32002D0195

2002/195/EG: Beschikking van de Commissie van 17 oktober 2001 betreffende de steunregeling die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van de sectoren productie, verwerking en afzet van producten van bijlage I van het Verdrag (wet nr. 81 van de regio Sicilië van 7 november 1995) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 3060)

Publicatieblad Nr. L 064 van 07/03/2002 blz. 0027 - 0038


Beschikking van de Commissie

van 17 oktober 2001

betreffende de steunregeling die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van de sectoren productie, verwerking en afzet van producten van bijlage I van het Verdrag (wet nr. 81 van de regio Sicilië van 7 november 1995)

(kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 3060)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(2002/195/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt(1),

Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) Bij brief van 6 december 1995 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag, kennis gegeven van regionale wet nr. 81 van de regio Sicilië van 7 november 1995 houdende financiële bepalingen voor het jaar 1995 (hierna "wet nr. 81/1995" genoemd), die betrekking heeft op de sectoren productie, verwerking en afzet van producten van bijlage I van het Verdrag. Bij brief van 2 mei 1996 hebben dezelfde autoriteiten de tekst van regionale wet nr. 18 van 6 april 1996 (hierna "wet nr. 18/1996" genoemd) "Steunmaatregelen voor de sectoren ondernemers en samenwerking tussen jongeren. Fonds voor de landbouwmechanisering (ESA). Wijziging van de voorschriften. Verlenging van de termijnen", waarbij artikel 10 van wet nr. 81/1995 wordt gewijzigd, meegedeeld.

(2) De in de wet nr. 81/1995 vervatte steunmaatregelen, waarvan de toepassing in afwachting van een beslissing van de Commissie overeenkomstig artikel 87 van het Verdrag is geschorst, zijn door het secretariaat-generaal van de Commissie geregistreerd:

- onder nummer N 408/B/96 wat betreft wet nr. 81/1995 betreffende de sectoren productie, verwerking en de afzet van producten van bijlage I van het Verdrag, en

- onder nummer N 408/A/96 wat betreft de steunmaatregelen voor de andere sectoren.

(3) De Commissie heeft, overeenkomstig de artikelen 87 en 88 van het Verdrag, steunmaatregel N 408/A/96 betreffende de steunmaatregelen die zijn vervat in wet nr. 81/1995 onderzocht en deze steunmaatregelen goedgekeurd (brief SG(97) D/07189 van de Commissie van 20 augustus 1997), indien en voorzover ze worden toegepast in andere sectoren dan de landbouw, de visserij en de aquacultuur. De toepassing van de in vorenvermelde wet vervatte steunmaatregelen in de sectoren landbouw, visserij en aquacultuur is door de Commissie onderzocht in het kader van steunmaatregel N 408/B/96.

Deze beschikking heeft geen betrekking op steunmaatregel N 408/A/96.

(4) Aanvullende gegevens zijn verstrekt bij brief nr. 5657 van 9 augustus 1996, bij brief nr. 7382 van 30 oktober 1996, bij brief nr. 7694 van 13 november 1996 en bij brief nr. 2694 van 12 april 1996. Op grond van de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte gegevens kan met zekerheid worden gesteld dat de artikelen 4 en 9 van wet nr. 81/1995 gelden voor de sectoren landbouw, visserij en aquacultuur, terwijl de Italiaanse autoriteiten, voor artikel 8, de door de Commissie gestelde vragen over de werkingssfeer van het artikel en inzonderheid over de toepassing ervan in de sectoren productie, verwerking en afzet van producten van bijlage I van het Verdrag, niet op afdoende wijze hebben beantwoord.

(5) Bij brief van 23 januari 1997 heeft de Commissie Italië in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag ten aanzien van deze steunmaatregel.

(6) Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt(2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel kenbaar te maken.

(7) De Italiaanse autoriteiten hebben opmerkingen ingediend bij brieven nrs. 3155 en 3899, respectievelijk van 8 mei en 12 juni 1997. De Commissie heeft geen opmerkingen terzake ontvangen van andere belanghebbenden.

(8) De Italiaanse autoriteiten hebben bij brief nr. 9365 van 23 juli 2001, geregistreerd op 28 augustus 2001, verzocht om toepassing van artikel 7, lid 7, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag(3), voor artikel 4 van wet nr. 81/1995, met andere woorden dat de Commissie binnen twee maanden na de datum van registratie van het verzoek een besluit neemt.

(9) Deze beschikking heeft alleen betrekking op de toepasbaarheid van de steunmaatregelen in de sectoren van bijlage I van het Verdrag (namelijk landbouw, in de zin van de productie van basisproducten, de verwerking en de afzet van producten van de landbouw, de visserij en de aquacultuur).

II. BESCHRIJVING

(10) De onderhavige beschikking heeft uitsluitend betrekking op de hierna beschreven maatregelen waarin is voorzien bij de artikelen 4, 8 en 9 van wet nr. 81/1995, voorzover zij van toepassing zijn op de producten van bijlage I van het Verdrag (landbouw- en visserijproducten). De toepassing van de bij wet nr. 81/1995 ingestelde maatregelen in andere sectoren dan landbouw, visserij en aquacultuur is overeenkomstig de artikelen 87 en 88 van het Verdrag door de Commissie onderzocht en goedgekeurd bij brief SG(97) D/07189 van 20 augustus 1997.

(11) Artikel 4 van wet nr. 81/1995. Op grond van dit artikel mag de "Assessore regionale" (lid van de Regionale Raad) voor landbouwzaken de in artikel 78 van regionale wet nr. 25/1993 bedoelde steun verlenen aan wijnbouwers die op grond van Verordening (EEG) nr. 454/80 van de Raad(4) een herbeplantingsrecht hebben verworven en die, nadat zij door de droogte van 1988-1990 schade hadden geleden, de in Verordening (EEG) nr. 1442/88 van de Raad(5) bedoelde steun, waarvoor dezelfde toepassingsbepalingen gelden, hebben aangevraagd. Voor de bij dit artikel ingestelde steun is voor 1995 2 miljard ITL (ongeveer 1 miljoen EUR) toegekend.

De steun kan slechts worden verleend aan wijnbouwbedrijven die aan de drie in het artikel bepaalde voorwaarden voldoen, d.w.z.:

i) die in het bezit zijn van een herbeplantingsrecht dat is verworven op grond van Verordening (EEG) nr. 454/80(6);

ii) die de betrokken herbeplantingsrechten niet hebben kunnen gebruiken wegens de droogte in de jaren 1988/1990;

iii) die een aanvraag voor de bij Verordening (EEG) nr. 1442/88 ingestelde premie voor de definitieve stopzetting van wijnbouw op wijnbouwoppervlakten hebben ingediend.

Deze begunstigden komen in aanmerking voor de steun zoals bedoeld in artikel 78 van regionale wet nr. 25/1993, dat bepaalt dat wijnbouwbedrijven die een verzoek tot rooiing en herbeplanting hebben ingediend en die door de droogte in de jaren 1988-1990 schade hebben geleden, in aanmerking kunnen komen voor de steun zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1442/88.

In feite is de steun bestemd om de onmogelijkheid voor de betrokken wijnbouwers om, als gevolg van de droogte, de herbeplantingsrechten waarvan de geldigheidstermijn afliep in de jaren waarin deze droogte zich heeft voorgedaan, uit te oefenen, te compenseren door hen de premies voor de definitieve stopzetting van de wijnbouw toe te kennen.

(12) Wat artikel 4 betreft, heeft de Commissie in haar brief van 23 januari 1997, waarmee zij de procedure inleidde, de volgende argumenten aangevoerd die hierna in de overwegingen 13 tot en met 16 onverkort zijn overgenomen.

(13) In Verordening (EEG) nr. 1442/88(7), inzake de toekenning van premies voor definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwareaal in de wijnoogstjaren 1988/1989 tot en met 1997/1998, is bepaald dat steun wordt verleend aan wijnbouwers die de wijnbouw definitief stopzetten(8) (de steun wordt gefinancierd door het EOGFL-Garantie). De stopzetting moet plaatsvinden volgens de in de verordening bepaalde voorwaarden. Overeenkomstig de derde overweging van de verordening wordt het bedrag van de premie gedifferentieerd naar gelang van de productiviteit van de betrokken percelen, teneinde zowel rekening te houden met de kosten van het rooien en het verlies van het herbeplantingsrecht als met de inkomensderving in de toekomst. Het is duidelijk dat de eerste voorwaarde waaraan moet worden voldaan, inhoudt dat de wijngaard wordt gerooid (artikel 4, lid 2, van de verordening luidt: "De premie wordt slechts toegekend na overlegging van een schriftelijke verklaring waarin de aanvager zich ertoe verbindt om [...] de oppervlakten waarvoor de premie is aangevraagd te rooien of te doen rooien."; artikel 6 van de verordening luidt: "De premie voor definitieve stopzetting wordt [...] uitbetaald, op voorwaarde evenwel dat de aanvrager het bewijs heeft geleverd dat de rooiing effectief is uitgevoerd."). De regionale autoriteiten lijken met de betrokken steunmaatregelen niet zozeer de bedoeling te hebben de stopzetting van de wijnbouw op momenteel geëxploiteerde percelen aan te moedigen (doel van Verordening (EEG) nr. 1442/88), dan wel de wijnbouwers een compensatie te verlenen voor het niet uitoefenen van hun recht op nieuwe aanplant. De Siciliaanse bepaling voorziet in de verlening van steun van hetzelfde type als de in Verordening (EEG) nr. 1442/88 bedoelde steun (die erop gericht is om bestaande wijngaarden te rooien en die berekend wordt op basis van het naar verwachting uit het rooien voortvloeiende nadeel) en vormt een tegenprestatie voor een "ontstaansfeit" dat niets gemeen heeft met het "ontstaansfeit" van de medegefinancierde steun. Afgaande op de wijze van berekening van de in de communautaire verordening bedoelde steun en het verschillende karakter van het ontstaansfeit voor beide gevallen (de regeling "Verordening (EEG) nr. 1442/88" en de betrokken regionale steun) zal de toekenning van de laatstgenoemde steun zeker leiden tot een overcompensatie van de door de begunstigden gedragen kosten.

(14) Gezien het voorgaande kan niet worden gesteld dat de Siciliaanse bepaling een doel nastreeft dat "analoog" is aan dat van de communautaire regeling in de zin van artikel 19 van de betrokken verordening: "Deze verordening vormt geen beletsel voor de toekenning van op grond van de nationale voorschriften verleende steun waarmee hetzelfde doel wordt beoogd als met deze verordening. De toekenning van deze steun [...] wordt evenwel afhankelijk gesteld van het onderzoek ervan in het kader van de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag.". De bovenstaande overwegingen gelden voor die gevallen waarin het gaat om geldige rechten op nieuwe aanplant.

(15) In dit geval zijn de in de betrokken regionale bepaling bedoelde rechten op nieuwe aanplant (verworven op grond van Verordening (EEG) nr. 337/79) niet eens geldig (omdat de maximale duur ervan in de vroegere gemeenschappelijke marktordening was vastgesteld op acht jaar en het "laatste" op grond van die bepaling verworven recht op nieuwe aanplant dus uiterlijk acht jaar na 31 maart 1987 is vervallen). De betrokken regionale steun lijkt er in wezen op gericht te zijn de in Verordening (EEG) nr. 1442/88 bedoelde steun (voor wijnbouwers die hun wijngaard rooien) te verlenen aan Siciliaanse wijnbouwers die op grond van Verordening (EEG) nr. 337/79 hun recht op nieuwe aanplant hadden verworven, maar die daarvan wegens de klimatologische omstandigheden in 1988-1990 geen gebruik hebben kunnen maken. Het gaat dus in feite om een compensatie achteraf voor het "verlies" van een recht op nieuwe aanplant waarvan geen gebruik meer kon worden gemaakt.

(16) Men kan daarom stellen dat, wanneer er sprake is van een geldig recht op nieuwe aanplant, de steun van het type "Verordening (EEG) nr. 1442/88" de door de wijnbouwer gedragen kosten zou overtreffen, maar dat die steun, bij een juridisch niet bestaand recht op nieuwe aanplant, zonder meer volledig ongegrond zou zijn (d.w.z. dat er geen enkele tegenprestatie tegenover staat) en daarom beschouwd moet worden als steun voor de bedrijfsvoering, die in beginsel onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. De bewuste steunmaatregel heeft betrekking op een sector waarop ook voor het stopzetten van de productie de regels van een gemeenschappelijke marktordening van toepassing zijn. Deze bepalingen vormen, volgens de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, een volledig en afgerond geheel waaraan maatregelen van de lidstaten geen afbreuk mogen doen. Gezien het voorgaande lijkt de betrokken regionale steun in strijd te zijn met de communautaire bepalingen houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (Verordening (EEG) nr. 822/87); de maatregel komt derhalve voor geen van de in artikel 93, lid 2 en lid 3, van het Verdrag vermelde uitzonderingen in aanmerking.

(17) Artikel 8 van wet nr. 81/1995 bepaalt dat de middelen van het "revolving fund" bij CRIAS (Cassa regionale per il credito alle imprese artigiane), dat dient om de ambachtelijke bedrijven beheerskredieten te verstrekken, met 10 miljard ITL worden verhoogd.

(18) In haar brief van 23 januari 1997 tot inleiding van de procedure heeft de Commissie zich gebaseerd op de overwegingen die hierna in de overwegingen 19 en 20 worden uiteengezet.

(19) Het kan niet worden uitgesloten dat ook ambachtelijke bedrijven die werkzaam zijn in de sectoren productie, verwerking en afzet van producten van bijlage I van het Verdrag, in het toepassingsgebied van dit artikel vallen. De Commissie heeft de Italiaanse autoriteiten bij brief nr. 23927 van 17 juni 1996 verzocht te preciseren welke sectoren onder de definitie van "ambachtelijk bedrijf" vallen en met name mee te delen of ook de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten daartoe worden gerekend. In hun antwoord in brief nr. 7382 van 30 oktober 1996 hebben de Italiaanse autoriteiten weliswaar verklaard dat landbouwbedrijven die werkzaam zijn in de sector productie van landbouwproducten niet voor deze fondsen in aanmerking komen, maar dat in de betrokken regio het begrip "ambachtelijk bedrijf" soms in wetteksten ad hoc zo is uitgelegd dat bepaalde activiteiten op het gebied van verwerking en afzet (bijvoorbeeld voor investeringen in de zuivelsector) daaronder vallen en dat bijgevolg voor de interpretatie van de bepaling moet worden verwezen naar nationale wet nr. 443 van 8 augustus 1985 (kaderwet voor de ambachtelijke sector). Deze wet sluit de bedrijven die landbouwproducten produceren uit van de definitie van "ambachtelijk bedrijf". Gezien het voorgaande kan dus niet worden uitgesloten dat door CRIAS verstrekte beheerskredieten ook gaan naar landbouwbedrijven die werkzaam zijn in de sector verwerking en/of afzet van landbouwproducten. Daar het hier gaat om een nieuwe steunregeling, die van kracht blijft na 1 januari 1996(9), zou ze moeten worden beoordeeld aan de hand van de kaderregeling inzake steunmaatregelen van de staten in de vorm van beheerskredieten(10), maar, aangezien er niet meer gegevens beschikbaar zijn, is een correcte evaluatie van deze maatregelen aan de hand van de voornoemde kaderregeling niet mogelijk. Daarom heeft de Commissie besloten ten aanzien van de in artikel 8 van wet nr. 81/1995 vervatte steunmaatregel de procedure van artikel 88 (thans artikel 93), lid 2, van het Verdrag in te leiden, voorzover deze maatregel van toepassing is op de productie en/of de verwerking en/of de afzet van de producten van bijlage I van het Verdrag (d.w.z. voorzover de uitsluiting van de "landbouwsector" uit de werkingssfeer niet voor alle activiteiten zou gelden).

(20) Artikel 9 van wet nr. 81/1995. Artikel 9 van wet nr. 81/1995 staat de in rubriek 05 voor het Regionaal Ministerie voor Samenwerking bedoelde uitgaven toe en verhoogt post 75826 van de regionale begroting met 3 miljard ITL. De Italiaanse autoriteiten hebben toegelicht dat de in artikel 9 van wet nr. 81/1995 bedoelde uitgaven worden aangewend voor de herfinanciering van de in regionale wet nr. 26 van 27 mei 1987 bedoelde steunmaatregelen die zijn onderzocht onder de nummers C 3/87 (goedgekeurd bij besluit van 21 oktober 1987) en C 45/87 (goedgekeurd bij besluit SG(88) D/12824 van 8 november 1988). Bij regionale wet nr. 25/1990, die in het kader van steundossier NN 27/92 is onderzocht en goedgekeurd door de Commissie (besluit SG(92) D/15059 van 3 november 1992), is wet nr. 26 van 27 mei 1987 verlengd en op enkele punten gewijzigd.

(21) Op grond van de in overweging 22 vermelde overwegingen heeft de Commissie besloten de in artikel 88, lid 2, van het Verdrag bedoelde procedure in te leiden.

(22) De vorengenoemde wetten, waarbij steunmaatregelen voor de visserijsector worden vastgesteld, zijn getoetst aan de richtsnoeren voor het onderzoek van de nationale steunmaatregelen in de visserijsector(11), die bepalen dat de in Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad van 18 december 1986 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquacultuur(12) bepaalde voorwaarden in acht moeten worden genomen. De Commissie beschikt niet over voldoende informatie om te kunnen beoordelen of de in het kader van wet nr. 81/1995 aan de visserijsector toegekende steun verenigbaar is met de wetgeving die gold op het tijdstip dat de maatregel is aangemeld, d.w.z. de richtsnoeren voor het onderzoek van de nationale steunmaatregelen in de visserij- en de aquacultuursector(13), waarin wordt verwezen naar de voorwaarden die zijn vermeld in Verordening (EG) nr. 3699/93 van de Raad van 21 december 1993 tot vaststelling van de criteria en de voorwaarden voor de structurele bijstand van de Gemeenschap in de sector visserij/aquacultuur en verwerking/afzet van de producten daarvan(14).

III. OPMERKINGEN VAN ITALIË

(23) Bij brieven nrs. 3155 van 8 mei 1997 en 3899 van 12 juni 1997 hebben de Italiaanse autoriteiten opmerkingen ingediend, maar alleen met betrekking tot de artikelen 4 en 8 van wet nr. 81/1995. Inzonderheid met betrekking tot artikel 4 hebben de Italiaanse autoriteiten op de volgende feiten gewezen.

(24) De betrokken wijnbouwers hebben niet de mogelijkheid gehad een recht dat zij reeds hadden verworven, te benutten, omdat het herbeplantingsrecht afliep in de jaren waarin zich rampzalige gebeurtenissen hebben voorgedaan. De bij wet nr. 25/1993 ingestelde regeling bood de mogelijkheid om de landbouwer te vergoeden voor het verlies van een verworven herbeplantingsrecht en voor het derven van een toekomstig inkomen, omdat het met Verordening (EEG) nr. 1442/88(15) beoogde doel, namelijk een inkrimping van het wijnbouwpotentieel, hoe dan ook reeds was bereikt, zij het om niet door de wijnbouwers gewilde redenen.

(25) De wijnbouwers hebben inderdaad wijngaarden gerooid, maar hebben geen overheidssteun ontvangen voor de kosten die hieraan voor hen verbonden waren. De autoriteiten stellen daarom voor, als methode voor het berekenen van de steun uit te gaan van de gemiddelde productie in de vijf wijnoogstjaren vóór dat van de rooiing voor het bepalen van het bij Verordening (EEG) nr. 1442/88 bedoelde niveau en de premie te betalen tegen de waarde van de ecu in het referentiewijnoogstjaar.

(26) De regionale wet stelt als voorwaarde voor het toekennen van de premie dat er een herbeplantingsrecht moet bestaan dat binnen de vijf wijnoogstjaren volgende op dat van de rooiing had kunnen worden uitgeoefend, zonder enige toekenning van premies.

(27) Met betrekking tot artikel 8 hebben de Italiaanse autoriteiten verklaard dat het "revolving fund" en de daarvoor beschikbare financiële middelen, die bij dat artikel zijn ingetrokken, zijn samengevoegd tot één enkel fonds dat afzonderlijk wordt beheerd en dat bestemd is voor interventies ten gunste van ambachtslieden, zoals bepaald bij artikel 64 van regionale wet nr. 6/1997. Bij de overmaking van de 10 miljard ITL (ongeveer 5 miljoen EUR) waarin is voorzien bij artikel 8, had het bevoegde regionale "Assessorato" (Regionale Raad) erop gewezen dat het wenselijk was deze overboeking uit te voeren "met de aanbeveling aan CRIAS om ambachtelijke bedrijven die werkzaam zijn in de sector productie of verwerking of afzet van producten uit de landbouwsector, van de steun uit te sluiten".

(28) De Italiaanse autoriteiten hebben geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot artikel 9 van wet nr. 81/1995.

IV. BEOORDELING

a) Artikel 4 van wet nr. 81/1995

(29) Bij artikel 4 van wet nr. 81/1995 wordt een steunregeling ingesteld ten behoeve van landbouwers die een op grond van Verordening (EEG) nr. 454/80(16) verworven herbeplantingsrecht bezitten, die door de droogte in 1988-1990 schade hebben geleden en die, onder dezelfde voorwaarden, een aanvraag voor de bij Verordening (EEG) nr. 1442/88(17) ingestelde steun hebben ingediend.

(30) Krachtens artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. De Commissie is van oordeel dat in het onderhavige geval, voor alle betrokken maatregelen, de voorwaarden voor toepassing van artikel 87, lid 1, vervuld zijn. In artikel 71 van Verordening (EG) nr. 1493/1999, houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, is bepaald dat de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag van toepassing zijn op de productie en het in de handel brengen van onder die verordening begrepen producten.

(31) Bij artikel 4 van de hier besproken wet wordt een steunregeling ingesteld om die wijnbouwers te vergoeden voor de schade die ze hebben geleden wegens de onmogelijkheid om een op grond van Verordening (EEG) nr. 337/79 verworven herbeplantingsrecht te benutten, die een aanvraag hebben ingediend om de bij Verordening (EEG) nr. 1442/88 ingestelde steun voor definitieve stopzetting van de wijnbouw te verkrijgen. De wijnbouwers aan wie de overheidssteun wordt toegekend, krijgen een economisch voordeel dat zij normaal, bij de gewone gang van zaken, niet zouden hebben ontvangen en zij verbeteren daardoor hun concurrentiepositie ten opzichte van de andere landbouwers in de Gemeenschap die een dergelijke steun niet ontvangen.

(32) De steun beïnvloedt de mededinging en het handelsverkeer tussen de lidstaten. De begunstigden oefenen namelijk een economische activiteit uit in een sector waarvan de producten tussen de lidstaten worden verhandeld, namelijk de wijnsector. In 1995 had het intracommunautaire handelsverkeer van wijn namelijk betrekking op 31346000 hl en bedroeg de productie in de Europese Unie 12152848000 hl, waarvan Italië er 58776000 voor zijn rekening nam (d.w.z. 38 % van de totale productie van de Europese Unie van de Twaalf). Bovendien bedraagt het aandeel van Italië in de wereldhandel voor wijn 34,1 %. Sicilië is een wijnproducerend gebied; in 1995 was 18 % van de totale Italiaanse wijnproductie geproduceerd in Italië (op een areaal van ongeveer 164000 ha). De betrokken maatregel valt dus onder de definitie van een steunmaatregel van de staat, zoals bedoeld in artikel 87, lid 1.

(33) Het verbod op het verlenen van staatssteun is niet onvoorwaardelijk. In dit geval zijn de in artikel 87, lid 2, van het Verdrag vermelde uitzonderingen duidelijk niet van toepassing en de Italiaanse autoriteiten hebben er trouwens ook geen beroep op gedaan. Volgens de beschikbare informatie kan de droogte ook niet worden beschouwd als een buitengewone gebeurtenis in de zin van artikel 87, lid 2, onder b). Gezien de aard van de aangemelde steunregeling is de enige uitzondering die in aanmerking zou kunnen komen die welke is bepaald in artikel 87, lid 3. Er dient derhalve te worden onderzocht of de toepassing van de betrokken steunmaatregelen in aanmerking komt voor deze uitzondering.

(34) Artikel 4 van wet nr. 81/1995 bepaalt dat een steun wordt verleend aan wijnbouwers die in het bezit zijn van een herbeplantingsrecht dat zij hebben verworven op grond van Verordening (EEG) nr. 454/80, maar die dit recht niet hebben kunnen gebruiken wegens de droogte in 1988-1990 en die een verzoek hebben ingediend voor het verkrijgen van de bij Verordening (EEG) nr. 1442/88 ingestelde steun. De rechten waarnaar de Italiaanse autoriteiten verwijzen en die als onmisbare voorwaarde voor de toekenning van de steun gelden, zijn verkregen op grond van Verordening (EEG) nr. 337/79 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt.

(35) Aangezien de betrokken wet door de Italiaanse autoriteiten op de voorgeschreven wijze is aangemeld overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag, zijn voor de beoordeling ervan de regels die zijn vervat in de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector(18) (hierna "de richtsnoeren" te noemen) van toepassing. Volgens punt 23.3 van de richtsnoeren worden deze richtsnoeren met ingang van 1 januari 2000 toegepast op nieuwe steunmaatregelen van de staten, met inbegrip van die welke door de lidstaten zijn aangemeld maar waarover de Commissie nog geen uitspraak heeft gedaan.

(36) Bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 zijn de vorige Verordening (EEG) nr. 822/87, houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 337/79, en Verordening (EEG) nr. 1442/88, inzake de toekenning van premies voor definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwareaal, ingetrokken. De herbeplantingsrechten zijn behandeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en de premies voor stopzetting van de wijnbouw in de artikelen 8, 9 en 10.

(37) Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 kunnen herbeplantingsrechten worden verworven op twee manieren: het zijn hetzij soortgelijke rechten die zijn verworven op grond van eerdere communautaire of nationale wetgeving, hetzij rechten die door de lidstaten zijn toegekend aan producenten die de verplichting aangaan een met wijnstokken beplante oppervlakte te rooien vóór het eind van het derde jaar volgende op dat waarin de oppervlakte is beplant. De betrokken herbeplantingsrechten moeten daadwerkelijk zijn verworven op grond van een vroegere communautaire wetgeving; de bewoording van artikel 4 van wet nr. 81/1995 is op dat punt duidelijk (de steun kan slechts worden toegekend aan wijnbouwers die "een herbeplantingsrecht hadden verworven op grond van Verordening (EEG) nr. 454/80 en schade hadden geleden door de droogte in 1988-1990, en die, onder dezelfde voorwaarden, een aanvraag voor de bij Verordening (EEG) nr. 1442/88 ingestelde steun hebben ingediend"). Het is dus noodzakelijk te bewijzen dat deze rechten nog steeds geldig zijn en dat ze kunnen worden omgezet in premies voor definitieve stopzetting van de wijnbouw.

(38) De betrokken wijnbouwbedrijven hebben kosten gehad voor het rooien van wijnbouwpercelen en hebben als tegenprestatie de mogelijkheid gekregen om herbeplantingsrechten uit te oefenen op eenzelfde oppervlakte of op gelijkwaardige oppervlakten. In het onderhavige geval zijn de herbeplantingsrechten (die zijn verworven op grond van Verordening (EEG) nr. 337/79(19) echter niet meer geldig. In bijlage VI bis, onder C), van Verordening (EEG) nr. 454/80 is het herbeplantingsrecht namelijk gedefinieerd als "het recht om onder de bij deze verordening vastgestelde voorwaarden gedurende acht wijnoogstjaren volgende op het wijnoogstjaar waarin de naar behoren aangemelde rooiing heeft plaatsgevonden, op een gelijkwaardige oppervlakte, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, als de gerooide oppervlakte wijnstokken aan te planten". Daar deze wijnbouwers de herbeplantingsrechten niet hebben uitgeoefend voordat de geldigheidsduur ervan is verstreken (de autoriteiten hebben verklaard dat de betrokken rechten afliepen in de jaren 1988-1990), waren de rechten niet meer geldig op het tijdstip dat de hier behandelde wet is aangemeld en zijn ze dus a fortiori niet meer geldig in de zin van artikel 4, eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

(39) Aangezien de op basis van Verordening (EEG) nr. 337/79 verworven herbeplantingsrechten vervallen zijn, is een vergoeding van deze rechten dus een achteraf toegekende steun die onverenigbaar is met punt 3.6 van de richtsnoeren, dat bepaalt dat steun die achteraf wordt toegekend voor activiteiten die de begunstigde reeds heeft ondernomen, niet geacht worden het nodige stimulerende element in te houden, en moet een dergelijke steun als steun voor de bedrijfsvoering worden beschouwd die louter bedoeld is om de begunstigde van een financiële last te bevrijden. Daarom moet in alle steunregelingen - met uitzondering van steunregelingen waarbij het om schadevergoeding gaat - zijn bepaald dat geen steun kan worden toegekend voor werkzaamheden waarmee is begonnen of activiteiten die zijn ondernomen voordat bij de betrokken bevoegde autoriteit op behoorlijke wijze een steunaanvraag is ingediend.

(40) Volgens de richtsnoeren is de enige achteraf toegekende steun die zou mogen worden verleend, voorzover is aangetoond dat hij verenigbaar is met de bepalingen van de gemeenschappelijke marktordening, die welke wordt verleend in het kader van steunregelingen waarbij het om schadevergoeding gaat. In het onderhavige geval moet dus worden nagegaan of punt 11 van de genoemde richtsnoeren, dat betrekking heeft op "steun ter vergoeding van schade aan de landbouwproductie of aan de landbouwproductiemiddelen", van toepassing is in dit specifieke geval van steun om de landbouwers te vergoeden voor verliezen als gevolg van de slechte weersomstandigheden (de droogte in de periode 1988-1990). De Italiaanse autoriteiten hebben in hun brief nr. 3899 van 12 juni 1997 namelijk het niet uitoefenen van het herbeplantingsrecht (en dus de geleden schade) gekoppeld aan de natuurramp. Punt 11.1.2 van de richtsnoeren bepaalt evenwel dat de Commissie het belangrijk acht, om het risico voor vervalsing van de mededingingsvoorwaarden te voorkomen, dat, behoudens administratieve en begrotingsproblemen, steun om landbouwers voor schade aan de landbouwproductie te vergoeden, zo spoedig mogelijk na de schade toebrengende gebeurtenis wordt uitbetaald. Wanneer de steun pas verscheidene jaren na de betrokken gebeurtenis wordt uitbetaald, bestaat er een reëel gevaar dat deze steunbetaling dezelfde economische gevolgen zal hebben als steun voor de bedrijfsvoering. Dit is vooral het geval wanneer alsnog steun wordt uitgekeerd op basis van aanvragen waarvoor ten tijde van de schade geen behoorlijk bewijsmateriaal werd bijeengebracht. Daarom zal de Commissie, behoudens specifieke rechtvaardigingsgronden, die bijvoorbeeld de aard en de omvang van de gebeurtenis of het pas later of nog steeds optreden van de schade betreffen, haar goedkeuring onthouden aan steunvoornemens die meer dan drie jaar na de betrokken gebeurtenis worden aangemeld. In het onderhavige geval is deze termijn verstreken en hebben de autoriteiten geen enkel gegeven verstrekt om de draagwijdte en de aard van de gebeurtenis, noch om het pas later of nog steeds optreden van de schade - die een verlenging van de in de richtsnoeren vermelde termijn van drie jaar zou kunnen rechtvaardigen -, te beoordelen.

(41) De steun kan zelfs niet worden beschouwd als een steun voor de sluiting van productie-, verwerkings- en afzetcapaciteit, zoals bedoeld in punt 9 van de richtsnoeren. Omdat deze steun niet als een zuivere steun voor de bedrijfsvoering aan de betrokken ondernemingen wordt beschouwd, moet kunnen worden aangetoond dat de steun in het belang van de sector als geheel is. Deze premie vergoedt de begunstigde Siciliaanse ondernemers voor een rooiing die bijna 13 jaar vóór de aanmelding van de steunmaatregel heeft plaatsgevonden, en zij heeft dus geen enkel stimulerend effect op de sector en moet dus gewoon worden beschouwd als een steun voor de bedrijfsvoering.

(42) Een essentiële voorwaarde voor de toekenning van staatssteun in de landbouwsector is bovendien dat hij niet in strijd mag zijn met de regels van de gemeenschappelijke marktordening voor het betrokken product. De begunstigden van artikel 4 van wet nr. 81/1995 komen echter niet in aanmerking voor de premie voor definitieve stopzetting op grond van Verordening (EG) nr. 1493/1999. In titel II, hoofdstuk II, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 (met name de artikelen 8 en 9) is bepaald dat overeenkomstig de bepalingen van dat hoofdstuk premies kunnen worden toegekend voor de definitieve stopzetting van de wijnbouw op een bepaalde oppervlakte. Volgens deze bepalingen kan de premie worden toegekend aan bedrijfshoofden die op wijnbouwoppervlakten wijndruiven telen. De betrokken wijnbouwers zouden geen aanvraag voor premies voor definitieve stopzetting van wijnbouw op grond van Verordening (EG) nr. 1493/1999 kunnen indienen, omdat de betrokken oppervlakten sedert het wijnoogstjaar 1981/1982 (uiterste datum voor het rooien) niet meer worden beteeld. Een aan de betrokken wijnbouwers uitgekeerde steun zou derhalve onverenigbaar zijn met de regels van de betrokken gemeenschappelijke marktordening.

(43) Ook al zouden de artikelen 87, 88 en 89 volledig van toepassing zijn op de door de gemeenschappelijke marktordeningen bestreken sectoren, toch blijft de toepassing ondergeschikt aan de met de betrokken verordeningen vastgestelde regelingen. Met andere woorden, de bepalingen van de artikelen 87, 88 en 89 gaan niet boven die van de verordening tot instelling van de betrokken marktordening. De Commissie kan dus in geen geval een steun goedkeuren die onverenigbaar is met de bepalingen van een gemeenschappelijke marktordening of die de goede werking van de betrokken gemeenschappelijke marktordening zou belemmeren. Toekenning van de in artikel 4 van wet nr. 81/1995 bedoelde steun is strijdig met de voorschriften van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1493/1999, zoals in de vorige overweging is aangetoond, en kan derhalve niet in aanmerking komen voor één van de in artikel 87, lid 3, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen.

(44) Ook als men deze steunregeling zou bekijken in het licht van de vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1493/1999 geldende communautaire bepalingen, waarnaar in artikel 4 van wet nr. 81/1995 is verwezen (bepalingen op grond waarvan deze rechten waren verkregen), blijkt dat de in artikel 87, lid 3, van het Verdrag bedoelde uitzondering niet van toepassing is.

(45) Artikel 4 van de betrokken wet heeft namelijk tot doel de wijnbouwers die herbeplantingsrechten zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 337/79 hebben verworven (rechten die aflopen in de wijnoogstjaren 1988-1990, zoals door de autoriteiten is meegedeeld) en die een aanvraag voor premies voor de definitieve stopzetting van wijnbouw op wijnbouwareaal hebben ingediend, een steun toe te kennen om ze te vergoeden voor de materiële onmogelijkheid om deze rechten uit te oefenen. De communautaire wetgeving voorzag in twee mogelijkheden:

- de mogelijkheid om wijngaarden definitief te rooien, met als vergoeding de op grond van Verordening (EEG) nr. 1442/88 toegekende premies of

- de mogelijkheid om wijngaarden te rooien en daarmee herbeplantingsrechten te verkrijgen voor een gelijkwaardige oppervlakte als de gerooide oppervlakte, op grond van Verordening (EEG) nr. 337/79.

De betrokken bedrijfshoofden hadden oorspronkelijk voor de tweede mogelijkheid gekozen en ze hebben, als tegenprestatie voor het rooien, de mogelijkheid gekregen om opnieuw wijngaarden aan te planten.

(46) Krachtens artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 1442/88 is het mogelijk achteraf nationale steun te verlenen, op voorwaarde dat met deze steun dezelfde doelstellingen worden beoogd als met de verordening. Voorwaarde voor het verlenen van deze steun is dat de maatregelen worden getoetst aan de artikelen 87, 88 en 89 (thans de artikelen 92, 93 en 94) van het Verdrag. De voorwaarde voor het verlenen van aanvullende staatssteun was dus dat de steunregeling dezelfde doelstellingen moest hebben als Verordening (EEG) nr. 1442/88. De hier onderzochte wet voorziet in een vergoeding voor herbeplantingsrechten die de wijnbouwers bezaten, maar die zij wegens de droogte niet hadden kunnen uitoefenen. Het doel van de wet is dus niet hetzelfde als dat van Verordening (EEG) nr. 1442/88, omdat het niet uitoefenen van het herbeplantingsrecht niet kan worden gelijkgesteld met een definitieve stopzetting van de wijnbouw voor het doel en onder de voorwaarden die zijn bepaald in Verordening (EEG) nr. 1442/88. Bovendien zijn de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1442/88 niet nageleefd, omdat ten minste één van de voorwaarden sine qua non voor het verkrijgen van de premies voor definitieve stopzetting ontbreekt. Krachtens artikel 1, lid 1, van voornoemde verordening zijn de begunstigden van de premies voor definitieve stopzetting wijnbouwers waarvan het wijnbouwareaal bestemd is voor de productie van wijn, tafeldruiven, rozijnen en krenten of waarvan het wijnbouwareaal beplant is met een moederplantenopstand voor onderstammen, voorzover de rassen voorkomen in de indeling van de wijnstokrassen. De Siciliaanse wijnbouwers kunnen vanzelfsprekend niet tot deze categorie worden gerekend, omdat de oppervlakten waarvoor ze premies aanvragen, op het tijdstip van de indiening van de aanvraag niet waren beplant in de zin van Verordening (EEG) nr. 1442/88 (het rooien van wijngaarden, een essentiële voorwaarde voor het verkrijgen van herbeplantingsrechten, was reeds uitgevoerd).

(47) Bovendien waren de herbeplantingsrechten, zoals in overweging 39 reeds is uiteengezet, in de wijnoogstjaren 1988-1990 vervallen en het waren dus ook op het tijdstip dat de maatregel is aangemeld geen geldige rechten meer. Daar de bij artikel 4 van wet nr. 81/1995 ingestelde steun tot doel heeft de wijnbouwers te vergoeden voor het verlies van herbeplantingsrechten die zij op de datum van de bekendmaking van de wet niet meer bezaten, is de steun een achteraf toegekende steun die strijdig is met de regelgeving van de gemeenschappelijke marktordening voor wijn die is vervat in Verordening (EEG) nr. 337/79, zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 454/80. De Commissie moet derhalve besluiten dat de maatregel niet in aanmerking komt voor de in artikel 87, lid 3, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen.

b) Artikel 8 van wet nr. 81/1995

(48) Artikel 8 van wet nr. 81/1995 bepaalt dat de middelen van het "revolving fund" bij CRIAS, dat dient om aan ambachtelijke bedrijven beheerskredieten te verstrekken, met 10 miljard ITL worden verhoogd.

(49) Bij artikel 8 van wet nr. 81/1995 wordt een steun, in de vorm van beheerskredieten, ingesteld ten behoeve van ambachtelijke bedrijven. Deze overheidsmiddelen worden toegekend zonder enige tegenprestatie van de ondernemingen die, dankzij deze kredieten, hun concurrentiepositie ten opzichte van andere landbouwers in de Gemeenschap die geen dergelijke steun ontvangen, verbeteren. Op grond van de beschikbare informatie kan niet worden uitgesloten dat deze steun ook zal worden verleend aan ondernemingen die zich bezighouden met de verwerking en de afzet van producten van bijlage I van het Verdrag. In artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen(20) is bepaald dat de artikelen 87 tot en met 89 van het Verdrag van toepassing zijn voor steun die door de lidstaten wordt verleend voor maatregelen ter ondersteuning van plattelandsontwikkeling.

(50) Het verbod op het toekennen van staatssteun is niet absoluut. In het onderhavige geval zijn de in artikel 87, lid 2, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen echter niet van toepassing en de Italiaanse autoriteiten hebben er trouwens ook geen beroep op gedaan. Gezien de aard van de aangemelde regeling is de enige afwijking die eventueel zou kunnen worden toegepast, die welke is vermeld in artikel 87, lid 3.

(51) Daar het gaat om beheerskredieten, moeten deze worden getoetst aan de mededeling van de Commissie inzake steunmaatregelen van de staten in de vorm van kortlopend krediet met rentesubsidie in de landbouw (beheerskredieten)(21) en aan de kaderregeling inzake steunmaatregelen van de staten voor beheerskredieten in de landbouw(22). In hun opmerkingen hebben de Italiaanse autoriteiten niet voldoende gegevens verstrekt om met zekerheid uit te sluiten dat de bij dit artikel ingestelde steun niet ook kan worden verleend aan ambachtelijke bedrijven die actief zijn in de sectoren verwerking en afzet van producten van bijlage I van het Verdrag. Artikel 64 van wet nr. 6/1997, waarbij artikel 8 wordt ingetrokken, voorziet in een eenvoudige overdracht van de middelen die bestemd zijn voor beheerskredieten voor ambachtslieden, zonder dat verder wordt toegelicht op welke categorieën ambachtslieden de wet betrekking heeft.

(52) In hun brief nr. 3155 van 8 mei 1997 hebben de Italiaanse autoriteiten verklaard dat zij op het tijdstip van de overdracht CRIAS hadden aanbevolen "de mogelijkheid om voor de steun in aanmerking te komen, uit te sluiten voor de ambachtelijke bedrijven die werkzaam zijn in de sectoren productie, verwerking of afzet van landbouwproducten".

(53) De waarde van een dergelijke aanbeveling is twijfelachtig: het feit dat een dergelijke aanbeveling wordt gedaan, wijst erop dat de mogelijkheid bestaat om beheerskredieten toe te kennen aan bedrijven die werkzaam zijn in de landbouwsector. Het bestaan van die mogelijkheid is trouwens niet ontkend door de Italiaanse autoriteiten die, in hun brief nr. 7382 van 30 oktober 1996, weliswaar als mogelijke begunstigden van de steun de ondernemingen uitsloten die werkzaam waren in de sector van de productie van grondstoffen, maar verklaarden dat in de betrokken regio het begrip "ambachtelijk bedrijf" soms in ad-hocwetteksten zo was uitgelegd dat bepaalde activiteiten op het gebied van verwerking en afzet (bv. voor investeringen in de zuivelsector) daaronder vielen. In het onderhavige geval moet, volgens de Italiaanse autoriteiten, worden verwezen naar de nationale kaderwet, wet nr. 443 van 8 augustus 1995, waarin, in artikel 3, een ambachtelijk bedrijf wordt gedefinieerd als [...] het bedrijf dat tot hoofddoel heeft de ontplooiing van een activiteit voor de productie van goederen en diensten, zelfs van halffabrikaten, of de levering van diensten, met uitsluiting van landbouwactiviteiten [...]. Op grond van de tekst van de wet kan niet worden geconcludeerd dat deze uitsluiting ook geldt voor ambachtelijke landbouwbedrijven die actief zijn op het gebied van de verwerking en/of de afzet van landbouwproducten.

(54) Als men erkent dat het, op grond van artikel 8, mogelijk is beheerskredieten te verlenen aan bedrijven die werkzaam zijn op het gebied van de verwerking en/of de afzet van landbouwproducten, moet de juridische waarde van de "aanbeveling" van de regionale autoriteiten worden geëvalueerd, d.w.z. of een dergelijke aanbeveling voldoende waarborgen biedt om met zekerheid te kunnen stellen dat geen enkel bedrijf dat zich bezighoudt met de productie, de verwerking en/of de afzet van producten van bijlage I van het Verdrag, in aanmerking komt voor het in artikel 8 bedoelde krediet. Uit de hierboven aangehaalde brief blijkt dat het bevoegde regionale "Assessorato", bij het overmaken van de financiële middelen, "op de wenselijkheid heeft gewezen" om bij het overmaken van de betrokken middelen de aanbeveling te doen dat ambachtelijke bedrijven die werkzaam zijn in de sector productie, verwerking en/of afzet van landbouwproducten zouden worden uitgesloten. Een dergelijke formulering maakt duidelijk dat deze aanbeveling niet dwingend was.

(55) Uit het voorgaande blijkt dat het niet uitgesloten is dat de regeling ook kan gelden voor ambachtelijke bedrijven die werkzaam zijn in de sector verwerking en/of afzet van landbouwproducten. Daarom moet dit artikel worden getoetst aan de richtsnoeren, de mededeling van de Commissie inzake steunmaatregelen van de staten in de vorm van kortlopend krediet met rentesubsidie in de landbouw (beheerskredieten) en de kaderregeling inzake steunmaatregelen van de staten voor beheerskredieten in de landbouw. Met name in de mededeling van de Commissie inzake steunmaatregelen van de staten in de vorm van kortlopend krediet met rentesubsidie in de landbouw is, in punt A, bepaald dat de Commissie erkent dat beheerskredieten steun voor de bedrijfsvoering zijn die slechts uitzonderlijk kan worden toegekend wegens de concurrentiedistorsies die hij kan veroorzaken. Deze steun kan derhalve slechts worden toegekend indien de in vorenvermelde documenten bepaalde voorwaarden strikt worden nageleefd.

(56) In de vorenvermelde communautaire regelgeving inzake beheerskredieten is duidelijk vermeld dat beheerskredieten steun voor de bedrijfsvoering zijn die slechts op bepaalde welomschreven voorwaarden mogen worden toegekend. Zo moeten met name, volgens de punten B en C van vorenvermelde mededeling, alle ondernemers uit de regio, zonder discriminatie en zonder verwijzing naar de aard van de landbouwactiviteit waarvoor de landbouwer het krediet nodig heeft, voor de beheerskredieten in aanmerking komen. De overheid moet duidelijk de benadeelden in de sector aanwijzen, aan de hand van het verschil tussen de rente die aan een typische ondernemer in de landbouwsector wordt aangerekend, en de rente die in andere bedrijfstakken in de betrokken lidstaat wordt betaald voor niet voor investeringen bestemd kortlopend krediet voor een vergelijkbaar bedrag per marktdeelnemer. De omvang van de leningen mag voor een begunstigde nooit meer bedragen dan het bedrag aan kasmiddelen dat nodig is om de productiekosten te dekken die ontstaan voordat hij inkomsten uit de verkoop van de betrokken producten ontvangt. In geen geval mag de steun verband houden met specifieke afzet of productie. Alleen als deze voorwaarden strikt zijn nageleefd, kunnen beheerskredieten worden toegekend. De Italiaanse autoriteiten hebben over dit aspect van de zaak geen enkele informatie verstrekt.

(57) Om bovenvermelde redenen moet de bij artikel 8 ingestelde steun worden beschouwd als steun voor de bedrijfsvoering. Volgens punt 3.5 van de richtsnoeren moeten steunmaatregelen in de sector productie, verwerking en afzet van producten van bijlage I van het Verdrag, om als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te kunnen worden beschouwd, een stimulerend element inhouden of een tegenprestatie van de begunstigden vergen. Tenzij communautaire voorschriften of deze richtsnoeren uitdrukkelijk in uitzonderingen voorzien, moet eenzijdige staatssteun die louter bedoeld is om de financiële situatie van producenten te verbeteren, maar op geen enkele wijze tot de ontwikkeling van de sector bijdraagt, en vooral steun die uitsluitend op grond van prijzen, hoeveelheden, productie-eenheden of eenheden van de productiemiddelen wordt toegekend, als steun voor de bedrijfsvoering worden beschouwd die met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar is. Bovendien zal dergelijke steun alleen al door zijn aard waarschijnlijk een verstorende factor zijn voor de mechanismen van de gemeenschappelijke marktordeningen.

(58) Daar de maatregel betrekking heeft op beheerskredieten die, op grond van hun aard, moeten worden beschouwd als kredieten voor de bedrijfsvoering, moet de Commissie besluiten dat de maatregel niet in aanmerking kan komen voor één van de in artikel 87, lid 3, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen, voorzover dat artikel van toepassing is op ondernemingen die werkzaam zijn in de sectoren productie, verwerking en afzet van producten van bijlage I van het Verdrag.

c) Artikel 9 van wet nr. 81/1995

(59) Artikel 9 van wet nr. 81/1995 staat de in rubriek 05 van het Regionaal Ministerie voor Samenwerking vermelde uitgaven toe en verhoogt post 75826 van de regionale begroting met 3 miljard ITL.

(60) De betrokken regionale steun wordt toegekend met het oog op de herfinanciering van uitgaven die reeds zijn toegekend en door de Commissie zijn goedgekeurd in het kader van de steunmaatregelen van regionale wet nr. 26 van 27 mei 1987, die zijn onderzocht onder de nummers C 3/87 (goedgekeurd bij besluit van 21 oktober 1987) en C 45/87 (goedgekeurd bij besluit SG(88) D/12824 van 8 november 1988). Voor deze twee steunmaatregelen was geconstateerd dat ze een element staatssteun bevatten.

(61) Het verbod op het verlenen van staatssteun is niet absoluut. In het onderhavige geval zijn de in artikel 87, lid 2, van het Verdrag vermelde uitzonderingen niet toepasbaar en de Italiaanse autoriteiten hebben er ook geen beroep op gedaan. Gezien de aard van de aangemelde steunregeling is de enige uitzondering die ervoor zou kunnen worden toegepast die welke is vermeld in artikel 87, lid 3, van het Verdrag.

(62) De bij artikel 9 ingestelde steunmaatregelen moeten worden getoetst aan de richtsnoeren die zijn bekendgemaakt in PB C 19 van 20 januari 2001, die verwijzen naar Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad betreffende de structurele acties van de Gemeenschap. De Commissie beschikt nog steeds niet over voldoende informatie om de in dit artikel bedoelde steunmaatregelen te kunnen beoordelen. Daarom moet Italië worden aangemaand de voor de beoordeling van deze maatregelen noodzakelijke gegevens mee te delen, opdat de Commissie met kennis van zaken een besluit kan nemen. Indien Italië geen gevolg aan deze aanmaning zou geven, zal de Commissie, overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 659/1999, een beslissing treffen op basis van de gegevens waarover zij beschikt.

V. CONCLUSIES

(63) Overeenkomstig artikel 7, lid 7, van Verordening (EG) nr. 659/1999 geeft de Commissie, op verzoek van de betrokken lidstaat, binnen twee maanden een beschikking op basis van de informatie waarover zij beschikt. In voorkomend geval geeft de Commissie, wanneer de verstrekte informatie niet toereikend is om de verenigbaarheid vast te stellen, een negatieve beschikking.

(64) Gezien het vorenstaande kan de Commissie besluiten dat de steunmaatregelen waarin is voorzien bij de artikelen 4 en 8 van de onderzochte regionale wet, voorzover ze van toepassing zijn in de landbouwsector, steunmaatregelen van de staten in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn ten aanzien waarvan geen enkele van de in artikel 87, lid 3, bedoelde uitzonderingen kan worden toegepast,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steunmaatregel die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen op grond van de artikelen 4 en 8 van wet nr. 81 van de regio Sicilië van 7 november 1995 ten gunste van de sectoren productie, verwerking en afzet van producten van bijlage I van het Verdrag, met uitzondering van visserij- en aquacultuurproducten, zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Italië mag deze steunmaatregelen derhalve niet ten uitvoer leggen.

Artikel 2

Italië deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.

Artikel 3

Wat de sector visserij en aquacultuur betreft, maant de Commissie Italië, overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 659/1999, aan haar binnen één maand de volgende gegevens mee te delen:

- de lijst en de beschrijving van de bij regionale wet nr. 26 van 27 mei 1987 ingestelde steunmaatregelen die zullen worden geherfinancierd in het kader van artikel 9 van regionale wet nr. 81 van 8 november 1995,

- de gedetailleerde voorwaarden waarop deze steun wordt verleend: de juiste aard, intensiteit, voorwaarden in verband met de cumulering met andere steunregelingen, enz.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 17 oktober 2001.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Zie overweging 36 van deze beschikking. Bij deze verordening wordt Verordening (EG) nr. 822/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 337/79 van de Raad van 5 februari 1979 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 454/80, ingetrokken.

(2) PB C 88 van 19.3.1997, blz. 17.

(3) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(4) Zie overweging 36 van deze beschikking.

(5) Zie overweging 36 van deze beschikking.

(6) Artikel 4 van de regionale wet bevat onnauwkeurige juridische verwijzingen: een van de in het voornoemde artikel vervatte voorwaarden is namelijk dat de herbeplantingsrechten moeten zijn verworven op grond van Verordening (EEG) nr. 454/80. Op de datum van publicatie van de wet waren de bepalingen die bij Verordening (EEG) nr. 454/80 in Verordening (EEG) nr. 337/79 waren ingevoegd, niet meer van kracht sedert 1 april 1987 (datum waarop Verordening (EEG) nr. 822/87 in werking is getreden). De herbeplantingsrechten waren namelijk verworven op grond van Verordening (EEG) nr. 337/79.

(7) Zie overweging 36 van deze beschikking.

(8) PB L 132 van 28.5.1988, blz. 3. De geldigheidsduur van deze verordening is bij Verordening (EG) nr. 1595/96 van de Raad (PB L 206 van 16.8.1996, blz. 36) verlengd tot en met het wijnoogstjaar 1997/1998.

(9) Dit is de datum die door de Commissie is vastgesteld voor de toepassing van de nieuwe kaderregeling voor nationale steunmaatregelen in de vorm van beheerskredieten op "niet-bestaande steun" in de zin van artikel 88 (thans artikel 93), lid 1, van het Verdrag.

(10) PB C 44 van 16.2.1996.

(11) PB C 269 van 19.10.1985.

(12) PB L 376 van 31.12.1986, blz. 7.

(13) PB C 260 van 17.9.1994, blz. 3.

(14) PB L 346 van 31.12.1993, blz. 1. Deze versie is geconsolideerd bij Verordening (EG) nr. 2468/98 (PB L 312 van 20.11.1998).

(15) Zie overweging 36 van deze beschikking.

(16) Zie overweging 36 van deze beschikking.

(17) Zie overweging 36 van deze beschikking.

(18) PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2.

(19) Zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 454/80.

(20) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

(21) PB C 44 van 16.2.1996, blz. 2.

(22) SG(97) D/10801 van 19.12.1997.