32001R0180

Verordening (EG) nr. 180/2001 van de Commissie van 29 januari 2001 tot afwijking, in verband met het slechte weer in bepaalde gebieden van de Gemeenschap, van Verordening (EG) nr. 2316/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad, ten aanzien van de braaklegging

Publicatieblad Nr. L 027 van 30/01/2001 blz. 0015 - 0015


Verordening (EG) nr. 180/2001 van de Commissie

van 29 januari 2001

tot afwijking, in verband met het slechte weer in bepaalde gebieden van de Gemeenschap, van Verordening (EG) nr. 2316/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad, ten aanzien van de braaklegging

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1672/2000(2), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Om in aanmerking te komen voor de in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 bedoelde areaalbetaling moeten de producenten een deel van hun areaal uit productie nemen.

(2) In de toepassingsbepalingen, die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2860/2000(4), is bepaald dat de braakleggingsperiode uiterlijk op 15 januari moet ingaan en dat de braakgelegde grond niet voor andere vormen van landbouwproductie mag worden gebruikt.

(3) Als gevolg van het slechte weer kunnen in verschillende gebieden in bepaalde lidstaten gewassen op percelen die voor de oogst 2001/2002 uit productie moeten worden genomen, met name aardappelen, suikerbieten, voederbieten, wortelen en pastinaken, niet vóór 15 januari 2001 worden geoogst. Bij wijze van uitzondering moet dan ook worden toegestaan dat, wanneer de producent daarom verzoekt, deze gewassen tot en met 28 februari 2001 kunnen worden geoogst, zonder dat dit tot gevolg heeft dat de betrokken percelen niet meer geldig uit productie kunnen worden genomen, voorzover de producent kan bewijzen dat aan de relevante voorwaarden is voldaan.

(4) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Indien een producent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat daarom verzoekt en kan bewijzen dat:

- niet vóór 15 januari 2001 kon worden geoogst als gevolg van het slechte weer,

- als is geoogst, dit tot en met 28 februari 2001 of, voor aardappelen en bieten, tot en met 31 maart 2001 is gebeurd,

- aan alle andere geldende voorwaarden voor de braakgelegde grond is voldaan,

wordt, in afwijking van artikel 19, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 2316/1999, aangenomen dat de betrokken percelen geldig uit productie zijn genomen voor de oogst 2001/2002.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 15 januari 2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 januari 2001.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1.

(2) PB L 193 van 29.7.2000, blz. 13.

(3) PB L 280 van 30.10.1999, blz. 43.

(4) PB L 332 van 28.12.2000, blz. 63.