Verordening (EG) nr. 1471/2001 van de Raad van 16 juli 2001 tot beëindiging van de tussentijdse herzieningsprocedure en wijziging van het definitieve, bij Verordening (EG) nr. 423/97 ingestelde antidumpingrecht op de invoer van niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje uit, onder meer, Thailand, althans wat de Thaise producent betreft
Publicatieblad Nr. L 195 van 19/07/2001 blz. 0015 - 0017
Verordening (EG) nr. 1471/2001 van de Raad van 16 juli 2001 tot beëindiging van de tussentijdse herzieningsprocedure en wijziging van het definitieve, bij Verordening (EG) nr. 423/97 ingestelde antidumpingrecht op de invoer van niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje uit, onder meer, Thailand, althans wat de Thaise producent betreft DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), inzonderheid op artikel 11, lid 3, Overwegende hetgeen volgt: A. BESTAANDE MAATREGELEN (1) Bij Verordening (EG) nr. 423/97(2) van de Raad werden antidumpingrechten ingesteld op de invoer van niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje uit onder meer Thailand. Bij Besluit 97/167/EG(3) van de Commissie werden verbintenissen, aangeboden in verband met het nieuwe onderzoek van Verordening (EEG) nr. 3433/91(4) van de Raad, aanvaard. B. VERZOEK OM EEN TUSSENTIJDSE HERZIENING (2) In april 2000 heeft de Thaise producent/exporteur Thai Merry Co., Ltd. ("de indiener") op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 ("de basisverordening") verzocht om de inleiding van een tussentijdse procedure voor een gedeeltelijke herziening (uitsluitend dumping) van de antidumpingmaatregelen die op hem van toepassing waren. De indiener betoogde dat zijn normale waarde als gevolg van gewijzigde omstandigheden die van blijvende aard waren, zoals de daling van zijn productiekosten, aanzienlijk was afgenomen, wat er op zijn beurt toe had geleid dat de dumping was verminderd of gestopt, waardoor de handhaving van de maatregelen om dumping tegen te gaan, wat zijn invoer betrof, overbodig was geworden. (3) Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een tussentijdse herzieningsprocedure in te leiden, waarop zij een bericht ("Inleiding van een procedure")(5) heeft gepubliceerd en een onderzoek heeft geopend. C. PROCEDURE (4) De Commissie heeft de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de indiener officieel in kennis gesteld van de inleiding van de tussentijdse herzieningsprocedure en alle rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt uiteen te zetten en een verzoek in te dienen om te worden gehoord. Voorts heeft de Commissie de indiener een vragenlijst toegezonden, die deze binnen de in het bericht van inleiding gestelde termijnen heeft beantwoord. (5) De Commissie heeft alle informatie die zij nodig achtte om te kunnen vaststellen of er al dan niet dumping plaatsvond, verzameld en gecontroleerd, en heeft een controlebezoek verricht ten kantore van de indiener. (6) Het onderzoek naar dumping beslaat de periode van 1 oktober 1999 tot en met 30 september 2000 (het onderzoektijdvak, hierna "OT" genoemd). D. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT Betrokken product (7) Het betrokken product is hetzelfde als in het vorige onderzoek, namelijk niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje, ook wegwerpaanstekers genoemd, die momenteel zijn ingedeeld onder GN-code ex 9613 10 00. Soortgelijk product (8) Net zoals in het vorige onderzoek is in dit onderzoek aangetoond dat de aanstekers die de indiener in Thailand vervaardigt en vervolgens op de Thaise markt verkoopt dan wel naar de Gemeenschap uitvoert, dezelfde fysieke kenmerken hebben en voor hetzelfde gebruik bestemd zijn, en derhalve moeten worden aangemerkt als een soortgelijk product in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. E. DUMPING Normale waarde (9) Om de normale waarde vast te stellen werd eerst nagegaan of de totale, door de indiener gerealiseerde omzet van het soortgelijke product op zijn binnenlandse markt representatief was ten opzichte van zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap. Dit bleek het geval te zijn, aangezien zijn binnenlandse omzet, in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening, ten minste 5 % van zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap vertegenwoordigde. (10) Vervolgens werd onderzocht of voor de enige productsoort die naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, de omzet voldoende representatief was. Ook dit bleek het geval te zijn, omdat in het OT het totale volume van de binnenlandse verkoop van deze productsoort meer dan 5 % vertegenwoordigde van het totale volume van de verkoop van dezelfde productsoort die werd uitgevoerd naar de Gemeenschap. (11) Er werd ook onderzocht of de binnenlandse omzet van deze productsoort kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelsactiviteiten, door na te gaan welk aandeel in de totale omzetcijfers de verkoop met winst van de productsoort in kwestie aan onafhankelijke afnemers vertegenwoordigde. Aangezien de winstgevende verkoop van deze productsoort minder dan 80 % maar meer dan 10 % van de totale binnenlandse omzet ervan bedroeg, werd de normale waarde gebaseerd op een gewogen gemiddelde prijs voor de verkoop met winst van de productsoort op de binnenlandse markt tijdens het OT. Uitvoerprijs (12) Aangezien de volledige uitvoer van het onderzochte product rechtstreeks werd verkocht aan een onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap, werd de uitvoerprijs bepaald in overeenstemming met artikel 2, lid 8, van de basisverordening op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs. Vergelijking (13) Teneinde een billijke vergelijking te kunnen maken van de productsoort op een "af fabriek"-basis en in hetzelfde handelsstadium, werden de nodige correcties aangebracht voor de verschillen waarvan werd betoogd en aangetoond dat zij de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloedden. Zo werden er, in overeenstemming met artikel 2, lid 10, van de basisverordening, correcties aangebracht voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten alsmede commissies. (14) De indiener claimde op grond van artikel 2, lid 10, onder k), een correctie voor reclamekosten, omdat deze uitsluitend zouden worden gemaakt om de verkoop op de binnenlandse markt te bevorderen. Deze claim moest echter worden afgewezen omdat de indiener niet voldoende informatie heeft verstrekt om aannemelijk te maken dat de gemaakte kosten overeenstemden met het bedrag van de voor de verkoop op de binnenlandse markt gevraagde correctie. Bovendien heeft de indiener niet aangetoond dat het minimale bedrag aan reclamekosten de prijzen daadwerkelijk heeft beïnvloed. (15) De indiener claimde ook een correctie voor kredietkosten omdat het staande praktijk zou zijn binnenlandse afnemers 45 dagen krediet te verlenen. Deze claim werd afgewezen omdat de indiener niet kon aantonen, bijvoorbeeld aan de hand van contracten of een duidelijke formulering van de betalingsvoorwaarden op zijn facturen, dat dit een factor was waarmee rekening werd gehouden bij de vaststelling van de aangerekende prijzen. (16) De indiener claimde ten slotte een correctie voor de terugbetaling van rechten. Aangezien deze claim ruim na de gestelde termijnen en zelfs na afloop van het controlebezoek ter plaatse werd ingediend, moest hij worden afgewezen. Dumpingmarge (17) Voor de berekening van de dumpingmarge heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gemiddelde uitvoerprijs naar de Gemeenschap. (18) Uit deze vergelijking bleek dat de betrokken onderneming zich niet schuldig maakte aan dumping. F. BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN EN WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DUMPING (19) De Commissie heeft zoals gebruikelijk onderzocht of de gewijzigde omstandigheden redelijkerwijze konden worden beschouwd als zijnde van blijvende aard. (20) Uit het onderzoek bleek dat de productiecapaciteit van de indiener in de afgelopen vier jaar op hetzelfde niveau was gebleven, terwijl de bezettingsgraad enigszins was gestegen van 60 % tot circa 70 %. Deze stijging was te danken aan een betere verkoop die zich gelijkelijk verdeelde over de binnenlandse markt en niet-EU-landen. (21) Er zij opgemerkt dat de uitvoer naar de Gemeenschap, waarvoor een in 1997 aanvaarde verbintenis inzake minimumprijzen gold, gebeurde tegen prijzen die aanzienlijk hoger lagen dan de prijzen die werden aangerekend aan afnemers in niet-EU-landen. Anderzijds werd, op basis van de gemiddelde prijzen voor alle aanstekers, vastgesteld dat de indiener in de afgelopen vier jaar steevast hogere prijzen aanrekende voor aanstekers die werden uitgevoerd naar niet-EU-landen dan voor de verkoop op de binnenlandse markt. (22) Ofschoon de indiener zijn productiecapaciteit niet volledig benut en deze zou kunnen inzetten om zijn verkoop naar de Gemeenschap te verhogen indien de antidumpingmaatregelen zouden worden opgeheven, staven de bovenstaande bevindingen in verband met de uitvoer naar derde landen en met name de prijzen voor deze uitvoer, de conclusie dat het niet waarschijnlijk is dat er in de nabije toekomst opnieuw invoer met dumping zal plaatsvinden. (23) Er wordt derhalve geconcludeerd dat de gewijzigde omstandigheden, met name de stijging van de uitvoerprijzen naar de Gemeenschap in combinatie met een aanzienlijke daling van de productiekosten, van blijvende aard zijn. Omdat er geen sprake is van dumping, wordt het bijgevolg dienstig geacht de maatregelen in te trekken, althans wat de indiener van het verzoek betreft. G. INTREKKING VAN DE MAATREGELEN (24) De belanghebbende partijen werden in kennis gesteld van de feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was de beëindiging van de tussentijdse herziening, de intrekking van de bij Besluit 97/167/EG van de Commissie aanvaarde verbintenis - althans wat de indiener betreft - en dienovereenkomstig de wijziging van het bij Verordening (EG) nr. 423/97 ingestelde antidumpingrecht aan te bevelen. Zij werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te formuleren. Deze opmerkingen werden in aanmerking genomen en de bevindingen werden, in voorkomend geval, dienovereenkomstig aangepast. (25) Op grond van de bevinding dat de indiener zich niet schuldig maakt aan dumping en gezien de situatie, die niet als van voorbijgaande aard wordt beschouwd, dient de bij Besluit 97/167/EG van de Commissie aanvaarde verbintenis met betrekking tot de uitvoer van de indiener te worden ingetrokken, het bij Verordening (EG) nr. 423/97 ingestelde antidumpingrecht dienovereenkomstig te worden aangepast en deze herzieningsprocedure te worden beëindigd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 423/97 wordt als volgt gewijzigd: 1. artikel 2, lid 2, onder a), wordt vervangen door: "a) 51,9 % voor producten van oorsprong uit Thailand (aanvullende Taric-code 8900 ), met uitzondering van de producten die worden vervaardigd en voor uitvoer naar de Gemeenschap verkocht door Politop Co. Ltd, Bangkok, waarvoor het recht 5,8 % bedraagt (aanvullende Taric-code 8937 ), en van de producten die worden vervaardigd en voor uitvoer naar de Gemeenschap verkocht door Thai Merry Co., Ltd., Samutsakorn, waarvoor het recht 0 % bedraagt (aanvullende Taric-code 8542 );"; 2. artikel 2, lid 3, onder a), wordt geschrapt. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 16 juli 2001. Voor de Raad De voorzitter L. Michel (1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1, Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2). (2) PB L 65 van 6.3.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1508/97 (PB L 204 van 31.7.1997, blz. 7). (3) PB L 65 van 6.3.1997, blz. 54. (4) PB L 326 van 28.11.1991, blz. 1. (5) PB C 311 van 31.10.2000, blz. 5.