien van de technische ondersteuning is hierboven vermeld dat het gaat om reguliere taken van het ERSAT; derhalve geldt deze ondersteuning voor onbepaalde tijd.

Tijdens de uitvoering van het regionaal plan zal, tot aan het moment waarop de bedrijven de beoogde resultaten hebben bereikt, de technische assistentie verplicht zijn en een intensiever karakter hebben dan na dat moment.".

Verplichtingen van de nationale autoriteiten

(24)

"Bij de uitvoering van het regionaal plan zal de regio zich houden aan de voorwaarden van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(2).

Voorts zal de regio jaarlijks aan de Commissie een gedetailleerd rapport voorleggen betreffende de verleende steun, zoals voorgeschreven in punt 3.2.2 van de genoemde communautaire richtsnoeren."

Mogelijke cumulatie van steun door delging van schulden bij eerdere begunstigden van steun

(25) Bij notitie van 19 oktober 1998 heeft de Commissie aan de bevoegde autoriteiten gevraagd te garanderen dat geen van de met betrekking tot de voorgelegde maatregelen potentiële begunstigden in het verleden al herstructureringssteun, niet aangemelde steun of oneigenlijke steun waarvan de teruggave is verlangd, heeft ontvangen. Op de vragen van de Commissie hebben de bevoegde autoriteiten, met de notitie van 16 november 1998, als volgt geantwoord: "1. de regio Sardinië heeft nooit eerder herstructureringssteun beschikbaar gesteld; 2. de regionale wet nr. 4 van 19 januari 1998, welke op 3 juni 1998 door de Commissie is goedgekeurd, regelt de herschikking van de leningen, doet, wat betreft de begunstigde bedrijven, de effecten van de voorgaande regeling teniet; deze regeling wordt daarmee impliciet ingetrokken; 3. waar blijkt dat een aanvrager ooit oneigenlijke steun toegewezen heeft gekregen waarvan de teruggave is verlangd, kan het regionaal bestuur garanderen dat, als deze teruggave nog niet heeft plaatsgevonden, het totaal van de oneigenlijke steun in mindering zal worden gebracht op de steun waarop de aanvrager recht heeft overeenkomstig het regionaal plan.".

(26) De Commissie heeft een procedure ingeleid overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het Verdrag aangezien zij twijfels had over de verenigbaarheid van het ondersteuningsprogramma met de gemeenschappelijke markt. Deze twijfels betroffen het volgende:

a) wat betreft de verslechterde financiële situatie van de ondernemingen

- Aangezien het grootste deel van de ondernemingen geen bedrijfsboekhouding bijhoudt (de bereidheid tot het bijhouden van een boekhouding is een van de voorwaarden om voor herstructureringssteun in aanmerking te komen), gaven de door de Italiaanse autoriteiten voorgestelde criteria ter beoordeling van de verliezen en van de zwaarte van de schuldenlast van potentiële begunstigden aanleiding tot twijfel (er leek bijvoorbeeld geen duidelijk onderscheid te zijn aangebracht tussen de kortlopende en langlopende schulden; voorts konden de langlopende schulden investeringen betreffen die in het kader van een normale bedrijfsactiviteit kunnen worden afgeschreven; een onderneming die investeringskosten als vast bedrag per jaar afschrijft, kan derhalve niet per se worden beschouwd als een onderneming in financiële moeilijkheden);

- Volgens de Italiaanse autoriteiten moet een onderneming als zijnde in financiële moeilijkheden worden beschouwd, wanneer de opeisbare en niet-betaalde schuld gelijk is aan of hoger is dan 30 % van het bedrijfsvermogen, zonder daarbij aan te geven of het eigen vermogen betreft;

- Indachtig de opmerkingen die zijn geformuleerd onder het eerste opsommingsteken hierboven, bleek het van belang vast te stellen of het criterium behorende bij de zwaarte van de schuldenlast geschikt was om een ernstige schuldenlast aan te tonen en of het criterium behorende bij de verliezen geschikt was om een zeer kritieke situatie aan het licht te brengen;

- De toepassing van bovengenoemde criteria leek vooral te steunen op de door de begunstigden verstrekte formele verklaring;

b) wat betreft het herstel van de levensvatbaarheid

- De voorgestelde financiële maatregelen (betaling door de regio van een deel van de per 31 december 1996 opeisbare schulden; een bijdrage van de regio aan de rente die gekoppeld is aan de herschikking van de opeisbare en nog niet-opeisbare schulden; kwijtschelding door de banken van de vervallen achterstandsrente) konden als productiesteun worden beschouwd, te meer daar de berekening van de af te lossen schulden en de toe te wijzen steun niet gemakkelijk voorkwam;

- De bijdrage à fonds perdu voor de investeringen (75 % van de te verwachten uitgaven) leek te hoog;

- Het voorgelegde ondersteuningsprogramma voorzag niet in een capaciteitsvermindering of het staken van niet-winstgevende activiteiten, terwijl de afzet in de markt voor de desbetreffende producten niet verzekerd was;

- Het was noodzakelijk om nader vast te stellen of een toename met 50 % van de baten door de overstap op nieuwe teeltmethodes, door de invoering van technologische innovaties en, indien noodzakelijk, de overgang naar beter renderende producten, daadwerkelijk een herstel van de levensvatbaarheid binnen drie jaar kon bewerkstelligen; te meer daar, zoals aangegeven bij het voorgaande opsommingsteken, het bestaan van afzetmogelijkheden van de desbetreffende producten in de markt niet zeker was;

c) wat betreft het vermijden van buitensporige vervalsing van de mededinging

- De Commissie had de Italiaanse autoriteiten gevraagd om, met behulp van verklarende documentatie, aan te tonen welke prijseffecten steunmaatregelen zouden hebben die zich richten op een toename van de opbrengsten met circa 50 % en wat de afzetmogelijkheden voor de desbetreffende producten waren. De Italiaanse autoriteiten hebben geen documentatie ter ondersteuning van hun analyses overgelegd;

- Het ondersteuningsprogramma voorzag niet in enige vorm van capaciteitsvermindering, terwijl deze in de sector van de bloementeelt echter wel noodzakelijk leek;

d) wat betreft de steun in verhouding tot de kosten en de voordelen van de herstructurering

- Gerelateerd aan de aard van de problemen die aan de schuldenlast ten grondslag zouden liggen, leek het vastgestelde maximum van 600 miljoen ITL (circa 300000 EUR) per begunstigd bedrijf vrij hoog;

- Daar het moeilijk was het schuldbedrag te berekenen, kon niet worden vastgesteld in welke mate de begunstigden daadwerkelijk aan de herstructurering bijdroegen;

- De kwijtschelding van de achterstandsrente door de kredietinstellingen kon nieuwe staatssteun betekenen, omdat niet kon worden uitgesloten dat sommige van deze instellingen overheidsinstellingen waren of onder overheidstoezicht waren geplaatst;

e) wat betreft de begunstigden

Aangezien er zich onder de begunstigden kapitaalvennootschappen konden bevinden, kon de Commissie niet uitsluiten dat enkele bedrijven in het ondersteuningsprogramma niet voldeden aan alle vereisten om te worden aangemerkt als KMO, overeenkomstig punt 3.2.4 van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(3);

f) wat betreft het mogelijke optreden van een "Deggendorf-effect"

De Commissie had aan de bevoegde autoriteiten gevraagd om te garanderen dat geen van de potentiële begunstigden van de aangemelde steun in het verleden al herstructureringssteun, niet aangemelde steun of oneigenlijke steun waarvan de teruggave was verlangd, had ontvangen. Op deze vraag hebben de bevoegde autoriteiten, bij notitie van 16 november 1998 geantwoord dat de regio Sardinië nooit eerder herstructureringssteun beschikbaar had gesteld en dat, waar blijkt dat een aanvrager ooit oneigenlijke steun toegewezen heeft gekregen waarvan de teruggave is verlangd, het regionaal bestuur erin zou hebben voorzien dat, als deze teruggave nog niet had plaatsgevonden, het totaal van de oneigenlijke steun in mindering wordt gebracht op de steun waarop de aanvrager recht heeft overeenkomstig het regionaal plan. Op basis van dit antwoord kon de Commissie niet uitsluiten dat het voorgelegde ondersteuningsprogramma toch zou toestaan dat steun zou worden verstrekt aan begunstigden die eerder al oneigenlijke steun hadden ontvangen, waarvan de Commissie de teruggave had verlangd. Welnu, zoals gesteld door het Hof van Justitie, het niet terugbetalen van onwettig verkregen steun vormt een basiselement waarvan het in beschouwing nemen bij het bepalen van het recht op nieuwe steun, legitiem is(4).

III. OPMERKINGEN VAN DE ITALIAANSE AUTORITEITEN, REACTIES VAN DE COMMISSIE EN ANTWOORD VAN DE ITALIAANSE AUTORITEITEN

(27) Bij brief van 9 juni 1999, geprotocolleerd op 15 juni 1999, hebben de Italiaanse autoriteiten gereageerd op de twijfels die de Commissie naar voren had gebracht ten aanzien van de verenigbaarheid van de aangemelde regeling met de gemeenschappelijke markt.

Wat betreft de verslechterde financiële situatie van de bedrijven

(28) De Italiaanse autoriteiten hebben op de eerste plaats gesteld dat de schuld die voor de vaststelling van de omvang van de financiële moeilijkheden van het bedrijf in beschouwing is genomen, wordt gevormd door de som van de vervallen termijnen, die niet zijn betaald ten gevolge van de slechte bedrijfsresultaten in het verleden (die als schuld op korte termijn wordt beschouwd daar deze op straffe van ingebrekestelling van de onderneming onmiddellijk opeisbaar is), en de schulden bij socialeverzekeringsinstellingen en private instellingen, mits aantoonbaar. Er was in dit geval derhalve geen sprake van schulden door normale economische bedrijfsactiviteiten, zoals bijvoorbeeld bedrijfsinvesteringen met een lange afschrijvingsperiode.

(29) De Italiaanse autoriteiten hebben voorts ten aanzien van de vermogenskwestie, in de brief van 9 juni 1999 uitgelegd dat de financiële situatie van de bedrijven met name wordt gewaardeerd door de schuldenlast af te zetten tegen het eigen vermogen. Overeenkomstig artikel 2424 van het Italiaanse Burgerlijk Wetboek, wordt het eigen vermogen van de bedrijven gevormd door het kapitaal en de reserves(5). Bij brief van 7 december 1999 hebben de diensten van de Commissie de Italiaanse autoriteiten derhalve gevraagd welke bijdrage ten laste van het eigen vermogen zij aan de gesteunde ondernemingen zouden hebben verlangd. Bij brief van 8 februari 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten geantwoord dat zij slechts compensatie zouden hebben geëist indien zulks absoluut noodzakelijk was voor het financieel-economische evenwicht van het bedrijf en dit de bedrijfsvoering niet nadelig beïnvloedde.

(30) Ten slotte hebben de Italiaanse autoriteiten ten aanzien van de mogelijkheid om een formele verklaring op te stellen bij het ontbreken van een boekhouding waaruit de bedrijfsverliezen en de hoogte van de schulden blijken, gesteld dat dit mechanisme op grond van de geldende Italiaanse wetgeving op dit gebied(6), beslist rechtsgeldig is en dat ondernemers die valse verklaringen afleggen worden gestraft met strafrechtelijke sancties. Op grond van deze informatie heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten bij brief van 7 december 1999 (kenmerk: VI/051291) gevraagd of zij bereid waren de verklaringen van de potentiële begunstigden van de steun door een derde orgaan te laten toetsen. Bij brief van 8 februari 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten de tekst van de geciteerde wet toegezonden en benadrukt dat de overheid gehouden is de verklaringen, eventueel steekproefsgewijs, te controleren. Teneinde de laatste twijfels van de Commissie over het aleatoire karakter van de controles weg te nemen, hebben de Italiaanse autoriteiten in voornoemde brief gesteld dat alle verklaringen van de potentiële begunstigden zouden worden gecontroleerd.

Wat betreft het herstel van de levensvatbaarheid van de potentiële begunstigden

(31) Bij brief van 8 februari 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten toegezegd dat zij het steunpercentage voor de investeringen van de begunstigde bedrijven zouden terugbrengen tot 50 % in de probleemgebieden en tot 40 % in de overige gebieden, overeenkomstig hetgeen bepaald in de communautaire richtsnoeren voor overheidssteun in de landbouwsector(7). Zij zijn tevens overgegaan tot aanpassing van de gegevens die werden gebruikt om vast te stellen bij welke productieniveau's de bedrijven levensvatbaar zouden worden en hebben de toegepaste rekenmethoden toegelicht (vergelijking van het gemiddelde niveau van de kosten per eenheid en de marktprijs in de twee geplande scenario's - huidige exploitatie en verbeterde exploitatie - na vaststelling van de marktprijs aan de hand van de door een coöperatie geleverde gegevens). Volgens een dergelijk model leidt toename van de productie tot toename van de winst.

Wat betreft het vermijden van buitensporige vervalsing van de mededinging

(32) Bij brief van 9 juni 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten bevestigd dat de steun ten gunste van de bedrijfsherstructurering het prijsniveau van de betrokken producten niet zal beïnvloeden. Zij hebben deze stelling onderbouwd door middel van een grafiek van de prijsontwikkeling van verschillende productvariëteiten in de landbouwcampagne 1997/1998. Bij brief van 7 december 1999 hebben de diensten van de Commissie naar aanleiding van deze gegevens gevraagd of op grond van welke gegevens kon worden aangenomen dat de herstructureringsmaatregelen geen gevolgen voor de prijsvorming zouden hebben. De toegezonden grafiek had immers niet de vereiste bewijzen geleverd omdat de prijsontwikkeling betrekking had op een periode waarin de steun nog niet was uitgekeerd. Bij brief van 8 februari 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten opnieuw geantwoord dat de prijsvorming niet beïnvloed zou worden omdat de vraag naar de bij de steunregeling betrokken producten in het algemeen stabiel is.

(33) Wat betreft de afzetmogelijkheden op de markt (in verband met de in de vorige overweging genoemde vraag van de markt) hebben de Italiaanse autoriteiten in de brief van 9 juni 1999 benadrukt dat de afzet van de producten uit Sardinië een gunstige invloed ondervonden heeft van de verkoopbevorderende activiteiten op initiatief van het Ministero del Commercio Estero (ministerie van Handel met het buitenland) en het Ministero delle Politiche Agricole (ministerie van Landbouwbeleid), die gericht waren op een toename van de uitvoer van kwaliteitstuinbouwproducten naar landen van de Europese Unie, Midden- en Oost-Europa en de rest van de wereld. Naar hun mening had de bloementeeltsector niet te kampen met overcapaciteit. Zij hebben deze stelling gestaafd door te wijzen op een mede door de Commissie gefinancierde OMFP-maatregel voor de potentiëring van de kasbloementeelt en de herstructurering van de kasteelt. Bij brief van 7 december 1999 hebben de diensten van de Commissie opgemerkt dat bovengenoemde maatregel diende ter bevordering van de afzet van bloemen en planten (snijbloemen) omdat deze sector wel degelijk te kampen had met overcapaciteit. Derhalve hebben zij de Italiaanse autoriteiten wederom verzocht zich te houden aan de voorschriften van punt 3.2.2, onder ii), van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden of om te verzoeken om toepassing van de bepalingen van punt 3.2.5 van deze richtsnoeren. Overeenkomstig laatstgenoemd punt mag de Commissie de toepassing van de eis inzake de capaciteitsvermindering in een landbouwsector met overschotten achterwege laten, wanneer de besluiten die in het kader van maatregelen ten behoeve van een bijzondere categorie producten of bedrijven voor een periode van twaalf opeenvolgende maanden ten gunste van alle begunstigden zijn genomen, geen betrekking hebben op een hoeveelheid producten die meer dan 3 % van de totale jaarproductie van deze producten in het betrokken land uitmaakt (de geografische parameters mogen van nationaal niveau naar regionaal niveau worden teruggebracht). Bij brief van 8 februari 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten niet geantwoord op deze opmerkingen van de Commissie en hebben daarentegen een marktonderzoek doen toekomen, waaruit resulteerde dat er voldoende afzet voor de betrokken producten op de markt bestond. Deze had evenwel betrekking op de periode 1995-1997. Uit de gegevens van het marktonderzoek konden de volgende conclusies worden getrokken:

- in de loop van de betrokken periode is er een zekere toename van de voortbrengingsprijzen en de groothandelsprijzen waarneembaar;

- over het algemeen zijn de groothandelsprijzen hoger dan de voortbrengingsprijzen;

- de groothandelsprijzen variëren minder dan de voortbrengingsprijzen;

- de kasproductie leidt tot hogere prijzen dan de productie op de koude grond.

Wat betreft het beginsel van steun in verhouding tot de kosten en baten van de herstructurering

(34) Ten aanzien van de maximale steun van 600 miljoen ITL (ongeveer 300000 EUR) per bedrijf en het feit dat het, door de problemen met betrekking tot de berekening van de af te lossen schuld, moeilijk is het bedrag te bepalen dat de begunstigden daadwerkelijk aan de herstructureringen moeten bijdragen, hebben de Italiaanse autoriteiten opnieuw uiteengezet wat de overheidssteun in het kader van de herstructurering inhoudt en benadrukt dat de bijdrage die van de begunstigden wordt verlangd (minimaal 25 %) meer dan redelijk was. Ten laste van de begunstigde bleven immers de schulden die niet konden worden teruggevoerd tot bankschulden (kosten van verplichte verzekeringen, salarissen van werknemers, schulden ten gevolge van de levering van goederen ten behoeve van de productievoortgang en schulden jegens socialeverzekeringsinstellingen van de overheid en particulieren). De Italiaanse autoriteiten hebben hieraan tevens toegevoegd dat maximaal 20 % van de hoofdschuld die in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1996 is ontstaan, door de regio kan worden afgelost, mits het maximale aandeel aan overheidssteun voor herstructurering niet wordt overschreden (75 %).

(35) Deze inlichtingen kwamen niet overeen met de gegevens die de Italiaanse autoriteiten aanvankelijk hadden verstrekt, omdat, zoals uiteengezet in overweging 17, de som van de vermindering van de hoofdschuld en de compensatie van de rente van de meerjarige lening (met een looptijd van maximaal 15 jaar) afgesloten voor de herschikking van de restschuld, niet hoger mocht zijn dan 75 % van de opeisbare schuld per 31 december 1996. Wat betreft de overheidssteun in het kader van de bedrijfsherstructurering hebben de Italiaanse autoriteiten de berekeningsbasis van 75 % van de steun uitgebreid tot de investeringen in het kader van de herstructurering.

(36) Nadat de Italiaanse autoriteiten werden verzocht uitleg over de invoeging van dit element in de berekeningsbasis van de overheidssteun te geven, hebben zij bij brief van 8 februari 2001 definitief uiteengezet dat de maatregel van de regionale overheid het volgende inhoudt:

a) het verlenen van leningen à fonds perdu voor geringe technologische aanpassingen van de inrichtingen die nodig zijn voor de herstructurering van het bedrijf, ter hoogte van 50 % in de probleemgebieden en 40 % in de overige gebieden;

b) het verminderen (maximaal 20 %) van de opeisbare hoofdschuld ontstaan in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1996;

c) het leveren van een bijdrage aan de rente (tot 30 % van het door de overheid voor verbeteringsleningen vastgestelde referentiepercentage) van een 15-jarige lening tot herschikking van de schuld bestaande uit de onder b) vermelde restschuld, de termijnen die zijn vervallen in de periode van 31 december 1996 tot het afsluiten van de nieuwe lening alsmede de resterende nog niet opeisbare schulden.

De som van de punten a), b) en c) mag niet meer bedragen dan 75 % van de totale kosten van de herstructurering (in andere termen, van het bedrag inclusief de investeringskosten die in het herstructureringsplan zijn voorzien).

(37) Wat betreft kwijtschelding van de achterstandsrente door kredietinstellingen die bereid zijn deel te nemen aan het ondersteuningsprogramma, hebben de Italiaanse autoriteiten bij brief van 9 juni 1999 toegelicht dat dit initiatief niet kan worden aangemerkt als staatssteun, overwegende het precedent dat is geschapen met de beoordeling van de handelswijze van de banken onder overheidstoezicht, zoals vervat in Beschikking 97/81/EG van de Commissie van 30 juli 1996 betreffemde steun van de Oostenrijkse regering aan Head Tyrolia Mares in de vorm van kapitaalinjecties(8). In voornoemde zaak werd de kwijtschelding van de achterstandsrente niet als overheidssteun beschouwd omdat het een beslissing betrof van alle banken die bij het initiatief betrokken waren (dat wil zeggen, zowel staatsbanken als particuliere banken). Met het oog op het voorgaande hebben de diensten van de Commissie de Italiaanse autoriteiten bij brief van 7 december 1999 verzocht de namen op te geven van de staatsbanken en de particuliere banken die bereid waren af te zien van de achterstandsrente en te specificeren of alle banken die deelnamen aan de herstructureringsactie bereid waren deze kwijtschelding te verlenen. Bij brief van 8 februari 2001 hebben de Italiaanse autoriteiten het gevraagde overzicht doen toekomen. Bovendien hebben zij verklaringen van enkele banken bijgevoegd, waarin deze hun bereidheid tot kwijtschelding van de achterstandsrente bevestigden, en toegevoegd dat de banken die niet bereid waren geweest hun goedkeuring schriftelijk te bevestigen in elk geval hun toestemming hadden gegeven.

Wat betreft de begunstigden

(38) Bij brief van 19 juni 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten bevestigd dat de steun uitsluitend bestemd was voor kleine ondernemingen in de landbouwsector, die onder de definitie als bedoeld in punt 3.2.5 van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden vallen ofwel landbouwondernemingen met niet meer dan tien arbeidsjaareenheden, met inbegrip van kapitaalvennootschappen met dezelfde kenmerken.

Wat betreft het mogelijke optreden van een Deggendorf-effect

(39) Naar aanleiding van de opmerkingen van de Commissie (zie overweging 26, onder f)), hebben de Italiaanse autoriteiten toegezegd, dat de steun niet ten gunste komt van ondernemingen die in het verleden onrechtmatige en onverenigbare steun hebben ontvangen en deze niet hebben terugbetaald.

(40) Bij brief van 14 september 2001, geprotocolleerd op 17 september 2001, hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie verzocht om overeenkomstig artikel 7, lid 7, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 houdende toepassingsvoorschriften van artikel 93 van het EG-Verdrag(9), binnen twee maanden een definitieve beslissing te nemen.

IV. BEOORDELING VAN DE STEUN

(41) Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. In het onderhavige geval, lijken de onderzochte steunmaatregelen het bovenstaande effect te sorteren. Zij begunstigen immers bepaalde producties (groenten, fruit en planten) en kunnen derhalve, ten gevolge van het aanzienlijke belang daarvan, het handelsverkeer vervalsen. Om een voorbeeld te noemen, Italië, waarvan het eiland Sardinië een belangrijk productiegebied is, was in 1999 de belangrijkste groentenproducent van de Unie met een productie van 15153857 ton, ofwel 28,7 % van de totale productie van de Unie (52726260)(10). De steun valt derhalve onder het toepassingsgebied van artikel 87, lid 1, van het Verdrag en er is dus een vrijstelling vereist wil deze verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.

(42) De toepasbare vrijstellingen zijn uiteengezet in de betreffende communautaire richtsnoeren. De reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden is momenteel geregeld bij de terzake doende communautaire richtsnoeren van 1999(11). Overeenkomstig punt 7.3 van deze richtsnoeren, moet reddings- en herstructureringssteun aan KMO's (individuele steun of steunregelingen) die vóór 30 april 2000 is aangemeld, worden beoordeeld op grond van de richtsnoeren van 1997(12). Daar het betreffende herstructureringsplan op 12 januari 1998 is aangemeld, moet de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt worden beoordeeld aan de hand van de richtsnoeren van 1997.

(43) Overeenkomstig hetgeen bepaald in de punten 1.1 en 2.3 van de richtsnoeren van 1997 (hierna genoemd "de richtsnoeren") valt reddings- en herstructureringsteun aan ondernemingen in moeilijkheden doorgaans onder het toepassingsgebied van artikel 87 (voorheen artikel 92), lid 1, van het Verdrag(13), aangezien deze vanwege de specifieke aard daarvan de mededinging dreigt te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt, omdat de last van de structurele aanpassingen wordt verschoven naar andere efficiëntere ondernemingen en de toevlucht tot subsidies wordt bevorderd.

(44) In punt 2.4 van de richtsnoeren wordt gesteld dat "Afgezien van gevallen van schade door natuurrampen en andere buitengewone gebeurtenissen waarvoor op grond van artikel 92, lid 2, onder b), een vrijstelling kan worden verleend, ... alsmede, voorzover artikel 92, lid 2, onder c), nog toepasselijk is, van steun in Duitsland die onder deze bepaling zou kunnen vallen, is de enige basis om vrijstelling te verlenen voor reddings- of herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag [, krachtens welke] de Commissie haar goedkeuring mag hechten aan steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid [...] te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad." Gezien het feit dat de steun niet is aangemeld met het oog op de toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 87, lid 2, van het Verdrag, is de enige vrijstelling die eventueel van toepassing zou kunnen zijn, de vrijstelling als vermeld in artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag.

(45) De toepassing van deze vrijstelling is afhankelijk van het bestaan van bepaalde voorwaarden. Daar het in het onderhavige geval een steunregeling betreft, moet vooreerst het toepassingsgebied worden getoetst, wat een probleem oplevert omdat de Italiaanse autoriteiten in plaats van een regeling volgens de voorgeschreven procedures aan te melden met opgave van de algemene beginselen op grond waarvan de afzonderlijke herstructureringsplannen in een successievelijke fase konden worden beoordeeld, eerder één enkel herstructureringsmechanisme hebben gepresenteerd dat voor alle begunstigden toepasbaar is en wordt gekenmerkt door een zodanig automatisme in de toepassing en zodanige definities dat niet kan worden uitgesloten dat bepaalde tot de steun toegelaten ondernemingen niet voldoen aan de gestelde eisen. De definitie die de meeste problemen heeft veroorzaakt, is die van onderneming in moeilijkheden.

Definitie van onderneming in moeilijkheden

(46) In punt 2.1 van de richtsnoeren worden de symptomen beschreven die er doorgaans op duiden dat een onderneming te kampen heeft met moeilijkheden, die merendeels zijn ontstaan door een ophoping van de problemen, ongeacht of deze betrekking hebben op de negatieve bedrijfsresultaten of de stijgende schuldenlast. De door de Italiaanse autoriteiten gehanteerde criteria zijn gebaseerd op een gemiddelde dat geen inzicht verschaft in de verslechtering van de situatie van de betrokken ondernemingen. Bijvoorbeeld, gezien het feit dat het plan op een gemiddelde is gebaseerd, mag niet worden uitgesloten dat de eerste twee jaren die als referentieperiode dienen, worden gevolgd door een positief derde jaar, ook al blijft het gemiddelde negatief. Een ander element dat aandacht verdient, is dat in de door de Italiaanse autoriteiten aangemelde maatregelen de verliezen door de begunstigden zelf moeten worden opgegeven volgens hetgeen bepaald bij wet van 15 mei 1997, nr. 127(14). De Commissie heeft kennis genomen van de toezegging van de Italiaanse autoriteiten dat zij verder zullen gaan dan de voorschriften van genoemde wet en alle verklaringen van de potentiële begunstigden van de regeling zullen controleren. Evenwel, gezien het feit dat de potentiële begunstigden niet over een bedrijfsboekhouding blijken te beschikken, is het moeilijk in te schatten op welke basis deze controle moet worden verricht. Hetzelfde geldt voor het geheel van criteria die door de Italiaanse autoriteiten zijn gehanteerd om te beoordelen in hoeverre een onderneming in deze sector in moeilijkheden is of niet. Aangezien de vereiste basis voor controles ontbreekt, mag de Commissie niet uitsluiten dat ook ondernemingen die niet werkelijk in moeilijkheden verkeren voordeel van steun in het kader van de herstructurering ondervinden en derhalve is zij van mening dat de gegeven definitie van onderneming in moeilijkheden niet pertinent is.

(47) Behoudens het probleem ten aanzien van de definitie, is de toepasbaarheid van de vrijstelling als bedoeld in artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag afhankelijk van het bestaan van een aantal in punt 3.2.2 van de richtsnoeren uiteengezette voorwaarden.

Herstel van de levensvatbaarheid

(48) De eerste van de in bovengenoemd punt 3.2.2 vermelde voorwaarden is dat het herstructureringsplan de levensvatbaarheid en gezondheid op lange termijn van de onderneming binnen een redelijk tijdsbestek dient te herstellen op grond van realistische veronderstellingen inzake de omstandigheden waaronder de onderneming in de toekomst zal functioneren. De verbetering van de levensvatbaarheid dient voornamelijk voort te vloeien uit de interne maatregelen van het herstructureringsplan en mag alleen op externe factoren, zoals hogere prijzen en stijging van de vraag waarop de onderneming slechts weinig invloed kan uitoefenen, worden gebaseerd indien de gemaakte marktveronderstellingen algemeen worden aanvaard.

(49) In het onderhavige geval lijkt het plan onder meer te zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de reclamecampagnes die door het Ministero del Commercio Estero en het Ministero delle Politiche Agricole zijn georganiseerd afzetmogelijkheden scheppen door een toename van de uitvoer van tuinbouwproducten naar de landen van de Europese Unie, Centraal- en Oost-Europa en de rest van de wereld. Er zijn evenwel geen elementen die erop wijzen dat dergelijke campagnes het beoogde effect sorteren, dat wil zeggen dat er nieuwe afzetmogelijkheden ontstaan. Bovendien is er ten aanzien van de periode die nodig is voor het herstel van de levensvatbaarheid sprake van een duidelijke tegenstrijdigheid tussen het voornemen om de levensvatbaarheid van de betrokken ondernemingen binnen drie jaar te herstellen en het feit dat de Italiaanse autoriteiten toegeven dat "tien jaar de gebruikelijke periode is om tot een efficiënte bedrijfsvoering te komen". In het kader van een bedrijfsherstructurering mag een periode van tien jaar zeker niet als een redelijk tijdsbestek worden beschouwd.

(50) Een tweede element dat deel uitmaakt van de veronderstellingen van de Italiaanse autoriteiten is de prijskwestie. De conclusies van een marktonderzoek wijzen uit dat de prijzen in de betrokken periode (1995-1997) zijn toegenomen. Van de gegevens van de referentieperiode kunnen evenwel geen tendensen op prijsgebied worden afgeleid. De Italiaanse autoriteiten hebben meermalen bevestigd dat het plan, dat door de verhoging van de productiviteit een toename van de winst voorziet, op geen enkele wijze de prijsvorming van de betreffende producten zou beïnvloeden. Daar de verstrekte informatie telkens betrekking had op een vroegere periode, was het niet mogelijk te controleren of deze stelling gefundeerd was. Het is absoluut niet geloofwaardig dat de verhandeling van zeer grote hoeveelheden producten geen weerslag heeft op prijsvorming, tevens met het oog op het feit dat de productietoename waarover de Italiaanse autoriteiten spreken (35 tot 40 %) aanzienlijk is. Er wordt derhalve gevreesd dat de regeling een ongunstig effect op de prijsvorming heeft en dat het referentieniveau van de productie dat de Italiaanse autoriteiten hanteren als garantie voor het herstel van de levensvatbaarheid van de begunstigde bedrijven niet realistisch is, noch vanwege de hoogte daarvan, noch omdat er geen rekening wordt gehouden met de prijsverlagingen die eventueel het gevolg zouden kunnen zijn van de afzet van zeer grote hoeveelheden producten en die de kans op herstel van de levensvatbaarheid van de betrokken bedrijven alleen maar verkleinen.

Vermijding van buitensporige vervalsing van de mededinging

(51) Een andere voorwaarde voor herstructureringssteun is dat er maatregelen worden genomen om nadelige gevolgen voor concurrenten zoveel mogelijk te neutraliseren. Dergelijke maatregelen behelzen een onomkeerbare vermindering of sluiting van productiecapaciteit door de begunstigden van de steun, wanneer er sprake is van een structurele overcapaciteit in de betrokken sector. Wanneer dit niet het geval is, eist de Commissie doorgaans geen vermindering van de productiecapaciteit bij een steunmaatregel. Er moet derhalve worden aangetoond, dat de steun uitsluitend zal worden gebruikt om de levensvatbaarheid van de onderneming te herstellen en niet om de begunstigde in staat te stellen de productiecapaciteit tijdens de uitvoering van het herstructureringsplan uit te breiden, behalve voorzover dit van wezenlijk belang is voor het herstel van de levensvatbaarheid zonder de mededinging daarbij buitensporig te vervalsen.

(52) De Italiaanse autoriteiten hebben ten aanzien van de eventuele capaciteitsvermindering gesteld dat uitsluitend kleine landbouwbedrijven zoals omschreven in punt 3.2.5, onder b), van de richtsnoeren, ofwel bedrijven met niet meer dan tien arbeidsjaareenheden, voor steun in aanmerking komen. De Italiaanse autoriteiten hadden derhalve kunnen verzoeken om toepassing van de speciale bepalingen van de richtsnoeren voor de landbouwsector, zoals voorgesteld door de Commissie. Daar dit advies niet is opgevolgd (zie overweging 33) heeft de Commissie de steunregeling moeten beoordelen op grond van de in punt 3.2.2 gestelde algemene voorwaarden.

(53) In het onderhavige geval en op grond van de informatie waarover de Commissie sinds kort beschikt, heeft zij kunnen constateren dat er - het punt van de richtsnoeren dat voor dit aspect geldt ter zijde gesteld - geen structurele overcapaciteit bestaat of lijkt te bestaan in de bedrijfssector waarvoor de herstructureringssteun is ingesteld. De Commissie acht het derhalve niet nodig om de begunstigden te verzoeken de productiecapaciteit te verminderen.

(54) Daar er geen capaciteitsvermindering wordt gevraagd, moet worden aangetoond dat de geplande investeringen uitsluitend dienen tot herstel van de levensvatbaarheid van de onderneming, zonder dat de mededinging wordt vervalst. Het risico is groot dat de investeringen de mededinging wel degelijk vervalsen, omdat deze gericht zijn op een toename van de productie. Het effect daarvan op de prijsvorming heeft directe gevolgen voor de winst, en derhalve voor het bedrijf, van concurrerende ondernemingen.

Steun in verhouding tot de kosten en de voordelen van de herstructurering

(55) Tot de verschillende voorwaarden behoort ook de verhouding tot de kosten en de voordelen van de herstructurering. De juiste verhouding wordt doorgaans gewaarborgd door van de begunstigden een aanzienlijke bijdrage in het herstructureringsplan te verlangen, in de vorm van eigen middelen of via externe commerciële financiering. Gezien de bijdrage van de regio aan het herstructureringsplan (tot 75 % van het totale bedrag van de herstructurering) acht de Commissie de deelneming van de begunstigden niet voldoende. Deze mening wordt gestaafd door het feit dat toen de Italiaanse autoriteiten werden verzocht inlichtingen te verschaffen over de bijdrage die de begunstigden uit eigen middelen zouden kunnen leveren, zij hebben geantwoord dat zij slechts een compensatie van de begunstigden zouden eisen wanneer deze over eigen vermogen beschikten, de betrokken bijdrage absoluut noodzakelijk was voor het financiële evenwicht van de onderneming en er geen afbreuk werd gedaan aan de doelmatigheid daarvan. Met een dergelijk antwoord blijft er niet alleen onzekerheid bestaan over de inspanning die van het bedrijf wordt verlangd, maar wordt tevens gesuggereerd dat van bepaalde bedrijven geheel geen inspanningen worden gevraagd, wat aantoont dat de verhouding tussen de bijdrage van de regio en die van de begunstigden niet juist is.

(56) Deze wanverhouding wordt geaccentueerd door de hoogte van het subsidiebedrag dat aan elke begunstigde kan worden uitgekeerd (600 miljoen ITL, ofwel ongeveer 300000 EUR), zeker wanneer in beschouwing wordt genomen dat volgens de informatie van de Italiaanse autoriteiten de regeling bedoeld is voor kleine landbouwbedrijven, ofwel ondernemingen met niet meer dan tien arbeidsjaareenheden.

(57) De Italiaanse autoriteiten hebben voorts ten aanzien van deze wanverhouding gesteld, dat het kwijtschelden van de achterstandsrente door de kredietinstellingen niet mocht worden aangemerkt als overheidssteun. Zij hebben deze stelling gestaafd door een door de Commissie geformuleerde beoordeling te citeren van de handelswijze van staatsbanken met betrekking tot de steun die door de Oostenrijkse regering aan het bedrijf Head Tyrolia Mares (zie overweging 37) werd verstrekt. De Italiaanse autoriteiten hebben vervolgens verklaringen toegezonden van vier banken, waarin deze bevestigen af te zien van de achterstandsrente over de verschuldigde bedragen, en toegevoegd dat de banken die niet bereid waren geweest hun goedkeuring schriftelijk te bevestigen in elk geval hun toestemming hadden gegeven. Deze documenten volstaan echter niet als bewijs voor de overeenkomst tussen de onderhavige zaak en de steun aan het bovengenoemde Oostenrijkse bedrijf. Zoals reeds vermeld in overweging 37, had men alleen dan kunnen stellen dat dit initiatief geen elementen van staatssteun bevatte wanneer alle banken (particuliere en staatsbanken) de achterstandsrente hadden kwijtgescholden. De verklaring van de Italiaanse autoriteiten dat de banken niet bereid waren hun goedkeuring schriftelijk te bevestigen, maar deze wel hadden gegeven, is geen formeel bewijs voor het standpunt van de banken. Op grond van het feit dat niet alle banken een schriftelijke verklaring hadden verstrekt en het dus niet mogelijk was te bepalen of alle werkelijk bereid waren af te zien van de achterstandsrente, mag de Commissie de mogelijkheid niet uitsluiten dat particuliere en staatsbanken verschillende standpunten hebben over een kwijtschelding van de achterstandsrente. Het initiatief komt derhalve voor als een steunmaatregel, waarvan de omvang vanwege het gebrek aan informatie niet kan worden ingeschat en die moeilijk kan worden vervangen in het kader van de herstructurering, omdat de Italiaanse autoriteiten bij de opstelling van het plan hebben uitgesloten dat dit initiatief elementen van staatssteun bevatte en dat het derhalve niet in beschouwing moest worden genomen bij de berekening van de 75 % overheidssteun.

(58) Ten slotte, wat het in overweging 26, onder f), en overweging 39 genoemde Deggendorf-effect betreft, heeft het feit dat de Italiaanse autoriteiten hebben toegezegd dat de steun niet ten gunste komt van ondernemingen die in het verleden onrechtmatige en onverenigbare steun hebben ontvangen en deze niet hebben terugbetaald, de twijfels weggenomen die de Commissie tijdens de procedure naar voren heeft gebracht.

V. CONCLUSIES

(59) Ondanks de toelichting die de Italiaanse autoriteiten naar aanleiding van de overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het Verdrag ingeleide procedure hebben gegeven, is de Commissie van mening dat het door voornoemde autoriteiten voorgelegde herstructureringsplan is gefundeerd op een niet correcte definitie van onderneming in moeilijkheden, dat het scenario voor het herstel van de levensvatbaarheid van de betrokken bedrijven niet realistisch is, dat er een wezenlijke kans op concurrentieverstoring bestaat door het effect van de capaciteitsverhoging op de prijzen en derhalve op de winst en het bedrijf van de concurrenten en dat de steun niet in verhouding staat tot de kosten en de voordelen van de herstructurering. Op grond van de vorenstaande overwegingen en rekening houdend met het feit dat de Italiaanse autoriteiten de Commissie bij brief van 14 september 2001, overeenkomstig artikel 7, lid 7, van Verordening (EG) nr. 659/1999, hebben verzocht om op grond van de beschikbare informatie een definitieve beslissing te nemen, heeft de Commissie moeten concluderen dat de steunregeling voor herstructurering die Sardinië ten uitvoer wil brengen, niet in aanmerking komt voor de vrijstelling zoals bepaald in artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en dat deze derhalve niet als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden aangemerkt. Ten slotte moet worden opgemerkt dat de vorenstaande overwegingen tevens zouden gelden in het geval dat de regeling zou zijn beoordeeld in het licht van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van 1999,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun die de regio Sardinië (Italië) voornemens is te verstrekken krachtens het besluit van het regionaal bestuur nr. 48/7 van 2 december 1997, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Deze steunmaatregel mag derhalve niet ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 2

Uiterlijk twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking, stelt Italië de Commissie op de hoogte van de maatregelen die zijn genomen om aan deze beschikking te voldoen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 13 november 2001.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB C 187 van 3.7.1999, blz. 2.

(2) PB C 283 van 19.9.1997, blz. 2.

(3) Zie voetnoot 2.

(4) Arrest van het Hof van justitie van 15 mei 1997 in de zaak C-355/95 P. Textilwerbe Deggendorf GmbH (TWD) tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen en Bondsrepubliek Duitsland (Jurisprudentie 1997, bladzijde I-2549, punt 25 van de motivatie).

(5) Overeenkomstig dit artikel wordt het eigen vermogen, over het algemeen, gevormd door het kapitaal, de reserve voor de meerwaarde van aandelen, de herwaarderingsreserve, de wettelijke reserve, de reserve voor de eigen aandelen in portefeuille, de statutaire reserve, overige apart vermelde reserves, positief (negatief) bedrijfsresultaat.

(6) Wet van 15 mei 1997, nr. 127, "Spoedeisende maatregelen voor de vereenvoudiging van de administratieve handelingen en de besluitvormings- en controleprocedures" en de betreffende uitvoeringsvoorschriften.

(7) PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2.

(8) PB L 25 van 28.1.1997, blz. 26.

(9) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(10) In 2000 heeft Italië 16308854 ton groenten geproduceerd. Aangezien de gegevens van alle lidstaten nog niet beschikbaar zijn, is het niet mogelijk vast te stellen welk percentage van de productie van de Unie deze hoeveelheid uitmaakt. Het is desalniettemin op grond van de beschikbare gegevens gebleken, dat Italië het enige land is waarin de productie van 1999 tot 2000 aanzienlijk is toegenomen.

(11) PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(12) Zie voetnoot 2.

(13) In lid 1 van dit artikel is bepaald: "Steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.".

(14) Zie voetnoot 6.