32001R0901

Verordening (EG) nr. 901/2001 van de Raad van 7 mei 2001 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van ureum uit Rusland

Publicatieblad Nr. L 127 van 09/05/2001 blz. 0011 - 0019


Verordening (EG) nr. 901/2001 van de Raad

van 7 mei 2001

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van ureum uit Rusland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), en met name op artikel 11, lid 2,

Gelet op het voorstel dat door de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité is ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Vorige onderzoeken

(1) In 1987 stelde de Commissie een voorlopig antidumpingrecht in(2) op de invoer van ureum uit o.a. de voormalige Sovjet-Unie. Bij Verordening (EEG) nr. 3339/87(3) aanvaardde de Raad verbintenissen i.v.m. de invoer van ureum van oorsprong uit o.a. de voormalige Sovjet-Unie. Bij Besluit 89/143/EEG(4) van de Commissie werden deze verbintenissen bevestigd. In maart 1993 onderwierp de Commissie de beslissing om verbintenissen te aanvaarden i.v.m. de invoer van ureum uit o.a. de voormalige Sovjet-Unie(5) aan een nieuw onderzoek. Dit resulteerde in de instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van ureum uit de Russische Federatie ("Rusland") bij Verordening (EG) nr. 477/95 van de Raad(6). Het bedrag van het ingestelde recht was gelijk aan het verschil tussen ECU 115 per ton en de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, indien laatstgenoemde prijs lager was.

2. Onderzoek in verband met andere landen

(2) In oktober 2000 werd een antidumpingonderzoek ingeleid met betrekking tot de invoer van ureum uit Wit-Rusland, Bulgarije, Kroatië, Egypte, Estland, Letland, Libië, Polen, Roemenië en Oekraïne(7). Dat onderzoek is momenteel nog aan de gang.

3. Onderhavig onderzoek

3.1. Verzoek om een nieuw onderzoek

(3) In september 1999 publiceerde de Commissie een bericht dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op de invoer van ureum uit Rusland op het punt stonden te vervallen(8). De Commissie ontving vervolgens een verzoek om een nieuw onderzoek naar deze maatregelen ingevolge artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (de "basisverordening" genoemd)(9). Het verzoek werd ingediend op 3 december 1999 door de European Fertilizer Manufacturers Association (EFMA) namens producenten die het grootste gedeelte van de productie van ureum (het "betrokken product") van de Gemeenschap voor hun rekening nemen. Als reden voor het verzoek werd opgegeven dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een voortzetting dan wel herhaling van de dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

3.2. Bericht van inleiding

(4) Nadat zij na overleg met het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende bewijzen waren voor de inleiding van een nieuw onderzoek, leidde de Commissie dit nieuwe onderzoek in maart 2000 in(10) ingevolge artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

3.3. Onderzoektijdvak

(5) Het onderzoektijdvak dat in aanmerking werd genomen voor het onderzoek naar de voortzetting dan wel herhaling van de dumping en schade bestreek de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 1999 ("het onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant waren om vast te stellen of de schade zich zou voortzetten of zich zou herhalen besloeg de periode van 1 januari 1996 tot het eind van het OT ("de onderzochte periode").

3.4. Bij het onderzoek betrokken partijen

(6) De Commissie bracht de volgende bekende partijen officieel van de inleiding van het nieuwe onderzoek op de hoogte: de producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden, de exporteurs/producenten in Rusland, de importeurs, de gebruikers van het product en de bedrijven die het verwerken, de verenigingen van gebruikers en van verwerkende bedrijven alsmede de vertegenwoordigers van het exporterende land. De Commissie zond de volgende bekende partijen vragenlijsten: de exporteurs/producenten, producenten van de Gemeenschap, importeurs, gebruikers, verwerkende bedrijven en verenigingen van gebruikers en van verwerkende bedrijven alsmede die partijen die zich binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn bekend maakten. Bovendien werd de enige producent van Slowakije, dat als een geschikt analoog land werd beschouwd, op de hoogte gebracht en een vragenlijst toegezonden.

(7) Elf producenten van de Gemeenschap, een producent in het analoge land, een importeur, een vereniging van verwerkende bedrijven en een verwerkend bedrijf beantwoordden de vragenlijsten. Vanuit het betrokken exporterende land werden geen ingevulde vragenlijsten ontvangen.

3.5. Verificatie van de ontvangen gegevens

(8) De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij noodzakelijk achtte voor de constateringen in verband met de voortzetting dan wel herhaling van de dumping en schade en voor de evaluatie van het belang van de Gemeenschap. De Commissie stelde de rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid om hun standpunten schriftelijk bekend te maken en om te verzoeken te worden gehoord.

(9) Er vonden verificatiebezoeken plaats ten kantore van de volgende ondernemingen:

Producenten van de Gemeenschap:

Hydro Agri Brunsbüttel, Duitsland

Hydro Agri Italia S.p.A., Italië

Irish Fertilizer Industries Ltd, Ierland

Producent in het analoge land:

Duslo, a.s., Sal'a, Slowakije

Niet-verbonden importeur:

Cargill B.V., Amsterdam, Nederland

Gebruikers/Verwerkende bedrijven/verenigingen van gebruikers/verwerkende bedrijven:

Sadepan Chimica S.R.L., Viadana, Italië

Svenska Lantmännen, Stockholm, Zweden.

B. PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Product

(10) In het kader van dit onderzoek wordt hetzelfde product onderzocht als in het vorige onderzoek namelijk ureum. Dit product wordt hoofdzakelijk vervaardigd uit ammoniak dat weer wordt vervaardigd uit aardgas. Het wordt aangeboden in vloeibare of vaste vorm. Vast ureum kan in de landbouw en in de industrie worden gebruikt. Ureum voor de landbouw kan worden gebruikt als kunstmest voor de grond of als additief voor veevoeder. Industrieel ureum is een grondstof voor bepaalde lijmen en kunststoffen. Vloeibaar ureum kan zowel als kunstmest als voor industriële doeleinden worden gebruikt. De fysische en chemische hoedanigheden van alle soorten ureum zijn fundamenteel dezelfde zodat alle vormen in het kader van dit nieuwe onderzoek beschouwd kunnen worden als één en hetzelfde product.

(11) Het betrokken product is ingedeeld onder de GN-codes 3102 10 10 en 3102 10 90. Een vereniging van importeurs voerde aan dat ureum dat wordt ingevoerd onder GN-code 3102 10 90 van onderhavig nieuw onderzoek moest worden uitgesloten omdat dit soort ureum al jarenlang niet meer werd ingevoerd.

(12) In verband met dit argument zij er op gewezen dat, ook al werd het product van GN-code 3102 10 90 jarenlang niet meer ingevoerd, het onbetwistbaar deel uitmaakt van die ene categorie producten die het "betrokken product" vormen; bovendien kan niet worden uitgesloten dat bedoeld product in de toekomst zal worden ingevoerd.

2. Soortgelijk product

(13) Uit het onderzoek is gebleken dat het product dat door de producenten van de Gemeenschap wordt vervaardigd en op de markt van de Gemeenschap wordt verkocht in alle opzichten vergelijkbaar is met het ureum dat in Rusland wordt vervaardigd en naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd. Derhalve wordt dit ureum beschouwd als een soortgelijk product in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. Er werd ook vastgesteld dat het ureum dat uit Rusland naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd en het ureum dat in Slowakije, dat als analoog land werd gekozen, wordt vervaardigd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht soortgelijke producten zijn.

C. HERHALING OF VOORTZETTING VAN DE DUMPING

(14) Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd nagegaan of het vervallen van de maatregelen al dan niet zou leiden tot een voortzetting en/of herhaling van de dumping.

(15) Tijdens het OT werden 25 Kton ureum uit Rusland ingevoerd (vergeleken met 117 Kton tijdens het vorige OT (1992) en 271 Kton in 1986). Deze hoeveelheid vertegenwoordigt een marktaandeel van 0,4 %.

1. Mogelijke voortzetting van de dumping

1.1. Analoog land

(16) De normale waarde werd, overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening, gebaseerd op gegevens die verkregen werden in een derde land met markteconomie waar het betrokken product werd vervaardigd en verkocht. In het bericht van inleiding stelde de Commissie Slowakije voor als een geschikt analoog land omdat dit land ook in het kader van het laatste onderzoek als zodanig werd gebruikt en Slowakije wat het productieproces en de toegankelijkheid van de grondstoffen betreft vergelijkbaar is met Rusland.

(17) Een vereniging van importeurs had bezwaren tegen de keuze van Slowakije als analoog land om de volgende redenen: in Slowakije wordt, in tegenstelling tot Rusland, geen aardgas gewonnen. Omdat aardgas voor de productie van ureum de basisgrondstof is, is aardgas ook het belangrijkste kostenelement van het eindproduct. Bovendien zou Slowakije volledig aangewezen zijn op Russisch gas en hiervoor een zeer hoge prijs betalen. Het gebruik van Slowakije als analoog land zou dus de normale waarde en bijgevolg de dumpingmarge kunstmatig verhogen.

(18) Ten tweede voerde de vereniging van importeurs aan dat, ongeacht welk analoog land in aanmerking wordt genomen, dit land, gezien het belang van aardgas bij de productie van ureum, een gasproducerend land moet zijn. De vereniging van importeurs stelde derhalve Noorwegen, Canada of Saoedi-Arabië als alternatieve analoge landen voor.

(19) In verband met de eerste bewering zij erop gewezen dat de prijzen voor Russisch gas op de Russische markt zeer laag zijn en niet worden bepaald door de wet van vraag en aanbod. Bovendien werden geen bewijzen voorgelegd dat de prijzen voor gas op de markt van Slowakije hoger waren dan de prijzen voor gas in andere landen met markteconomie. De Commissie vond, bij vergelijking van de gasprijzen in Slowakije met de gasprijzen in andere landen met markteconomie, ook geen aanwijzingen voor hogere gasprijzen in Slowakije tijdens het OT. Derhalve kan de stelling dat de keuze van Slowakije als analoog land de normale waarde kunstmatig verhoogt niet worden aanvaard. Wat het tweede argument betreft ging de Commissie na of één van de voorgestelde landen geschikter was. Noorwegen zou duidelijk geen geschikte keuze geweest zijn omdat dit land geen ureum produceert. Saoedi-Arabië werd ongeschikt geacht omdat de wetgeving in dit land voor de nationale industrie die van aardgas gebruik maakt kunstmatig lage prijzen voor de grondstoffen mogelijk maakt en investeringen in de bedrijfstak voor meststoffen met aanmoedigingspremies steunt. De Canadese bedrijfstak voor ureum tenslotte verleende geen medewerking.

(20) Om de volgende redenen werd Slowakije als analoog land in aanmerking genomen: dit land werd ook in het kader van het vorige onderzoek als analoog land in aanmerking genomen; Slowakije is vergelijkbaar met Rusland wat het productieproces en de toegankelijkheid van de grondstoffen betreft; de prijzen voor aardgas in Slowakije concurreren met en zijn niet hoger dan de prijzen voor aardgas in andere landen met markteconomie; het niveau van medewerking van dat land was hoog. De enige Slowaakse producent stemde ermee in om aan het onderzoek mede te werken; ook werd vastgesteld dat de door deze producent op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden representatief waren vergeleken met de uit Rusland naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden.

(21) Op deze basis werd geconcludeerd dat Slowakije als analoog land een geschikte en niet onredelijke keuze was om de normale waarde vast te stellen bij de invoer van ureum uit Rusland.

1.2. Normale waarde

(22) Ten eerste werd nagegaan of de binnenlandse verkoop van de medewerkende Slowaakse producent representatief was vergeleken met de in het kader van dit onderzoek onderzochte invoer in de Gemeenschap. Het werd in dit verband passend geacht de verkopen aan verbonden partijen te beschouwen als verkopen die niet hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties en van het onderzoek uit te sluiten. Er werd vastgesteld dat de rechtstreekse verkopen van de medewerkende Slowaakse producent voldoende representatief waren; er waren namelijk toereikende hoeveelheden verkocht vergeleken met de geregistreerde gemiddelde hoeveelheden die tijdens het OT door de Russische exporteurs/producenten naar de Gemeenschap waren uitgevoerd.

(23) Vervolgens werd vastgesteld dat die rechtstreekse verkopen aan niet verbonden afnemers beschouwd konden worden als verkopen in het kader van normale handelstransacties; hiertoe werden de binnenlandse prijzen vergeleken met de productiekosten.

(24) De normale waarde werd derhalve vastgesteld als het gewogen gemiddelde van de werkelijk betaalde prijzen voor alle rechtstreekse verkopen aan niet verbonden afnemers op de Slowaakse markt.

1.3. Uitvoerprijs

(25) Omdat geen exporteurs/producenten medewerking verleenden werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening. In dit geval werd gebruik gemaakt van de gemiddelde invoerprijs die door Eurostat was geregistreerd.

1.4. Vergelijking

(26) Omdat ureum onverpakt wordt geleverd bestaat de verkoopprijs voor een groot gedeelte uit vervoerkosten; derhalve werd het passend geacht bij de vergelijking uit te gaan van het af fabriekstadium. Er werd in de vorm van correcties terdege rekening gehouden met verschillen die invloed hebben op de vergelijkbaarheid van de prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Zo werd met name een correctie in de normale waarde aangebracht voor verschillen in verpakkingskosten en werd de uitvoerprijs gecorrigeerd voor verschillen in vervoerkosten bij verkoop in Rusland en bij uitvoer uit Rusland naar de Gemeenschap; men baseerde zich hierbij op de gegevens in de klacht en op andere beschikbare gegevens.

1.5. Dumpingmarge

(27) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde in het analoge land met de gemiddelde uitvoerprijs per ton volgens Eurostat.

(28) De vergelijking bracht sterke dumping aan het licht (meer dan 35 %). De dumpingmarge was dus groter dan tijdens het vorige onderzoek (28,2 %).

1.6. Conclusie

(29) Geen enkele tijdens het onderzoek gedane constatering wees erop dat de dumping zou verdwijnen of de dumpingmarge zou verkleinen indien de antidumpingmaatregelen werden ingetrokken. Derhalve werd geconcludeerd dat, bij intrekking van de maatregelen, verder tegen dumpingprijzen uit Rusland zou worden ingevoerd. Gezien evenwel de beperkte hoeveelheden die tijdens het OT werden uitgevoerd oordeelde men dat ook moest worden nagegaan of bij intrekking van de maatregelen de kans bestond dat de dumping zich zou herhalen en grotere hoeveelheden zouden worden ingevoerd.

2. Mogelijke herhaling van de dumping

2.1. Onderzoek naar de situatie van het betrokken land

(30) Zoals hierboven werd uiteengezet werd bij invoer in de Gemeenschap dumping vastgesteld. Tijdens het OT waren de ingevoerde hoeveelheden evenwel beperkt (0,4 % van het verbruik in de Gemeenschap). Derhalve werd ook nagegaan of andere omstandigheden zouden kunnen wijzen op een mogelijke herhaling van de invoer met dumping indien de maatregelen werden ingetrokken.

2.1.1. Productiecapaciteit en bezettingsgraad van de productiecapaciteit

(31) Omdat de Russische exporteurs geen medewerking verleenden baseerde de Commissie haar onderzoek, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening, op de gegevens die in het verzoek om een nieuw onderzoek waren vervat en op de gegevens van een onafhankelijk gespecialiseerd marktonderzoek dat tijdens het onderzoek door de klagende partij werd ingediend.

(32) Volgens de bovenvermelde bronnen wordt de Russische productiecapaciteit voor ureum van de laatste jaren geraamd op ongeveer 5300 Kton per jaar. Volgens dezelfde bronnen bedraagt de Russische productie momenteel 3700 Kton per jaar. De Russische producenten zouden bijgevolg jaarlijks 1600 Kton meer kunnen produceren, hetgeen neerkomt op 26,5 % van het verbruik van de Gemeenschap in 1999.

2.1.2. Uitvoer uit Rusland naar Brazilië, Mexico en Turkije

(33) In verband met de mogelijkheid van een grotere Russische verkoop in derde landen stelde de Commissie vast dat Russisch ureum reeds naar derde landen wordt uitgevoerd. Er werden omvangrijke uitgevoerde hoeveelheden geregistreerd i.v.m. Brazilië, Mexico en Turkije in 1999 en niets wijst erop dat het binnenlandse verbruik in deze landen in de komende jaren sterk zal stijgen. Het is derhalve onwaarschijnlijk dat deze markten de extra geproduceerde hoeveelheden waarvoor de Russische producenten de capaciteit hebben volledig zullen kunnen opnemen.

(34) In verband met de uitvoerprijzen werd vastgesteld dat de prijs van het Russisch product op de Braziliaanse, Mexicaanse en Turkse markt minder bedroeg dan de prijs van dit product bij uitvoer uit Rusland naar de Gemeenschap.

(35) De invoer uit Rusland naar Brazilië, Mexico en Turkije schijnt derhalve plaats te vinden tegen sterkere dumpingprijzen dan de invoer uit Rusland naar de Gemeenschap.

(36) Gezien de nabijheid van de Europese markt voor de Russische producenten en de hogere marge die hier bij de uitvoerprijzen mogelijk is, is het waarschijnlijk dat ten minste een gedeelte van de Russische uitvoer naar Brazilië, Mexico en Turkije bij intrekking van de maatregelen zal worden omgelegd naar de Gemeenschap.

2.2. Conclusie

(37) De omvangrijke niet bezette productiecapaciteit in Rusland, de belangrijke hoeveelheden die uit Rusland naar Brazilië, Mexico en Turkije worden uitgevoerd en de lage prijzen van deze uitgevoerde producten (prijzen die zelfs lager zijn dan de prijzen bij uitvoer uit Rusland naar de Gemeenschap - laatstgenoemde prijzen zijn reeds sterke dumpingprijzen en zijn in het algemeen lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap) wijzen erop dat bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die momenteel van toepassing zijn op de invoer van het betrokken product uit Rusland waarschijnlijk opnieuw belangrijke hoeveelheden met dumping naar de markt van de Gemeenschap zullen worden uitgevoerd.

(38) Zonder maatregelen zouden de uit Rusland uitgevoerde hoeveelheden immers gemakkelijk het niveau van het vorige OT kunnen halen, d.w.z. 117 Kton, of zelfs het niveau van 1994, d.w.z. 300 Kton. Omdat de markt van de Gemeenschap voor Rusland nabij is, is dit scenario des te waarschijnlijker. De uitvoerprijzen die door Rusland tijdens het OT in Brazilië, Mexico en Turkije werden aangerekend kunnen aanwijzingen zijn voor de prijzen die bij een mogelijke toekomstige uitvoer naar de Gemeenschap eventueel zouden worden aangerekend. De mogelijkheid bestaat bijgevolg dat zich opnieuw sterke dumping voordoet en dat hierbij van grote hoeveelheden sprake is.

D. STREKKING VAN HET BEGRIP BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(39) Het onderzoek toonde aan dat de elf producenten van de Gemeenschap die de klacht indienden tijdens het OT meer dan 85 % van de productie van ureum van de Gemeenschap voor hun rekening namen. Zij vormen derhalve de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

E. ONDERZOEK NAAR DE SITUATIE OP DE MARKT VAN DE GEMEENSCHAP

1. Verbruik

(40) Het zichtbare verbruik van ureum in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden, de door andere producenten van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden en de uit het betrokken land en alle andere derde landen in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden. De producten die de bedrijfstak voor zijn eigen gebruik vervaardigt werden niet in aanmerking genomen bij de vaststelling van het verbruik in de Gemeenschap omdat deze producten niet op de vrije markt worden verkocht maar verder worden verwerkt tot verschillende eindproducten waarvan het onderzochte product slechts één van de componenten is. Producten voor eigen gebruik werden door de bedrijfstak van de Gemeenschap niet ingevoerd noch anderszins aangekocht. Het ureum dat werd vervaardigd voor eigen gebruik van de bedrijfstak en ook als zodanig werd aangewend concurreerde dus niet met het ureum dat voor de verkoop op de vrije markt werd vervaardigd en ondervond dus geen weerslag van de invoer met dumping.

(41) Op deze basis werd vastgesteld dat het verbruik tijdens de onderzochte periode geleidelijk steeg met 25,8 %, namelijk van 4,8 miljoen ton in 1996 tot ongeveer 6 miljoen ton tijdens het OT.

2. Invoer uit het betrokken land

2.1. Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel

(42) Er zij op gewezen dat de uit Rusland ingevoerde hoeveelheden van 1990 tot 1994 nog omvangrijk waren en in 1994 300 Kton bereikten. Gedurende deze periode waren antidumpingmaatregelen van toepassing in de vorm van een verbintenis. Op basis van de gegevens van Eurostat deed zich van 1995 tot 1996 een sterke daling voor nadat de vorm van de maatregelen in 1995 was gewijzigd en een recht werd toegepast. De wijziging in de vorm van de maatregelen was de oorzaak van deze daling. Vervolgens bleven de ingevoerde hoeveelheden stabiel van 1996 tot 1998 waarna zich tijdens het OT opnieuw een belangrijke daling voor deed. Het kan niet worden uitgesloten dat de belangrijke toename van de uitvoer uit andere derde landen naar de Gemeenschap tot deze daling heeft bijgedragen.

(43) Het marktaandeel van de uit het betrokken land in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden daalde van 0,9 % in 1996 tot 0,4 % tijdens het OT.

2.2. Prijzen

(44) De gemiddelde cif-prijzen bij invoer uit het betrokken land stegen aanzienlijk na de instelling van het aan een minimuminvoerprijs gekoppelde antidumpingrecht in 1995. Vanaf 1998 werd een belangrijke daling van de invoerprijzen vastgesteld. Niettemin situeerden de prijzen voor Russisch ureum zich vanaf 1997, en zelfs nog duidelijker vanaf 1998, aan het boveneinde van het scala van prijzen dat in de Gemeenschap door de exporteurs/producenten van andere derde landen werd aangerekend, hetgeen gedeeltelijk verklaart waarom het marktaandeel van de invoer uit Rusland niet groter werd.

(45) Een vereniging van importeurs voerde aan dat de Commissie bij de prijsvergelijkingen rekening moest houden met kwaliteitsverschillen tussen het Russische ureum en het ureum dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt vervaardigd. Bij de maatregelen die momenteel worden toegepast is in dit verband een correctie voor kwaliteitsverschillen van 10 % in aanmerking genomen. Bovendien is het bij nieuwe onderzoeken naar aanleiding van het vervallen van maatregelen, in tegenstelling tot bepaalde tussentijdse nieuwe onderzoeken, niet nodig de schademarges aan de hand van prijsvergelijkingen opnieuw te berekenen.

3. Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

3.1. Productie

(46) De totale productie van ureum van de bedrijfstak van de Gemeenschap bestemd voor verkoop op de markt van de Gemeenschap, dus exclusief de productie voor eigen gebruik van de bedrijfstak die ongeveer 25 % van de totale productie vertegenwoordigde, steeg met 7,5 % van 1996 tot het OT. Er deed zich een belangrijke stijging voor van 1996 tot 1997 terwijl van 1998 tot het OT een kleine daling kon worden vastgesteld.

3.2. Productiecapaciteit en bezettingsgraad van de productiecapaciteit

(47) De bezettingsgraad van de productiecapaciteit was betrekkelijk stabiel en schommelde rond 86 % in 1996 en 1997. Deze daalde tot 84,7 % in 1998 en tot 82,5 % tijdens het OT.

(48) Het ammonium dat wordt gebruikt voor de productie van ureum kan evenwel ook gebruikt worden voor productie van andere meststoffen. De bezettingsgraad van de productiecapaciteit voor ureum en de evolutie ervan worden bijgevolg ook beïnvloed door de productie van andere meststoffen.

3.3. Verkoop in de Gemeenschap

(49) De totale door de bedrijftak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden stegen van ongeveer 3,2 miljoen ton in 1996 tot ongeveer 3,8 miljoen ton tijdens het OT d.w.z. met 17 %. De stijging van de verkoop was het opvallendst van 1997 tot 1998.

3.4. Voorraden

(50) Om de volgende redenen kunnen de voorraden als schade-indicator niet in aanmerking worden genomen: de seizoensgebondenheid van de verkoop, het feit dat ureum dat door de bedrijfstak voor eigen gebruik wordt aangewend samen met het ureum dat op de markt wordt verkocht wordt opgeslagen en het feit dat ureum ten dele door de producenten zelf en ten dele door de landbouwcoöperaties wordt opgeslagen.

3.5. Marktaandeel

(51) Ondanks de in het algemeen groeiende markt en de stijging van de verkochte hoeveelheden daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap van ongeveer 67 % in 1996 tot ongeveer 63 % tijdens het OT, de bedrijfstak profiteerde dus niet van deze groei.

3.6. Prijzen

(52) De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde jaarlijks van 1996 tot het OT, hetgeen leidde tot een totale daling met bijna 40 % van 1996 tot het OT; deze daling verliep parallel met het algemene prijsverloop op de markt. De volgende factoren blijken invloed te hebben gehad op dit prijsverloop: de invoer uit andere derde landen in de Gemeenschap; de dumping die werd vastgesteld bij andere meststoffen zoals ammoniumnitraat en oplossingen van ureum en ammoniumnitraat die de prijzen van alle stikstofhoudende meststoffen drukte. Bovendien zij erop gewezen dat de Volksrepubliek China in april 1997 de import van ureum verbood. De Chinese markt is ruw geschat vier maal zo groot als de markt van de Gemeenschap en werd, vóór het invoerverbod, hoofdzakelijk door invoer bevoorraad. Dit invoerverbod had derhalve gevolgen voor de prijzen van ureum in de Gemeenschap omdat vele derde landen vroeger een niet onaanzienlijk gedeelte van hun ureum naar de Volksrepubliek China uitvoerden. De dalende energieprijzen (aardgas is de belangrijkste grondstof bij de productie van ureum) kunnen ook gevolgen voor de verkoopprijzen hebben gehad.

3.7. Winstgevendheid en beleggingsrendement

(53) De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap, uitgedrukt als een percentage van de nettoverkoopprijs, daalde geleidelijk van 1996 tot het OT. Deze ontwikkeling moet worden getoetst aan het prijsverloop dat een soortgelijke ontwikkeling te zien gaf. De winstgevendheid werd negatief in 1998 en tijdens het OT namen de verliezen sterk toe.

(54) Het beleggingsrendement liep parallel met de dalende winstgevendheid tijdens de onderzochte periode. Deze negatieve ontwikkeling is zelfs nog markanter door de gecombineerde gevolgen van de dalende winstgevendheid en de stijgende investeringen.

3.8. Cash flow

(55) De cash flow die door de bedrijfstak van de Gemeenschap werd gegenereerd door verkoop van ureum hield praktisch gelijke tred met de ontwikkeling van de winstgevendheid.

3.9. Vermogen om kapitaal bijeen te brengen

(56) De bedrijven die ureum vervaardigen maken deel uit van grotere groepen. Er werden in dit verband geen moeilijkheden gerapporteerd.

3.10. Werkgelegenheid, productiviteit en salarissen

(57) De werkgelegenheid daalde van 1638 werknemers in 1996 tot 1469 werknemers tijdens het OT, d.w.z. met ongeveer 10 %. De productiviteit steeg geleidelijk tijdens de onderzochte periode. De salarissen daalden in 1997 maar evolueerden vervolgens parallel met de productiviteit.

3.11. Investeringen

(58) De bedrijfstak van de Gemeenschap ging van 1996 tot het OT over tot belangrijke investeringen. Er zij op gewezen dat investeringen in installaties voor het vervaardigen van ammonium, die in dit geval toeleveringsbedrijven zijn, hier ook ten dele meegerekend zijn. Het ging bij de investeringen hoofdzakelijk om rechtstreekse investeringen in installaties en machines voor de productie van ureum en ammonium.

4. Invoer uit andere derde landen

(59) De uit andere derde landen dan Rusland ingevoerde hoeveelheden ureum stegen van 1996 tot het OT met ongeveer 665 Kton, namelijk van 1187 Kton tot 1852 Kton; deze gegevens werden door Eurostat verstrekt.

(60) Blijkbaar is deze stijging het gevolg van het invoerverbod op ureum dat de Volksrepubliek China in april 1997 uitvaardigde en dat sommige landen ertoe aanzette hun uitvoer naar andere landen om te leggen. Deze andere derde landen vergrootten hun marktaandeel in de Gemeenschap van 1996 tot het OT met 6 percentpunten. De desbetreffende gemiddelde invoerprijzen cif daalden zeer sterk volgens gegevens van Eurostat van 1996 tot het OT.

5. Conclusie

(61) Het verbruik op de markt van de Gemeenschap steeg in 1996, d.w.z. meteen na de instelling van het recht in 1995, maar het marktaandeel van Rusland was toen al onder 1 % gedaald. De gemiddelde prijs van deze ingevoerde producten, zoals bij de douane aangegeven, daalde en lag tijdens het OT onder de minimuminvoerprijs van 115 ECU per ton. Rusland slaagde er niet in met zijn invoer marktaandeel te winnen hetgeen ook te wijten was aan de groeiende aanwezigheid van andere derde landen op de markt van de Gemeenschap die vanaf 1997 prijzen hanteerden die lager waren dan die van Rusland.

(62) De verwachte verbetering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap liet op zich wachten. Dit was hoofdzakelijk het gevolg van de grotere aanwezigheid van leveranciers uit andere derde landen op de markt. De productie en de verkochte hoeveelheden stegen; andere economische indicatoren daarentegen wezen op een aanzienlijke verslechtering; dit gold met name voor de bezettingsgraad van de productiecapaciteit, het marktaandeel, de prijzen, de winstgevendheid, het beleggingsrendement, de cash flow en de werkgelegenheid. Vooral de sterke daling van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap had negatieve gevolgen voor zijn winstgevendheid. Hier mag de toegenomen invoer uit andere derde landen in de Gemeenschap niet uit het oog worden verloren; deze landen wonnen na de instelling van de maatregelen een belangrijk marktaandeel. Er zij op gewezen dat in oktober 2000 een antidumpingonderzoek werd ingeleid met betrekking tot de invoer van ureum uit een aantal andere derde landen (Wit-Rusland, Bulgarije, Kroatië, Egypte, Estland, Letland, Libië, Polen, Roemenië en Oekraïne). De bedrijfstak van de Gemeenschap kampt derhalve nog met moeilijkheden.

F. MOGELIJKE HERHALING VAN DE SCHADE

(63) Samen met de elementen die zijn samengevat in de overwegingen 37 en 38 werden de volgende factoren onderzocht in verband met de mogelijke gevolgen van het vervallen van de geldende maatregelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(64) Er zijn duidelijke aanwijzingen dat verder tegen dumpingprijzen uit Rusland zal worden ingevoerd. Bovendien zullen de ingevoerde hoeveelheden waarschijnlijk stijgen omdat de Russische exporteurs/producenten door de omvangrijke niet bezette productiecapaciteit over de mogelijkheden beschikken om zowel hun productie als de door hun uitgevoerde hoeveelheden te verhogen. Bovendien zal het binnenlands verbruik in Rusland de komende tijd waarschijnlijk vrij laag blijven.

(65) Het prijsbeleid dat de Russische exporteurs bij uitvoer naar de markten van derde landen, met name Brazilië, Turkije en Mexico, toepassen doet vermoeden dat zij in de Gemeenschap een agressief prijsbeleid zullen volgen teneinde hun verloren marktaandeel terug te winnen. (Zoals reeds werd aangetoond in het kader van vroegere procedures in verband met meststoffen kunnen zelfs kleine hoeveelheden tegen lage prijzen de markt van dit basisproduct ontwrichten en schade toebrengen).

(66) De bedrijfstak van de Gemeenschap bevindt zich nog steeds in een moeilijke situatie vooral wat zijn winstgevendheid betreft die na de instelling van de momenteel onderzochte maatregelen duidelijk verbeterde maar later opnieuw sterk verslechterde. Gezien de precaire situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zouden de hoeveelheden die bij intrekking van de maatregelen eventueel door Rusland zouden worden ingevoerd alsmede de prijzen van deze ingevoerde producten de bedrijfstak van de Gemeenschap verder in gevaar brengen. De gevolgen van deze hoeveelheden en prijzen zouden waarschijnlijk voor de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijk zijn.

(67) Op basis van bovenstaande overwegingen wordt geconcludeerd dat de invoer van ureum uit Rusland bij intrekking van de maatregelen waarschijnlijk tot een herhaling van de schade zal leiden.

G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Inleiding

(68) Ingevolge artikel 21 van de basisverordening werd nagegaan of een verlenging van de geldigheidsduur van de huidige antidumpingmaatregelen tegen het belang van de Gemeenschap in haar geheel zou indruisen. Het belang van de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van de evaluatie van de belangen van de volgende partijen: de bedrijfstak van de Gemeenschap, de importeurs en de handelaren alsmede de gebruikers of de bedrijven die het betrokken product verwerken. Om de mogelijke gevolgen van het al dan niet voortzetten van de maatregelen te onderzoeken verzocht de Commissie alle hierboven vermelde belanghebbende partijen om gegevens.

(69) Er zij aan herinnerd dat in het kader van het vorig onderzoek de goedkeuring van de maatregelen niet in strijd met het belang van de Gemeenschap werd geacht. Bovendien is onderhavig onderzoek een nieuw onderzoek waarbij een situatie wordt onderzocht waarin reeds antidumpingmaatregelen van toepassing zijn. Het onderhavige nieuwe onderzoek hield derhalve rekening met ongewenste negatieve gevolgen die de belanghebbende partijen in de periode na de instelling van de maatregelen ondervonden.

(70) De Commissie zond de volgende partijen vragenlijsten: 44 importeurs, een vereniging van importeurs, vijf verenigingen van gebruikers of verwerkende bedrijven en een gebruiker/bedrijf dat het betrokken product verwerkt. Zij ontving antwoorden van een importeur, een gebruiker/verwerkend bedrijf, een vereniging van gebruikers/verwerkende bedrijven en van de vereniging van importeurs.

(71) Op deze basis werd onderzocht of er - ondanks de conclusies met betrekking tot dumping, de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de mogelijke herhaling van de schadelijke dumping - dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Gemeenschap was om de maatregelen in dit bijzondere geval te handhaven.

2. Bedrijfstak van de Gemeenschap

(72) De Commissie oordeelde dat, indien de antidumpingmaatregelen die in het kader van het vorige onderzoek werden ingesteld niet worden gehandhaafd, er zeer waarschijnlijk opnieuw schadelijke dumping zal optreden en de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap die tijdens de onderzochte periode reeds verslechterde, nog verder zal verslechteren.

(73) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft bewezen een structureel levensvatbare bedrijfstak te zijn die zich aan veranderende marktomstandigheden kan aanpassen. De bedrijfstak bewees dit vooral door de winst die tot 1997 werd geboekt en door zijn investeringen in productiecapaciteit met gebruikmaking van hedendaagse technologie. Het succes van deze inspanningen hangt grotendeels af van eerlijke concurrentievoorwaarden op de markt van de Gemeenschap. In verband hiermede zij erop gewezen dat in oktober 2000 een antidumpingonderzoek werd ingeleid met betrekking tot de invoer van ureum uit Wit-Rusland, Bulgarije, Kroatië, Egypte, Estland, Letland, Libië, Polen, Roemenië en Oekraïne. Anderzijds verslechterden de werkgelegenheid, de winstgevendheid en de verkoopprijzen zodanig dat de bedrijfstak van de Gemeenschap onlangs besloot over te gaan tot de sluiting van belangrijke installaties voor meststoffen op basis van stikstof.

3. Importeurs

(74) Van de 44 importeurs die een vragenlijst ontvingen was er slechts één die deze beantwoordde. Deze importeur was in principe tegen de voortzetting van de maatregelen. Gezien evenwel het te verwaarlozen belang van ureum voor zijn bedrijf werd geconcludeerd dat deze importeur weinig gevolgen van de voortzetting van de maatregelen zou ondervinden.

(75) Gezien de geringe bereidheid tot medewerking, het feit dat de importeurs in het algemeen in een ruim assortiment meststoffen handelen - waarvan ureum er slechts één is - en het feit dat ureum beschikbaar was bij talrijke andere leveranciers op wier invoer de huidige antidumpingmaatregelen niet van toepassing zijn, werd geconcludeerd dat mogelijke negatieve gevolgen van de voortzetting van de maatregelen voor de importeurs geen dwingende reden vormden om de geldigheidsduur van bedoelde maatregelen niet te verlengen.

4. Gebruikers en verwerkende bedrijven

(76) Het betrokken product wordt hoofdzakelijk gebruikt door landbouwers en bedrijven die lijm en kunststof vervaardigen. De Commissie zond verschillende Europese en nationale verenigingen van gebruikers/verwerkende bedrijven vragenlijsten. Eén vereniging van gebruikers/verwerkende bedrijven die elf landbouwcoöperaties vertegenwoordigt en één gebruiker/verwerkend bedrijf vulden de vragenlijst in. Beide waren principieel tegen de voortzetting van de maatregelen. Geen van beide gebruikte evenwel uit Rusland ingevoerd ureum tijdens het OT. De leden van de vereniging van gebruikers/verwerkende bedrijven kochten zeer kleine hoeveelheden ureum uit andere landen tijdens de onderzochte periode. De gebruiker/het verwerkend bedrijf kon zonder moeilijkheden ureum uit andere derde landen betrekken op het ogenblik dat de maatregelen van kracht waren.

(77) Er zij op gewezen dat meststoffen, zoals ook in de vorige onderzoeken werd vastgesteld, slechts een klein gedeelte van de totale productiekosten van de landbouwers uitmaken. Rekening houdend met bovenstaande constateringen en met de geringe medewerking werd geconcludeerd dat de momenteel geldende maatregelen geen belangrijke negatieve gevolgen hadden voor de gebruikers/verwerkende bedrijven. In verband hiermede zij erop gewezen dat geen van de gebruikers/verwerkende bedrijven aanvoerde sedert de instelling van de huidige maatregelen te kampen hebben gehad met een algemene prijsstijging voor ureum en/of een daling van de winstgevendheid. Gezien het bovenstaande en de geringe medewerking werd geconcludeerd dat eventuele negatieve gevolgen die de voortzetting van de maatregelen voor de gebruikers/verwerkende bedrijven met zich mee zouden brengen geen dwingende reden vormden om deze maatregelen niet te handhaven.

5. Conclusie

(78) Gezien bovenstaande constateringen werd geconcludeerd dat er, wat het belang van de Gemeenschap betreft, geen dwingende redenen zijn om de maatregelen niet te handhaven.

H. ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(79) Alle betrokken partijen werden op de hoogte gebracht van de essentiële gegevens en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was aan te bevelen de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van ureum uit Rusland te handhaven. De partijen werd ook een termijn toegestaan waarbinnen zij op deze bekendmaking konden reageren. Er werd geen commentaar ontvangen dat van dien aard was dat bovenstaande conclusies erdoor gewijzigd werden.

(80) Hieruit vloeit voort dat de antidumpingmaatregelen die momenteel van toepassing zijn op de invoer van ureum uit Rusland moeten worden gehandhaafd overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van ureum van de GN-codes 3102 10 10 en 3102 10 90 uit Rusland.

2. Het bedrag van het definitieve antidumpingrecht is gelijk aan het verschil tussen de minimuminvoerprijs van 115 EUR per ton en de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, indien laatstgenoemde lager is dan de minimuminvoerprijs.

3. Wanneer goederen, vóór ze in het vrije verkeer worden gebracht, werden beschadigd waardoor de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de vaststelling van de douanewaarde, overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93(11) van de Commissie, verhoudingsgewijs werd verlaagd, wordt de hierboven vastgestelde minimuminvoerprijs eveneens verlaagd met een percentage dat met de verhoudingsgewijze verlaging van de betaalde of te betalen prijs overeenstemt. Het te betalen recht is in dat geval gelijk aan het verschil tussen de verlaagde minimuminvoerprijs en de verlaagde nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring.

4. Tenzij anders gespecificeerd zijn de bepalingen in verband met douanerechten op dit recht van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 mei 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

B. Ringholm

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

(2) PB L 121 van 9.5.1987, blz. 11.

(3) PB L 317 van 7.11.1987, blz. 1.

(4) PB L 52 van 24.2.1989, blz. 37.

(5) PB C 87 van 27.3.1993, blz. 7.

(6) PB L 49 van 4.3.1995, blz. 1.

(7) PB C 301 van 21.10.2000, blz. 2.

(8) PB C 252 van 3.9.1999, blz. 2.

(9) PB C 62 van 4.3.2000, blz. 19.

(10) PB C 62 van 4.3.2000, blz. 19.

(11) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2787/2000 (PB L 330 van 27.12.2000, blz. 1).