32001R1827

Verordening (EG) nr. 1827/2001 van de Commissie van 17 september 2001 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten zinkoxiden van oorsprong uit de Volksrepubliek China

Publicatieblad Nr. L 248 van 18/09/2001 blz. 0017 - 0038


Verordening (EG) nr. 1827/2001 van de Commissie

van 17 september 2001

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten zinkoxiden van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000(2), inzonderheid op artikel 7,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

(1) Op 20 december 2000 maakte de Commissie middels een bericht ("bericht van inleiding") in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) de inleiding bekend van een antidumpingprocedure met betrekking tot de invoer in de Gemeenschap van bepaalde soorten zinkoxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

(2) De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die in november 2000 was ingediend door de European Association of Metals ("Eurometaux") namens Asturiana de Zinc S.A, Co.ge.fin. SpA, Elementis Pigments, Grillo Zinkoxid GmbH, Metaleurop GmbH en Union Minière Zinc Chemicals ("de klagende communautaire producenten") die gezamenlijk het grootste deel vertegenwoordigen, in dit geval 75 %, van de communautaire productie van bepaalde soorten zinkoxide. De klacht bevatte bewijsmateriaal van dumping van genoemd product en van hieruit voortvloeiende aanmerkelijke schade die voldoende werd geacht om de inleiding van een antidumpingprocedure te rechtvaardigen.

(3) De Commissie bracht de haar bekende exporterende producenten en importeurs/handelaars alsmede hun organisaties, de vertegenwoordigers van het betrokken exporterend land, de verwerkende bedrijven, leveranciers en de klagende communautaire producenten officieel op de hoogte van de inleiding van de procedure. De belanghebbende partijen werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn.

(4) Een aantal exporterende producenten in het betrokken land alsmede de communautaire producenten, verwerkende bedrijven in de Gemeenschap en importeurs/handelaars maakten hun standpunt schriftelijk bekend. Alle partijen die hiertoe binnen de hierboven vermelde termijn een verzoek indienden en konden aantonen dat er bijzondere redenen waren waarom zij moesten worden gehoord, werden hiertoe in de gelegenheid gesteld.

(5) De Commissie zond alle haar bekende betrokken partijen en andere ondernemingen die zichzelf binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn bekend hadden gemaakt vragenlijsten. Zes klagende communautaire producenten, vijf exporterende producenten in het betrokken land alsmede zes importeurs in de Gemeenschap die niet verbonden waren aan exporterende producenten beantwoordden de vragenlijst. De Commissie ontving tevens antwoorden van 13 verwerkende bedrijven, vijf leveranciers en twee organisaties ven verwerkende bedrijven. Zes andere producenten van zinkoxide in de Gemeenschap die niet bij de klacht waren betrokken verschaften de Commissie eveneens algemene informatie over hun activiteiten.

(6) Om de exporterende producenten in de Volksrepubliek China in staat te stellen eventueel een verzoek in te dienen om als marktgericht bedrijf te worden beschouwd of om een individuele behandeling te vragen, zond de Commissie de haar bekende betrokken Chinese bedrijven een desbetreffend formulier. Andere ondernemingen maakten zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijnen niet bekend. Vijf ondernemingen vroegen overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van Verordening (EG) nr. 384/96 ("de basisverordening") om als marktgericht bedrijf te worden beschouwd of, indien het onderzoek mocht uitwijzen dat zij niet aan de hiervoor geldende voorwaarden voldeden, om een individuele behandeling.

(7) De Commissie verzamelde alle informatie die zij nodig achtte voor het vaststellen van dumping, schade en het belang van de Commissie en verifieerde deze. Bij de volgende bedrijven werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

a) Exporterende producenten in de Volksrepubliek China

- Liuzhou Nonferrous Metals Smelting Co. Ltd, Liuzhou

- Liuzhou Fuxin Chemical Industry Co. Ltd, Liuzhou

- Gredmann Guigang Chemical Ltd, Guigang

- Liuzhou Zinc Products Co. Ltd, Liuzhou

- Liuzhou Longcheng Chemical General Plant, Liuzhou

b) Referentieland

- Verenigde Staten van Amerika: US Zinc Co., Millington, Tennessee

c) Communautaire producenten

- Asturiana de Zinc SA, Madrid, Spanje

- Co.ge.fin SpA, Bellusco, Italië

- Elementis Pigments, Durham, Verenigd Koninkrijk

- Grillo Zinkoxid GmbH, Goslar, Duitsland

- Metaleurop GmbH, Goslar, Duitsland

- Union Minière, Angleur, België

d) Niet-verbonden importeurs in de Gemeenschap

- Almiberia SA, San Antonio de Benageber, Spanje

e) Verwerkende bedrijven

- Esmalglass SA, Villarreal-Onda, Spanje.

(8) Het onderzoek naar dumping en schade bestreek de periode van 1 januari 2000 tot 31 december 2000 ("OT"). Onderzoek van de voor de beoordeling van schade relevante trends bestreek de periode van 1 januari 1996 tot het eind van het OT ("analyseperiode").

B. PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Product

(9) Het product in kwestie is zinkoxide (chemische formule ZnO) met een ZnO-gehalte van tenminste 93 nettogewichtspercenten. Zinkoxide wordt momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2817 00 00 (Taric-code 2817 00 00*10 ). Technisch zinkoxide en zinkoxide voor dierenvoedsel hebben een zinkoxidegehalte van minder dan 93 % en worden derhalve niet tot het product gerekend. Bovendien hebben technisch zinkoxide en zinkoxide voor dierenvoedsel een ander zinkgehalte en een andere presentatie. Technisch zinkoxide is een grijs tot bruinachtig poeder terwijl zinkoxide voor dierenvoedsel geelbruin is. Het product in kwestie wordt daarentegen in de handel gebracht als fijn wit poeder. Deze drie soorten zinkoxide hebben verschillende chemische eigenschappen, concurreren qua eindgebruik niet met elkaar en bovendien zijn technisch zinkoxide en zinkoxide voor dierenvoedsel aanzienlijk minder kostbaar. Zinkperoxide (ZnO2) is overigens weer een geheel ander product: dit beschikt niet over dezelfde chemische kenmerken en is aanzienlijk duurder dan zinkoxide.

(10) Zinkoxide heeft uiteenlopende toepassingen waaronder de rubber-, chemische, verf-, keramische en farmaceutische industrie.

(11) Een aantal betrokken partijen betoogde dat er verschillende soorten van het betrokken product bestaan die verschillende producten vormen en als zodanig afzonderlijk moeten worden behandeld voor dit onderzoek. Dit argument werd afgewezen en de Commissie stelde vast dat alle soorten van het betrokken product moeten worden beschouwd als één product en wel om de volgende redenen:

- alle soorten hebben dezelfde chemische basiskenmerken omdat zij dezelfde chemische basissamenstelling gemeen hebben (ZnO);

- zij hebben dezelfde fysische kenmerken omdat zinkoxide gewoonlijk de vorm heeft van een wit poeder en verdere verwerking, zoals granulatie niets verandert aan de fysische basiskenmerken van het product;

- bepalende voor elke soort zijn het zinkgehalte en de eventueel aanwezige onzuiverheden (zoals lood en cadmium). Er zijn echter geen nauwkeurige definitie- of standaardnormen voor de definiëring van de verschillende soorten. Elke producent gebruikt voor zijn marketing zijn eigen classificatiesysteem waarmee hij zijn producten onderscheidt van die van de concurrenten, waarbij er echter wel overlappingen zijn tussen de verschillende soorten van deze verschillende indelingen,

- de soorten zijn qua eindtoepassing in hoge mate uitwisselbaar. Dit hangt niet alleen af van de aard van de onzuiverheden in het betrokken product maar ook van het ZnO-gehalte. Het ZnO-gehalte in de keramische industrie varieerde bijvoorbeeld tussen 98 % en 99,5 % waarbij ook een product met een nog hoger gehalte kon worden gebruikt. Er is dan ook sprake van een belangrijke mate van concurrentie en overlapping tussen de verschillende soorten zinkoxide met een netto ZnO-gehalte van niet minder dan 93 % zodat alle soorten moeten worden beschouwd als één product.

2. Soortgelijk product

(12) Uit de opmerkingen van een aantal verwerkende bedrijven van het betrokken product blijkt duidelijk dat de uit de Volksrepubliek China ingevoerde producten als vervangend product kunnen worden gebruikt voor het zinkoxide van de communautaire bedrijfstak omdat deze producten dezelfde fysische en chemische kenmerken hebben.

(13) De Commissie stelde derhalve vast dat zinkoxide dat door de communautaire producenten werd vervaardigd en op de communautaire markt werd verkocht een soortgelijk product is ten opzichte van zinkoxide dat in de Volksrepubliek China wordt vervaardigd en naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd alsmede het product dat in het referentieland wordt vervaardigd en aldaar wordt verkocht omdat er geen verschillen zijn in de basiskenmerken en toepassingen. Dit geldt eveneens voor zinkoxide dat door Chinese producenten wordt geproduceerd die als marktgericht bedrijf worden beschouwd en dit product op hun binnenlandse markt verkopen.

(14) Deze producten zijn dan ook soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C. DUMPING

1. Marktgericht bedrijf

(15) Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde in antidumpingonderzoeken met betrekking tot invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China vastgesteld in overeenstemming met de leden 1 tot en met 6 van genoemd artikel voor producenten die voldoen aan de in artikel 2, lid 7, onder c), vermelde criteria, d.w.z. wanneer kan worden aangetoond dat voor de vervaardiging en verkoop van het betrokken product markteconomievoorwaarden gelden.

(16) Vijf Chinese ondernemingen vroegen op grond van artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening om als marktgericht bedrijf te worden beschouwd en vulden het desbetreffende formulier in.

(17) De Commissie verzamelde alle informatie die zij nodig achtte en controleerde ten kantore van de ondernemingen in kwestie alle door hen verstrekte informatie.

(18) Bij drie ondernemingen bleek dat de besluiten inzake prijzen en kosten werden genomen zonder staatsinmenging van betekenis in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), en dat de kosten en prijzen de marktwaarden weergeven. Hun boekhouding stond onder controle van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de hiervoor geldende internationale normen en hun productiekosten en financiële situatie waren niet onderhevig aan verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie. Tot slot waren de drie betrokken bedrijven onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die juridische zekerheid en stabiliteit verschaffen en geschiedde de omrekening van munteenheden tegen de marktkoers. Vastgesteld werd derhalve dat de drie volgende ondernemingen voldeden aan de in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening vermelde voorwaarden:

- Liuzhou Nonferrous Metals Smelting Co. Ltd

- Liuzhou Fuxin Chemical Industry Co. Ltd

- Gredmann Guigang Chemical Ltd.

(19) Bij de twee overige ondernemingen bleek sprake te zijn van belangrijke overheidsinmenging bij zakelijke besluiten, met inbegrip van besluiten met betrekking tot de kosten voor één onderneming en bleek dat de financiële situatie, met name de kosten en rekeningen voor beide ondernemingen, onderworpen waren aan verstoringen van betekenis. De betrokken ondernemingen voldeden derhalve niet aan één of meer van de in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening uiteengezette voorwaarden.

(20) De betrokken ondernemingen en de klagende communautaire producenten werden in de gelegenheid gesteld hierover opmerkingen te maken.

(21) De exporterende producenten die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd maakten bezwaar tegen de conclusies van de Commissie met name wat betreft de overheidsinmenging en de verstoringen van de financiële situatie. Zij kwamen echter niet met nieuwe argumenten.

(22) De communautaire bedrijfstak maakte bezwaar tegen het besluit van de Commissie om de drie Chinese ondernemingen als marktgerichte bedrijven te beschouwen. Deze bedrijven waren volgens hen actief in een macro-economisch klimaat dat beheerst wordt door staatsinmenging, waarbij de staat de prijs van de grondstof zink, de voornaamste grondstof voor de productie van zinkoxide bepaalt en dat bepaalde ondernemingen volgens hen niet alle belangrijke internationale boekhoudbeginselen in acht zouden nemen.

(23) Om als marktgericht bedrijf te kunnen worden beschouwd moesten de betrokken ondernemingen aantonen op marktvoorwaarden te werken wat betreft de productie en verkoop van het soortgelijk product. De boekhouding van de drie ondernemingen stond onder controle van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationaal geldende normen. Er waren geen aanwijzingen van staatsinmenging van betekenis in de handel van de grondstof zink.

(24) De Commissie besloot derhalve drie ondernemingen als marktgericht bedrijf te beschouwen en het verzoek om als marktgericht bedrijf te worden beschouwd van de twee andere ondernemingen af te wijzen. Er werd overleg gepleegd met het Raadgevend Comité dat hiertegen geen bezwaar maakte.

2. Individuele behandeling

(25) Overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening berekent de Commissie gewoonlijk een nationaal recht voor landen die onder artikel 2, lid 7, vallen met uitzondering van die gevallen waarin ondernemingen als marktgericht bedrijf worden beschouwd of kunnen aantonen dat hun exportactiviteiten worden bepaald door marktkrachten en dat zij vrij zijn van staatsinmenging. Alleen dan kan worden afgeweken van het nationaal geldende recht. In het laatste geval zou een individuele dumpingmarge gebaseerd zijn op een vergelijking van de eigen prijzen bij uitvoer van de onderneming met de normale waarde van het referentieland.

(26) De twee Chinese ondernemingen die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd vroegen vervolgens om een individuele behandeling. De Commissie verzamelde alle informatie die zij nodig achtte om te kunnen vaststellen of deze ondernemingen hiervoor in aanmerking kwamen en controleerde deze. Bij één van deze ondernemingen bleken de prijzen bij uitvoer en de hoeveelheden en verkoopvoorwaarden vrij te zijn bepaald, kan de exporteur kapitaal en winst vrij repatriëren en was eventuele staatsinmenging niet van dien aard dat de exporteur maatregelen zou kunnen ontwijken wanneer hem een individuele dumpingmarge zou worden verleend. Voor het tweede bedrijf bleek dat de staatsinmenging, met name de mate waarin het bedrijf in handen was van de staat, ontwijking van maatregelen mogelijk zou maken indien het bedrijf een individuele dumpingmarge zou worden verleend.

(27) De Commissie besloot derhalve Liuzhou Longcheng Chemical General Plant en de verwante onderneming Yinli Import and Export Co. Ltd een individuele behandeling te verlenen en het verzoek om een individuele behandeling van de andere onderneming, Liuzhou Zinc Products Co. Ltd, af te wijzen.

3. Normale waarde

Vaststelling van de normale waarde voor de exporterende producenten die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd

Keuze van het referentieland

(28) Op grond van artikel 2, lid 7, van de basisverordening moet de normale waarde voor landen zonder markteconomie en ondernemingen die niet als marktgericht bedrijf konden worden beschouwd, worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een vergelijkbaar derde land.

(29) In het bericht van inleiding liet de Commissie weten voornemens te zijn de Verenigde Staten van Amerika als passend vergelijkbaar derde land te hanteren om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen.

(30) De exporterende producenten in de Volksrepubliek China maakten hiertegen bezwaar. De voornaamste argumenten tegen de keuze van de Verenigde Staten, als referentieland waren: verschillen in het niveau van economische ontwikkeling tussen Azië en de Verenigde Staten; de oligopolistische positie van zinkoxideproducenten op de markt van de Verenigde Staten die volgens hen leidde tot kunstmatig hoge prijzen; verschillen in eindtoepassingen omdat zinkoxide in de Verenigde Staten hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de rubberindustrie terwijl de Chinese uitvoer naar de Gemeenschap hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de keramische industrie; voorts werd aangevoerd dat de kostenstructuur in de Verenigde Staten niet kon worden vergeleken met die in de Volksrepubliek China daar de arbeidskosten, de kosten voor de naleving van de milieuwetgeving, enz. lager zijn dan in de Verenigde Staten.

(31) De belanghebbende partijen stelden Zuid-Korea, Maleisië, Indonesië, Taiwan of Thailand voor als passend vergelijkbaar derde land maar konden dit niet met bewijsmateriaal ondersteunen.

(32) De Commissie zond alle haar bekende producenten van het betrokken product in de zes hierboven voorgestelde landen met een markteconomie een verzoek om informatie over de verkoop- en marktvoorwaarden. Eén producent in Taiwan, één in Thailand en één in de Verenigde Staten verstrekten deze informatie. Geen van de producenten in Indonesië, Zuid-Korea of Maleisië gaf gehoor aan het verzoek om informatie.

(33) De Commissie zond vervolgens een meer uitvoerige vragenlijst naar de producenten in de Verenigde Staten, Taiwan en Thailand met het verzoek om informatie over de binnenlandse verkoopprijzen en de productiekosten van het betrokken product.

(34) Uit de antwoorden kwam naar voren dat:

- slechts één van de vier bekende producenten in Thailand tot samenwerking bereid was; deze had een lage productie en de Thaise binnenlandse markt bleek beïnvloed te worden door hoge invoerrechten;

- de enige binnenlandse producent in Taiwan die bereid was tot samenwerking zowel een lage productie had als een zeer geringe verkoop op de binnenlandse markt;

- de medewerkende producent in de Verenigde Staten een belangrijke productie had en een grote verkoop op de binnenlandse markt.

(35) Verder onderzoek van de antwoorden wees uit dat de Verenigde Staten een zeer concurrende markt was voor het betrokken product omdat er acht Nafta-producenten op de Verenigde Staten/Nafta-markt zijn, een groot aantal eindafnemers is in zowel de rubber- als keramische sector, er belangrijke invoer is uit derde landen en er geen invoerrechten worden geheven. Voorts werden beide productiemethoden, het indirecte of Franse proces en het directe of Amerikaanse proces zowel in de Volksrepubliek China als in de Verenigde Staten gehanteerd met als resultaat dezelfde soorten zinkoxide met een identiek zinkgehalte. De kosten in de Verenigde Staten konden wel degelijk worden vergeleken met die in de Volksrepubliek China. De argumenten met betrekking tot de verschillen in kosten tussen de Volksrepubliek China en de Verenigde Staten zoals de kosten voor de naleving van de milieuwetgeving, loonkosten, enz, waren ongegrond en derhalve niet relevant. Voorts bleek de binnenlandse verkoop van de Verenigde Staten representatief in vergelijking met de Chinese verkoop voor uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap.

(36) Het voorstel om de Verenigde Staten als referentieland te kiezen in overeenstemming met artikel 2, lid 7, van de basisverordening, werd dan ook het meest geschikte en redelijke voorstel geacht.

Vaststelling van de normale waarde in het referentieland

(37) Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de exporterende producenten die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd vastgesteld op basis van de gecontroleerde informatie van de producent in het referentieland, d.w.z. op basis van de prijzen die werden betaald of moesten worden betaald op de binnenlandse markt van de Verenigde Staten voor producten die vergelijkbaar zijn met de producten die door de Chinese exporterende producenten aan de Gemeenschap werden verkocht.

(38) De Commissie onderzocht of de verkoop van het betrokken product in de Verenigde Staten plaatsvond in het kader van normale handelstransacties. Het onderzoek naar de productiekosten wees uit dat de kosten van de voornaamste grondstof waren gebaseerd op de zinknotering van de London Metal Exchange ("LME"), de beurs die referentieprijzen verschaft voor de activiteiten met betrekking tot niet-ijzerhoudende metalen in de gehele wereld, in dit geval zink en hiermee verwante producten.

(39) Omdat de binnenlandse verkoop van de betrokken producenten in de Verenigde Staten plaatsvond in het kader van normale handelstransacties werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde verkoopprijs van zinkoxide aan niet-verbonden afnemers van de medewerkende producent in de Verenigde Staten op de binnenlandse markt overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

Vaststelling van de normale waarde voor exporterende producenten die als marktgericht bedrijf worden beschouwd

(40) De ondernemingen die als marktgericht bedrijf worden beschouwd werd verzocht een volledige vragenlijst in te vullen en informatie te verstrekken over de binnenlandse verkoop en de productiekosten van het betrokken product. Deze antwoorden werden ten kantore van de betrokken ondernemingen gecontroleerd.

(41) Om de normale waarde vast te stellen, stelde de Commissie eerst voor elke exporterende producent die als marktgericht bedrijf werd beschouwd, vast of de totale binnenlandse verkoop van zinkoxide als representatief kon worden beschouwd in vergelijking met de totale verkoop voor uitvoer naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de binnenlandse verkoop representatief beschouwd indien de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % bedraagt van de naar de Gemeenschap verkochte hoeveelheid van het betrokken product.

(42) Vervolgens ging de Commissie na welke soorten zinkoxide die door de ondernemingen met een representatieve binnenlandse verkoop op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de soorten die voor uitvoer naar de Gemeenschap werden verkocht.

(43) Voor elke soort die door de exporterende producenten op hun binnenlandse markt werd verkocht en die rechtstreeks vergelijkbaar was met de soort die voor uitvoer naar de Gemeenschap werd verkocht, werd vastgesteld of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een specifieke soort zinkoxide werd voldoende representatief geacht wanneer de totale binnenlandse verkoop van die soort tijdens het OT 5 % of meer vertegenwoordigde van de totale verkochte hoeveelheid van de vergelijkbare soort zinkoxide die naar de Gemeenschap werd uitgevoerd.

(44) Tevens werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke soort plaatsvond in het kader van normale handelstransacties door na te gaan welk aandeel de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers van de soort in kwestie vertegenwoordigde. Wanneer de verkochte hoeveelheden zinkoxide, met een nettoverkoopprijs gelijk aan de berekende productiekosten of meer, 80 % of meer vertegenwoordigden van de totaal verkochte hoeveelheden en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger dan de productiekosten ("winstgevende verkoop"), werd de normale waarde gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkoop tijdens het OT ongeacht of het hier al dan niet winstgevende verkoop betrof. In alle andere gevallen werd de normale waarde gebaseerd op de feitelijke binnenlandse prijs berekend als een gewogen gemiddelde van de winstgevende verkoop alleen, mits deze verkoop 10 % of meer vertegenwoordigde van de totaal verkochte hoeveelheden.

(45) Wanneer de met winst verkochte hoeveelheden van bepaalde soorten zinkoxide minder dan 10 % vertegenwoordigden van de totaal verkochte hoeveelheden dan was dit volgens de Commissie onvoldoende en kon de binnenlandse prijs geen passende basis vormen voor het vaststellen van de normale waarde.

(46) Het onderzoek naar de winstgevendheid van de drie betrokken ondernemingen wees uit dat de aankoopprijs van de grondstof zink voor de productie van zinkoxide lager was dan de marktprijs. Voor dit onderzoek waren de feitelijke prijzen die waren betaald door de drie ondernemingen vergeleken met de zinknoteringen op de LME, die in de metaalhandel over het algemeen wordt beschouwd als een accurate referentie voor het vaststellen van prijzen.

(47) Voor alle drie ondernemingen die als marktgericht bedrijf werden beschouwd bleek dat hun binnenlandse verkoop, na aanpassing van de kosten voor de grondstof zink aan de LME-notering, niet had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties. De binnenlandse prijzen van deze drie exporteurs konden derhalve niet worden gebruikt en de normale waarde moest worden berekend. De normale waarde voor de drie ondernemingen werd berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening. De kosten voor de grondstof zink werden gecorrigeerd aan de hand van de LME-noteringen. De door de exporterende producent opgegeven kosten in verband met de binnenlandse verkoop, de algemene en administratieve kosten werden, indien zij betrouwbaar werden geacht, zonder enige aanpassing toegepast. Op grond van het bovenstaande kon geen van de in de inleiding en in de punten a) en b) van artikel 2, lid 6, van de basisverordening uiteengezette methoden worden gebruikt omdat de binnenlandse verkoop niet bleek plaats te vinden in het kader van normale handelstransacties en geen van de betrokken ondernemingen na aanpassing van hun kosten voor de grondstof zink aan de LME-notering winst had geboekt. De winst werd derhalve voorlopig vastgesteld aan de hand van de winst van de producenten in het referentieland hetgeen overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening onder deze omstandigheden de meest redelijke aanpak leek.

4. Uitvoerprijs

(48) Alle uitvoer naar de Gemeenschap geschiedde rechtstreeks naar onafhankelijke importeurs in de Gemeenschap en de uitvoerprijs werd vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening met verwijzing naar de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

5. Vergelijking

(49) Een onderneming in de Volksrepubliek verkocht via een verbonden onderneming in Hongkong aan de Gemeenschap. Deze onderneming trad op als handelaar en de uitvoerprijs van deze onderneming in Hongkong werd derhalve aangepast door een commissie in mindering te brengen op de uitvoerprijs om rekening te houden met de functies die deze onderneming had verricht.

(50) De vergelijking geschiedde af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Om een billijke vergelijking te kunnen maken werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan wordt beweerd en aangetoond dat zij van invloed zijn op de prijzen en op de vergelijkbaarheid daarvan. Op deze basis werden correcties toegepast voor verschillen in vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, krediet, commissies, invoerheffingen en kosten van dienstverlening na verkoop (garantie).

6. Dumpingmarge

Voor de medewerkende exporterende producenten die als marktgericht bedrijf worden beschouwd of recht hebben op een individuele behandeling

(51) Voor de drie ondernemingen die als marktgericht bedrijf worden beschouwd werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het betrokken product dat naar de Gemeenschap werd uitgevoerd vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening.

(52) Voor de onderneming die een individuele behandeling werd verleend werd de gewogen gemiddelde normale waarde voor elke soort die naar de Gemeenschap werd uitgevoerd en die was vastgesteld voor het referentieland, vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort die naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening.

(53) De voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges bedragen, uitgedrukt als een percentage van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor alle overige exporterende producenten

(54) Om het nationale recht voor de overige exporteurs in de Volksrepubliek China te berekenen stelde de Commissie eerst de mate van samenwerking vast. Zij vergeleek hiervoor de totale invoer van het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China, berekend op basis van Eurostat met de antwoorden op de vragenlijst die zij had ontvangen van exporteurs in de Volksrepubliek China. Op deze basis bleek de samenwerking 65 % te bedragen.

(55) Vervolgens werd de dumpingmarge berekend als een gewogen gemiddelde van de dumpingmarge die was vastgesteld voor de enige overige samenwerkende exporteur die noch als marktgericht bedrijf werd beschouwd noch een individuele behandeling was verleend en de dumpingmarge die was berekend op basis van artikel 18 van de basisverordening voor de overige niet-bekende exporteurs. De dumpingmarge voor de hierboven genoemde enige overgebleven medewerkende exporteur werd berekend door de gewogen gemiddelde normale waarde die was vastgesteld voor het referentieland te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs die door de betrokken exporteur was opgegeven. De dumpingmarge voor de niet-bekende exporteurs werd vastgesteld als het verschil tussen de gewogen gemiddelde normale waarde die voor het referentieland was vastgesteld en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs voor de transacties met de hoogste dumping van bovengenoemde onderneming. Deze dumpingmarge werd toegepast op de hoeveelheid (op basis van Eurostat) die door de onbekende Chinese producenten was uitgevoerd. De Commissie was van mening dat de dumping van de niet-medewerkende producenten niet lager was dan die van de anderen en dat hun gebrek aan medewerking niet mocht worden beloond.

(56) Op deze basis werd de nationale dumping voorlopig vastgesteld op 69,8 % van de cif-prijs grens Gemeenschap.

D. COMMUNAUTAIRE BEDRIJFSTAK

1. Communautaire productie

(57) Zinkoxide wordt in de Gemeenschap door de volgende ondernemingen vervaardigd:

- zes klagende producenten die medewerkten aan het onderzoek en de voornaamste producenten van zinkoxide in de Gemeenschap zijn;

- zes kleinere, niet-klagende producenten die de Commissie algemene informatie verstrekten over hun activiteiten maar geen medewerking verleenden aan het onderzoek. Vijf van hen steunden de klacht terwijl de zesde geen standpunt innam;

- negen andere kleine, niet-klagende producenten die noch aan het onderzoek medewerkten, noch een standpunt meedeelden.

(58) Het door al deze ondernemingen vervaardigde zinkoxide vormt derhalve de communautaire productie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

2. Definitie van de communautaire bedrijfstak

(59) De zes medewerkende klagende producenten voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, lid 4, van de basisverordening omdat zij ongeveer 75 % van de totale communautaire productie van zinkoxide voor hun rekening nemen. Zij worden derhalve geacht de communautaire bedrijfstak te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, van dezelfde verordening en zullen hierna de "communautaire bedrijfstak" worden genoemd.

E. SCHADE

1. Ter inleiding

Invoergegevens

(60) De invoergegevens werden vastgesteld aan de hand van Eurostat-informatie. De GN-post waaronder het betrokken product momenteel wordt ingedeeld omvat tevens zinkoxide voor dierenvoedsel en zinkperoxide. Uit het bewijsmateriaal in de klacht blijkt dat slechts te verwaarlozen hoeveelheden van dergelijke producten worden ingevoerd. Om de totale invoer te schatten werden derhalve geen specifieke aanpassingen gedaan.

LME-zinknotering en het belang voor zinkoxide

(61) Tijdens het onderzoek stelde de Commissie vast dat de notering voor zink op de LME voor alle ondernemers die zijn onderworpen aan normale marktvoorwaarden een fundamentele rol speelt bij het bepalen van de prijzen van zowel grondstoffen als eindproduct. De LME-notering fungeert als een erkend referentiepunt aan de hand waarvan het zinkgehalte van een product, zij het zinkconcentraat of zinkoxide kan worden gerelateerd. Tijdens de analyseperiode vertoonde de LME de hieronder beschreven ontwikkeling. In 1997 vertoonde de zinkmarkt als gevolg van speculaties een piek. De notering is in US-dollars zodat de prijsstijging tussen 1999 en 2000 nog wordt vergroot door de ontwaarding van de euro ten opzichte van de dollar.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Communautair verbruik

(62) Het zichtbaar verbruik van zinkoxide in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van:

- de totale invoer van het betrokken product in de Gemeenschap op basis van Eurostat;

- de totale gecontroleerde verkochte hoeveelheden van de communautaire bedrijfstak op de communautaire markt;

- de verkoopgegevens van de zes overige communautaire producenten die algemene informatie hadden verstrekt aan de Commissie;

- en bewijsmateriaal in de klacht met betrekking tot de overige communautaire producenten.

(63) Tijdens het OT bereikte het communautair verbruik van zinkoxide ongeveer 257000 ton. Zoals uit onderstaande tabel blijkt steeg het verbruik gedurende de analyseperiode met 9 % hoofdzakelijk als gevolg van de ontwikkeling van het gebruik van zinkoxide in de keramische industrie.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Invoer uit de Volksrepubliek China

Omvang van de invoer met dumping

(64) De omvang van de invoer met dumping van oorsprong uit de Volksrepubliek China vertienvoudigde bijna tussen 1996 en het onderzoektijdvak van 4459 ton tot 47367 ton. De belangrijkste stijging vond plaats in het OT toen de betrokken invoer 2,5 maal hoger was dan het voorgaande jaar.

(65) Het marktaandeel van de betrokken invoer bereikte tijdens het OT 18,4 % vergeleken met minder dan 2 % aan het begin van de analyseperiode.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Prijzen van de invoer met dumping

Prijsontwikkeling

(66) De prijzen van de betrokken invoer stegen tijdens de analyseperiode met 23 % waarbij belangrijke stijgingen werden genoteerd in 1997 toen de prijzen met 10 % stegen omdat de prijs van zink op de wereldmarkt een recordpeil bereikte. De prijzen daalden in 1999 om tijdens het OT opnieuw sterk te stijgen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Prijsonderbieding

(67) Om de prijsonderbieding te kunnen onderzoeken werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen aan onafhankelijke afnemers van de communautaire bedrijfstak per soort, af fabriek, vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde uitvoerprijzen van de Chinese exporterende producenten op de communautaire markt tijdens het OT op cif-basis.

(68) De uitvoerprijzen van de Chinese exporterende producenten zijn naar behoren aangepast om rekening te houden met de douanerechten en de kosten na invoer. Deze aanpassingen geschieden aan de hand van informatie die tijdens het onderzoek was verzameld, met name van de medewerkende niet-verbonden importeurs.

(69) Op deze basis bleek de prijsonderbiedingsmarge, uitgedrukt als een percentage van de prijzen van de communautaire bedrijfstak te variëren van 6,0 % tot 13,7 % voor ondernemingen die als marktgericht bedrijf worden beschouwd of een individuele behandeling krijgen en 10,8 % op gewogen gemiddelde basis.

4. Situatie van de communautaire bedrijfstak

Ter inleiding

(70) Gegevens van de communautaire bedrijfstak werden verkregen uit de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de zes medewerkende communautaire producenten. Drie van de zes medewerkende producenten hadden verschillende productiefaciliteiten die zinkoxide produceren in veel gevallen in verschillende lidstaten van de Gemeenschap. De individuele fabrieken hadden in deze gevallen de vragenlijsten ingevuld die door de diensten van de Commissie waren gecontroleerd alvorens de totaalcijfers te berekenen voor de communautaire bedrijfstak als geheel.

(71) Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de communautaire bedrijfstak een evaluatie van alle economische factoren en indicatoren die gevolgen hebben voor de situatie van de bedrijfstak.

Productie, productiecapaciteit en capaciteitsbenutting

(72) De productie van de communautaire bedrijfstak daalde tijdens de analyseperiode met 6 % terwijl de omvang van de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China bijna vertienvoudigde. In dezelfde periode breidde de communautaire bedrijfstak zijn capaciteit met 2 % uit met behulp van relatief geringe investeringen om te voldoen aan de behoefte van een bepaalde afnemer. Het capaciteitsbenuttingspercentage van de communautaire bedrijfstak daalde in deze periode met 6 percentpunten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voorraden

(73) De voorraden aan het eind van het jaar daalden tijdens de analyseperiode met 15 % maar bleven relatief stabiel wanneer ze werden uitgedrukt als een percentage van de productie.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Verkochte hoeveelheden, marktaandeel en groei

(74) De hoeveelheden die de communautaire bedrijfstak tijdens de analyseperiode op de communautaire markt verkocht daalden met 8 % terwijl het communautair verbruik in dezelfde periode met 9 % steeg en de betrokken invoer meer dan vertienvoudigde.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(75) Het marktaandeel van de communautaire bedrijfstak daalde tijdens de analyseperiode met 10 procentpunten van 65 % van het communautair gebruik in 1996 tot 55 % tijdens het onderzoektijdvak. De communautaire bedrijfstak profiteerde derhalve niet van de groei van het verbruik op de communautaire markt.

Verkoopprijzen en kosten

(76) De verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak stegen in de analyseperiode met 19 % terwijl de kosten per eenheid met 31 % stegen. De noodzakelijke prijsverhogingen werden derhalve niet doorgevoerd als gevolg van de overweldigende aanwezigheid van laaggeprijsde invoer. De communautaire bedrijfstak kon derhalve in de analyseperiode de kostenstijging niet doorberekenen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Winstgevendheid

(77) De winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak, uitgedrukt in de opbrengst van de nettoverkoop op de communautaire markt daalde in de analyseperiode scherp van + 8 % in 1996 tot -1 % in het onderzoektijdvak.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Investeringen en het vermogen om kapitaal bijeen te brengen

(78) De investeringen daalden in de analyseperiode van 5,2 miljoen EUR in 1996 tot 2,8 miljoen EUR in het onderzoektijdvak. Ongeveer 86 % van de uitgaven in de analyseperiode was bestemd voor machines, uitrusting en andere uitgaven. Het onderzoek wees uit dat de meeste kapitaaluitgaven waren bestemd voor de vervanging of het onderhoud van bestaande faciliteiten.

(79) In de analyseperiode bleek het bovendien steeds moeilijker voor de communautaire bedrijfstak om kapitaaluitgaven met betrekking tot zinkoxide te rechtvaardigen met name voor fabrieken die zich hoofdzakelijk hadden gericht op levering aan de keramische industrie. Dit leidde tot annulering van een aantal investeringsprogramma's in de tweede helft van de analyseperiode en in sommige gevallen tot belangrijke besnoeiingen in zelfs routineonderhoudsprogramma's. Voorts werd het steeds moeilijker voor de communautaire bedrijfstak om bij externe financiers kapitaal bijeen te brengen omdat men zich in financiële kringen zorgen begon te maken over de verslechtering van de financiële situatie.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Rentabiliteit van investeringen

(80) Voor de beoordeling van de gevolgen van de met dumping ingevoerde producten voor de rentabiliteit van de investeringen van de communautaire bedrijfstak onderzocht de Commissie de winst of verliezen vóór belastingheffing op de verkoop van zinkoxide vergeleken met de activa in de zinkoxidesector.

(81) In een beperkt aantal gevallen bleek dat bepaalde activa werden gebruikt voor de productie van zowel zinkoxide als van andere producten. De Commissie heeft zich ervan vergewist dat de methode die werd gebruikt om vast te stellen of activa uitsluitend worden ingezet voor zinkoxide, juist waren. Uit de in onderstaande tabel opgenomen gegevens en trends blijkt dat de financiële resultaten in de analyseperiode aanzienlijk verslechterden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Cash flow

(82) Uit volgende tabel blijkt duidelijk de opmerkelijke verslechtering van de cash flow die wordt gegenereerd door zinkoxide van de communautaire bedrijfstak.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

(83) Onderstaande tabel toont het aantal werknemers in zinkoxideactiviteiten van de communautaire bedrijfstak en de gemiddelde totale loonkosten per werknemer (d.w.z. lonen en sociale lasten).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(84) De communautaire bedrijfstak had aan het eind van het OT 484 werknemers in dienst. Dit betekent een daling van 12 % tijdens de analyseperiode waarbij de daling vanaf 1998 sneller verliep dan daarvoor. Tijdens de analyseperiode steeg de productiviteit met 7 %.

(85) Het gemiddeld loon per werknemer steeg echter met 16 %. Een deel van deze stijging kan worden toegeschreven aan de koersschommelingen tussen de euro en het pond sterling. Ongeveer 18 % van het aantal arbeidskrachten van de communautaire bedrijfstak is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Tijdens de analyseperiode daalde de euro in waarde ten opzichte van het pond met 25 %.

Omvang van dumping

(86) Gezien de omvang van de dumping en de prijs van de met dumping ingevoerde producten kunnen de gevolgen van de huidige, belangrijke dumpingmarge niet als verwaarloosbaar worden beschouwd.

5. Conclusie inzake schade

(87) Tussen 1996 en het OT steeg de omvang van het met dumping ingevoerde zinkoxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China met 962 % van minder dan 4500 ton tot meer dan 47000 ton. Het marktaandeel steeg dan ook met 16 procentpunten. De prijzen van de betrokken invoer bleven tijdens de analyseperiode onder die van de communautaire bedrijfstak met een gewogen gemiddelde prijsonderbieding van 10,8 %.

(88) Tussen 1996 en het OT verslechterde de situatie van de communautaire bedrijfstak ondanks de stijging van het verbruik zowel qua productie (- 6 %) als qua verkochte hoeveelheden (- 7 %). Als gevolg hiervan daalde het marktaandeel van de communautaire bedrijfstak van 65 % tot 55 %, d.w.z. met 10 procentpunten. De daling was vooral opmerkelijk tussen 1999 en het onderzoektijdvak toen de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China de snelste stijging vertoonde. Tijdens de analyseperiode daalde de winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak en was tijdens het OT negatief. Om het hoofd te bieden aan deze dalende winstgevendheid zag de communautaire bedrijfstak zich gedwongen zijn kosten te verlagen om concurrerend te blijven. Er werd gesnoeid op zowel banen als investeringen. Ondanks deze inspanningen lieten de kosten een snelle stijging zien als gevolg van de stijging van de zinkprijzen terwijl de gemiddelde verkoopprijzen niet navenant konden stijgen als gevolg van de aanwezigheid van enorme hoeveelheden laaggeprijsde met dumping ingevoerde producten.

(89) Gezien het bovenstaande en zoals vooral blijkt uit de daling van de productie, de verkoop en de werkgelegenheid, het verlies aan marktaandeel, prijssuppressie en de dalende winstgevendheid wordt voorlopig vastgesteld dat de communautaire bedrijfstak aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening

F. OORZAKEN VAN SCHADE

1. Inleiding

(90) Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening onderzoekt de Commissie of de met dumping ingevoerde producten van oorsprong uit het betrokken land aanmerkelijke schade hebben berokkend aan de communautaire bedrijfstak. Ook andere factoren dan de met dumping ingevoerde producten die de communautaire bedrijfstak tegelijkertijd schade zouden kunnen hebben berokkend werden onderzocht om te voorkomen dat eventuele schade die door deze andere factoren was berokkend werd toegeschreven aan de met dumping ingevoerde producten.

2. Gevolgen van de invoer met dumping

(91) De aanzienlijke stijging van de met dumping ingevoerde hoeveelheden van oorsprong uit het betrokken land en hun marktaandeel dat tijdens de analyseperiode was gestegen, tegen prijzen die de prijzen van de communautaire bedrijfstak onderboden viel samen met een ernstige verslechtering van de situatie van de communautaire bedrijfstak met name wat betreft productie, verkochte hoeveelheden, marktaandeel en winstgevendheid.

(92) Deze verslechtering was vooral opmerkelijk tussen 1999 en het onderzoektijdvak toen de met dumping ingevoerde hoeveelheden van oorsprong uit de Volksrepubliek China met ongeveer 150 % tot een recordhoogte stegen.

(93) De communautaire bedrijfstak heeft er bij het vaststellen van de prijzen altijd voor gezorgd dat de kosten van de grondstoffen werden gedekt door de verkoopprijs terwijl de prijzen van de invoer in kwestie gedurende langere perioden onder de kostprijs lagen van het zink dat zij bevatten. Vanaf 1999 waren de verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak te laag om de totale productiekosten te kunnen dekken zodat verlies werd geboekt. De Commissie stelde vast dat de met dumping ingevoerde producten hadden geleid tot prijssuppressie voor de communautaire bedrijfstak en vervolgens tot een daling van de winstgevendheid. Het tijdens het onderzoek verzamelde bewijsmateriaal bevestigde dat het toegenomen invoeraanbod uit het betrokken land tegen dumpingprijzen op de communautaire markt door een aantal afnemers van de communautaire bedrijfstak was gebruikt om de prijzen tijdens de onderhandelingen omlaag te brengen.

(94) De druk die werd uitgeoefend door de betrokken invoer die qua omvang en marktaandeel vanaf 1998 belangrijk was gestegen en geschiedde tegen bijzonder lage prijzen die de prijzen van de communautaire bedrijfstak onderboden, leidde tot een verslechtering van de situatie van de communautaire bedrijfstak.

3. Gevolgen van andere factoren

Invoer van oorsprong uit andere derde landen

(95) De omvang van de invoer van oorsprong uit andere derde landen daalde tijdens de analyseperiode met 18 % van ongeveer 23000 ton in 1996 tot 19000 ton in het OT. Deze invoer profiteerde derhalve niet van de groei van het verbruik tijdens de analyseperiode en verloor 3 procentpunten in marktaandeel, een daling van 10 % tot 7 %.

(96) Alleen de invoer van oorsprong uit Turkije en Polen lag 1 % hoger dan het communautair verbruik tijdens het onderzoektijdvak. Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de omvang en de prijzen van de invoer van andere landen dan de Volksrepubliek China.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(97) De invoer van oorsprong uit Turkije was vrijwel minimaal en bleek ook een bepaalde hoeveelheid andere producten dan het betrokken product te omvatten, d.w.z. zinkoxide voor dierenvoedsel dat minder duur is dan zinkoxide. Het door de communautaire bedrijfstak vervaardigde en op de communautaire markt verkochte zinkoxide voor dierenvoedsel werd tegen een lagere prijs verkocht dan het zinkoxide (ongeveer 20 % minder duur als gevolg van de lagere kwaliteit).

(98) De invoer van oorsprong uit Polen daalde tijdens de analyseperiode tot minder dan 3000 ton in het OT. Ook hun marktaandeel daalde tijdens deze periode van 1,4 % in 1996 tot 1,2 % in het OT. De prijzen van de invoer van oorsprong uit Polen waren weliswaar laag maar toch hoger dan die van de invoer van oorsprong uit het betrokken land voor een groot deel van de analyseperiode.

(99) Op basis van het bovenstaande wordt voorlopig vastgesteld dat de invoer van oorsprong uit Turkije, Polen en andere derde landen niet heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die werd geleden door de communautaire bedrijfstak.

De uitvoer van de communautaire bedrijfstak

(100) De omvang van de uitvoer van de communautaire bedrijfstak steeg tijdens de analyseperiode met bijna 40 % tot 15748 ton. De uitvoer van de communautaire bedrijfstak tijdens het OT vertegenwoordigde ongeveer 10 % van de productie.

(101) Een betrokken partij merkte op dat deze stijging duidelijk wees op het concurrentievermogen van de communautaire industrie en zijn robuuste financiële situatie. Hoewel de Commissie ermee instemt dat de uitvoermarkten een aanzienlijke groei hebben doorgemaakt, merkt zij op dat de huidige hoeveelheden marginaal blijven in vergelijking tot de omvang van de totale verkoop. Voorts mag niet worden vergeten dat de stijging van de uitvoer de daling van de productie van de communautaire bedrijfstak niet kon tegenhouden.

(102) De communautaire bedrijfstak heeft door zijn exportactiviteiten aangetoond concurrerend te zijn. Zijn exportactiviteiten hebben derhalve niet bijgedragen tot de schade die werd geleden door de communautaire bedrijfstak.

Verandering in het verbruik

(103) Tijdens de analyseperiode steeg het verbruik van zinkoxide in de Gemeenschap met 9 %. De Commissie is derhalve van oordeel dat de aanmerkelijke schade die de communautaire bedrijfstak heeft geleden niet kan worden toegeschreven aan een krimpende vraag op de communautaire markt.

Conclusie inzake oorzakelijk verband

(104) De aanzienlijke stijging van de ingevoerde hoeveelheden en het marktaandeel van de invoer uit het betrokken land tijdens de analyseperiode alsmede hun prijsonderbiedingsniveau tijdens het OT hadden aanmerkelijke negatieve gevolgen voor de verkochte hoeveelheden en de verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak. Dit had weer gevolgen voor een aantal economische indicatoren van de communautaire bedrijfstak, met name de winstgevendheid. Er werden geen andere factoren gevonden die zouden kunnen hebben bijgedragen aan de schade die werd geleden door de communautaire bedrijfstak.

(105) De Commissie stelt derhalve voorlopig vast dat de met dumping ingevoerde producten uit het betrokken land aanmerkelijke schade hebben berokkend aan de communautaire bedrijfstak in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Algemene opmerkingen

(106) De Commissie onderzocht of er ondanks de conclusie inzake schadelijke dumping dwingende redenen waren die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat het niet in het belang is van de Gemeenschap in dit specifieke geval maatregelen goed te keuren. Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening werd op basis van al het ingediende bewijsmateriaal dan ook onderzocht welke gevolgen maatregelen zouden hebben voor alle bij deze procedure betrokken partijen of het uitblijven ervan.

2. Onderzoek

(107) De Commissie zond de importeurs, leveranciers van grondstoffen, industriële afnemers van het betrokken product alsmede organisaties die groepen van afnemers vertegenwoordigen en andere belanghebbende partijen die zichzelf binnen de in het bericht tot inleiding vermelde termijn bekend hadden gemaakt vragenlijsten.

(108) Zij verstuurde in totaal 108 vragenlijsten maar ontving binnen de vastgestelde termijn slechts 24 antwoorden.

(109) Antwoorden op de vragenlijst werden binnen de vastgestelde termijn ontvangen van:

zes niet-verbonden importeurs van het betrokken product:

- Explorer SRL (Italië)

- ITACO Chimica SRL (Italië)

- ITACO International SRL (Italië)

- Almiberia SA (Spanje)

- Quimialmel SA (Spanje)

- L' Approchimide SRL (Italië)

vijf rechtstreekse leveranciers van grondstoffen:

- Il.co.met Sas (Italië)

- Mapral SAS (Frankrijk)

- Rezinal NV (Nederland)

- Nuova Eurozinco SpA (Italië)

- Wilhelm Grillo GmbH (Duitsland)

13 afnemers van het betrokken product met inbegrip van:

tien producenten van glazuren en vernissen, een belangrijke input voor de keramische industrie:

- Johnson Matthey Ceramics SA (Spanje)

- Ramacolor (Italië)

- Fritta SL (Spanje)

- Ferro Enamel Española SA (Spanje)

- Torrecid SA (Spanje)

- Esmaltes SA (Spanje)

- Esmalglass SA (Spanje)

- Vernis SA (Spanje)

- Cerdec Ceramics Iberica SA (Spanje)

- Color Esmalt SA (Spanje)

en drie producenten van chemische stoffen en staalproducten:

- Sikel NV (België)

- Hans Heubach GmbH & Co. KG (Duitsland)

- Infineum Italia Srl (Italië).

(110) De Commissie werd tevens gecontacteerd door twee beroepsorganisaties die totaalcijfers verstrekten over de activiteiten van hun sector en namens hun leden commentaar indienden. Het betrof:

- ASCER (Asociación Española de Fabricantes de Azulejos y pavimentos Cerámicos), d.w.z. de Spaanse organisatie van producenten van keramische tegels

- ANFFECC (Asociación Nacional de Fabricantes de Fritas, Esmaltes, y Colores Ceramicos), d.w.z. de organisatie van Spaanse producenten van glazuur en vernis.

3. Waarschijnlijke gevolgen van de instelling van maatregelen voor de communautaire bedrijfstak

(111) De communautaire bedrijfstak is samengesteld uit zes ondernemingen met productiefaciliteiten voor zinkoxide in de volgende lidstaten: Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Gezien de talrijke producenten en productiefaciliteiten is er sprake van belangrijke mededinging op de communautaire markt.

(112) Ondanks aanmerkelijke schade die de communautaire bedrijfstak tijdens het OT heeft geleden is er geen reden om de levensvatbaarheid op lange termijn en het concurrentievermogen op een markt met normale billijke handelsvoorwaarden in twijfel te trekken.

(113) De communautaire bedrijfstak maakte verlies omdat hij moest concurreren met de laaggeprijsde met dumping ingevoerde producten die tijdens de analyseperiode een aanzienlijk marktaandeel verkregen. Maatregelen zouden volgens de Commissie kunnen betekenen dat billijke concurrentie zou kunnen worden hersteld en de communautaire bedrijfstak meer producten zou kunnen verkopen en zijn marktaandeel zou kunnen verhogen.Verwacht wordt dat een stijging van de verkochte hoeveelheden en de productie tevens de werkgelegenheid in deze bedrijfstak zou veiligstellen. Een stijging van de verkochte hoeveelheden tegen billijke prijzen zou tevens de winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak kunnen herstellen omdat meer zou kunnen worden bijgedragen aan de vaste lasten.

(114) Bij het uitblijven van maatregelen zal de dalende trend van de winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak tijdens de analyseperiode zich waarschijnlijk voortzetten omdat deze bedrijfstak niet het hoofd kan bieden aan de concurrentie van de laaggeprijsde invoer met dumping. De levensvatbaarheid kan gevaar lopen en het voortbestaan van bepaalde productiefaciliteiten kan op losse schroeven komen te staan. Mochten geen maatregelen worden vastgesteld dan zou het Chinese zinkoxide waarschijnlijk geleidelijk meer marktaandeel krijgen op andere markten dan de keramische industrie. Er zijn inderdaad reeds tekenen dat de communautaire bedrijfstak marktaandeel in de technische rubbersector heeft moeten afstaan aan het Chinese zinkoxide.

(115) De Commissie stelt derhalve voorlopig vast dat instelling van antidumpingmaatregelen in het belang zou zijn van de communautaire bedrijfstak.

4. Waarschijnlijke gevolgen van de instelling van maatregelen voor andere communautaire producenten

(116) Andere producenten van zinkoxide in de Gemeenschap delen de bezorgdheid van de communautaire bedrijfstak. De verkoop van de zes niet-klagende producenten die algemene informatie over hun activiteiten aan de Commissie verstrekten bleef tijdens de analyseperiode stabiel. Hun marktaandeel in het OT was 7,3 % vergeleken met 7,8 % aan het begin van de analyseperiode. Deze producenten profiteerden derhalve over het algemeen niet van de groei van het communautaire verbruik die tijdens deze periode werd genoteerd. Er is geen reden om aan te nemen dat de situatie van de zes niet-klagende producenten die de Commissie informatie verstrekten en die van de overige producenten van zinkoxide in de Gemeenschap sterk zou afwijken van die van de communautaire bedrijfstak.

(117) De Commissie stelt derhalve voorlopig vast dat instelling van antidumpingmaatregelen in het belang zou zijn van de overige communautaire producenten.

5. Waarschijnlijke gevolgen van de instelling van maatregelen voor de importeurs

(118) De Commissie ontving antwoord op de vragenlijsten van zes niet-verbonden importeurs in de Gemeenschap. Deze ondernemingen vertegenwoordigen 46 % van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China tijdens het OT.

(119) De verkoop van zinkoxide tijdens het OT varieerde van 8 tot 23 % van de omzet van de medewerkende niet-verbonden importeurs. Verwacht wordt dat de gevolgen voor de werkgelegenheid minimaal zullen zijn, d.w.z. ongeveer 25 werknemers in deze ondernemingen worden geacht rechtstreeks betrokken te zijn bij zinkoxideactiviteiten. Dit aantal is tijdens de analyseperiode echter nauwelijks gewijzigd ondanks de dramatische stijging van de invoer uit het betrokken land omdat deze werknemers zich ook bezighouden met andere producten waarop het onderzoek geen betrekking heeft en dit waarschijnlijk zullen blijven doen zelfs indien maatregelen worden ingesteld.

(120) Voorlopig wordt derhalve vastgesteld dat de situatie van de niet-verbonden importeurs geen belangrijke gevolgen zal ondervinden van antidumpingmaatregelen.

6. Waarschijnlijke gevolgen van maatregelen voor leveranciers van grondstoffen en zinkrecyclingactiviteiten

(121) De leveranciers van grondstoffen aan de communautaire bedrijfstak kunnen worden ingedeeld aan de hand van het soort producten dat zij aanbieden, namelijk hoofdzakelijk producten met een bijzonder hoog zinkgehalte, slakken van de galvanisatie-industrie en ander zinkafval. Producten met een bijzonder hoog zinkgehalte (SHG) vertegenwoordigden 34 % in waarde van de aankopen van de communautaire bedrijfstak van grondstoffen tijdens het OT. De Commissie ontving echter geen antwoorden van leveranciers van deze grondstof. Hun situatie zou derhalve hoogstwaarschijnlijk geen gevolgen van betekenis ondervinden van eventuele antidumpingmaatregelen.

(122) Vijf ondernemingen die gezamenlijk 25 werknemers in dienst hadden voor de levering van grondstoffen aan producenten van zinkoxide verleenden medewerking aan het onderzoek. Zij bleken hoofdzakelijk actief bij het verzamelen, recyclen en handelen in zinkresiduen van de galvanisatie-industrie. Een derde van het pure zink dat in de Gemeenschap wordt gebruikt door sectoren zoals de galvanisatie-industrie wordt recycleerd en de helft van dit gerecycleerd materiaal wordt vervolgens gebruikt voor de productie van zinkoxide. Deze leveranciers vertegenwoordigden 14 % van de aankopen van grondstoffen van de communautaire bedrijfstak in waarde tijdens het onderzoektijdvak.

(123) De meeste van deze leveranciers werkten nauw samen met de communautaire bedrijfstak en andere producenten van zinkoxide in de Gemeenschap. Een groot deel van hun omzet was afkomstig van de verkoop aan zinkoxideproducenten. Wanneer de communautaire bedrijfstak, de belangrijkste producent van zinkoxide in de Gemeenschap, minder zou aankopen dan zou dit derhalve belangrijke gevolgen hebben voor de situatie van deze ondernemingen.

(124) Maatregelen zouden de billijke concurrentievoorwaarden op de communautaire markt herstellen, zodat de recyclage van een belangrijk deel van zinkresiduen zou kunnen worden voortgezet. De Commissie heeft derhalve voorlopig vastgesteld dat vaststelling van antidumpingmaatregelen in het belang is van de toeleveranciers.

7. Waarschijnlijke gevolgen van maatregelen voor de verwerkende bedrijven

(125) Zinkoxide kan voor zeer uiteenlopende doeleinden worden gebruikt. Zinkoxide wordt hoofdzakelijk gebruikt in de keramische industrie die ongeveer 39 % van het huidig communautaire verbruik in het onderzoektijdvak vertegenwoordigt, in de samenstelling van rubber (30 %) chemische en farmaceutische toepassingen (17 %) en andere sectoren met inbegrip van verf (14 %). De meeste markten voor zinkoxide, met uitzondering van de keramische industrie waar het verbruik onlangs toenam als gevolg van technologische ontwikkelingen zijn over het algemeen volledig ontwikkeld en veranderingen in de vraag houden verband met de algemene economische stand van zaken.

Producenten van banden en rubber

(126) Producenten van banden en andere rubberproducten zijn belangrijke afnemers van zinkoxide in de Gemeenschap. De Commissie ontving van deze ondernemingen echter geen antwoord op haar vragenlijsten. Omdat niets op het tegendeel wijst is de Commissie van oordeel dat eventuele antidumpingmaatregelen geen belangrijke gevolgen zouden hebben voor deze producenten.

De keramische tegelindustrie

(127) De keramische tegelindustrie valt in twee categorieën uiteen: de producenten van glazuren en vernissen en de producenten van tegels. Deze twee zijn onderling van elkaar afhankelijk. De vraag in de Gemeenschap naar glazuur en vernis wordt volledig bepaald door de tegelproducenten. De communautaire glazuren lopen qua technologische ontwikkeling en kwaliteit voorop in de wereld en kennen buiten de Gemeenschap geen serieuze concurrenten. De Commissie besloot derhalve deze twee lagen als één bedrijfstak te beschouwen bij de beoordeling van de gevolgen van maatregelen hoewel alleen de producenten van vernissen en glazuren rechtstreeks afnemer zijn van zinkoxide in de primaire vorm.

(128) De Commissie ontving antwoord van tien producenten van vernissen en glazuren. Deze ondernemingen vertegenwoordigen 19 % van het verbruik van zinkoxide in de Gemeenschap in het OT, d.w.z. ongeveer de helft van het verbruik van zinkoxide door de keramische industrie.

(129) De Commissie ontving geen antwoord op haar vragenlijst van tegelproducenten en maakte derhalve gebruik van de informatie van de Spaanse organisatie van producenten van keramische tegels en van bedrijfspublicaties om de gevolgen na te gaan van maatregelen voor het afgewerkte product van deze bedrijfstak. De organisatie vertegenwoordigt het grootste deel van Spaanse producenten van keramische tegels.

(130) Het verbruik van zinkoxide in de tegelindustrie vertoonde een spectaculaire stijging vanaf 1996 als gevolg van de invoering van een nieuwe techniek in het productieproces waarbij tegels slechts eenmaal worden gebakken hetgeen in vergelijking met andere technieken een hoger percentage zinkoxide vereist.

(131) De communautaire producenten van tegels zijn hoofdzakelijk gevestigd in Spanje (gebied van Castellon) en Italië. Beide lidstaten produceerden meer dan 600 miljoen vierkante meters tegel in het OT. Volgens de Spaanse beroepsorganisatie zijn er meer dan 26000 werknemers in rechtstreekse loondienst bij de Spaanse keramische tegelindustrie waarvan 3000 werkzaam zijn in de productie van vernissen en glazuren. De productie van vernis en glazuur in de Gemeenschap is steeds meer geconcentreerd in Spanje. De grootste markt voor in Spanje geproduceerde vernissen en glazuren buiten Spanje is Italië.

Gevolgen van maatregelen voor de producenten van vernissen en glazuren

(132) Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt vertegenwoordigt zinkoxide gemiddeld 20 % van de totale productiekosten van vernissen en glazuren. Maatregelen zouden leiden tot een stijging van de gemiddelde prijs die wordt betaald voor hun zinkoxide en tot een stijging van minder dan 4 % van de totale kosten omdat onderzoek en ontwerp en andere kosten zwaar doorwegen bij de volledige productiekosten.

(133) De producenten betoogden dat zij een verhoging van hun kosten niet konden doorberekenen naar hun afnemers wanneer maatregelen op het betrokken product uit de Volksrepubliek China zouden worden ingesteld. Voorts zouden zij minder concurrerend worden op de wereldmarkten, marktaandeel verliezen waarbij de werkgelegenheid in de Gemeenschap gevaar zou kunnen lopen en zich gedwongen kunnen zien hun productie naar overzee te verplaatsen (delocaliseren). Voorts zou de stijging van het verbruik van zinkoxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China hoofdzakelijk zijn gebaseerd op economische redenen omdat de industrie het duurdere, zuivere soort zinkoxide dat door de communautaire bedrijfstak werd geproduceerd niet nodig heeft.

(134) Volgens de antwoorden die de Commissie heeft ontvangen bedroeg de winst van producenten van vernissen en glazuren voor de gehele analyseperiode meer dan 10 % van de netto-omzet. De afgelopen tien jaar werden voortdurend belangrijke investeringen gedaan in nieuwe productiecapaciteit en faciliteiten voor onderzoek en ontwikkeling. Deze industrie bevindt zich derhalve in een voldoende sterke positie om een stijging van de kosten te kunnen absorberen indien deze niet worden doorberekend naar de afnemers.

(135) Dankzij hun onderzoek en ontwikkeling kunnen producenten van vernissen en glazuren bovendien voortdurend met nieuwe formules en tegelontwerpen komen omdat zij, teneinde hun leidinggevende rol op de wereldmarkt wat betreft ontwerp te behouden, het aanbod op deze markt regelmatig moeten vernieuwen. De snelheid waarmee nieuwe ontwerpen op de markt kunnen worden gebracht kan namelijk een cruciale factor vormen bij het verwerven van concurrentievoordelen. Er is derhalve een zeer sterk operationeel verband tussen tegelproducenten en producenten van vernissen, zodat tegelproducenten prijsverhogingen zullen aanvaarden willen zij aanspraak kunnen blijven maken op nieuwe ontwerpen en technologische vernieuwingen van de vernisproducenten in de Gemeenschap.

(136) De producenten van vernis en glazuur hebben een duidelijk concurrentievoordeel wat betreft de kwaliteit en innovatieve kenmerken van hun producten. Dit blijkt uit het aantal landen waarnaar deze producenten hun producten exporteren. Ongeveer 37 % van de in Spanje geproduceerde glazuren werd tijdens het OT buiten de Gemeenschap uitgevoerd. Het argument dat deze industrie zich gedwongen zal zien zich te delocaliseren lijkt ongefundeerd wanneer zowel de recente investeringen van deze bedrijfstak in productiefaciliteiten in de Gemeenschap in ogenschouw worden genomen als het sterke concurrentievermogen op de exportmarkt. De werkgelegenheid in de Gemeenschap loopt derhalve als gevolg van een eventuele delocalisatie geen gevaar. Er zijn tevens overtuigende economische redenen voor deze producenten om te beschikken over productiefaciliteiten in de nabijheid van hun afnemers in de Gemeenschap. Dit blijkt uit de concentratie van deze activiteiten in het gebied Castellon in Spanje.

(137) Het argument dat de producten van de communautaire producenten niet langer voldoen aan de eisen van deze afnemers wordt tot slot weerlegd door het feit dat de zinkoxidesoorten die door de afnemers in deze sector werden gekocht vergelijkbaar bleken met die welke door de communautaire bedrijfstak werden geproduceerd.

(138) In het licht van de algemene financiële resultaten van de communautaire bedrijfstak voor vernissen en glazuur, de voortdurende uitbreiding en investeringen in nieuwe technologie en faciliteiten en de reputatie op het gebied van kwaliteit en innovatie, zullen deze maatregelen waarschijnlijk geen belangrijke negatieve gevolgen hebben voor de activiteiten van deze sector.

Gevolgen van maatregelen voor producenten van keramische tegels

(139) De Spaanse organisatie van tegelproducenten voerde aan dat instelling van maatregelen op zinkoxide uit de Volksrepubliek China zou leiden tot een verhoging van de prijzen van glazuur dat wordt gebruikt voor de productie van keramische tegels en zo tot een verhoging van de kosten van het afgewerkte product. Voorts werd gesuggereerd dat maatregelen het concurrentievermogen zouden aantasten en sociaal-economische schade zouden aanrichten die ernstiger zou zijn dan eventuele schade van dumping.

(140) Zoals gezegd verleenden individuele ondernemingen in deze sector geen samenwerking. De door de organisatie ingediende informatie bevatte bovendien geen details van de productiekosten van individuele producenten. De Commissie maakte derhalve gebruik van officiële statistieken met betrekking tot de omvang en waarde van hun productie. Geschat wordt dat tegels per vierkante meter gemiddeld 48 g zinkoxide bevatten en dat elke verhoging van 10 % van de kosten van deze input een verhoging van de waarde van slechts 0,06 % zou betekenen per vierkante meter.

(141) De Commissie is derhalve voorlopig van oordeel dat de waarschijnlijke gevolgen van maatregelen voor producenten van keramische tegels beperkt zouden zijn.

Andere afnemers

(142) De Commissie ontving zeer weinig antwoorden op haar vragenlijsten van afnemers in andere sectoren dan de reeds genoemde. Slechts drie andere ondernemingen verleenden hun medewerking aan het onderzoek. Uit dit gebrek aan medewerking van de meeste andere afnemers wordt afgeleid dat de gevolgen van maatregelen voor hen beperkt zouden zijn.

(143) De drie medewerkende ondernemers zijn actief in verschillende sectoren waaronder motorolie, zink, fosfaat en elektrolytisch verzinkte plaat voor de auto-industrie. Alle drie ondernemingen kochten tijdens de analyseperiode alleen zinkoxide van de communautaire producenten en vertegenwoordigden 3 % van het communautair verbruik in het OT.

(144) Een van deze ondernemingen verklaarde geen gevolgen te zullen ondervinden terwijl de andere van mening waren dat instelling van maatregelen zou leiden tot een algemene prijsstijging van zinkoxide op de markt.

(145) Hoewel zinkoxide tussen de 10 % en 26 % van de kosten van deze onderneming vertegenwoordigt is de Commissie van oordeel dat een eventuele prijsstijging van de communautaire bedrijfstak het enige gevolg zou zijn van deze maatregelen. Een dergelijke prijsstijging van de communautaire bedrijfstak zou bovendien het resultaat zijn van een terugkeer tot normale marktvoorwaarden.

(146) De Commissie stelt gezien het bovenstaande, d.w.z. de geringe medewerking en de situatie van de medewerkende afnemers, derhalve voorlopig vast dat antidumpingmaatregelen geen belangrijke gevolgen zouden hebben voor de situatie van de andere afnemers.

Conclusie

(147) Gezien de hierboven vermelde conclusies met betrekking tot de afnemers van zinkoxide in dit onderzoek wordt voorlopig vastgesteld dat instelling van maatregelen geen belangrijke gevolgen zou hebben voor hun situatie.

8. Mededinging en handelsverstorende gevolgen

(148) Wat betreft de gevolgen van eventuele maatregelen voor de mededinging in de Gemeenschap, voerde een betrokken partij aan dat maatregelen de positie van EU-producenten van zinkoxide onnodig zouden versterken.

(149) Volgens de Commissie zouden maatregelen geen concurrentieverstorende gevolgen hebben. De maatregelen zouden de concurrentieverstorende gevolgen van de met dumping ingevoerde producten opheffen en billijke marktvoorwaarden herstellen voor alle marktdeelnemers. Gezien het aantal producenten van zinkoxide in de Gemeenschap en de aanwezigheid van verschillende leveranciers buiten de Gemeenschap zouden maatregelen niet van invloed zijn op de bestaande scherpe concurrentie op de markt.

(150) Instelling van voorlopige antidumpingrechten zou gezien het bovenstaande de keuze van de verwerkende industrieën niet beperken of de concurrentie verzwakken.

9. Conclusie

(151) Gezien het bovenstaande stelde de Commissie voorlopig vast dat er geen dwingende redenen bestaan om in dit geval geen voorlopige antidumpingmaatregelen vast te stellen.

H. VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1. Niveau waarop de schade wordt tenietgedaan

(152) Om te voorkomen dat de met dumping ingevoerde producten verdere schade berokkenen wil de Commissie antidumpingmaatregelen vaststellen in de vorm van voorlopige rechten.

(153) Om de hoogte van deze rechten te bepalen hield de Commissie rekening met de vastgestelde dumpingmarges en de hoogte van het recht dat nodig was om de aan de communautaire bedrijfstak berokkende schade teniet te doen.

(154) De Commissie stelde derhalve een niet-schadelijke prijs vast op basis van de productiekosten van de communautaire bedrijfstak vermeerderd met een redelijke winstmarge van 8 %. Deze marge wordt beschouwd als een passend minimum dat deze industrie zou kunnen verwachten wanneer er geen sprake zou zijn van schadelijke dumping. Dit was namelijk de winstmarge van de communautaire bedrijfstak aan het begin van de analyseperiode toen er relatief weinig producten met dumping werden ingevoerd. De niet-schadelijke prijs werd vergeleken met de prijzen van de met dumping ingevoerde producten die werden gebruikt om de prijsonderbieding vast te stellen. De hieruit voortvloeiende verschillen werden vervolgens uitgedrukt als een percentage van de totale cif-invoerwaarde om de schademarge vast te stellen.

(155) Om de residuele schademarge te berekenen die van toepassing is op alle overige exporterende producenten in de Volksrepubliek China, werd gebruikgemaakt van de prijs bij uitvoer en de methode die was gebruikt om de nationale dumpingmarge te berekenen zoals beschreven in overweging 55.

2. Voorlopige maatregelen

(156) In het licht van het voorgaande meent de Commissie dat een voorlopig antidumpingrecht moet worden ingesteld op het niveau van de dumpingmarge doch niet hoger dan de hierboven berekende schademarge overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening.

(157) Op basis van het bovenstaande werd het antidumpingrecht vastgesteld door de schademarges en de dumpingmarges te vergelijken. Voor de onderneming Liuzhou Longcheng Chemical General Plant bleek de schademarge lager dan de dumpingmarge zodat het recht derhalve op deze marge dient te worden gebaseerd. Voor de drie overige medewerkende exporterende producenten werd het recht vastgesteld op het niveau van de dumpingmarges omdat deze lager bleken dan de schademarges.

(158) Het nationale recht dat moet worden toegepast op de overige exporterende producenten werd vastgesteld op het niveau van de schademarge omdat deze lager bleek dan de nationale dumpingmarge.

(159) De individuele antidumpingrechten voor de in deze verordening specifiek genoemde ondernemingen werden vastgesteld op basis van de conclusies van dit onderzoek. Zij geven derhalve de situatie weer die tijdens het onderzoek werd vastgesteld ten aanzien van deze ondernemingen. Deze rechten (in tegenstelling tot het nationaal recht dat van toepassing is op "alle overige ondernemingen") zijn derhalve uitsluitend van toepassing op de invoer van producten van oorsprong uit het betrokken land die vervaardigd worden door deze ondernemingen en derhalve door de specifiek genoemde rechtspersonen. Ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere ondernemingen die niet specifiek met naam en adres genoemd zijn in het dictum van deze verordening, met inbegrip van rechtspersonen die verbonden zijn met specifiek genoemde ondernemingen, kunnen niet in aanmerking komen voor deze rechten en zijn onderworpen aan het recht dat van toepassing is op "alle overige ondernemingen".

(160) Verzoeken om toepassing van een individueel antidumpingrecht (bijvoorbeeld naar aanleiding van een naamsverandering van de rechtspersoon of naar aanleiding van de oprichting van nieuwe productie- of verkoopeenheden) dienen onverwijld aan de Commissie te worden gericht met alle relevante informatie, met name over eventuele wijzigingen van de activiteiten van de onderneming in verband met de productie, de binnenlandse en de exportverkoop die verband houden met onder meer de naamsverandering of de verandering in de productie- en verkoopeenheden. De Commissie zal na overleg met het Raadgevend Comité de verordening in voorkomend geval dienovereenkomstig aanpassen door de lijst van ondernemingen die in aanmerking komen voor individuele rechten bij te werken.

I. SLOTBEPALINGEN

(161) Rekening houdend met de beginselen van een behoorlijk bestuur, dient een periode te worden vastgesteld waarin belanghebbenden zich binnen de in het bericht tot inleiding vermelde termijn bekend kunnen maken, schriftelijk opmerkingen kunnen indienen en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts wordt erop gewezen dat alle bevindingen in het kader van deze verordening voorlopig zijn en in het kader van een voorstel van de Commissie tot instelling van een definitief recht herzien kunnen worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van zinkoxide (chemische formule ZnO) met een ZnO-gehalte van ten minste 93 netto gewichtspercenten, vallende onder GN-code ex 2817 00 00 (Taric-code 2817 00 00*10 ) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2. Het voorlopig antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor producten die worden vervaardigd door de hieronder vermelde ondernemingen, is als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

4. De in lid 1 bedoelde producten kunnen in de Gemeenschap uitsluitend in het vrije verkeer worden gebracht, nadat daarvoor een zekerheid is gesteld ter hoogte van het bedrag van het voorlopige recht.

Artikel 2

1. Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening vragen om openbaarmaking van de essentiële feiten en overwegingen op basis waarvan deze verordening werd goedgekeurd, hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken om te worden gehoord door de Commissie.

2. Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen de belanghebbenden opmerkingen indienen over de toepassing van deze verordening uiterlijk één maand na de datum van de inwerkingtreding ervan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 1 van deze verordening is van toepassing voor een periode van zes maanden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 september 2001.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2) PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2.

(3) PB C 366 van 20.12.2000, blz. 7.