32001R1900

Verordening (EG) nr. 1900/2001 van de Raad van 27 september 2001 tot beëindiging van het nieuwe onderzoek naar de definitieve antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 van de Raad waren ingesteld op de invoer van televisiecamerasystemen uit Japan

Publicatieblad Nr. L 261 van 29/09/2001 blz. 0003 - 0009


Verordening (EG) nr. 1900/2001 van de Raad

van 27 september 2001

tot beëindiging van het nieuwe onderzoek naar de definitieve antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 van de Raad waren ingesteld op de invoer van televisiecamerasystemen uit Japan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), inzonderheid op artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel dat door de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité werd ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Voorafgaande onderzoeken

(1) Na een antidumpingonderzoek dat in maart 1993 was ingeleid, stelde de Raad in april 1994 bij Verordening (EG) nr. 1015/94(2) ("de oorspronkelijke verordening definitieve rechten") een definitief antidumpingrecht in op de invoer van televisiecamerasystemen ("TCS") uit Japan. Het oorspronkelijk onderzoek had betrekking op de periode van 1 juli 1991 tot 31 december 1992.

(2) Na een onderzoek ("het anti-absorptieonderzoek") ingevolge artikel 12 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad ("de basisverordening") verhoogde de Raad in oktober 1997 bij Verordening (EG) nr. 1952/97(3) de definitieve antidumpingrechten voor twee betrokken bedrijven, namelijk voor Sony Corporation en voor Ikegami Tsushinki & Co. Ltd, tot respectievelijk 108,3 % en 200,3 %.

(3) Na een verzoek van de bedrijfstak voor TCS van de Gemeenschap leidde de Commissie in april 1999(4) een nieuw onderzoek in naar aanleiding van het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening ("het nieuwe onderzoek naar aanleiding van het vervallen van de maatregelen"). Ten gevolge van dat nieuwe onderzoek werd geconcludeerd dat het vervallen van de ingestelde definitieve antidumpingmaatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting, dan wel herhaling van de dumping en schade. Derhalve stelde de Raad, bij Verordening (EG) nr. 2042/2000(5) ("de momenteel geldende verordening definitief recht") op de invoer van TCS uit Japan opnieuw de definitieve antidumpingrechten in die waren vastgesteld in het kader van het oorspronkelijk onderzoek, zoals gewijzigd door het anti-absorptieonderzoek.

2. Onderhavig onderzoek

i) Inleiding

(4) Op 4 september 1999 diende de Japanse exporteur/producent van TCS, Hitachi Denshi Ltd ("de indiener van het verzoek") een verzoek in om een tussentijds nieuw onderzoek - met een beperking tot het aspect dumping - naar de antidumpingmaatregelen die op zijn uitvoer van toepassing waren, ingevolge artikel 11, lid 3, van de basisverordening. In het verzoek werd aangevoerd dat het, om de dumping tegen te gaan, niet langer nodig was antidumpingrechten te heffen op de uitvoer van de indiener van het verzoek naar de Gemeenschap omdat voor deze exporteur de normale waarden aanmerkelijk lager, en de uitvoerprijzen aanmerkelijk hoger waren dan die welke in het kader van het oorspronkelijke onderzoek, dat tot de geldende maatregelen leidde, werden vastgesteld.

(5) Na overleg met het Raadgevend Comité stelde de Commissie vast dat er voldoende bewijzen waren voor de inleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek; zij ging derhalve voor deze indiener van het verzoek over tot de inleiding van dit onderzoek(6), dat tot het aspect dumping werd beperkt.

ii) Onderzoek

(6) De Commissie bracht de vertegenwoordigers van het exporterende land en de indiener van het verzoek officieel op de hoogte van de inleiding van het tussentijdse nieuwe onderzoek en stelde alle rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid om hun standpunten schriftelijk bekend te maken en om te verzoeken te worden gehoord. De Commissie zond de indiener van het verzoek en zijn verbonden importeur in de Gemeenschap een vragenlijst, die beiden binnen de vastgestelde termijn beantwoordden.

(7) De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij voor de vaststelling van de dumping noodzakelijk achtte en ging over tot onderzoeken in de ondernemingen van de indiener van het verzoek, Hitachi Denshi Ltd, Tokio, Japan, en van de verbonden importeur Hitachi (Europe) GmbH, Rodgau, Duitsland.

(8) Het onderzoek naar de dumping had betrekking op de periode van 1 juli 1998 tot 31 december 1999 ("het onderzoektijdvak" of "OT").

B. PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Product

(9) Het betreft hetzelfde product als in het oorspronkelijk onderzoek.

(10) Het betreft televisiecamerasystemen (TCS) die momenteel worden ingedeeld onder de GN-codes ex 8525 30 90, ex 8537 10 91, ex 8537 10 99, ex 8529 90 81, ex 8529 90 88, ex 8543 89 95, ex 8528 21 14, ex 8528 21 16 en ex 8528 21 90 uit Japan.

(11) Zoals werd vastgesteld in de momenteel geldende verordening definitief recht kunnen TCS bestaan uit de volgende delen die hetzij samen, hetzij afzonderlijk worden ingevoerd:

- een camerakop met drie of meer sensoren (beeldopnemers bestaande uit ladinggekoppelde componenten (charge-coupled pick-up devices) (CCD's) van 12 mm of meer)) met meer dan 400000 pixels per stuk, die op een uitgangsadaptor kan worden aangesloten en die een signaal/ruisverhouding heeft van 55 decibel of meer bij normale versterking; de camerakop en de adaptor kunnen zich in dezelfde behuizing of in afzonderlijke behuizingen bevinden;

- een zoeker (met een diagonaal van 38 mm of meer);

- een basisstation of camerabesturingseenheid (camera control unit (CCU)) die door middel van een kabel met de camera is verbonden;

- een bedieningspaneel (operational control panel (OCP)) voor het besturen van afzonderlijke camera's (met name voor kleurinstelling, lensopening of diafragma);

- -een centraal regelpaneel (master control panel (MCP)) of centrale regeleenheid (master set-up unit (MSU)) met camerakeuzeaanduiding voor het overzicht en voor de afstandsbediening van verschillende camera's.

(12) De bovenstaande TCS-onderdelen worden hierna "TCS-componenten" of "componenten" genoemd. Van elke component bestaan er verschillende modellen.

(13) Op de onderstaande producten is bovenstaande definitie niet van toepassing:

- lenzen;

- videorecorders;

- camerakoppen waarvan de opname-eenheid zich in dezelfde behuizing bevindt;

- professionele camerasystemen die niet als omroepcamera's kunnen worden gebruikt;

- professionele camerasystemen van de bijlage bij de momenteel geldende verordening definitief recht (aanvullende Taric-code 8786 ).

2. Soortgelijk product

(14) Men stelde vast dat er, wat de fysische en technische eigenschappen en het gebruik betreft, geen fundamentele verschillen waren tussen TCS die door de indiener van het verzoek, de Japanse exporteur/producent, vervaardigd werden en in de Gemeenschap werden verkocht, en de producten die door de indiener van het verzoek vervaardigd werden en op de binnenlandse markt van het exporterende land werden verkocht.

(15) Bovendien maakten zowel de indiener van het verzoek als de bedrijfstak van de Gemeenschap bij de vervaardiging van het product dat in de Gemeenschap werd verkocht, gebruik van dezelfde basistechnologie en beantwoordden de vervaardigde toestellen in beide gevallen aan de wereldwijd toepasselijke industriële normen. Deze producten kenden dezelfde toepassing en hetzelfde gebruik, hadden bijgevolg ook dezelfde fysische en technische kenmerken, waren onderling verwisselbaar, en concurreerden met elkaar. TCS die vervaardigd werden door de indiener van de klacht en op zijn binnenlandse markt en in de Gemeenschap werden verkocht alsmede TCS die door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigd werden en op de markt van de Gemeenschap werden verkocht, zijn derhalve soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C. MOGELIJKE VOORTZETTING VAN DE DUMPING

1. Voorafgaande opmerkingen

(16) Uit het onderzoek is gebleken dat de indiener van het verzoek slechts viermaal naar de Gemeenschap uitvoerde. De uitgevoerde hoeveelheden TCS vertegenwoordigden tijdens het oorspronkelijk OT minder dan 10 % van zijn uitvoer en in waarde slechts ongeveer 350000 EUR. Bovendien werden alle TCS door de verbonden importeur doorverkocht aan dezelfde afnemer, een omroepmaatschappij (gebruiker) in de Gemeenschap.

(17) Volledigheidshalve onderzocht de Commissie, hoewel de uitgevoerde hoeveelheden niet representatief waren "of de dumping waarschijnlijk zou worden voortgezet" (zie de overwegingen 18 tot 46 hieronder). Doordat de hoeveelheden niet representatief waren, zijn evenwel alleen de bevindingen in verband met de "waarschijnlijke herhaling van de dumping" van doorslaggevende aard (zie de overwegingen 49 tot 61 hieronder).

2. Normale waarde

(18) De normale waarde werd vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening. De Commissie ging derhalve eerst na of de totale binnenlandse verkoop van TCS van de indiener van het verzoek representatief was, vergeleken met zijn totale uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap. Omdat de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden meer dan 5 % bedroegen van de totale naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden werd de binnenlandse verkoop van TCS van de indiener van het verzoek, overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening, representatief bevonden.

(19) De Commissie identificeerde vervolgens de op de binnenlandse markt verkochte modellen van TCS-componenten die identiek waren aan of rechtstreeks vergelijkbaar met de modellen die voor uitvoer naar de Gemeenschap werden verkocht. Drie door de indiener van het verzoek op de binnenlandse markt verkochte modellen waren rechtstreeks vergelijkbaar met modellen die naar de Gemeenschap werden uitgevoerd. Voor deze modellen werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop representatief was overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening, met andere woorden dat de totale verkoop van ieder betrokken model telkens meer bedroeg dan 5 % van de totale uitvoer van het vergelijkbaar model naar de Gemeenschap.

(20) Men ging ook na of de binnenlandse verkoop van ieder model had plaatsgevonden in het kader van de normale handelstransacties; hiertoe werd de verhouding nagegaan van de winstgevende verkoop van het model in kwestie aan onafhankelijke afnemers. De binnenlandse verkoop van een model werd winstgevend bevonden wanneer de nettoverkoopwaarde gelijk was aan of meer bedroeg dan de berekende productiekosten ("winstgevende verkoop").

(21) In verband met de nettoverkoopprijzen bleek uit het onderzoek dat TCS werden verkocht als "pakketten" die ook andere producten waarop dit onderzoek geen betrekking heeft bevatten, zoals lenzen, kabels en drievoeten. Bovendien werden sommige van deze producten door de indiener van het verzoek zelf geproduceerd terwijl andere door andere leveranciers werden geleverd. De indiener van het verzoek kon deze componenten niet meteen identificeren en hun waarde rechtstreeks op de nettoverkoopprijs in mindering brengen zodat een toerekeningsmethode moest worden vastgesteld. De indiener van het verzoek voerde aan dat men zich voor deze toerekening op de fabricagekosten van de afzonderlijke componenten diende te baseren.

(22) Het onderzoek bracht evenwel aan het licht dat de onderneming gebruikmaakte van interne prijslijsten voor de waarde van de afzonderlijke componenten. De prijzen in deze prijslijst (referentieprijzen of richtprijzen) werden gebruikt als basis voor de onderhandelingen en de uiteindelijke prijs van het pakket werd vastgesteld op basis van deze lijsten. Derhalve werd geoordeeld dat de toerekening op basis van deze prijslijst de meest geschikte methode was om de werkelijke omzet van de afzonderlijke componenten vast te stellen. Bovendien bleek dat de onderneming voordien nooit gebruik had gemaakt van een toerekeningsmethode op basis van de fabricagekosten.

(23) De productiekosten, met name de verkoopkosten en de algemene en administratieve uitgaven, dienden bij toerekening aan de omzet van het betrokken product op de binnenlandse markt opnieuw te worden berekend op basis van de gecorrigeerde omzet. Bovendien kwam men een aantal foute toerekeningen op het spoor en ontbraken bepaalde kosten die rechtstreeks met de verkoop van TCS verband hielden. Deze fouten konden evenwel worden gecorrigeerd op basis van de bevindingen van het onderzoek ter plekke.

(24) De productiekosten van ieder TCS-model op de binnenlandse markt werden vergeleken met de binnenlandse nettoverkoopprijs. Wanneer de winstgevende verkoop van een model 80 % of meer vertegenwoordigde van de totale verkoop werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alle binnenlandse transacties van dat model tijdens het OT, ongeacht of al deze transacties al dan niet winstgevend waren geweest. Indien de winstgevende verkoop minder bedroeg dan 80 %, maar meer dan 10 %, van de totale verkoop werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs die evenwel in dat geval berekend werd als het gewogen gemiddelde van uitsluitend de winstgevende transacties.

(25) Wanneer de met winst verkochte hoeveelheden van een TCS-model minder dan 10 % bedroegen van de totale verkochte hoeveelheden werd geoordeeld dat dit model in te kleine hoeveelheden werd verkocht om een binnenlandse prijs op te leveren die een geschikte basis kon bieden voor de vaststelling van de normale waarde.

(26) Wanneer de binnenlandse prijs van een bepaald, door de indiener van het verzoek verkocht model niet kon worden gebruikt, werd de normale waarde samengesteld; er werd evenwel geen gebruikgemaakt van de binnenlandse verkoopprijzen van andere TCS-producenten. Er werd voor deze aanpak gekozen omdat er geen gegevens beschikbaar waren in verband met de binnenlandse verkoopprijzen van andere TCS-producenten en omdat er te veel verschillende modellen en factoren waren die een invloed uitoefenden zodat talrijke correcties nodig geweest zouden zijn, die bovendien op ramingen gebaseerd hadden moeten worden.

(27) Bijgevolg werd de normale waarde samengesteld door aan de zo nodig gecorrigeerde fabricagekosten van de uitgevoerde modellen een redelijk percentage toe te voegen voor verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven alsmede winst.

(28) De werkelijke binnenlandse verkoopkosten en algemene en administratieve uitgaven van de indiener van het verzoek werden betrouwbaar geacht omdat de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden, vergeleken met de naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden, representatief werden bevonden. De binnenlandse winstmarge werd gebaseerd op de binnenlandse verkoop in het kader van de normale handelstransacties van de indiener van het verzoek. In dit verband werd vastgesteld dat de winstgevende verkoop van de indiener van het verzoek meer dan 10 % vertegenwoordigde van de totale verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt. Derhalve werd voor de samenstelling van de normale waarde gebruikgemaakt van de eigen verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven alsmede winst van de indiener van het verzoek.

(29) Gezien het bovenstaande werd de normale waarde voor één van de TCS-modellen die naar de Gemeenschap werden uitgevoerd, vastgesteld op basis van de binnenlandse verkoopprijs van een op de binnenlandse markt verkocht vergelijkbaar model overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening. Voor alle andere naar de Gemeenschap uitgevoerde TCS-modellen werd de normale waarde samengesteld overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.

3. Uitvoerprijs

(30) Tijdens het OT werd bij alle uitvoer verkocht aan een verbonden importeur in de Gemeenschap; de uitvoerprijs kon daarom niet betrouwbaar worden geacht. Bijgevolg diende de uitvoerprijs van TCS te worden samengesteld overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst werd wederverkocht aan een onafhankelijke afnemer.

(31) In dit verband werd vastgesteld dat in de opgegeven wederverkoopprijs van camerakoppen in sommige gevallen ook de wederverkoopprijs van andere delen of ander toebehoren van TCS begrepen was; de prijs van deze delen of van dit toebehoren was evenwel niet opgenomen in de verkoopprijs op de binnenlandse markt en deze delen of dit toebehoren werden zelfs niet vernoemd in de omschrijving van het product. De opgegeven wederverkoopprijs diende derhalve te worden gecorrigeerd.

(32) Om de uitvoerprijs samen te stellen, ging de Commissie uit van de prijs in de rekening die door de verbonden importeur aan de onafhankelijke afnemer werd aangerekend en corrigeerde deze terdege voor alle kosten die waren ontstaan tussen de invoer en de wederverkoop van het betrokken product en voor de kosten voor binnenlands vervoer, lossen, laden, overladen en verzekering die waren ontstaan op de binnenlandse markt van het exporterende land. Bovendien werd de eigen marge van de verbonden importeur voor verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven alsmede een redelijke winst op de gecorrigeerde wederverkoopprijs in mindering gebracht. In de verkoopkosten en de algemene en administratieve uitgaven bleken geen reiskosten te zijn opgenomen en laatstgenoemde kosten dienden dus aan de opgegeven kosten te worden toegevoegd. De Commissie oordeelde, bij gebrek aan andere gegevens, dat een winstmarge van 5 % redelijk was voor de door de verbonden importeur vervulde functie. In het kader van het oorspronkelijk onderzoek werd voor de samenstelling van de uitvoerprijs dezelfde winstmarge gebruikt.

(33) De indiener van het verzoek had bezwaren tegen de door de Commissie gevolgde methode en voerde aan dat de verkoopkosten en de algemene en administratieve uitgaven moesten worden toegerekend aan de omzet van TCS zoals die in de rekeningen van de verbonden importeur was geboekt, namelijk exclusief het antidumpingrecht. De Commissie diende dit van de hand te wijzen. De uitvoerprijs werd, overeenkomstig de basisverordening, samengesteld op basis van de betaalde of te betalen prijzen die werden gefactureerd aan de afnemer en door hem in de Gemeenschap werden betaald. De verkoopkosten en algemene en administratieve uitgaven werden consequent aan deze prijzen toegerekend. De indiener van het verzoek kon geen enkele geldige reden geven waarom van deze methode zou moeten worden afgeweken.

(34) Overeenkomstig artikel 11, lid 10, van de basisverordening worden, wanneer wordt besloten de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening samen te stellen, de betaalde antidumpingrechten bij de berekening van deze prijs niet in mindering gebracht indien afdoende bewijs wordt geleverd dat het recht behoorlijk in de wederverkoopprijzen tot uitdrukking is gebracht. Om vast te stellen of het antidumpingrecht behoorlijk in de wederverkoopprijzen tot uitdrukking was gebracht, hield de Commissie rekening met de twee onderstaande factoren.

(35) Uit overgelegde bewijzen, waarmee had moeten worden aangetoond dat het antidumpingrecht tijdens het onderzoektijdvak was betaald, bleek niet dat tijdens het OT inderdaad het volledige bedrag aan rechten was betaald. Hoewel de ter beschikking gestelde douanedocumenten aantoonden dat een bepaald bedrag aan antidumpingrechten tijdens het OT was betaald, bleek uit het onderzoek dat het bedrag aan rechten dat was betaald en de hoeveelheden die tijdens het OT waren ingevoerd en doorverkocht niet met elkaar overeenstemden.

(36) Nadat de indiener van het verzoek op de hoogte was gebracht van deze bevindingen betwistte hij deze en voerde hij aan dat het antidumpingrecht volledig in de wederverkoopprijzen in de Gemeenschap tot uitdrukking was gebracht. Deze claim was evenwel niet gestaafd met bewijzen en diende om de redenen die in overweging 37 gedetailleerd uiteengezet zijn, van de hand te worden gewezen.

(37) Om vast te stellen of de antidumpingrechten naar behoren in de wederverkoopprijzen tot uitdrukking waren gebracht, diende de Commissie na te gaan of deze prijzen, vergeleken met het oorspronkelijk OT, in toereikende mate waren gestegen, met andere woorden dat er geen sprake meer was van dumping. Doordat de technologie in verband met TCS zich sedert het oorspronkelijk OT - zeven jaar geleden - behoorlijk heeft ontwikkeld, konden geen modellen van TCS-componenten worden geïdentificeerd die als rechtstreekse opvolgers gelden van de modellen die tijdens het oorspronkelijk OT werden vervaardigd en verkocht. Om vast te stellen of de geldende antidumpingrechten naar behoren in de wederverkoopprijzen tot uitdrukking kwamen, vergeleek de Commissie derhalve, voor ieder uitgevoerd TCS-model, de gecorrigeerde wederverkoopprijs van de verbonden importeur met een streefprijs die gebaseerd was op de voor dat model vastgestelde terdege gecorrigeerde normale waarde. Er werd vastgesteld dat de wederverkoopprijzen in het algemeen behoorlijk onder de berekende streefprijs lagen.

(38) Bijgevolg diende het bedrag van het antidumpingrecht, overeenkomstig artikel 11, lid 10, in mindering te worden gebracht op de berekende uitvoerprijs. Er zij evenwel op gewezen dat zelfs indien deze antidumpingrechten niet, of slechts gedeeltelijk, in mindering waren gebracht, dit de conclusie dat er nog steeds sprake was van dumping - zij het van een lager percentage - niet zou hebben gewijzigd. Hoe het ook zij - en dit is belangrijker - de algemene conclusie van onderhavig nieuw onderzoek, met name de bevinding dat de dumping zich waarschijnlijk zou herhalen indien de maatregelen werden ingetrokken, zou hierdoor niet zijn gewijzigd (zie de overwegingen 49 tot 57 hieronder).

4. Vergelijking

(39) Met het oog op een billijke vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, in de vorm van correcties terdege rekening gehouden met de volgende verschillen in kosten die gevolgen hebben voor de vergelijkbaarheid van de prijzen: kosten voor vervoer, verzekering, lossen, laden, overladen en aanverwante kosten alsmede kosten voor krediet en waarborgen.

i) Handelsstadium

(40) De indiener van het verzoek verzocht om een correctie voor verschillen in handelsstadium omdat de samengestelde uitvoerprijs en de normale waarde niet in hetzelfde handelsstadium waren vastgesteld. Tot staving van dit argument voerde de indiener van het verzoek aan dat bij de samenstelling van de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening bepaalde kosten die voor de verbonden importeur in de Gemeenschap waren ontstaan, in mindering waren gebracht op de wederverkoopprijs die aan de eerste onafhankelijke afnemer was aangerekend. Omdat alle verkoop op de binnenlandse markt plaatsvond in hetzelfde handelsstadium, waardoor een correctie niet op een andere wijze kon worden gekwantificeerd, meende de indiener van het verzoek derhalve dat, voor de vaststelling van een normale waarde in een vergelijkbaar handelsstadium, de kosten die voor het vervullen van dezelfde functies voor de verkoopafdelingen van de indiener van het verzoek op de binnenlandse markt waren ontstaan, op de normale waarde in mindering moesten worden gebracht ingevolge artikel 2, lid 10, onder d), van de basisverordening.

(41) Er werd geen aanmerkelijk verschil in handelsstadium vastgesteld tussen de binnenlandse markt en de markt van de Gemeenschap. Op beide markten werd het product doorverkocht aan dezelfde groep afnemers, namelijk de eindgebruikers. Uit het onderzoek bleek dat zowel bij de uitvoer als op de binnenlandse markt hetzelfde prijsbeleid werd toegepast en er werden geen gegevens of bewijzen voorgelegd waaruit bleek dat er een verschil werd gemaakt tussen de binnenlandse markt en de exportmarkt bij de vaststelling van de prijzen. De aftrek van bepaalde kosten bij de samenstelling van de uitvoerprijs rechtvaardigt niet per se een soortgelijke aftrek bij de vaststelling van de normale waarde. Het feit dat voor een exporteur, door zijn distributiesysteem, bepaalde kosten op de binnenlandse markt ontstaan die ook ontstaan bij de uitvoer geeft de exporteur niet automatisch recht op een correctie. Er werd derhalve geconcludeerd dat de indiener van het verzoek niet kon aantonen dat de vergelijkbaarheid van de prijzen op de binnenlandse markt en de exportmarkt werd beïnvloed door logische en duidelijk aanwijsbare verschillen tussen de diverse handelsstadia, op het gebied van door de verkoper vervulde functies en gehanteerde prijzen.

(42) De diensten van de Commissie onderzochten niettemin deze functies en stelden vast dat de verschillen, zo die er al waren, tussen de functies die vervuld werden door de binnenlandse verkoopafdelingen van de indiener van het verzoek en die welke vervuld werden door de verbonden importeur, verwaarloosbaar waren. In dit verband legde Hitachi tegenstrijdige en misleidende gegevens voor want, in tegenstelling tot hetgeen werd medegedeeld, was slechts een klein gedeelte van de verkoopafdelingen van Hitachi tijdens het OT werkelijk bij de verkoop van TCS betrokken.

(43) Hoewel de indiener van het verzoek bovenstaande bevindingen betwistte, diende hij geen nieuwe gegevens in die de conclusies van de Commissie in dit verband hadden kunnen wijzigen.

(44) Bijgevolg moet het verzoek om een correctie voor verschillen in handelsstadium van de hand worden gewezen.

ii) Sponsorgeld

(45) In bepaalde gevallen verkocht de indiener van het verzoek TCS op de binnenlandse markt, op voorwaarde dat hij, op zijn beurt, advertentieruimte van de betrokken afnemer kocht. Hij verzocht om een correctie van de normale waarde met het bedrag dat hij de afnemer voor de aankoop van deze advertentieruimte had betaald, overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder k), van de basisverordening. Dit verzoek diende van de hand te worden gewezen omdat de indiener van het verzoek niet kon aantonen dat, en in welke mate, het betaalde sponsorgeld betrekking had op de verkoop van TCS en op welke wijze dit sponsorgeld van invloed was op de vergelijkbaarheid van de prijzen, zoals in de basisverordening wordt verlangd. Zo kon met name niet worden aangetoond dat de klanten op de binnenlandse markt systematisch andere prijzen betaalden ten gevolge van dit beweerde verschil.

5. Dumpingmarge

(46) Overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening paste de Commissie om de dumpingmarge te berekenen dezelfde methode toe als bij het oorspronkelijk onderzoek. Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde, af fabriek, van ieder TCS-model in hetzelfde handelsstadium vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs, af fabriek, van ieder hiermee overeenstemmend model.

(47)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(48) Derhalve werd geconcludeerd dat omvangrijke dumping werd vastgesteld hoewel slechts kleine hoeveelheden werden ingevoerd.

D. WAARSCHIJNLIJKE HERHALING VAN DE DUMPING

(49) Er werd nagegaan of de dumping zich zou herhalen en of grote hoeveelheden zouden worden ingevoerd indien de maatregelen werden ingetrokken.

(50) De vraag hield verband met het feit dat door een wijziging in de TCS-technologie van analoog naar digitaal, de kosten en de prijsstructruur van TCS zich sterk hadden gewijzigd, vergeleken met het oorspronkelijk OT. De indiener van het verzoek voerde aan dat de productiekosten en de samengestelde normale waarde ten gevolge hiervan sterk waren gedaald. Voorts werd aangevoerd dat, aangezien deze wijzigingen van structurele aard waren, de huidige situatie waarschijnlijk duurzaam zou zijn.

(51) Het onderzoek bevestigde evenwel bovenstaande beweringen niet. Integendeel, er werd vastgesteld dat de dumping zich bij intrekking van de maatregelen waarschijnlijk zou herhalen. Deze conclusie was gebaseerd op de volgende factoren:

- de omvangrijke reservecapaciteit,

- de normale waarden die minstens op hetzelfde niveau waren als bij het oorspronkelijk onderzoek en in enkele gevallen zelfs zijn gestegen,

- de waarschijnlijke daling van de uitvoerprijzen,

- de aanwezige verkoopinfrastructuur van de indiener van het verzoek in de Gemeenschap.

i) De indiener van het verzoek beschikt over een omvangrijke reservecapaciteit

(52) In verband met de productiecapaciteit en de bezettingsgraad van de productiecapaciteit bleek uit het onderzoek dat de indiener van het verzoek zijn geproduceerde hoeveelheden TCS, vergeleken met het oorspronkelijk OT, bijna halveerde hoewel zijn capaciteit ongeveer dezelfde bleef. De bezettingsgraad van de productiecapaciteit tijdens het OT dat in het kader van dit onderzoek in aanmerking werd genomen, bedroeg dus slechts de helft. De geproduceerde hoeveelheden en de bezette capaciteit bleven sedertdien, d.w.z. sedert de instelling van het definitieve antidumpingrecht, op dit lage niveau. In dit verband zij erop gewezen dat de indiener van het verzoek de verloren uitvoer naar de Gemeenschap compenseerde door uitvoer naar andere derde landen.

(53) Na mededeling van deze gegevens voerde de indiener van het verzoek aan dat de Commissie er bij haar evaluatie van de productiecapaciteit en van de bezettingsgraad van de productiecapaciteit geen rekening mee had gehouden dat de beschikbare assemblagelijnen ook gebruikt worden voor de productie van andere video- of omroepapparatuur. Dit argument strookte evenwel niet met hetgeen op een vraag van de vragenlijst en tijdens het verificatiebezoek ter plekke was geantwoord, namelijk dat de opgegeven productiecapaciteit berekend was op basis van het maximum aan camerakoppen dat gedurende een periode van vijf jaar was geproduceerd en dat hierbij geen andere producten in aanmerking waren genomen. Voor andere TCS-elementen werd een veelvoud of een fractie daarvan opgegeven. Het argument van de indiener van het verzoek diende derhalve van de hand te worden gewezen.

ii) De normale waarden waren minstens op hetzelfde niveau als bij het oorspronkelijk onderzoek en waren in sommige gevallen zelfs gestegen

(54) Zoals hierboven reeds werd medegedeeld, verschilden de TCS-modellen die tijdens het oorspronkelijk OT werden vervaardigd en verkocht op technisch gebied van de modellen die werden vervaardigd en verkocht tijdens het OT dat voor onderhavig onderzoek in aanmerking werd genomen. Een rechtstreekse vergelijking van deze modellen was derhalve niet mogelijk zonder een groot aantal correcties waarbij met hun verschillen rekening werd gehouden. Vooral voor camerakoppen, veruit de belangrijkste en meest complexe component van een TCS, kon niet meteen een model worden geïdentificeerd dat als rechtstreekse opvolger kon gelden. Om vast te stellen hoe de normale waarde zich had ontwikkeld tussen het oorspronkelijke en het huidige onderzoek diende de Commissie derhalve een beroep te doen op de opvolgers van andere componenten van de TCS zoals de camerabesturingseenheid (camera control unit), het bedieningspaneel (operational control panel) of de zoeker, die als een geschikte basis werden beschouwd omdat zij nog een betrekkelijk representatief gedeelte van een TCS vormen; zij vertegenwoordigen, namelijk ongeveer 50 % van de waarde van een TCS. De vergelijking van de normale waarden die in de desbetreffende onderzoeken waren vastgesteld, bracht aan het licht dat de normale waarden fundamenteel gelijk waren gebleven of in het onderzoektijdvak dat voor onderhavig onderzoek in aanmerking werd genomen zelfs waren gestegen.

(55) Aangezien bovendien de normale waarden in beide onderzoeken samengesteld waren op basis van de productiekosten (behalve voor één model) onderzocht de Commissie de kostprijs per stuk van bepaalde TCS-componenten en stelde zij vast dat de kostprijs per stuk van de verschillende modellen die vervaardigd en verkocht waren tijdens het OT dat voor onderhavig onderzoek in aanmerking werd genomen beduidend hoger lag dan de kostprijs per stuk van de modellen die vervaardigd en verkocht waren tijdens het oorspronkelijk OT. Een structureel verschil in de productiekosten dat, zoals door de indiener van het verzoek werd beweerd, in een lagere normale waarde resulteerde, kon derhalve niet worden aangetoond.

iii) Het is weinig waarschijnlijk dat de uitvoerprijzen op hun huidige niveau gehandhaafd zullen blijven

(56) In verband met de uitvoerprijs moet worden opgemerkt dat indien het antidumpingrecht naar behoren wordt betaald, dit recht ruwweg één derde van de in de Gemeenschap aangerekende wederverkoopprijs uitmaakt. Er waren geen overtuigende redenen om aan te nemen dat bij intrekking van de antidumpingmaatregelen het huidige prijsniveau zal worden gehandhaafd. Zelfs indien de antidumpingrechten niet als kosten bij de vaststelling van de dumping in mindering worden gebracht (zie de overwegingen 18 tot 47 hierboven), zou de dumpingmarge bij intrekking van de maatregelen opnieuw aanzienlijk zijn omdat redelijkerwijze mag worden verwacht dat de indiener van het verzoek zijn wederverkoopprijzen zou verlagen teneinde grotere hoeveelheden op de markt van de Gemeenschap te verkopen. De huidige uitvoer naar de Gemeenschap vertegenwoordigt slechts een fractie van de oorspronkelijke uitvoer en hierbij werd slechts aan één afnemer verkocht; tevens zij erop gewezen dat de indiener van het verzoek over een omvangrijke reservecapaciteit beschikt. Er zijn derhalve geen aanwijzingen dat het huidige niveau van de uitvoerprijzen zal worden aangehouden. Aangezien de indiener van het verzoek tijdens een vrij lange periode slechts een onbeduidende hoeveelheid aan slechts één afnemer kon verkopen, mag worden geconcludeerd dat hij op de markt van de Gemeenschap, met de uitvoerprijzen die we in deze enkele transacties te zien kregen, niet opnieuw een plaats kon veroveren.

iv) De indiener van het verzoek beschikt in de Gemeenschap over de infrastructuur om zijn verkoop te doen stijgen

(57) De indiener van het verzoek beschikt over de nodige infrastructuur om TCS in de Gemeenschap in te voeren en te verdelen. Twee filialen zijn in de Gemeenschap gevestigd; beide hielden zich bezig met de invoer en de wederverkoop van TCS op de markt van de Gemeenschap tijdens het oorspronkelijke OT. Een van de filialen staakte zijn invoer van TCS uit Japan na de instelling van de definitieve maatregelen; er is evenwel geen reden om aan te nemen dat dit filiaal niet opnieuw met dergelijke activiteiten van start gaat.

v) Conclusies

(58) Uit het bovenstaande vloeit voort dat de beweerde duurzame structurele wijziging van de omstandigheden die tot een daling van de dumpingmarge zou hebben geleid, niet kon worden aangetoond. Bovendien voerde de indiener van het verzoek verder (weliswaar onbeduidende hoeveelheden) TCS tegen dumpingprijzen in en beschikt hij ook over de mogelijkheden om zijn productie, en uitvoer naar de Gemeenschap tegen sterke dumpingprijzen, op te voeren.

(59) Rekening houdend met het bovenstaande is het zeer waarschijnlijk dat bij een opheffing of verlaging van de antidumpingrechten veel grotere hoeveelheden TCS naar de Gemeenschap zullen worden uitgevoerd. De uitvoerprijzen zouden naar alle waarschijnlijkheid gelijk zijn aan of minder bedragen dan de prijzen die in het kader van het vorige en het onderhavige onderzoek werden vastgesteld zodat de dumpingniveaus even hoog zouden zijn als die welke in het kader van het oorspronkelijke en het onderhavige onderzoek werden vastgesteld.

(60) Derhalve werd geconcludeerd overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening dat het noodzakelijk is de maatregelen, voorzover zij op de indiener van het verzoek betrekking hebben, op het bestaande niveau te handhaven.

E. SCHADE EN BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(61) Omdat het verzoek om een nieuw onderzoek in dit geval beperkt was tot een onderzoek naar de dumpingmarge, hetgeen tot een mogelijke herziening van deze dumpingmarge, ingevolge artikel 11, lid 3, van de basisverordening, kon leiden, was het niet nodig onderzoek te verrichten naar de schade of naar het belang van de Gemeenschap.

F. CONCLUSIES

(62) Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het tussentijds nieuw onderzoek moet worden beëindigd, dat de antidumpingmaatregelen die waren ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2024/2000 op de invoer van het betrokken product uit Japan moeten blijven gelden en dat de hoogte van het recht dat op de invoer van de indiener van het verzoek van toepassing is, ongewijzigd moet blijven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het nieuwe onderzoek naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van televisiecamerasystemen die momenteel worden ingedeeld onder de GN-codes ex 8525 30 90, ex 8537 10 91, ex 8537 10 99, ex 8529 90 81, ex 8529 90 88, ex 8543 89 95, ex 8528 21 14, ex 8528 21 16 en ex 8528 21 90, uit Japan, wordt beëindigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 september 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Verwilghen

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

(2) PB L 111 van 30.4.1994, blz. 106.

(3) PB L 276 van 9.10.1997, blz. 20.

(4) Bericht van inleiding (PB C 119 van 30.4.1999, blz. 11).

(5) PB L 244 van 29.9.2000, blz. 38. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 198/2001 (PB L 30 van 1.2.2001, blz. 1).

(6) Bericht van inleiding (PB C 40 van 12.2.2000, blz. 5).