32001R0390

Verordening (EG) nr. 390/2001 van de Raad van 26 februari 2001 betreffende hulp aan Turkije in het kader van de pretoetredingsstrategie, inzonderheid de invoering van een partnerschap voor toetreding

Publicatieblad Nr. L 058 van 28/02/2001 blz. 0001 - 0002


Verordening (EG) nr. 390/2001 van de Raad

van 26 februari 2001

betreffende hulp aan Turkije in het kader van de pretoetredingsstrategie, inzonderheid de invoering van een partnerschap voor toetreding

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Europese Raad van Kopenhagen heeft in juni 1993 de voorwaarden vastgesteld waaraan door de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie moet worden voldaan.

(2) De staatshoofden en regeringsleiders hebben tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad van Helsinki op 10 en 11 december 1999 opnieuw het inclusieve karakter van het toetredingsproces, dat thans 13 kandidaat-lidstaten in één kader omvat, bevestigd.

(3) De Europese Raad van Helsinki heeft verklaard dat Turkije als kandidaat-lidstaat voorbestemd is om tot de Unie toe te treden op basis van dezelfde criteria als die welke voor de andere kandidaat-lidstaten gelden en dat, voortbouwend op de bestaande Europese strategie, Turkije evenals andere kandidaat-lidstaten in aanmerking zal komen voor een pretoetredingsstrategie om zijn hervormingen te stimuleren en te ondersteunen.

(4) De Europese Raad van Helsinki heeft verklaard dat een partnerschap voor toetreding zal worden ingevoerd op basis van eerdere conclusies van de Europese Raad, dat de prioriteiten behelst waarop de toetredingsvoorbereidingen toegespitst moeten zijn in het licht van de politieke en economische criteria, en de verplichtingen van een lidstaat.

(5) Het is wenselijk dat de Europese Gemeenschap haar hulp in het kader van het partnerschap voor toetreding op voornoemde politieke en economische criteria toespitst en zich daarbij laat leiden door welomschreven beginselen, prioriteiten, tussentijdse doelstellingen en voorwaarden.

(6) De staatshoofden en regeringsleiders hebben tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad te Feira van 19 tot en met 20 juni 2000 de Commissie verzocht zo spoedig mogelijk voorstellen in te dienen voor één enkel financieringskader voor de hulp aan Turkije, alsmede voor een partnerschap voor toetreding.

(7) Het partnerschap, inzonderheid de tussentijdse doelstellingen ervan, moet Turkije helpen zich in het kader van economische en sociale convergentie op het lidmaatschap voor te bereiden en een nationaal programma voor de overname van het acquis uit te werken, tezamen met een tijdschema voor de uitvoering ervan.

(8) De beschikbare financiële middelen dienen zo goed mogelijk te worden beheerd in overeenstemming met de prioriteiten die voortvloeien uit het partnerschap voor toetreding voor Turkije evenals de periodieke verslagen van de Commissie.

(9) De hulp van de Gemeenschap in het kader van de pretoetredingsstrategie dient te worden gefinancierd uit de daartoe op Turkije toe te passen steunprogramma's die overeenkomstig de bepalingen der Verdragen werden goedgekeurd; deze verordening zal derhalve geen financiële gevolgen hebben.

(10) De communautaire hulp is afhankelijk van de naleving van de verbintenissen die in het kader van de overeenkomsten tussen de EG en Turkije, en van het partnerschap voor toetreding werden aangegaan, en van vooruitgang op de weg naar de vervulling van de criteria van Kopenhagen.

(11) De programmering van de financiële middelen van de communautaire hulp zal worden vastgesteld overeenkomstig de in de verordeningen betreffende de betrokken financiële instrumenten of programma's voorziene procedures.

(12) De in het kader van de overeenkomsten tussen de EG en Turkije ingestelde organen spelen een centrale rol bij het garanderen van een correcte implementatie en follow-up van dit partnerschap voor toetreding.

(13) De instelling van het partnerschap voor toetreding kan een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap. Het Verdrag voorziet met betrekking tot de vaststelling van deze verordening in geen andere bevoegdheden dan die van artikel 308,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Als onderdeel van de pretoetredingsstrategie van de Europese Unie voor Turkije wordt voor Turkije een partnerschap voor toetreding ingesteld. Het partnerschap voor toetreding voorziet in één enkel kader dat het volgende omvat:

- de prioriteiten voor de voorbereiding op de toetreding zoals deze resulteren uit de analyse van de situatie van Turkije in het licht van de politieke en economische criteria en uit de aan de hoedanigheid van lidstaat van de Europese Unie inherente verplichtingen zoals deze door de Europese Raad zijn bepaald;

- de financiële middelen om Turkije te helpen bij de tenuitvoerlegging van de prioritaire werkzaamheden zoals vastgesteld in de periode voorafgaand aan de toetreding.

Artikel 2

Op voorstel van de Commissie neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over de beginselen, prioriteiten, tussentijdse doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor toetreding zoals deze aan Turkije zullen worden voorgelegd, alsook over belangrijke wijzigingen die daarin naderhand zullen worden aangebracht.

Artikel 3

Deze verordening heeft geen financiële gevolgen. De hulp van de Gemeenschap in het kader van de pretoetredingsstrategie wordt gefinancierd uit de programma's die overeenkomstig de Verdragsbepalingen werden goedgekeurd.

Op basis van de door de Raad uit hoofde van artikel 2 genomen besluiten wordt de programmering van de financiële middelen in het kader van het partnerschap voor toetreding vastgesteld volgens de procedures van de verordeningen betreffende de dienovereenkomstige financiële instrumenten of programma's.

Artikel 4

Wanneer een essentieel element voor verdere toekenning van de pretoetredingshulp ontbreekt, inzonderheid wanneer de in de overeenkomsten tussen de EG en Turkije vervatte verbintenissen niet worden nagekomen en/of er onvoldoende vooruitgang wordt geboekt op de weg naar de vervulling van de criteria van Kopenhagen, kan de Raad, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie passende maatregelen nemen ten aanzien van de toekenning van pretoetredingshulp aan Turkije.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

A. Lindh

(1) Advies uitgebracht op 14 februari 2001. (nog niet verschenen in het Publicatieblad).