32001D0804

2001/804/EG: Beschikking van de Commissie van 20 november 2001 tot achtste verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 1999/815/EG betreffende maatregelen houdende verbod op het op de markt brengen van speelgoed- en kinderverzorgingsartikelen die bestemd zijn om door kinderen jonger dan drie jaar in de mond te worden gestopt en vervaardigd zijn van zacht PVC dat bepaalde ftalaten bevat (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 3717)

Publicatieblad Nr. L 304 van 21/11/2001 blz. 0026 - 0027


Beschikking van de Commissie

van 20 november 2001

tot achtste verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 1999/815/EG betreffende maatregelen houdende verbod op het op de markt brengen van speelgoed- en kinderverzorgingsartikelen die bestemd zijn om door kinderen jonger dan drie jaar in de mond te worden gestopt en vervaardigd zijn van zacht PVC dat bepaalde ftalaten bevat

(kennisgeving geschied onder nummer C(2001) 3717)

(Voor de EER relevante tekst)

(2001/804/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene productveiligheid(1), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie heeft op 7 december 1999 Beschikking 1999/815/EG(2) ingevolge artikel 9 van Richtlijn 92/59/EEG goedgekeurd die vereist dat de lidstaten het op de markt brengen van speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die bestemd zijn om door kinderen jonger dan drie jaar in de mond te worden gestopt en vervaardigd zijn van zacht PVC dat één of meer van de stoffen diisononylftalaat (DINP), diethylhexylftalaat (DEHP), dibutylftalaat (DBP), diisodecylftalaat (DIDP), di-n-octylftalaat (DNOP) en butylbenzylftalaat (BBP) bevat, verbieden.

(2) De geldigheidsduur van Beschikking 1999/815/EG was tot drie maanden beperkt, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 11, lid 2, van Richtlijn 92/59/EEG; dientengevolge loopt de geldigheidsduur van de beschikking af op 8 maart 2000.

(3) Artikel 11, lid 2, van Richtlijn 92/59/EEG bepaalt dat de geldigheidsduur van de maatregelen vastgesteld op basis van artikel 9 van deze richtlijn beperkt is tot drie maanden, maar verlengd kan worden overeenkomstig dezelfde procedure als voorgeschreven voor de vaststelling van deze maatregelen.

(4) Bij de vaststelling van Beschikking 1999/815/EG was voorzien dat de geldigheidsduur ervan zo nodig verlengd kon worden. De geldigheidsduur van de bij Beschikking 1999/815/EG op grond van artikel 9 van Richtlijn 92/59/EEG vastgestelde maatregelen werd bij Beschikkingen 2000/217/EG(3), 2000/381/EG(4), 2000/535/EG(5), 2000/769/EG(6), 2001/195/EG(7), 2001/467/EG(8) en 2001/665/EG(9) voor nog eens telkens drie maanden verlengd in overeenstemming met het bepaalde in artikel 11, lid 2, van genoemde richtlijn; daarom zou de geldigheidsduur van de beschikking aflopen op 21 november 2001.

(5) Er hebben zich recentelijk een aantal relevante ontwikkelingen voorgedaan betreffende de validatie van testmethoden voor ftalaatmigratie en de risico-evaluatie van ftalaten onder de Regeling van Bestaande Stoffen (793/93/EG). Verder werk op dit gebied is echter nog noodzakelijk om te trachten een aantal cruciaal belangrijke moeilijkheden op te lossen.

(6) Met het oog op een snelle oplossing van de problemen en de verwezenlijking van de doelstellingen van Beschikking 1999/815/EG, waarvan de geldigheidsduur is verlengd bij de Beschikkingen 2000/217/EG, 2000/381/EG, 2000/535/EG, 2000/769/EG, 2001/195/EG, 2001/467/EG en 2001/665/EG, is het noodzakelijk het verbod op het op de markt brengen van de producten in kwestie te handhaven.

(7) Sommige lidstaten hebben Beschikking 1999/815/EG, zoals gewijzigd bij Beschikkingen 2000/217/EG, 2000/381/EG, 2000/535/EG, 2000/769/EG, 2001/195/EG, 2001/467/EG en 2001/665/EG, uitgevoerd door middel van maatregelen die van kracht zijn tot 21 november 2001; daarom is het noodzakelijk te waarborgen dat de geldigheidsduur van deze maatregelen wordt verlengd.

(8) Het is daarom noodzakelijk de geldigheidsduur van Beschikking 1999/815/EG voor een achtste maal te verlengen teneinde te waarborgen dat alle lidstaten het in die beschikking bedoelde verbod handhaven; overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 92/59/EEG kan de geldigheidsduur worden verlengd met een periode van drie maanden.

(9) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor noodgevallen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In artikel 5 van Beschikking 1999/815/EG worden de woorden "21 november 2001" vervangen door de woorden "20 februari 2002".

Artikel 2

De lidstaten nemen binnen een termijn van minder dan 10 dagen na de kennisgeving de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 november 2001.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 24.

(2) PB L 315 van 9.12.1999, blz. 46.

(3) PB L 68 van 16.3.2000, blz. 62.

(4) PB L 139 van 10.6.2000, blz. 40.

(5) PB L 229 van 6.9.2000, blz. 27.

(6) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 37.

(7) PB L 69 van 10.3.2001, blz. 37.

(8) PB L 163 van 20.6.2001, blz. 30.

(9) PB L 233 van 31.8.2001, blz. 51.