32001R0090

Verordening (EG) nr. 90/2001 van de Commissie van 17 januari 2001 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 800/1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten

Publicatieblad Nr. L 014 van 18/01/2001 blz. 0022 - 0023


Verordening (EG) nr. 90/2001 van de Commissie

van 17 januari 2001

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 800/1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1666/2000(2), en met name op de artikelen 13 en 21 alsmede op de overeenkomstige bepalingen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor landbouwproducten,

Overwegende hetgeen volgt;

(1) Bij artikel 5, lid 6, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie(3), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1557/2000(4), is bepaald dat voor producten die in bulk of in niet-gestandaardiseerde eenheden worden uitgevoerd en waarvan de nettomassa alleen exact kan worden vastgesteld nadat het vervoermiddel geladen is, de restitutie wordt verlaagd wanneer de daadwerkelijk geladen nettomassa minder dan een bepaald percentage van de geschatte nettomassa blijkt te bedragen. Voor de toepassing van deze bepaling dient evenwel rekening te worden gehouden met de specifieke omstandigheden van de vervoermiddelen die bij het zeevervoer en de binnenvaart worden gebruikt. Wanneer de uitvoer bulkgoederen betreft, kan het immers voorkomen dat de in de aangifte vermelde hoeveelheden niet volledig worden geladen, hetzij doordat de voor het vervoermiddel verantwoordelijke instantie besluit het laden om technische redenen stop te zetten, hetzij doordat andere exporteurs te veel hebben geladen.

(2) Bepaalde deelstukken van varkens worden niet in verpakkingen aangeboden en zijn vanwege hun aard niet homogeen; het is daarom dienstig de categorie "niet-gestandaardiseerde eenheden" tot deze producten uit te breiden.

(3) In verband met het begrip "plaats van inlading" dient te worden opgemerkt dat zich in de export van landbouwproducten vanuit commercieel en administratief oogpunt zeer verscheiden situaties voordoen; het is bijgevolg lastig om één algemene regel vast te stellen en daarom dienen de lidstaten te kunnen bepalen welke de meest geschikte plaats is voor het verrichten van de fysieke controles van landbouwproducten die met restitutie worden uitgevoerd. In het bijzonder lijkt het gerechtvaardigd dat de plaats van inlading verschillend zou kunnen worden vastgesteld al naargelang de producten worden geladen in containers dan wel in bulk of in zakken of in kartons, welke later niet in containers worden geladen. Ook moeten de douaneautoriteiten, wanneer daartoe gegronde redenen bestaan, kunnen toestaan dat een aangifte ten uitvoer van landbouwproducten met restitutie wordt ingediend bij een ander douanekantoor dan het bevoegde kantoor van de plaats waar de producten zullen worden geladen.

(4) Voor producten onder de regeling terugkerende goederen moet de mogelijkheid worden gelaten om deze weer in te voeren via de lidstaat van oorsprong van de producten of via de lidstaat van eerste uitvoer.

(5) Verordening (EG) nr. 800/1999 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van de betrokken comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 800/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tekst van artikel 5, lid 6, derde alinea, wordt vervangen door: "Voor de hoeveelheid boven 110 % van de geschatte nettomassa wordt geen restitutie toegekend. Wanneer de daadwerkelijk geladen massa minder bedraagt dan 90 % van de geschatte nettomassa, wordt de restitutie voor de daadwerkelijk geladen nettomassa verlaagd met 10 % van het verschil tussen de restitutie voor 90 % van de geschatte nettomassa en de restitutie voor de daadwerkelijk geladen massa. Wanneer de uitvoer plaatsvindt via vervoer over zee of over de binnenwateren en de exporteur een door de voor het vervoermiddel verantwoordelijke instantie geviseerd bewijs kan overleggen waaruit blijkt dat het onvolledig laden van zijn goederen te wijten is aan omstandigheden die te maken hebben met de aard van de vervoerwijze of aan het feit dat een of meerdere andere exporteurs te veel hebben geladen, wordt de restitutie evenwel betaald voor de daadwerkelijk geladen nettomassa. Indien de exporteur gebruik heeft gemaakt van de bij artikel 283 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 voorziene domiciliëringsprocedure, is het bepaalde in deze alinea van toepassing op voorwaarde dat het rectificeren van de boeken waarin de exportproducten zijn geregistreerd, door de douaneautoriteiten is toegestaan.".

2. De tekst van artikel 5, lid 6, vierde alinea, wordt vervangen door: "Als producten in niet-gestandaardiseerde eenheden worden beschouwd: levende dieren, (halve) karkassen, voor- en achtervoeten, voorstukken, hammen, schouders, buiken en karbonadestrengen.".

3. De tekst van artikel 5, lid 7, wordt vervangen door: "7. Ieder die producten uitvoert waarvoor hij om toekenning van de restitutie verzoekt, is verplicht:

a) de aangifte ten uitvoer in te dienen op het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de producten worden geladen voor het vervoer met het oog op uitvoer;

b) dit douanekantoor ten minste 24 uur vóór het begin van de belading ervan in kennis te stellen dat de voor uitvoer bestemde producten worden geladen en aan te geven hoe lang het laden ervan naar verwachting zal duren. De bevoegde autoriteiten kunnen besluiten tot toepassing van een andere termijn dan 24 uur.

Als plaats van inlading voor het vervoer van producten die bestemd zijn voor uitvoer kan worden beschouwd:

- voor producten die worden uitgevoerd in containers, de plaats waar de producten in de containers worden geladen;

- voor producten die worden uitgevoerd in bulk of in zakken, kartons, dozen, flessen e.d. die niet in containers worden geladen, de plaats waar deze producten worden geladen in het vervoermiddel waarmee zij het douanegebied van de Gemeenschap zullen verlaten.

Het bevoegde douanekantoor kan toestemming verlenen de producten te laden nadat de aangifte ten uitvoer is aanvaard en voordat de onder b) bedoelde termijn is verstreken.

Het bevoegde douanekantoor moet in staat zijn de fysieke controle uit te voeren en de voor identificatie vereiste maatregelen te nemen voor het vervoer naar het kantoor van uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap.

Indien een lidstaat om redenen die verband houden met de bestuurlijke inrichting of om andere gerechtvaardigde redenen besluit dat het in de eerste alinea bepaalde niet kan worden toegepast, mag de aangifte ten uitvoer slechts worden ingediend bij een bevoegd douanekantoor in de betrokken lidstaat en moet, indien een fysieke controle overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 386/90 plaatsvindt, in voorkomend geval een ter controle aangeboden geladen product geheel worden uitgeladen. Het product behoeft echter niet geheel te worden uitgeladen wanneer de bevoegde autoriteiten kunnen garanderen dat er een afdoende fysieke controle zal plaatsvinden.".

4. De tekst van artikel 25, lid 3, laatste alinea, wordt vervangen door: "Deze bepaling is slechts van toepassing wanneer de regeling terugkerende goederen is gebruikt in de lidstaat waar de aangifte ten uitvoer voor de eerste uitvoer is aanvaard of in de lidstaat van oorsprong, in overeenstemming met hetgeen is bepaald in artikel 15 van Richtlijn 97/78/EG van de Raad(5) tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Op verzoek van de exporteurs kan het bepaalde in artikel 1, punt 1, worden toegepast op de restitutiedossiers die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet zijn afgesloten.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 januari 2001.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21.

(2) PB L 193 van 29.7.2000, blz. 1.

(3) PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.

(4) PB L 179 van 18.7.2000, blz. 6.

(5) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.