32001R1591

Verordening (EG) nr. 1591/2001 van de Commissie van 2 augustus 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen

Publicatieblad Nr. L 210 van 03/08/2001 blz. 0010 - 0017


Verordening (EG) nr. 1591/2001 van de Commissie

van 2 augustus 2001

houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1050/2001 van de Raad(2),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de steun voor de katoenproductie(3), en met name op artikel 19, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Gelet op de prijsschommelingen op de wereldmarkt voor vezels dient te worden bepaald dat de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen verschillende keren per maand wordt vastgesteld. Om de afzet van katoen op de wereldmarkt te vergemakkelijken, moet de periode voor de bepaling van vorengenoemde prijs uit hoofde waarvan een aanvraag kan worden ingediend, worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met de termijnen die nodig zijn voor een efficiënt beheer van de steunregeling.

(2) Als representatieve noteringen en aanbiedingen voor niet-geëgreneerde katoen ontbreken, moet de wereldmarktprijs voor dit product worden bepaald op basis van de wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1051/2001 moeten de coëfficiënten worden vastgesteld die representatief zijn voor de historische verhouding tussen de in aanmerking genomen wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen en de geconstateerde prijs voor niet-geëgreneerde katoen.

(3) De in aanmerking genomen aanbiedingen en noteringen moeten worden aangepast ter compensatie van eventuele verschillen ten opzichte van de kwaliteit en de leveringsvoorwaarden waarmee voor de wereldmarktprijs rekening wordt gehouden.

(4) In artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 is bepaald dat, als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, het steunbedrag binnen bepaalde grenzen kan worden verhoogd. De bepalingen voor de toepassing van die verhoging moeten worden vastgesteld. Gelet op de vast te stellen aanpassingen en verhogingen, moet het steunbedrag worden vastgesteld na de bepalingen van die productie en aanpassingen en vóór een zodanige uiterste datum dat het steunsaldo vóór het einde van het verkoopseizoen kan worden uitbetaald.

(5) Om voor elke voor steun in aanmerking komende hoeveelheid katoen het juiste steunbedrag toe te wijzen naar gelang van de periode waarin de steunaanvraag voor de genoemde hoeveelheid is ingediend, moeten voor de indiening van de steunaanvragen nadere bepalingen worden vastgesteld. Om elke vorm van speculatie in de loop van een periode die door bijzondere en onverwachte gebeurtenissen op de wereldmarkt voor vezels wordt gekenmerkt, te voorkomen, moet worden voorzien in de mogelijkheid om tijdens die periode de steunaanvraag onder specifieke voorwaarden in te dienen.

(6) Om te kunnen nagaan hoeveel niet-geëgreneerde communautaire katoen in elk egreneringsbedrijf is aangevoerd, moet een adequate controlemaatregel worden vastgesteld. Daartoe moeten de begrippen "partij" en "aanvoer van een partij in een egreneringsbedrijf" worden omschreven, moet worden voorzien in de verplichting om een verzoek om ondercontroleplaatsing in te dienen en moet worden bepaald op welke manier dat verzoek moet worden ingediend. Om te voorkomen dat producenten de niet-geëgreneerde katoen te lang op het bedrijf houden en de kwaliteit van het opgeslagen product daardoor achteruitgaat, moet de lidstaat worden toegestaan om voor de indiening van het verzoek tot ondercontroleplaatsing een uiterste datum vast te stellen die vóór de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag valt. Met het oog op een deugdelijk administratief beheer moet worden bepaald dat de katoen binnen een bepaalde termijn moet worden geëgreneerd.

(7) Er moet worden bepaald hoe het voorschot op de steun wordt berekend en uitbetaald. Om de betaling of de verbeurte van de bedragen wanneer een voorwaarde niet vervuld is, te garanderen, moet voor de genoemde voorschotten een zekerheid worden gesteld. Behoudens afwijkingen, moeten die zekerheden voldoen aan de voorschriften van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1932/1999(5).

(8) Eén van de voorwaarden waaraan de egreneringsbedrijven die voor eigen rekening egreneren, moeten voldoen voor de toekenning van de steun, is de verplichting om aan de producent een voorschot op de minimumprijs te betalen. Er moet worden bepaald hoe het aan de producent te betalen voorschot op de minimumprijs wordt berekend en uitbetaald.

(9) Om voldoende zekerheid te krijgen over de oorsprong van de katoen waarvoor steun wordt aangevraagd, moeten de met katoen ingezaaide percelen kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen waarin is voorzien bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 495/2001 van de Commissie(7).

(10) Om het recht op de steun en, vooral, de inachtneming van de minimumprijs te kunnen controleren, dient te worden bepaald aan welke voorwaarden de in artikel 11, onder a), van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde contracten moeten voldoen. Daarvoor moet onder meer worden uitgegaan van de voorraadboekhouding van de bedrijven.

(11) Voor gevallen waarin tegen taakloon wordt geëgreneerd voor rekening van derden, moeten bepalingen inzake de toekenning en het beheer van de steun alsmede de door de betrokken partijen na te komen verplichtingen worden vastgesteld.

(12) Om ervoor te zorgen dat volgens de regels wordt gehandeld, moet een controlesysteem worden ingesteld. Er moeten nadere bepalingen inzake deze controle worden vastgesteld.

(13) Het is dienstig sancties vast te stellen voor de gevallen waarin de bepalingen van deze verordening niet in acht worden genomen. Die sancties moeten, met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel, voldoende afschrikkend zijn.

(14) Met het oog op een deugdelijk beheer van de steunregeling moet nader worden bepaald welke gegevens door de marktdeelnemers aan de bevoegde autoriteiten moeten worden meegedeeld en welke mededelingen de lidstaten aan de Commissie moeten doen.

(15) Voor de uitkering van het voorschot op de steun in de loop van het verkoopseizoen en van het saldo vóór het einde van dat verkoopseizoen moeten de in artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde gegevens worden vastgesteld.

(16) Met het oog op een vlotte overgang naar de nieuwe regeling zijn voor het verkoopseizoen 2001/2002 overgangsbepalingen nodig met betrekking tot bepaalde documenten die vóór het begin van het betrokken verkoopseizoen moeten worden opgesteld.

(17) Bij Verordening (EG) nr. 1051/2001 is met ingang van het verkoopseizoen 2001/2002 een nieuwe regeling inzake de steun voor de katoenproductie ingesteld en worden per 1 september 2001 de Verordeningen (EEG) nr. 1964/87(8) en (EG) nr. 1554/95(9) van de Raad ingetrokken. Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 1201/89 van de Commissie van 3 mei 1989 houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen(10) worden ingetrokken voor de periode vanaf het verkoopseizoen 2001/2002.

(18) Om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze verordening met ingang van 1 september 2001 van toepassing zijn, moet worden bepaald dat deze verordening in werking treedt op de dag volgende op die van haar bekendmaking.

(19) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor natuurlijke vezels,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld van de steunregeling voor katoen, die bij het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen en bij Verordening (EG) nr. 1051/2001 is ingesteld.

Artikel 2

Wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen

1. De Commissie bepaalt de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen in euro per 100 kg in de periode van 1 juli voorafgaand aan het betrokken verkoopseizoen tot en met 31 maart daaropvolgend. De prijs wordt bepaald op de laatste werkdag vóór de eerste, de elfde en de eenentwintigste van elke maand en treedt in werking op de dag die volgt op de datum waarop hij is bepaald. Werkdagen in dit verband zijn de voor de diensten van de Commissie geldende werkdagen. De wisselkoers van de euro die wordt gebruikt voor de bepaling van de wereldmarktprijzen is die van de dag waarop de aanbiedingen en noteringen zijn geconstateerd waarmee overeenkomstig artikel 3 rekening wordt gehouden.

Wanneer de wereldmarktprijs voor katoen, uitgedrukt in euro, echter sterk fluctueert, en met ten minste 5 %, kan de Commissie de in de eerste alinea bedoelde prijs onmiddellijk wijzigen.

2. De wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen is een percentage van de overeenkomstig artikel 3 bepaalde prijs voor geëgreneerde katoen.

Dit percentage bedraagt:

a) 20,6 bij een wereldmarktprijs, voor geëgreneerde katoen, van niet meer dan 110 EUR per 100 kg;

b) 21,8 bij een wereldmarktprijs, voor geëgreneerde katoen, van meer dan 110 EUR, maar niet meer dan 120 EUR per 100 kg;

c) 23,0 bij een wereldmarktprijs, voor geëgreneerde katoen, van meer dan 120 EUR, maar minder dan 130 EUR per 100 kg;

d) 24,4 bij een wereldmarktprijs, voor geëgreneerde katoen, van 130 EUR of meer per 100 kg.

3. De diensten van de Commissie delen de lidstaten de in lid 1 bedoelde prijs mee zodra deze is vastgesteld, en in ieder geval vóór de datum waarop hij in werking treedt.

Artikel 3

Wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen

1. Om de wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen te bepalen, houdt de Commissie rekening met een gemiddelde van de aanbiedingen en noteringen die op één of meer voor de markt representatieve Europese beurzen zijn geconstateerd, voor een cif in een haven van de Gemeenschap geleverd product dat afkomstig is uit de leverende landen die als de meest representatieve voor de internationale handel worden beschouwd.

De aanbiedingen en noteringen die in aanmerking worden genomen, hebben betrekking op het verkoopseizoen waarvoor de vaststelling wordt gedaan en op producten die zullen worden verscheept in de maanden die het dichtst bij de datum van bepaling van de prijs liggen.

2. Wanneer de in aanmerking genomen aanbiedingen en noteringen betrekking hebben op:

a) geëgreneerde katoen van een andere kwaliteit dan die waarvoor de streefprijs wordt vastgesteld, wordt het bedrag ervan aangepast zoals aangegeven in bijlage I;

b) cf geleverde producten, wordt het bedrag ervan met 0,2 % verhoogd om rekening te houden met de verzekeringskosten;

c) producten die franco kade, franco boord of op andere condities worden geleverd, wordt het bedrag ervan naar gelang van het geval verhoogd met de laagste kosten voor het laden, het vervoer en de verzekering vanaf de plaats van lading tot de plaats van grensoverschrijding.

Artikel 4

Berekening en vaststelling van de steun

1. De Commissie stelt uiterlijk op 30 juni van het betrokken verkoopseizoen het bedrag van de steun voor niet-geëgreneerde katoen vast voor elke periode waarvoor overeenkomstig artikel 2, lid 1, een wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen is vastgesteld.

2. Het bedrag van de per 100 kg in euro te verlenen steun is het steunbedrag dat geldt op de dag waarop de steunaanvraag overeenkomstig artikel 5 is ingediend.

3. Om het steunbedrag te bepalen, wordt de in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde verhoging vastgesteld overeenkomstig de leden 4 en 5.

4. Het verschil tussen 770 miljoen EUR en de totale begrotingsuitgaven voor de steunregeling, berekend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1051/2001, wordt gedeeld door de gezamenlijke werkelijke productie van alle lidstaten waarvan de nationale werkelijke productie de gegarandeerde nationale hoeveelheid overschrijdt.

De verhoging is gelijk aan de uitkomst van de in de eerste alinea bedoelde deling, onverminderd het bepaalde in artikel 8, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1051/2001.

5. Wanneer echter:

a) de werkelijke productie van Spanje en Griekenland hun respectieve gegarandeerde nationale hoeveelheid overschrijdt, en

b) het overeenkomstig lid 4 verhoogde steunbedrag uitsluitend in Spanje of uitsluitend in Griekenland een van de twee in artikel 8, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde maxima overschrijdt,

wordt de verhoging in de onder b) bedoelde lidstaat zo berekend dat het verhoogde steunbedrag gelijk is aan de laagste van de twee betrokken maxima.

Onverminderd het bepaalde in artikel 8, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1051/2001, wordt de verhoging voor de andere lidstaat, rekening houdend met de eerste alinea, zo berekend dat de totale communautaire uitgaven de 770 miljoen EUR niet overschrijden.

Artikel 5

Steunaanvraag

1. Om voor steun voor de katoenproductie in aanmerking te komen, moet het egreneringsbedrijf een steunaanvraag indienen bij de door de lidstaat aangewezen instantie, hierna "de bevoegde instantie" te noemen.

De aanvraag wordt ingediend in de periode van 1 juli voorafgaand aan het verkoopseizoen waarvoor de steun wordt aangevraagd tot en met 31 maart van dat verkoopseizoen.

2. In de steunaanvraag moeten worden vermeld:

- de naam, de voornamen, het adres en de handtekening van de aanvrager;

- de datum van indiening;

- de hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen waarvoor de steun wordt aangevraagd.

3. Een steunaanvraag die wordt ingediend voordat het in artikel 6 bedoelde verzoek om ondercontroleplaatsing is ingediend, is slechts ontvankelijk indien een zekerheid van 12 EUR per 100 kg wordt gesteld. De bedoelde zekerheid wordt vrijgegeven in verhouding tot de hoeveelheden waarvoor aan de in artikel 6, lid 1, bedoelde verplichting tot ondercontroleplaatsing is voldaan.

Verordening (EEG) nr. 2220/85 is van toepassing op de in dit lid bedoelde zekerheden, en de in de eerste alinea bedoelde verplichting is een primaire eis in de zin van artikel 20.

4. Onverminderd artikel 6, lid 5, kunnen de steunaanvragen die zijn ingediend in een periode waarin een wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen geldt die overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1051/2001 is bepaald, slechts betrekking hebben op de hoeveelheden die op de dag van de indiening van die aanvraag onder controle zijn geplaatst.

Artikel 6

Verzoek om ondercontroleplaatsing

1. Wanneer niet-geëgreneerde katoen in een egreneringsbedrijf wordt aangevoerd, moet dit bedrijf de partij identificeren, de hoeveelheid ervan vaststellen en controleren of het betrokken contract dan wel de betrokken contracten aanwezig is dan wel zijn, en een verzoek om ondercontroleplaatsing indienen. Op dat ogenblik worden met instemming van alle contractsluitende partijen de nodige monsters genomen om de kwaliteit van elke partij te bepalen.

2. Onder "partij" wordt verstaan een bepaalde hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen die bij aanvoer in het egreneringsbedrijf is genummerd.

De niet-geëgreneerde katoen wordt in het egreneringsbedrijf aangevoerd wanneer deze katoen binnenkomt in:

a) een ruimte of plaats op het terrein van het egreneringsbedrijf, of

b) een buiten het egreneringsbedrijf gelegen opslagplaats die voldoende passende waarborgen biedt voor de controle van de opgeslagen producten en die door de met deze controle belaste instantie vooraf is erkend.

Behoudens overmacht of voorafgaande toestemming van de controle-instantie, mag de niet-geëgreneerde katoen die in een egreneringsbedrijf is aangevoerd en waarvoor een verzoek om ondercontroleplaatsing is ingediend, dit bedrijf niet meer in ongewijzigde staat verlaten.

3. Het verzoek om één of meer partijen onder controle te plaatsen, wordt in de periode van 1 september tot en met 31 maart van het betrokken verkoopseizoen ingediend bij de instantie die bevoegd is voor de controle op de egreneringsbedrijven.

In voorkomend geval kan de lidstaat een vroegere uiterste datum vaststellen. In het geval van bijzondere weersomstandigheden mag de lidstaat echter toestaan dat de betrokken katoen gedurende de laatste vijf werkdagen van de maand maart onder controle wordt geplaatst.

4. In het verzoek om een product onder controle te plaatsen, moeten de volgende gegevens worden vermeld:

- de naam, de voornamen, het adres en de handtekening van de aanvrager;

- de datum van indiening;

- de hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen waarvoor het verzoek wordt ingediend;

- het nummer of de nummers van de betrokken partij of partijen;

- per partij, het nummer of de identificatie van het betrokken contract of van de betrokken contracten;

- in voorkomend geval, onverminderd lid 5, de mededeling dat de steunaanvraag later zal worden ingediend.

5. De onder controle geplaatste hoeveelheden worden van de steunaanvragen afgeboekt, ongeacht de partij, in de chronologische volgorde waarin die steunaanvragen worden ingediend.

6. De onder controle geplaatste hoeveelheid moet binnen een door de betrokken lidstaat bepaalde termijn en in ieder geval binnen 90 dagen nadat ze onder controle is geplaatst, worden geëgreneerd.

Binnen 90 dagen na de ondercontroleplaatsing en in ieder geval vóór 10 april van het betrokken verkoopseizoen deelt het egreneringsbedrijf de lidstaat mee welke hoeveelheid geëgreneerde katoen is geproduceerd uit de onder controle geplaatste hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen en specificeert daarbij welke hoeveelheden overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 voor rekening van derden zijn geëgreneerd. De hoeveelheid geëgreneerde katoen wordt volgens de in bijlage II bedoelde methode bepaald.

Artikel 7

Voorschot op de steun

1. Onmiddellijk na de ondercontroleplaatsing en op zijn vroegst op 16 oktober van het betrokken verkoopseizoen betalen de lidstaten de belanghebbenden een voorschot op de steun op voorwaarde dat een zekerheid van ten minste 110 % van het betrokken bedrag wordt gesteld. Het genoemde voorschot wordt binnen 20 dagen na de desbetreffende aanvraag uitgekeerd.

Op verzoek van de belanghebbenden worden de vóór 16 december van het betrokken verkoopseizoen betaalde voorschotten in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 14, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1051/2001. Bij dat verzoek moet een aanvullende zekerheid worden gesteld, en wel een zodanig bedrag dat de naleving van het bepaalde in de eerste alinea wordt gegarandeerd.

2. Het bedrag van het voorschot in euro per 100 kg is gelijk aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde streefprijs, verlaagd

a) met de in artikel 2 van deze verordening bedoelde wereldmarktprijs en

b) met de naar gelang van het geval in artikel 16, lid 1 of lid 2, van deze verordening bedoelde voorlopige verlaging van de streefprijs.

Het te betalen voorschot is het in de eerste alinea bedoelde bedrag dat geldt op de dag van het verzoek om ondercontroleplaatsing, vermenigvuldigd met de hoeveelheden waarvoor een voorschot is aangevraagd.

3. Verordening (EEG) nr. 2220/85 is van toepassing op de in dit artikel bedoelde zekerheden.

In afwijking van artikel 19, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2220/85 wordt de zekerheid voor het voorschot:

a) voor 60 % vrijgegeven, op zijn vroegst op 1 april van het betrokken verkoopseizoen, voor de hoeveelheden waarvoor aan de voorwaarde van artikel 6, lid 6, eerste alinea, is voldaan, en

b) volledig vrijgegeven, tussen de eerste en de vijftiende dag na de betaling van het in artikel 14, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde steunsaldo, naar rata van de hoeveelheden waarvoor de lidstaat steun heeft verleend.

Wanneer echter significante onregelmatigheden worden geconstateerd, worden alle voor het betrokken egreneringsbedrijf en het betrokken verkoopseizoen gestelde zekerheden vrijgegeven volgens de bepalingen van de tweede alinea, onder b).

De zekerheid wordt verbeurd voor het bedrag waarmee het betaalde voorschot het te betalen steunbedrag overschrijdt.

Artikel 8

Voorschot op de minimumprijs

Binnen 30 dagen na het verzoek om ondercontroleplaatsing betalen de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde egreneringsbedrijven de producenten voor de hoeveelheden waarop dat verzoek betrekking heeft, een voorschot op de minimumprijs waarbij rekening wordt gehouden met:

a) de in artikel 16, lid 1 en lid 2, bedoelde voorlopige verlagingen van de streefprijs, alsmede,

b) overeenkomstig artikel 11, onder a), tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1051/2001, de kwaliteit van het geleverde product.

Wanneer echter het in de voorgaande alinea bedoelde voorschot op de minimumprijs betrekking heeft op hoeveelheden die in de periode van 1 tot en met 25 september van het betrokken verkoopseizoen onder controle zijn geplaatst, wordt dat voorschot aan de producent betaald tussen 16 en 26 oktober daaropvolgend.

Artikel 9

Aangifte van de ingezaaide oppervlakte

1. Elke katoenproducent uit de Gemeenschap moet vóór de door de lidstaat vastgestelde uiterste datum de steunaanvraag "oppervlakten" in het kader van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem indienen, welke aanvraag geldt als aangifte van de ingezaaide oppervlakte voor het volgende verkoopseizoen. Het betrokken landbouwperceel of de betrokken landbouwpercelen worden geïdentificeerd overeenkomstig het in het geïntegreerde beheers- en controlesysteem opgenomen systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen. In voorkomend geval dient de producent op de door de lidstaat vastgestelde datum en uiterlijk op 31 mei voorafgaand aan het betrokken verkoopseizoen een gecorrigeerde verklaring in om rekening te houden met de werkelijk ingezaaide oppervlakten.

2. Als de aangegeven oppervlakten verschillen van de bij de controle geconstateerde, passen de lidstaten de betrokken aangiften aan. Onverminderd de sancties overeenkomstig artikel 14, lid 1, houden de lidstaten rekening met deze aanpassingen bij de vaststelling van het totaal van de aangegeven oppervlakten.

Artikel 10

Contract

1. Uiterlijk bij de ondercontroleplaatsing van de niet-geëgreneerde katoen, dient het egreneringsbedrijf voor iedere partij één of meer contracten in bij de bevoegde instantie.

2. In het contract moeten ten minste de volgende gegevens worden vermeld:

a) de namen, de voornamen, de adressen en de handtekeningen van de contractsluitende partijen;

b) de datum waarop het contract is gesloten en het jaar waarin de katoen is ingezaaid;

c) de betrokken oppervlakte, uitgedrukt in hectare en are, met de identificatie van het landbouwperceel of de landbouwpercelen overeenkomstig het in het geïntegreerde beheers- en controlesysteem opgenomen systeem voor de identificatie van landbouwpercelen;

d) een verwijzing naar de aangifte van de oppervlakte katoen; als de aangifte bij het sluiten van het contract niet beschikbaar is, wordt het contract aangevuld met de verwijzing naar die aangifte zodra deze is ingediend en, in ieder geval, uiterlijk op 1 juni voorafgaand aan het betrokken verkoopseizoen;

e) de van de onder c) bedoelde oppervlakte geoogste hoeveelheid waarvoor het contract is gesloten of, indien het contract vóór de oogst is gesloten, de verbintenis van de producent om te leveren en van de koper om de van de betrokken oppervlakte geoogste hoeveelheid af te nemen. In dat geval wordt de hoeveelheid door de contractsluitende partijen geschat op basis van de in de betrokken regio geconstateerde historische opbrengsten;

f) de verkoopprijs van de niet-geëgreneerde katoen per gewichtseenheid met de volgende vermeldingen:

i) dat de verkoopprijs is vastgesteld voor een product van de vastgestelde standaardkwaliteit voor de streefprijs, af landbouwbedrijf; de aanpassingen van deze prijs naar aanleiding van de geconstateerde verschillen tussen de standaardkwaliteit en die van de geleverde katoen zijn die welke overeenkomstig artikel 11, onder a), tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1051/2001 in overleg tussen de contractanten zijn overeengekomen;

ii) dat de verkoopprijs, wanneer artikel 7 en, in voorkomend geval, artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 worden toegepast, zal worden aangepast met de respectieve bedragen die daarvan het resultaat zijn;

g) de voorwaarden voor de betaling van het voorschot op de minimumprijs en van de verkoopprijs, met name wat betreft de termijnen en de aanpassingen in verband met de kwaliteit, alsmede de voorwaarden voor de berekening van deze bedragen.

Artikel 11

Egrenering voor rekening van derden

1. In afwijking van artikel 10 geldt het bepaalde in dit artikel wanneer de katoen bestemd is om voor rekening van een individuele producent of van een in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde producentengroepering te worden geëgreneerd.

2. Het egreneringsbedrijf dient uiterlijk tien dagen vóór de datum van de eerste ondercontroleplaatsing een verklaring van egrenering voor rekening van derden in bij de bevoegde instantie.

3. In deze verklaring moeten ten minste de volgende gegevens worden vermeld:

a) de persoonsgegevens, de adressen en de handtekeningen van de contractsluitende partijen;

b) de wijze waarop de egreneringsbedrijven de in artikel 5 bedoelde steunaanvragen en de in artikel 6 bedoelde verzoeken om ondercontroleplaatsing beheren;

c) de voorwaarden die het egreneringsbedrijf garanderen dat de verplichtingen inzake het recht op steun van de individuele producenten of, in voorkomend geval, van de producentengroeperingen worden nageleefd;

d) de verbintenis dat de steun en het voorschot daarop aan de individuele producent of, in voorkomend geval, aan de contractsluitende producentengroepering worden doorbetaald.

Deze verbintenis wordt uitgevoerd wanneer de groepering het bewijs levert dat zij zich ertoe verbonden heeft aan elk van haar leden de overeenkomstig artikel 11, onder a), van Verordening (EG) nr. 1051/2001 aangepaste minimumprijs te betalen. Daartoe deelt de producentengroepering met name de prijs voor de verkoop door de producenten van niet-geëgreneerde katoen mee volgens de bepalingen in artikel 10, lid 2, onder f) en g).

4. Artikel 10, lid 2, onder d), is van overeenkomstige toepassing wanneer de katoen geëgreneerd wordt voor rekening van een individuele producent of van een producentengroepering.

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 6, wordt in de steunaanvragen en in de verzoeken om ondercontroleplaatsing verwezen naar de verklaring van egrenering voor rekening van derden.

Op verzoek van de betrokken individuele producent of van de betrokken producentengroepering, kan de bevoegde instantie hem of haar de in de artikelen 5 en 6 bedoelde documenten inzake de steunaanvraag en de ondercontroleplaatsing toezenden.

Artikel 12

Voorraadboekhouding

In de in artikel 11, onder c), van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde voorraadboekhouding moeten, voor in de Gemeenschap geoogste en buiten de Gemeenschap geoogste katoen afzonderlijk, ten minste worden vermeld:

a) de geproduceerde hoeveelheid geëgreneerde katoen, onder verwijzing naar de onder controle geplaatste niet-geëgreneerde partijen katoen;

b) de hoeveelheden niet-geëgreneerde en geëgreneerde katoen, katoenzaad en linters die op de eerste dag van iedere maand in voorraad zijn;

c) voor elke partij van de onder b) bedoelde producten, de vermelding van de betrokken hoeveelheid en het nummer van het ontvangstbewijs of, in voorkomend geval, het nummer van de aankoopfactuur of elk ander soortgelijk, per partij opgesteld document;

d) voor elke partij van de onder b) bedoelde producten die het egreneringsbedrijf hebben verlaten, de vermelding van de betrokken hoeveelheid en het nummer van het afleveringsbewijs of het nummer van de verkoopfactuur of elk ander per partij opgesteld document.

Artikel 13

Controles

1. De door de producerende lidstaat aangewezen instantie verifieert:

a) door middel van een controle ter plaatse van ten minste 5 % van de aangiften van het katoenareaal, of deze juist zijn;

b) of aan de voorwaarden van artikel 10 is voldaan;

c) of de hoeveelheid katoen waarvoor steunaanvragen zijn ingediend overeenkomt met de totale hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen die op de in de contracten aangegeven oppervlakten is geproduceerd;

d) of de overeenkomstig artikel 6, lid 6, tweede alinea, door de egreneringsbedrijven meegedeelde hoeveelheden geëgreneerde katoen kloppen;

e) of de in artikel 11, onder c), van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde voorraadboekhouding overeenkomstig artikel 12 van deze verordening is gevoerd. Met name wordt geverifieerd of de aankoopfacturen en de andere in genoemd artikel 12 bedoelde documenten zijn ondertekend door de identificeerbare marktdeelnemers die, in voorkomend geval, ten genoegen van de lidstaat de oorsprong van de niet-geëgreneerde katoen kunnen aantonen;

f) door middel van kruiscontroles, of de in de contracten genoemde landbouwpercelen overeenkomen met die welke door de producenten in hun aangiften van de oppervlakten katoen zijn opgegeven.

2. Bij onregelmatigheden in de in artikel 9 bedoelde oppervlaktenaangiften wordt de steun, onverminderd de in artikel 14, lid 1, bedoelde sancties, toegekend voor de hoeveelheid katoen waarvoor aan alle andere voorwaarden is voldaan.

3. Wanneer voor de controleregeling verschillende instanties bevoegd zijn, stelt de lidstaat een regeling voor coördinatie in.

Artikel 14

Sancties

1. De lidstaten stellen de sanctieregeling vast die geldt voor overtredingen van de voorschriften van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De op deze wijze opgelegde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 december 2001 in kennis van de regeling en delen elke latere wijziging ervan zo spoedig mogelijk mee.

2. Onverminderd de door de lidstaat voor het betrokken verkoopseizoen vastgestelde sancties:

a) wordt, in het geval van een opzettelijke of door grove nalatigheid veroorzaakte valse aangifte, het betrokken egreneringsbedrijf voor het volgende verkoopseizoen van de steunregeling uitgesloten;

b) wordt, in het geval van niet-naleving van het bepaalde in artikel 11, lid 3, onder d), door een producentengroepering, de betrokken groepering voor het volgende verkoopseizoen van de steunregeling uitgesloten.

3. Behoudens overmacht, wordt het op 31 maart van het betrokken verkoopseizoen geldende steunbedrag voor alle na die datum ingediende steunaanvragen met 1 % per werkdag overschrijding verlaagd. Wanneer de overschrijding meer dan 25 werkdagen bedraagt, is de aanvraag niet ontvankelijk.

Artikel 15

Mededelingen

1. De lidstaten delen de Commissie de namen en adressen mee van de instanties waaraan de toepassing van deze verordening is opgedragen, zodra die instanties zijn aangewezen.

2. De producerende lidstaten delen de Commissie uiterlijk op de vijftiende van iedere maand en uitgesplitst voor iedere periode waarvoor een wereldmarktprijs van toepassing is, mee:

a) voor welke hoeveelheden in de vorige maand steun is aangevraagd;

b) welke daarmee overeenkomende hoeveelheden in de vorige maand onder controle zijn geplaatst.

3. Uiterlijk op 30 januari van elk jaar delen Spanje en Griekenland de Commissie mee welke programma's en maatregelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1051/2001 voor het volgende verkoopseizoen zijn vastgesteld.

4. De producerende lidstaten verstrekken de Commissie de volgende gegevens:

a) jaarlijks, uiterlijk op 15 mei:

i) het overzicht van de hoeveelheden waarvoor steun is verleend in het lopende verkoopseizoen, uitgesplitst per periode waarvoor een verschillende wereldmarktprijs geldt;

ii) het overzicht van de hoeveelheden katoen die in het lopende verkoopseizoen voor rekening van een individuele producent of een producentengroepering overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 zijn geëgreneerd;

iii) de in het lopende verkoopseizoen geconstateerde gemiddelde kwaliteit van de geëgreneerde katoen en gemiddelde opbrengsten aan geëgreneerde katoen en katoenzaad;

b) jaarlijks, uiterlijk op 31 augustus:

i) het tijdens het lopende jaar ingezaaide katoenareaal, eventueel aangepast overeenkomstig artikel 9, lid 2,

ii) een raming van de daarop geproduceerde hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen;

c) jaarlijks, uiterlijk op 25 november:

i) het meest recente overzicht van de onder controle geplaatste hoeveelheden;

ii) een nadere raming van de geproduceerde hoeveelheid niet-geëgreneerde katoen.

5. Wanneer onregelmatigheden worden vastgesteld, met name wanneer die worden geconstateerd voor 5 % of meer van de overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder a), gecontroleerde oppervlakte, meldt de lidstaat dit gegeven en de genomen maatregelen onverwijld aan de Commissie.

6. Wanneer de lidstaat overeenkomstig artikel 6, lid 3, tweede alinea, besluit een uiterste datum voor de indiening van verzoeken om ondercontroleplaatsing vast te stellen die vroeger valt dan 31 maart, stelt hij de nieuwe uiterste datum uiterlijk 30 dagen op voorhand vast en deelt deze onmiddellijk aan de Commissie mee.

Wanneer de lidstaat overeenkomstig artikel 6, lid 3, tweede alinea, besluit ondercontroleplaatsing toe te staan in de laatste vijf dagen van de maand maart, deelt hij dit uiterlijk tien dagen vóór het begin van die periode aan de Commissie mee.

Artikel 16

Bepaling van de geraamde en de werkelijke productie

1. De in artikel 14, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde geraamde productie van niet-geëgreneerde katoen en de daarop gebaseerde voorlopige verlaging van de streefprijs worden vóór 10 september van het betrokken verkoopseizoen vastgesteld.

2. De in artikel 14, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde nadere raming van de productie en de daarop gebaseerde nieuwe voorlopige verlaging van de streefprijs worden vóór 1 december van het betrokken verkoopseizoen vastgesteld.

3. De werkelijke productie, de in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde verlaging van de streefprijs en, in voorkomend geval, de in artikel 8 van die verordening bedoelde verhoging van het steunbedrag worden vóór 15 juni van het betrokken verkoopseizoen vastgesteld.

Artikel 17

Overgangsmaatregelen

De in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1201/89 bedoelde oppervlakteaangiften en in artikel 10 van die verordening bedoelde egreneringscontracten en -verklaringen die vóór 1 september 2001 zijn ingediend, worden voor het verkoopseizoen 2001/2002 beschouwd als gelijkwaardig aan de in respectievelijk de artikelen 9, 10 en 11 van deze verordening bedoelde oppervlakteaangiften, egreneringscontracten en verklaringen inzake egrenering voor rekening van derden.

Artikel 18

Intrekking van verordeningen

Verordening (EEG) nr. 1201/89 wordt per 1 september 2001 ingetrokken.

Artikel 19

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 augustus 2001.

Voor de Commissie

Frederik Bolkestein

Lid van de Commissie

(1) PB L 291 van 19.11.1979, blz. 174.

(2) PB L 148 van 1.6.2001, blz. 1.

(3) PB L 148 van 1.6.2001, blz. 3.

(4) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(5) PB L 240 van 10.9.1999, blz. 11.

(6) PB L 355 van 5.12.1992, blz. 1.

(7) PB L 72 van 14.3.2001, blz. 6.

(8) PB L 184 van 3.7.1987, blz. 14.

(9) PB L 148 van 30.6.1995, blz. 48.

(10) PB L 123 van 4.5.1989, blz. 23.

BIJLAGE I

Gelijkwaardigheidscoëfficiënten voor geëgreneerde katoen

Verhoging of verlaging van de prijs met:

a) 1 % per millimeter meer of minder dan 28 mm,

b) 1,5 % per halve klasse hoger of lager ten opzichte van klasse 5.

BIJLAGE II

Bepaling van het gewicht van een partij geëgreneerde katoen

1. Onder "partij geëgreneerde katoen" wordt verstaan een baal geëgreneerde katoen zoals geproduceerd door het betrokken bedrijf.

2. Onverminderd het bepaalde in punt 4 wordt het feitelijke gewicht van een partij geëgreneerde katoen per half procentpunt vochtgehalte minder, respectievelijk meer, dan 8,5 % verhoogd, respectievelijk verlaagd, met 0,6 %.

Het vochtgehalte van een partij:

- wordt door de door de lidstaat aangewezen controle-instantie steekproefsgewijze bepaald op basis van ten minste 5 % van de door elk egreneringsbedrijf geproduceerde partijen, of

- is gelijk aan het gemiddelde vochtgehalte dat voor elk bedrijf door middel van de in het eerste streepje bedoelde steekproef is geconstateerd, als van de betrokken partij geen steekproef is genomen. Dit gehalte wordt door de controle-instantie aan het bedrijf meegedeeld.

3. Onverminderd het bepaalde in punt 4 wordt het feitelijke gewicht van een partij geëgreneerde katoen als volgt aangepast:

a) Voor partijen waarvan de kwaliteitsklasse door de door de lidstaat aan te wijzen controle-instantie is vastgesteld, geldt de onderstaande tabel:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Voor partijen waarvan de kwaliteitsklasse niet door de door de lidstaat aangewezen controle-instantie is vastgesteld, wordt het feitelijke gewicht aangepast door rekening te houden met het gemiddelde gehalte aan onzuiverheden dat op basis van door de controle-instantie genomen monsters voor elk bedrijf is geconstateerd op basis van ten minste 5 % van de partijen waarvoor de kwaliteitsklasse niet is vastgesteld. Dit gehalte wordt door de controle-instantie aan het bedrijf meegedeeld.

Voor elk half procentpunt onzuiverheden minder, respectievelijk meer, dan 2,5 %, wordt het feitelijke gewicht verhoogd, respectievelijk verlaagd, met 0,6 %.

4. Indien de geëgreneerde katoen niet onder normale opslagomstandigheden wordt opgeslagen, en met name wanneer de katoen bij opslag niet tegen vocht wordt beschut, of indien het vochtgehalte van de buitenste lagen van de baal hoger is dan in de handel normaal is, wordt het bovenbedoelde gewicht evenwel pas bepaald zodra het normale gehalte niet meer wordt overschreden.