32001D0142

2001/142/EG: Beschikking van de Commissie van 31 oktober 2000 tot wijziging van Beschikking 97/21/EGKS, EG betreffende aan Compañía Española de Tubos por Extrusión SA, te Llodio (Álava), verleende staatssteun (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3268)

Publicatieblad Nr. L 052 van 22/02/2001 blz. 0026 - 0029


Beschikking van de Commissie

van 31 oktober 2000

tot wijziging van Beschikking 97/21/EGKS, EG betreffende aan Compañía Española de Tubos por Extrusión SA, te Llodio (Álava), verleende staatssteun

(kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3268)

(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2001/142/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 4, onder c),

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op Beschikking nr. 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 tot invoering van communautaire regels voor de steun aan de ijzer- en staalindustrie(1), inzonderheid op artikel 6, lid 5,

Na de belanghebbenden te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken ten aanzien van de voornoemde beschikking(2),

Overwegende hetgeen volgt:

I. Achtergrond

A. Beschikking 97/21/EGKS, EG van de Commissie(3)

(1) Door haar beslissing om de procedure van het voormalige artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag en artikel 6, lid 4, van Beschikking nr. 3855/91/EGKS van de Commissie(4) in te leiden ten aanzien van bepaalde maatregelen die werden verleend aan Compañía Española de Tubos por Extrusión SA (hierna "Tubacex") en haar staalproducerende dochteronderneming Acería de Álava(5), drukte de Commissie haar twijfels uit of de terugbetalingsovereenkomsten tussen deze ondernemingen en het loongarantiefonds Fogasa en de overeenkomst voor de herschikking van de schuld tussen deze ondernemingen en de sociale zekerheid, naast andere maatregelen, verenigbare staatssteun vormden in de zin van het voormalige artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 1 van Beschikking nr. 3855/91/EGKS.

(2) In haar Beschikking 97/21/EGKS, EG kwam de Commissie tot de conclusie dat de hieronder opgesomde maatregelen niet in overeenkomst waren met de geldende marktvoorwaarden omdat de toegepaste rentevoet onder de bestaande markttarieven lag. Derhalve werd in de beschikking verklaard dat deze maatregelen onverenigbaar waren met de gemeenschappelijke markt:

a) de kredietovereenkomst die op 10 juli 1992 tussen het loongarantiefonds (Fogasa), Tubacex en Acería de Álava werd gesloten betreffende een totaalbedrag van 444327300 ESP, als hoofdsom, gewijzigd bij de overeenkomsten van 8 februari 1993 en 16 februari 1994 (die betrekking hadden op een hoofdsom van 376194872 ESP, respectievelijk 372000000 ESP);

b) de leningovereenkomst die op 10 maart 1994 tussen Fogasa, Tubacex en Acería de Álava werd gesloten betreffende een totaalbedrag van 465727750 ESP als hoofdsom, gewijzigd bij de overeenkomst van 3 oktober 1994 betreffende een totaalbedrag van 469491521 ESP als hoofdsom;

c) de overeenkomst die op 25 maart 1994 tussen de sociale zekerheid en Acería de Álava werd gesloten met het oog op de herschikking van schulden ten belope van 274409604 ESP;

d) de overeenkomst die op 12 april 1994 tussen de sociale zekerheid en Tubacex werd gesloten met het oog op de herschikking van schulden ten belope van 1409957329 ESP.

B. Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 1999 in zaak C-342/96, Spanje tegen Commissie(6), betreffende door Spanje aan Tubacex verleende staatssteun

(3) Na een verzoek van Spanje bracht het Hof van Justitie haar arrest betreffende de bovenvermelde zaak uit door de nietigverklaring van Beschikking 97/21/EGKS, EG, waarin de herschikkingsovereenkomsten tussen Tubacex en de sociale zekerheid en de terugbetalingsovereenkomst tussen Tubacex en Fogasa als onverenigbare steun aan Tubacex waren verklaard, omdat het rentetarief lager was dan de op de markt toegepaste tarieven.

(4) In zijn uitspraak concludeerde het Hof dat Fogasa geen leningen verstrekt aan failliete of in moeilijkheden verkerende ondernemingen, doch uitkeringen doet aan alle werknemers die rechtmatige vorderingen kenbaar maken, en de uitgekeerde bedragen vervolgens op de ondernemingen verhaalt. Bovendien kan Fogasa overeenkomsten sluiten waarbij uitstel van terugbetaling van de verschuldigde bedragen wordt verleend of gespreide betaling wordt toegestaan.

(5) Zo ook kan de algemene kas van de sociale zekerheid uitstel van betaling of betaling in termijnen van de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen toestaan.

(6) Het Hof merkte op dat betreffende deze terugbetalings- en herschikkingsovereenkomsten, de staat niet als publieke investeerder is opgetreden, wiens gedrag zou moeten worden vergeleken met dat van een particuliere investeerder die zijn kapitaal belegt om daaruit een rendement te halen, maar als een publieke schuldeiser die, net als een particuliere schuldeiser, de hem verschuldigde bedragen tracht te verhalen.

(7) De rente die normaliter bij dergelijke schuldvorderingen wordt berekend, is bestemd ter vergoeding van de schade die de schuldeiser lijdt doordat de debiteur zijn schuld te laat betaalt; het gaat dus om vertragingsrente. Ingeval het tarief van de vertragingsrente bij schulden jegens een publieke schuldeiser verschilt van dat bij schulden jegens een particuliere schuldeiser, moet dit laatste tarief worden toegepast, indien het hoger is dan het eerste.

(8) Op basis van de bovenstaande argumenten verklaarde het Hof Beschikking 97/21/EGKS, EG nietig voorzover daarin de ten gunste van Tubacex genomen maatregelen onverenigbaar met het EG-Verdrag werden verklaard. (Aangezien de beschikking, wat de onverenigbaarheid van de maatregelen met de staalsteuncode betreft (in de mate dat deze maatregelen ook ten goede kwamen aan Acería de Álava), niet was betwist, verklaarde het Hof dat gedeelte van de beschikking niet nietig).

II. Procedure

(9) Na onderzoek van het arrest van het Hof besloot de Commissie de procedure die de nietig verklaarde beschikking was voorafgegaan, (opnieuw) in te leiden.

(10) De Commissie stelde de Spaanse regering bij schrijven van 16 februari 2000 (SG(2000) D/101515) in kennis van haar beslissing.

(11) Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(7). De Commissie nodigde de belanghebbenden uit hun opmerkingen te maken betreffende de nieuwe analyse van de maatregelen in het licht van het arrest van het Hof en, vervolgens, over de voorgenomen gedeeltelijke herroeping van haar Beschikking 97/21/EGKS, EG.

III. Opmerkingen van belanghebbenden

(12) Er werden geen opmerkingen ontvangen van de belanghebbenden.

IV. Opmerkingen van Spanje

(13) Bij schrijven van 20 maart 2000 antwoordde de Spaanse regering op de brief van de Commissie betreffende de inleiding van de procedure. De belangrijkste punten luidden als volgt.

(14) De Spaanse autoriteiten waren het niet eens met de beslissing van de Commissie om de formele onderzoeksprocedure in te leiden omdat de onderzoeksprocedure naar hun mening niet nodig was om de voorgenomen gedeeltelijke herroeping van Beschikking 97/21/EGKS, EG uit te voeren.

(15) Wat de herschikkingsovereenkomsten tussen de ondernemingen en de sociale zekerheid betreft, waren de Spaanse autoriteiten het niet eens met het standpunt van de Commissie dat "het waarschijnlijk [lijkt] dat, in geval van buitengerechtelijke regelingen die betrekking hebben op de herschikking van bestaande schulden of daarvoor gevolgen hebben, het logische gedrag van de schuldeiser erin zou bestaan dat hij tracht van de debiteur op de achterstallige bedragen een hogere rente dan de wettelijke rente te verkrijgen, dit als compensatie voor het feit dat hij afziet van gerechtelijke stappen om de schuld te verhalen." Integendeel, zij beweerden dat, wegens de financiële situatie van de onderneming alsmede de kosten, vertragingen en onzekerheden die gepaard gaan met wettelijke procedures, buitengerechtelijke regelingen er vaak zouden toe leiden dat een rentevoet wordt overeengekomen die lager is dan de wettelijke rentevoet.

(16) Bijgevolg herhaalden de Spaanse autoriteiten hun argument dat het toekennen van uitstel van betaling met toepassing van de wettelijke rentevoeten de belangen van de sociale zekerheid beschermt, wat het innen van haar schuldvorderingen betreft, beter dan gelijk welke andere maatregelen die een particuliere crediteur genomen zou kunnen hebben.

(17) Bovendien herinnerde de Spaanse regering eraan dat, terwijl een particuliere crediteur gelijk welke rentevoet met de debiteur kan overeenkomen, de autoriteiten van de sociale zekerheid gebonden zijn aan artikel 20 van de algemene wet op de sociale zekerheid(8) waarin is vastgesteld dat het wettelijke rentetarief moet worden toegepast op overeenkomsten voor de herschikking van schulden.

(18) De Commissie merkte in de beschikking tot inleiding van de procedure op dat de vergelijking tussen de voorwaarden van de in oktober 1993 gesloten overeenkomst met de particuliere schuldeisers en de voorwaarden van de schuldenherschikkingsovereenkomst met de sociale zekerheid misschien geen correcte toepassing van het door het Hof omschreven criterium van de "particuliere schuldeiser" vormt. In dit verband verklaarden de Spaanse autoriteiten dat, gezien de wettelijke beperkingen van openbare instellingen, de omstandigheden van publieke schuldeisers inderdaad niet gelijk kunnen zijn aan die van particuliere schuldeisers. Zij benadrukten echter dat, ondanks de verschillende omstandigheden, de overeenkomsten tussen de sociale zekerheid/Fogasa en de ondernemingen niet gunstiger waren dan die welke met particuliere schuldeisers waren gesloten; zij zouden integendeel veel minder gunstig zijn.

(19) Ten slotte herhaalden de Spaanse autoriteiten hun standpunten die zij hadden uiteengezet in de procedure die leidde tot Beschikking 97/21/EGKS, EG en in hun aan het Hof gerichte opmerkingen.

V. Beoordeling

(20) Er zij aan herinnerd dat, hoewel het Hof van Justitie alleen de gedeelten van Beschikking 97/21/EGKS, EG betreffende de aan Tubacex verleende maatregelen vernietigd heeft, de Commissie van mening is dat de analyse van het Hof van de aan Tubacex verleende maatregelen met betrekking tot artikel 87, lid l, van het EG-Verdrag evenzeer betrekking heeft op het EGKS-gedeelte van Beschikking 97/21/EGKS, EG wat de aan Acería de Álava verleende maatregelen betreft. Om de rechten van Spanje en alle andere belanghebbenden te vrijwaren verklaarde de Commissie derhalve bij de (nieuwe) inleiding van de onderzoeksprocedure dat zij dat gedeelte van de vorige beschikking opnieuw zou onderzoeken om dit gedeeltelijk in te trekken en op basis van deze nieuwe beoordeling een nieuwe beschikking vast te stellen. De in het kader van de procedure ontvangen opmerkingen bevestigen dat dit een geschikte aanpak was.

(21) De Commissie moet nagaan of enige van de elementen die als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt werden beschouwd, zoals uiteengezet in artikel 1 van Beschikking 97/21/EGKS, EG, al dan niet staatssteun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 4, onder c), van het EGKS-Verdrag. Indien het bestaan van dergelijke steun zou worden vastgesteld, zou de Commissie vervolgens moeten nagaan of die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

(22) Ten eerste dient te worden opgemerkt dat de ondernemingen reeds wettelijk verplicht waren de door Fogasa voorgeschoten lonen terug te betalen en hun schulden met betrekking tot de socialezekerheidsbijdragen te betalen. De betrokken overeenkomsten creëerden derhalve geen nieuwe schuld van de ondernemingen ten aanzien van de openbare autoriteiten. Met betrekking tot de terugbetalingsovereenkomsten met Fogasa en de herschikkingsovereenkomsten met het socialezekerheidsfonds handelde de staat derhalve niet als een publieke investeerder wiens gedragingen moeten vergeleken worden met die van een particuliere investeerder die kapitaal verstrekt om daaruit een rendement te verkrijgen, maar als een publieke schuldeiser die, net zoals een particuliere schuldeiser, de aan hem verschuldigde bedragen mag proberen terug te vorderen. Derhalve moet de Commissie bij de beoordeling van de betwiste staatssteun de standaardrentevoet die werd toegepast op de schulden jegens de publieke schuldeiser vergelijken met de rentevoet voor schulden jegens particuliere schuldeisers in soortgelijke omstandigheden.

(23) Er zij evenwel op gewezen dat het wegens de bijzondere omstandigheden van debiteuren en schuldeisers moeilijk kan zijn om een gemeenschappelijk gedrag vast te stellen dat van toepassing is op alle particuliere schuldeisers die de aan hen verschuldigde bedragen terugeisen. Derhalve moet de Commissie haar beoordeling baseren op een analyse van het gedrag van particuliere schuldeisers per geval.

(24) In casu hielden de verschillende overeenkomsten tussen Fogasa en de ondernemingen en tussen de sociale zekerheid en de ondernemingen geen gullere behandeling voor de ondernemingen in dan die welke was vastgesteld in de in oktober 1993 bereikte overeenkomst met de particuliere schuldeisers.

(25) De omstandigheden van die particuliere schuldeisers waren evenwel niet dezelfde als die van de publieke schuldeisers wegens hun status, de verschafte zekerheden enz. De Commissie meent derhalve dat een dergelijke vergelijking in dit bijzondere geval geen juiste toepassing vormt van het criterium van de "particuliere schuldeiser", zoals omschreven door het Hof, hetgeen, zoals het naderhand benadrukte in zijn arrest van 29 juni 1999 in de zaak DMT (C-256/97)(9), veronderstelt dat het gedrag van de desbetreffende publieke schuldeiser moet worden vergeleken met dat van een fictieve particuliere schuldeiser die zich, voorzover mogelijk, in dezelfde situatie bevindt.

(26) De Commissie merkt op dat in artikel 1108 van het Spaanse burgerlijk wetboek is bepaald dat de wettelijke rentevoet van toepassing is voor de compensatie van opgelopen schade wanneer de schuldenaar de terugbetaling vertraagt en er geen specifieke rentevoet was overeengekomen. Daarenboven bepaalt artikel 312 van het Spaanse wetboek van koophandel dat in het geval van een lening in geld en bij ontstentenis van enige specifieke overeenkomst tussen de partijen, de schuldenaar verplicht is de wettelijke waarde ("valor legal") van de schuld op het moment dat de terugbetaling wordt gedaan, te betalen. Derhalve zou de wettelijke rentevoet de hoogste rentevoet zijn die een particuliere schuldeiser verwacht te krijgen wanneer hij de schuld via wettelijke middelen verhaalt.

(27) Derhalve zou een particuliere schuldeiser van de schuldenaar geen rentevoet op achterstallige schulden verkrijgen die hoger is dan de wettelijke rentevoet als compensatie om ervan af te zien de schuld via wettelijke middelen terug te vorderen.

(28) Ten slotte dient te worden gewezen op de bijzondere omstandigheden van de ondernemingen op het tijdstip dat de herschikkingsovereenkomsten met Fogasa en de sociale zekerheid werden gesloten. Zij waren in ernstige financiële moeilijkheden geraakt, met als gevolg een opschorting van de terugbetaling van alle schulden en ernstige twijfels over hun toekomstig bestaan. Door niet tot executie over te gaan, wat de liquidatie van de onderneming had kunnen veroorzaken, hebben de publieke schuldeisers zich op zodanige wijze gedragen dat zij de beste vooruitzichten hadden om hun schulden te verhalen.

(29) In het licht van het bovenstaande kan de Commissie aanvaarden dat Spanje in dit bijzondere geval, door de herschikking van de schulden en de toepassing van de wettelijke interestvoet op de door de ondernemingen verschuldigde bedragen, heeft geprobeerd om de aan hem verschuldigde bedragen op de best mogelijke manier terug te krijgen zonder financieel verlies te lijden. Spanje heeft derhalve gehandeld als een fictieve particuliere schuldeiser, die zich in dezelfde positie ten aanzien van de ondernemingen zou hebben bevonden.

Conclusie

(30) In het licht van het bovenstaande leidt de nieuwe beoordeling van de vermeende steun die in het kader van Beschikking 97/21/EGKS, EG onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt werd geacht, tot de conclusie dat de terugbetalingsovereenkomsten tussen Fogasa en Tubacex en de schuldenherschikkingsovereenkomsten tussen de sociale zekerheid en Tubacex geen staatssteun vormen. De nieuwe beoordeling leidt tot dezelfde conclusies wat de overeenkomsten met Acería de Álava betreft.

(31) De Commissie is derhalve van oordeel dat zij Beschikking 97/21/EGKS, EG dienovereenkomstig moet wijzigen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 97/21/EGKS, EG wordt hierbij als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

De volgende maatregelen die Spanje heeft genomen ten aanzien van Compañía Española de Tubos por Extrusión (Tubacex) en haar staalproducerende dochteronderneming Acería de Álava vormen geen staatssteun:

a) de kredietovereenkomst die op 10 juli 1992 tussen het loongarantiefonds (Fogasa), Tubacex en Acería de Álava werd gesloten betreffende een totaalbedrag van 444327300 ESP als hoofdsom, gewijzigd bij de overeenkomsten van 8 februari 1993 en 16 februari 1994 (die betrekking hadden op een hoofdsom van 376194872 ESP, respectievelijk 372000000 ESP);

b) de leningovereenkomst die op 10 maart 1994 tussen Fogasa, Tubacex en Acería de Álava werd gesloten betreffende een totaalbedrag van 465727750 ESP als hoofdsom, gewijzigd bij de overeenkomst van 3 oktober 1994 betreffende een totaalbedrag van 469491521 ESP als hoofdsom;

c) de overeenkomst die op 25 maart 1994 tussen de sociale zekerheid en Acería de Álava werd gesloten met het oog op de herschikking van schulden ten belope van 274409604 ESP;

d) de overeenkomst die op 12 april 1994 tussen de sociale zekerheid en Tubacex werd gesloten met het oog op de herschikking van schulden ten belope van 1409957329 ESP."

2. Artikel 2 wordt herroepen.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 31 oktober 2000.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB L 338 van 28.12.1996, blz. 42.

(2) PB C 110 van 15.4.2000, blz. 12.

(3) PB L 8 van 11.1.1997, blz. 14.

(4) PB L 362 van 31.12.1991, blz. 57.

(5) PB C 282 van 26.10.1995, blz. 3.

(6) Jurisprudentie 1999, blz. I-2459.

(7) Zie voetnoot 2.

(8) OBE 154 van 20.6.1994, blz. 20658.

(9) Jurisprudentie 1999, blz. I-3913.