32001D0095

2001/95/EG: Beschikking van de Commissie van 20 september 2000 inzake de steunmaatregelen die Italië voornemens is uit te voeren krachtens artikel 14 van de wet van de regio Sardinië van 4 februari 1998 "Voorschriften voor de bespoediging van de besteding van de financiële middelen van het EOGFL-Oriëntatie en urgentiemaatregelen voor de landbouw" (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 2753)

Publicatieblad Nr. L 035 van 06/02/2001 blz. 0039 - 0051


Beschikking van de Commissie

van 20 september 2000

inzake de steunmaatregelen die Italië voornemens is uit te voeren krachtens artikel 14 van de wet van de regio Sardinië van 4 februari 1998 "Voorschriften voor de bespoediging van de besteding van de financiële middelen van het EOGFL-Oriëntatie en urgentiemaatregelen voor de landbouw"

(kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 2753)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(2001/95/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden te hebben verzocht om overeenkomstig bovengenoemd artikel hun opmerkingen in te dienen en gezien de ontvangen opmerkingen(1),

Overwegende hetgeen volgt:

I

Procedure

(1) Bij schrijven van 18 maart 1998 heeft Italië de Commissie in kennis gesteld van de steunmaatregelen die het voornemens was te treffen ingevolge de wet van 4 februari 1998 van de regio Sardinië (hierna genoemd "de regionale wet") "Voorschriften voor bespoediging van de besteding van de financiële middelen van het EOGFL-Oriëntatie en urgentiemaatregelen voor de landbouw". Bij brieven van 11 augustus 1998, 9 december 1998 en 4 maart 1999 heeft Italië nadere informatie aan de Commissie verstrekt.

(2) Bij brief SG (99) D/3464 van 17 mei 1999 heeft de Commissie Italië op de hoogte gesteld van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden tegen de steunmaatregelen waarvan sprake in artikel 14 van de regionale wet. In dezelfde brief heeft de Commissie meegedeeld dat zij kennis heeft genomen van de toezegging van de Italiaanse autoriteiten dat de artikelen 10, 11, 12, 13, 15, 17, 19 en 21 van de regionale wet geschrapt zullen worden en heeft zij Italië meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de maatregelen vermeld in de artikelen 6, 16, 18, 20, 22 en 23.

(3) Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(2). De Commissie heeft alle belanghebbenden verzocht hun opmerkingen ten aanzien van de voornoemde steun in te dienen.

(4) De Commissie heeft geen opmerkingen van belanghebbende derden ontvangen. Italië heeft opmerkingen ingediend bij brief van 22 juni 1999.

II

Beschrijving van de steunregeling

(5) Ingevolge artikel 14 is de regionale overheid bevoegd om, tot maximaal 100 % van het schadebedrag, rechtstreekse steun te verlenen als compensatie voor de verliezen die in voorgaande jaren zijn geleden als gevolg van ongunstige weersomstandigheden, dierziekten of plantenziekten. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat deze steun ook mag worden uitgekeerd als aanvulling op steun die eerder in verband met deze feiten is verleend. Als er onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn, wordt prioriteit gegeven aan bedrijven die consolidatieleningen - dat wil zeggen leningen om vervallen termijnen en achterstallige rente, die vanwege productieverliezen door calamiteiten niet zijn betaald - hebben afgesloten of op het punt staan af te sluiten.

(6) In de brieven van de Italiaanse autoriteiten wordt toegelicht dat de maatregel ten doel heeft de schade te vergoeden die veroorzaakt is bij 24 gevallen van meteorologische catastrofes die zich sinds 1988 op Sardinië hebben voorgedaan en die zijn opgesomd in onderstaande tabel, alsmede de schade veroorzaakt door dierziekten in de periode tussen 1990 en 1997. Ten aanzien van alle geleden verliezen wordt door de Italiaanse autoriteiten benadrukt dat de aanvragen voor schadevergoeding voldoen aan de voorwaarden die normaliter door de Commissie voor dit soort steun worden toegepast en dat deze aanvragen destijds vergezeld van de vereiste documentatie zijn ingediend, maar dat het niet mogelijk was de steun uit te keren vanwege begrotingstekorten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(7) Hoewel noch in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag, noch in de normaal door de Commissie gevolgde praxis terzake van steun voor compensatie van met natuurrampen gelijk te stellen ongunstige weersomstandigheden precieze tijdslimieten zijn vastgesteld voor het betalen van de steun, is de Commissie er in haar besluit tot inleiding van de procedure van uitgegaan dat de genoemde bepalingen impliceren dat de steun binnen een redelijke termijn na de betrokken gebeurtenis moet worden uitgekeerd. Als de steun wordt uitgekeerd een aantal jaren nadat de betrokken gebeurtenis heeft plaatsgevonden (in het onderhavige geval tot tien jaar), brengt dat, naar het oordeel van de Commissie, een concreet risico mee voor vervalsing van de concurrentievoorwaarden. In die gevallen waarin de betrokken producenten erin zijn geslaagd de verliezen van het schadefeit op te vangen, heeft een schadevergoeding na zoveel jaren dezelfde economische gevolgen als steun voor de bedrijfsvoering. In die gevallen daarentegen waarin de door het schadefeit geleden verliezen niet konden worden opgevangen en de financiële problemen voortduren, moet er naar het oordeel van de Commissie voor worden gewaakt dat de steunregeling niet leidt tot ontduiking van de strenge voorwaarden die zijn vastgesteld in de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(3). In dit verband heeft de Commissie geconstateerd dat indien, in het onderhavige geval, de beschikbare financiële middelen niet toereikend zijn om alle schade te vergoeden, de prioriteit niet wordt gegeven aan de meest getroffen bedrijven, maar aan de bedrijven die leningen moeten afbetalen. Volgens de Commissie kan men zich bij een dergelijke bepaling op zijn minst afvragen of de voorgestelde maatregel in wezen niet bedoeld is om producenten te steunen die in financiële moeilijkheden verkeren.

(8) Bovendien staat de Commissie rechtstreekse steun ter vergoeding van de schade die veehouders ten gevolge van dierziekten hebben geleden, normaliter slechts toe als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Daarbij gaat het met name om het bestaan van communautaire of nationale bepalingen op grond waarvan de bevoegde instanties passende maatregelen ter bestrijding van de ziekte in kwestie kunnen nemen of maatregelen tot uitroeiing van de ziekte, in het bijzonder verplichte maatregelen die recht geven op schadevergoeding, of, in een eerste fase, een controle- en alarmsysteem kunnen invoeren. Dit brengt mee dat alleen steunmaatregelen kunnen worden genomen voor besmettelijke ziekten die algemeen consequenties hebben en niet voor gevallen waarvoor de landbouwers redelijkerwijs individueel hun verantwoordelijkheid moeten nemen. In haar besluit om de procedure in te leiden, heeft de Commissie gesteld dat de Italiaanse autoriteiten niet de informatie hebben verstrekt die nodig is om te kunnen toetsen of de bedoelde voorwaarden nageleefd zijn.

(9) De Commissie heeft besloten geen bezwaar te maken tegen de toepassing van artikel 14 op grond waarvan verliezen worden gecompenseerd die door de producenten van consumptietomaten in de jaren 1994/1995, 1995/1996 en 1996/1997 zijn geleden ten gevolge van het "Tomato yellow leaf-curl virus", aangezien voor deze steun een uitzondering kan worden gemaakt op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag. Gezien het brede toepassingsgebied van artikel 14 van de regionale wet heeft de Commissie er echter nadrukkelijk op gewezen dat eventuele andere steunmaatregelen voor compensatie van verliezen als gevolg van plantenziekten afzonderlijk moeten worden aangemeld overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

III

Commentaar van Italië

(10) De Italiaanse autoriteiten hebben bij brief van 22 juni hun opmerkingen ingediend en deze later aangevuld in een brief van 15 juni 2000.

(11) In de brief van 22 juni 1999 nemen de Italiaanse autoriteiten met voldoening kennis van het besluit van de Commissie om geen bezwaar te maken tegen de steun voor schade door plantenziekten en delen zij mee het voorstel inzake de steun voor schade ten gevolge van dierziekten in te trekken. Ten aanzien van de vergoeding van schade in verband met ongunstige weersomstandigheden hebben de Italiaanse autoriteiten de volgende opmerkingen geformuleerd.

(12) De voorgestelde bijdrage is een aanvulling op de steun die eerder voor schadefeiten werd verleend en is niet groter dan de werkelijk door de landbouwers geleden financiële schade. De steunmaatregelen zijn in overeenstemming met de regels die zijn vastgesteld door de Commissie(4) en die voorzien in uitkering van maximaal 100 % van de geleden schade. De steunregeling is bovendien ook in overeenstemming met artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag die, behoudens een impliciete beperking ten aanzien van de omvang van de schade, geen beperkingen van welke aard dan ook inhoudt. Aangezien dit een Verdragsbepaling is, zij erop gewezen dat deze dezelfde waarde heeft als een grondwetsbepaling in het nationale rechtsstelsel en derhalve, in de hiërarchie van de bronnen van het recht, een hogere waarde. Volgens de regio Sardinië vloeit hieruit voort dat de communautaire wetgeving een lidstaat niet mag belemmeren te handelen in de geest van artikel 87, lid 2, onder b), aangezien de steunregeling die bedoeld is om maximaal 100 % van schade door natuurrampen en uitzonderlijke gebeurtenissen te vergoeden, verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

(13) Noch artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag, noch de tot nu toe gevolgde praktijk van de Commissie omvatten uiterste termijnen voor de betaling van steun ter vergoeding van schade veroorzaakt door uitzonderlijke weersomstandigheden. De Italiaanse autoriteiten zijn van mening dat een dergelijke beperking in elk geval vooraf moet worden vastgesteld, zodat voor alle lidstaten eenzelfde regel geldt en voor allen rechtszekerheid bestaat. Bovendien is het door de Commissie voorgestelde begrip "redelijke termijn" subjectief: het creëert derhalve geen situaties met juridische zekerheid, werkt ongelijke behandeling in de hand en houdt een concreet risico in dat de lidstaten uiteenlopend reageren. Dit blijkt al uit het feit dat de Commissie in dezelfde brief in het gedeelte terzake van de "schadevergoeding voor plantenziekten" verklaart dat zij de tijd die is verstreken tussen het ontstaan van de schade en de betaling van de schade "niet onredelijk" acht. De schade is ontstaan in de jaren 1994/1995, 1995/1996 en 1996/1997. De Commissie heeft derhalve een maatregel "redelijk" geacht voor schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich al hebben voorgedaan in 1994. Uiteraard zijn de Italiaanse autoriteiten het eens met het standpunt van de Commissie inzake de vergoeding van de schade veroorzaakt door het "Tomato yellow leaf-curl virus". De regio Sardinië had echter, logischerwijze en tevens uit het oogpunt van gelijke behandeling, verwacht dat de aanvullende steun voor de calamiteiten vanaf 1994 goedgekeurd zou worden.

(14) De Italiaanse autoriteiten merken tevens op dat artikel 15 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag(5) bepaalt dat de Commissie onwettige steun slechts kan terugvorderen tot maximaal tien jaar, anders gezegd haar recht terzake verjaart na tien jaar. Als men dus van mening is dat landbouwbedrijven met terugwerkende kracht van tien jaar de consequenties moeten ondervinden van onwettige steunverlening, is het niet duidelijk waarom zij niet voor eenzelfde periode de positieve effecten mogen genieten van steunregelingen die verenigbaar zijn met het Verdrag. De regionale overheid is derhalve van mening dat, op grond van de overwegingen van de Commissie zelf, een periode voor compensatie met terugwerkende kracht van tien jaar redelijk moet worden geacht en dat in elk geval niet kan worden ontkend dat een compensatieperiode lopend vanaf 1994 redelijk is.

(15) Ten aanzien van de bezorgdheid van de Commissie over de effecten van steun die een groot aantal jaren na het schadefeit wordt uitgekeerd, zijn de Italiaanse autoriteiten van mening dat de door de Commissie aangevoerde argumenten uitkering van steun in verband met natuurrampen vrijwel onmogelijk zouden maken en artikel 87, lid 2, onder b), volledig zouden ontkrachten. Het betrokken dilemma bestaat immers al vanaf het landbouwjaar volgende op het jaar waarin de gebeurtenis heeft plaatsgevonden, dat wil zeggen wanneer moet worden bepaald of de verliezen zijn opgevangen of niet. In geen van de twee gevallen zou dan echter steun voor natuurrampen kunnen worden geboden, aangezien het of steun voor de bedrijfsvoering of steun voor bedrijven in moeilijkheden zou zijn. Wat de praktische toepassing betreft, wijzen de Italiaanse autoriteiten er bovendien op dat aanvaarding van de stelling van de Commissie de uitvoering van artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag in ernstige mate zou belemmeren en zou leiden tot een onhoudbare bureaucratisering van de maatregel. Tenzij de steun al wordt uitgekeerd in het landbouwjaar van het schadefeit, zou het immers steeds nodig zijn diepgaand onderzoek te verrichten, teneinde te verifiëren of de verliezen zijn opgevangen of niet.

(16) De Italiaanse autoriteiten merken tevens op dat de steun in verband met ongunstige weersomstandigheden doorgaans geruime tijd na het schadefeit wordt uitgekeerd. Immers, onmiddellijk na dat feit, dat zich overigens over enige tijd kan uitstrekken, schatten de landbouwtechnici van de "Ente Regionale di assistenza" (regionale steunorganisatie, Ersat) het schadepercentage in het getroffen geografische gebied en bepalen zij het percentage van de verliezen die de producenten hebben geleden ten opzichte van de bruto verkoopbare productie, die wordt berekend op grond van het normale productieniveau in de laatste drie jaar. De technische medewerkers maken vervolgens een rapport op dat ter beoordeling naar het Assessoraat voor de Landbouw wordt verzonden. Wanneer men vindt dat er sprake is van de door de wet vastgestelde omstandigheden op grond waarvan het schadefeit als uitzonderlijk mag worden aangemerkt, verzoekt het Assessoraat het bestuur van de regio om uiterlijk 60 dagen na de gebeurtenis een besluit te nemen waarin ook de steunmaatregelen worden opgenomen. Het besluit wordt vervolgens aan het ministerie van Landbouw gezonden dat, indien het voorstel aanvaardbaar wordt geacht, een speciale beschikking uitvaardigt die in de "Gazzetta ufficiale della Republicca italiana" (het Italiaanse staatsblad) moet worden bekendgemaakt. Het Assessoraat voor de Landbouw vaardigt vervolgens een ander besluit uit waarin de groep begunstigden wordt gedefinieerd, het type steunverlening wordt bepaald en de termijn voor de indiening van de aanvragen wordt vermeld, die doorgaans wordt vastgesteld op 60 dagen na de datum van de bekendmaking van het besluit in het "Bolletino ufficiale della Regione" (Officiële bulletin van de regio). Na het verstrijken van de termijnen voor de indiening van de aanvragen, worden alle aanvragen individueel beoordeeld, teneinde te bepalen of is voldaan aan de subjectieve en objectieve voorwaarden voor de toekenning van de steun en om de omvang daarvan vast te stellen. De afdelingen die zich bezig houden met de afwikkeling van de aanvragen, hebben weinig personeel en zijn vaak ook belast met andere landbouwmaatregelen. Wanneer het aantal aanvragen hoog is (voor grootschalige natuurrampen kan het aantal tot vele duizenden oplopen), kunnen de afdelingen jarenlang bezig zijn met het bepalen van de totale omvang daarvan. Bovendien komt het vaak voor dat natuurrampen elkaar overlappen, dat er vertragingen optreden in de beschikbaarstelling van de kredieten of de toekenning van overheidsmiddelen en dat de bijgevoegde documentatie niet compleet is. De uitkering van de steun kan derhalve jaren in beslag nemen.

(17) De Italiaanse autoriteiten concluderen dat, afgezien van mogelijke twijfels of sprake is van steun voor de bedrijfsvoering en steun aan ondernemingen in moeilijkheden, het in het onderhavige geval zonder meer een feit is dat de ondernemingen schade hebben geleden en dat deze schade nooit volledig is vergoed.

(18) Volgens de Italiaanse autoriteiten moet het door de Commissie gevreesde risico van concurrentievervalsing worden beoordeeld in het licht van het hierboven genoemde feit. Na een schadefeit bevinden de niet-getroffen bedrijven zich objectief gezien in een gunstiger situatie en verbetert hun concurrentiepositie. Aan deze onvrijwillige concurrentievervalsing wordt een einde gemaakt als en wanneer de geleden schade volledig wordt vergoed. Wanneer de schade niet onmiddellijk wordt vergoed, is de concurrentiepositie van de niet-getroffen bedrijven gedurende de gehele betrokken periode beter dan in de uitgangssituatie. Wanneer de schade gedeeltelijk wordt vergoed, behouden de niet-getroffen bedrijven hun voordeel, zij het slechts gedeeltelijk. Volgens de Italiaanse autoriteiten kan een late uitkering van steun, zelfs als dat jaren na het schadefeit gebeurt, niet anders worden gezien dan als een vertraagd herstel van het evenwicht van de uitgangssituatie die wijzigingen heeft ondergaan. Als de mededingingsvoorwaarden in genoemde periode gewijzigd zijn, is dit uitsluitend ten nadele van de door de natuurramp getroffen bedrijven geweest. Als de schadevergoeding die wordt voorgesteld in de wet waarover het hier gaat, wordt afgewezen komt dat neer op consolidatie van onrechtmatig verkregen voordelen. Er kan zeker een tijdslimiet worden vastgesteld; zoals eerder is opgemerkt, achten de Italiaanse autoriteiten een periode van tien jaar redelijk.

(19) De Italiaanse autoriteiten stellen bovendien dat de schadevergoeding als bedoeld in artikel 87, lid 2, onder b), gezien de aard daarvan, volstrekt losstaat van de economische en financiële situatie van de agrarische ondernemers. Het betreft namelijk een schadevergoeding waarop alleen recht ontstaat vanwege het schadefeit. Datzelfde criterium moet dus ook gelden voor aanvullende steun, zoals die waarvan sprake in het wetsvoorstel. Volgens de Italiaanse autoriteiten wordt met dit argument ook geantwoord op de opmerkingen van de Commissie over de prioriteit voor ondernemers die consolidatieleningen tegen een normale rente zijn aangegaan op het moment dat de kredieten niet toereikend waren. Het probleem is tweeledig: vanuit operationeel standpunt beschouwd bestaat er geen twijfel dat, aangezien het om duizenden aanvragen kan gaan, sommige het eerst worden behandeld en sommige pas jaren later, afhankelijk van de werkdruk van het personeel, de tijd die nodig is voor het onderzoek van de aanvragen en de volledigheid van het verstrekte bewijsmateriaal. Wat de noodzakelijke financiële middelen betreft, zij erop gewezen dat de kredieten van de regionale overheid voor de steunregeling op het betrokken tijdstip niet bekend zijn. Gezien de situatie van de overheidsfinanciën, is het evenwel te verwachten dat de beschikbaarstelling van kredieten over meerdere perioden wordt gespreid. Het is niet moeilijk te begrijpen dat wanneer er deelkredieten voor de steunmaatregel beschikbaar worden gesteld, de uitkering van de steun wordt stopgezet op het moment dat het eerste deelkrediet opgebruikt is.

(20) De Italiaanse autoriteiten wijzen er tevens op dat de betrokken nationale wet hoe dan ook een grote groep ondernemingen uitsluit van een schadevergoeding wegens buitengewoon slechte weersomstandigheden. Immers de drempel voor zo'n vergoeding is in Italië vastgesteld op een schade van 35 % van de verkoopbare bruto jaarproductie, anders gezegd van de normale productie. Aan deze voorwaarde moet in de eerste plaats gemiddeld zijn voldaan voor het betrokken geografische gebied: dit betekent dat er bedrijven kunnen zijn die aanzienlijke schade hebben geleden, maar niet voor schadevergoeding in aanmerking komen, omdat de schade in het gebied gemiddeld lager is dan 35 %. In de tweede plaats kan het voorkomen dat bedrijven, hoewel ze in het betrokken gebied gevestigd zijn, schade aan sommige gewassen hebben, zonder dat het verlies echter 35 % van de normale bedrijfsproductie bedraagt omdat op het bedrijf meerdere gewassen worden geteeld. Op de derde plaats zijn de uitkeringen altijd gedeeltelijke uitkeringen, zowel in het geval van schade aan productiemiddelen (de hoogte van de uitkering is dan 50 % of 100 %) als in het geval van schade aan de productie waarin ze in de meeste gevallen niet hoger zijn dan het geringe bedrag van 3 miljoen ITL. Derhalve blijft een deel van de schade, soms heel aanzienlijk, ten laste van de bedrijven.

(21) Gezien het voorgaande is besloten prioriteit te geven aan ondernemers die met leningen tegen normale rente deelnemen aan maatregelen voor consolidatie van hun bedrijf. Dit is een reactie op het feit dat Sardinië herhaaldelijk wordt getroffen door ongunstige weersomstandigheden en natuurrampen. Men is ervan uitgegaan dat een van de mogelijke oplossingen voor bedrijven die herhaaldelijk getroffen worden door natuurrampen en te maken hebben met late en gedeeltelijke schadeloosstellingen, bestaat in het gebruik van financiering op middellange termijn waarbij de jaarrekening van de bedrijven wordt verbeterd via met het Verdrag verenigbare lasten. Dat buitengewoon ongunstige weersomstandigheden niet een excuus voor de steunverlening zijn, bewijst de eeuwenlange geschiedenis van Sardinië waarin droogteperiodes met de duur van een seizoen of zelfs van een heel jaar periodiek voorkomen, met de daarmee samenhangende armoede. Bovendien heeft Sardinië, afgezien nog van lokale natuurrampen, ten gevolge van de geringe regenval of in elk geval door het onregelmatige karakter daarvan, al jarenlang een achterstandspositie ten opzichte van andere regio's van het Italiaanse schiereiland en Noord- en Midden-Europa. Consolidatiemaatregelen moeten derhalve worden gezien als een bewijs van de moeilijkheden die het gevolg zijn van herhaaldelijk voorkomende ongunstige weersomstandigheden. De Italiaanse autoriteiten concluderen daarom dat de kwestie van de prioriteit niet van betekenis is voor deze zaak. Er zijn twee mogelijkheden: ofwel de voorgestelde maatregel is verenigbaar met het Verdrag en dan valt niet te begrijpen waarom er geen prioriteiten zouden mogen zijn, of de maatregel is niet verenigbaar met het Verdrag en in dat geval zijn prioriteiten uitgesloten.

(22) De Italiaanse autoriteiten lichten tevens toe waarom het niet mogelijk was ten minste een deel van de verschuldigde aanvulling in de jaren direct na het schadefeit te betalen. Zij wijzen er in de eerste plaats op dat de wetsbepalingen inzake natuurrampen van de vigerende Italiaanse wetgeving veel strenger zijn dan die van de communautaire wetgeving, zowel wat betreft de drempels voor het recht op een uitkering als de maximumuitkering voor gewasschade, die in het merendeel van de gevallen niet hoger is dan 3 miljoen ITL en wordt verhoogd tot 10 miljoen ITL wanneer het beschermde teelten betreft. De schade aan productiemiddelen wordt naar gelang van het geval vergoed met een bijdrage van 50 % of 80 % van de toegestane uitgaven voor herstel van de verloren gegane productiemiddelen. Deze grenzen zijn bij de droogte van 1994/1995 in Sardinië krachtens een speciale regionale wet verhoogd, maar uitsluitend voor bepaalde gewassen. De huidige wettelijke beperkingen moeten dus worden afgeschaft en dit kan uitsluitend gebeuren door middel van een wettelijke maatregel; dat is precies de steunmaatregel die is voorgesteld in artikel 14. Als de Commissie dit artikel niet goedkeurt, zullen, zoals in het verleden, de reeds toegewezen vergoedingen, niet uitgekeerd kunnen worden.

(23) Op de tweede plaats moet rekening worden gehouden met het feit dat de kredieten van de centrale overheid en van de regio's nooit toereikend zijn geweest voor de landbouwbedrijven in het algemeen en met name niet voor de kleine bedrijven, d.w.z. die welke recht zouden hebben gehad op de volle 3 miljoen ITL. Derhalve is men bij de uitkering voor schade aan gewassen niet uitgegaan van percentages van de verschuldigde vergoeding, maar van parameters die niettemin een deel van de geleden schade aangeven. Het is derhalve duidelijk, dat het niet mogelijk is om voor elk van de 24 maatregelen waarvoor de aanvullende vergoeding wordt voorgesteld, het reeds betaalde percentage van de verschuldigde vergoeding aan te geven.

(24) Concluderend verzoeken de Italiaanse autoriteiten de Commissie dus de aanvullende steun als bedoeld in artikel 14 goed te keuren, onverminderd de plicht van de regio Sardinië om de afzonderlijke dossiers opnieuw te onderzoeken en het verschil tussen het toegezegde bedrag en de geleden schade te bepalen.

(25) In hun brief van 15 juni 2000 stellen de Italiaanse autoriteiten voor de voorwaarden voor de steun te wijzigen en de steunverlening te beperken tot vergoeding van de productieverliezen in verband met de perioden van droogte in de jaren 1988/1989, 1989/1990 en 1994/1995 (schadefeiten nrs. 1, 2 en 21 van overweging 6). De Italiaanse autoriteiten zijn namelijk van mening dat op grond van de omvang en het verdere effect daarvan, deze schadefeiten voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in punt 11.1.2 van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector(6), die zij van toepassing achten voor het onderhavige dossier.

(26) Volgens de Italiaanse autoriteiten is er in heel Sardinië een droogte geweest die ernstige gevolgen heeft gehad voor de totale waarde van de landbouwproductie, met name voor de productie en de organisatie van de getroffen bedrijven. De herhaalde perioden van droogte hebben niet alleen de productiviteit van de winterteelt sterk verminderd, maar hebben ook moeilijkheden veroorzaakt voor de programmering van de teelt van geïrrigeerde gewassen, waarmee doorgaans betere resultaten in de handel worden geboekt. Italië voegt hier verder nog aan toe dat de perioden van droogte die Sardinië hebben getroffen, 1178 miljard ITL schade hebben veroorzaakt, waarvan slechts 433 miljard ITL is vergoed.

IV

Beoordeling

(27) Volgens artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. In het onderhavige geval is de Commissie van mening dat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 87, lid 1, is voldaan. De Commissie merkt tevens op dat de Italiaanse autoriteiten dit niet hebben tegengesproken.

(28) Artikel 14 van de regionale wet voorziet in het gebruik van staatsmiddelen om landbouwers van de regio Sardinië te vergoeden voor verliezen ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden. De steun wordt selectief verleend en wel uitsluitend aan landbouwers die verliezen hebben geleden van meer dan 35 % van de verkoopbare bruto landbouwproductie en bevoordeelt laatstgenoemde groep derhalve ten opzichte van landbouwers die niet in aanmerking komen voor de steunregeling. Bovendien vervalst deze regeling de concurrentie en heeft ze een nadelige invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten. De regeling is een kosteloos voordeel voor de begunstigde landbouwers ten opzichte van de anderen en versterkt hun handelspositie. Bovendien meent de Commissie, aangezien andersluidende informatie van de Italiaanse autoriteiten ontbreekt, te mogen veronderstellen dat ten minste een aantal van deze landbouwers actief is in sectoren met een omvangrijk intracommunautair handelsverkeer. In 1996 bedroeg de invoer in Italië van levensmiddelen op basis van landbouwproducten 28734 miljard ITL, terwijl de Italiaanse uitvoer van dergelijke producten naar andere lidstaten 17821 miljard ITL beliep(7).

(29) Er bestaan echter uitzonderingen op het verbod van artikel 87, lid 1, op steunmaatregelen van de staten. In antwoord op de brief van de Commissie van 17 mei 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten verklaard dat zij menen dat hun steunmaatregel valt onder de werkingssfeer van de uitzondering als bedoeld in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag. Daarom lijkt het dienstig de beoordeling van de maatregel te beginnen met bespreking van dit argument.

(30) Krachtens artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag zijn steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(31) Artikel 87, lid 2, onder b), moet, als uitzondering op het in artikel 87, lid 1, van het in het Verdrag vastgestelde algemene verbod op overheidssteun, in restrictieve zin worden geïnterpreteerd. Ongunstige weersomstandigheden zoals hagel, vorst, ijs, droogte, regen en wind zijn niet per se natuurrampen in de zin van artikel 87, lid 2, onder b). Op basis van de uitgangspunten vastgesteld in werkdocument VI/5934/86 van de diensten van de Commissie, dat in de opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten wordt geciteerd, is het echter vaste praktijk bij de Commissie om voor de agrarische sector ongunstige weersomstandigheden als bovengenoemde gelijk te stellen met natuurrampen als de door de begunstigde geleden verliezen een zekere omvang bereiken. De Commissie heeft bijvoorbeeld toestemming gegeven voor de uitkering van steun ingevolge artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag, als tegemoetkoming in schade ten gevolge van meteorologische rampen zoals hagel, vorst, ijs, droogte, regen en wind, als de verliezen voor de begunstigde gelijk zijn aan of hoger zijn dan 30 % van de normale jaarproductie in gewone regio's (en 20 % daarvan in de zogenaamde probleemgebieden); onder normale jaarproductie wordt verstaan de gemiddelde productie over de laatste drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin het schadefeit heeft plaatsgevonden. In het geval van verlies van productiviteit van productiemiddelen moet de schade als gevolg daarvan hoger zijn dan 10 % in het eerste jaar en moet de totale schade over een tijdsbestek van verschillende jaren hoger zijn dan 30 %, respectievelijk 20 % van de normale jaarproductie. Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan de door de afzonderlijke bedrijven geleden schade. Deze praktijk is recentelijk bevestigd in de nieuwe richtsnoeren van de Commissie voor staatssteun in de landbouwsector(8).

(32) In eerste instantie hadden de Italiaanse autoriteiten bevestigd dat artikel 14 van de regionale wet betrekking had op steun voor compensatie van de schade ten gevolge van de 24 gevallen van ongunstige weersomstandigheden (droogte, regen, wind, hagel en vorst) die zich tussen 1989 en 1996 op Sardinië hebben voorgedaan. In tweede instantie hebben zij voorgesteld de steunmaatregel te beperken tot drie gevallen van ongunstige weersomstandigheden (droogte) tussen 1989 en 1995. Bovendien benadrukken de Italiaanse autoriteiten dat de steun slechts wordt toegekend als de schade in het getroffen geografische gebied minstens 35 % bedraagt en de verliezen van de individuele producenten minstens 35 % bedragen van hun verkoopbare bruto jaarproductie, waaronder wordt verstaan de totale jaarproductie die te koop kan worden aangeboden volgens het normale productieniveau in de laatste drie jaar. Dit percentage is hoger dan de door de Commissie vastgestelde minimumniveaus (20 % voor de probleemgebieden en 30 % voor de overige gebieden). Bovendien zal uitsluitend de ten tijde van de natuurramp vastgestelde bijdrage worden uitbetaald, exclusief rente.

(33) Bijgevolg heeft de Commissie in haar brief van 17 mei 1999 waarbij de procedure ingevolge artikel 88, lid 2, van het Verdrag wordt ingeleid, geoordeeld dat elk van de 24 in overweging 6 genoemde gevallen van ongunstige weersomstandigheden voldeed aan de criteria die eerder door haar werden toegepast bij de beoordeling van de steun voor compensatie van de verliezen ten gevolge van natuurrampen als bedoeld in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag. De Commissie heeft derhalve besloten geen bezwaar te maken tegen de steun die in het verleden is verleend op grond van de wetsbesluiten die zijn vermeld in de tweede kolom van de tabel in overweging 6.

(34) Artikel 14 van de regionale wet voorziet in de betaling van aanvullende steun aan landbouwers die reeds een uitkering in het kader van vroegere regionale wetten ontvangen hebben. De Italiaanse autoriteiten hebben (op een door de Commissie als geldig erkende wijze) verzekerd dat het totale bedrag van de steun die in het kader van de vroegere regionale wetten is betaald en van artikel 14 zal worden betaald, niet hoger zal zijn dan het totale bedrag van de werkelijk door de landbouwers geleden schade, zoals die ten tijde van het schadefeit is vastgesteld door de functionarissen van de regionale overheid.

(35) De Commissie heeft het evenwel toch nodig geacht de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in te leiden in verband met twijfels naar aanleiding van de tijd (tot tien jaar) die sinds de betrokken gevallen van ongunstige weersomstandigheden verstreken is en de gevolgen die betaling van schadevergoeding na een dergelijke termijn heeft voor de mededingingsvoorwaarden in de betrokken sectoren.

(36) Volgens de opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten zou de Commissie geen rekening moeten houden met de periode die sinds de natuurramp verstreken is. Artikel 87, lid 2, onder b), bevat geen tijdslimiet voor de betaling van de steun. Wanneer eenmaal is geconstateerd dat de landbouwer verliezen heeft geleden die boven de minimumdrempel liggen, moet de steun kunnen worden uitbetaald ongeacht de tijd die sinds de gebeurtenis verstreken is. Door een tijdslimiet voor de uitkering van de steun vast te stellen, zou de Commissie trachten een extra voorwaarde op te leggen waarin niet is voorzien in het Verdrag.

(37) De Commissie acht deze stelling onjuist. Artikel 87, lid 2, onder b), bepaalt dat verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt "steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen". Hieruit volgt dus dat, voordat een steunmaatregel kan worden goedgekeurd, aan twee voorwaarden moet zijn voldaan: de eerste is dat de schade is ontstaan door een natuurramp; de tweede is dat de steun wordt uitgekeerd als tegemoetkoming in de schade die daardoor is ontstaan. De Commissie erkent dat in het onderhavige geval de landbouwers schade hebben geleden ten gevolge van de betrokken ongunstige weersomstandigheden en zij aanvaardt bovendien hetgeen wordt verklaard door de Italiaanse autoriteiten, die verzekeren dat de uit te keren steun niet groter zal zijn dan de schade. In de brief van 17 mei 1999 heeft de Commissie evenwel verklaard dat zij het nodig acht te toetsen of de steun werkelijk wordt betaald tot herstel van de schade die is veroorzaakt door natuurrampen. Ten aanzien hiervan heeft de Commissie twee factoren geconstateerd die tot twijfels hebben geleid: de tijd die sinds de gebeurtenissen verstreken is en het feit dat bij het verlenen van de steun de prioriteit gaat naar landbouwers met financiële problemen en niet naar degenen die de meeste schade hebben geleden. Door te wijzen op de tijd die sinds de betrokken gebeurtenissen verstreken is, probeert de Commissie dan ook niet om meer voorwaarden op te leggen dan die reeds in het Verdrag zijn vastgesteld. De Commissie bevestigt derhalve haar standpunt dat, wil de steun beschouwd kunnen worden als "herstel" voor de schade veroorzaakt door een buitengewone gebeurtenis, deze steun binnen een redelijke termijn na het betrokken schadefeit moet worden uitgekeerd, alle relevante factoren daarbij in aanmerking genomen.

(38) Italië is voorts van mening dat de verwijzing naar "een redelijke termijn" te vaag en subjectief is en aanleiding geeft tot rechtsonzekerheid. Eventuele tijdslimieten zouden van te voren en voor een welbepaalde periode moeten worden vastgesteld.

(39) De Commissie is van mening dat deze opmerkingen gebaseerd zijn op een verkeerde interpretatie van haar twijfels over de steunregeling. De Commissie maakt geen bezwaar tegen de uitkering van deze steun enkel en alleen vanwege het feit dat een bepaalde tijd sinds de natuurramp verstreken is. Dat al een aantal jaren verstreken is, is daarentegen juist een van verschillende factoren die de Commissie doen twijfelen of het doel van de aangemelde maatregel wel degelijk is om de schade ten gevolge van de natuurrampen te herstellen. Deze tijdfactor zou tegelijk met andere moeten worden beoordeeld in het licht van de specifieke omstandigheden van deze steunmaatregel om zo te bepalen of de steun valt onder de voorwaarden voor de uitzondering als bedoeld in artikel 87, lid 2, onder b).

(40) Juist daarom heeft de Commissie niet getracht een termijn vast te stellen die als redelijk kan worden beschouwd. In het kader van het permanente toezicht op de steunmaatregelen van de lidstaten heeft de Commissie in punt 11.1.2 van de nieuwe communautaire richtsnoeren voor staatsteun in de landbouwsector gepreciseerd dat zij, behoudens specifieke rechtvaardigingsgronden die bijvoorbeeld de aard en omvang van de gebeurtenis of het pas later of nog steeds optreden van de schade betreffen, haar goedkeuring zal onthouden aan steunvoornemens die meer dan drie jaar na de betrokken gebeurtenis worden aangemeld. In principe zijn deze richtsnoeren op 1 januari 2000 in werking getreden, maar vanwege de rechtszekerheid en teneinde het recht op verweer te waarborgen (de procedure ex artikel 88, lid 2, is ingeleid op grond van de eerdere praxis van de Commissie), acht de Commissie het niet dienstig deze richtsnoeren met terugwerkende kracht toe te passen voor het onderhavige geval.

(41) Italië stelt voor de tijdslimiet voor de uitkering van de steun vast te stellen op tien jaar, naar analogie van de limiet van tien jaar die geldt voor de terugvordering van onrechtmatig verstrekte steun, die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 659/1999. Italië is voorts van mening dat de Commissie niet coherent is, aangezien zij geen bezwaren heeft gemaakt tegen de steunverlening voor de schade die sinds het seizoen 1994/1995 is veroorzaakt door het "Tomato yellow leaf curl virus", terwijl enkele van de natuurrampen waarvan sprake in artikel 14 na die datum hebben plaatsgevonden. Volgens de opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten, zou de Commissie derhalve de betaling van de steun voor schadefeiten die in of na 1994 hebben plaatsgevonden, moeten toestaan.

(42) Ook in dit geval zijn de opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten gebaseerd op een verkeerde interpretatie van de twijfels die de Commissie over de betrokken maatregel heeft uitgesproken. In elk geval gaat volgens de Commissie de door de Italiaanse autoriteiten gesuggereerde analogie met de limiet van tien jaar voor de terugvordering van onrechtmatig verleende steun, die is vastgesteld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 659/1999, niet op. Zoals blijkt uit overweging 14 van de verordening, is de termijn in kwestie vastgesteld om redenen van rechtszekerheid. De administratieve aard van deze termijn wordt bovendien bevestigd door artikel 15, lid 2, op grond waarvan procedures die door de Commissie worden ingeleid met betrekking tot onrechtmatige steunregelingen, onderbreking van genoemde periode van tien jaar meebrengen.

(43) Evenzo verwerpt de Commissie de beschuldiging dat zij incoherent is omdat zij enerzijds steun heeft toegestaan voor compensatie van schade die vanaf het seizoen 1994/1995 door een plantenziekte is veroorzaakt, en zij anderzijds twijfels heeft geuit over de betaling van steun voor herstel van schade als gevolg van natuurrampen na die datum. In de eerste plaats zij erop worden gewezen dat, volgens de toelichting van de Italiaanse autoriteiten, artikel 14 van de regionale wet aanvankelijk ten doel had steun te verlenen voor een reeks van 24 gevallen van ongunstige weersomstandigheden tussen 1988 en juni 1996, waarvan er slechts vier in en na 1994 hebben plaatsgevonden. Aangezien alle betrokken gebeurtenissen onder de aangemelde maatregel kunnen vallen, is de Commissie van mening dat deze als geheel moeten worden getoetst. Bovendien zouden door vaststelling van 1994/1995 als uiterste datum, twee van de drie in het Italiaanse antwoord genoemde perioden van droogte worden uitgesloten van de steunuitkering, terwijl verder, indien de Commissie zou hebben getracht om voor afzonderlijke gevallen ad hoc een tijdstip vast te stellen vanwaaraf schade voor steunverlening in aanmerking zou komen, zij exact datgene zou doen dat zij volgens de Italiaanse autoriteiten niet zou moeten doen, namelijk zou trachten om op arbitraire wijze een tijdslimiet vast te stellen voor de toepassing van artikel 87, lid 2, onder b).

(44) Bovendien zij opgemerkt dat planten- en dierziekten in het algemeen niet door de Commissie worden aangemerkt als uitzonderlijke gebeurtenissen als bedoeld in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag. De Commissie heeft de steunmaatregel derhalve onderzocht in het licht van de uitzondering bedoeld in artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en zij was van oordeel dat de steun in kwestie niet kon worden beschouwd als steun om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid óf van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken of steun die de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De factoren die bij deze beoordeling in aanmerking moeten worden genomen, verschillen aanzienlijk van de factoren die moeten worden gebruikt om te bepalen of steun bestemd is voor herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen.

(45) Volgens de opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten zou er al sprake zijn van potentiële concurrentievervalsing als de steun voor herstel van de schade door natuurrampen meer dan een jaar na die ramp zou worden uitbetaald en zou het feit of het verlies al dan niet door de landbouwer is opgevangen, geen praktisch criterium voor de betaling van de steun zijn. Italië betwist evenwel niet de stelling van de Commissie dat hoe later de steun wordt uitgekeerd, des te groter de kans op concurrentievervalsing. Bovendien heeft de Commissie nooit gesteld dat het vermogen of het onvermogen van de landbouwer om op eigen kracht de schade op te vangen, door eigen middelen aan te spreken of zijn eigen inkomen te verlagen, een criterium moet zijn voor de uitkering van steun. De opmerkingen dienaangaande van de Italiaanse autoriteiten zijn derhalve niet terzake.

(46) Ten aanzien van het voorstel van de Italiaanse autoriteiten om de vergoeding te beperken tot landbouwers die te lijden hebben gehad van droogteperioden (drie van in het totaal 24 gevallen van ongunstige weersomstandigheden), is de Commissie van mening dat een dergelijke oplossing niets verandert aan het voorbehoud dat zij heeft gemaakt met betrekking tot de aanvaardbaarheid van de maatregel op grond van artikel 87, lid 2, onder b). In de eerste plaats hebben twee van de drie perioden van droogte plaatsgevonden in de jaren 1988/1989 en 1989/1990. In de tweede plaats voegt het voorstel van Italië een nieuwe selectiefactor toe die alleen acceptabel kan zijn voor rechtvaardiging van de schade-uitkering, wanneer de door de droogte veroorzaakte schade, anders dan die veroorzaakt door de andere natuurrampen, als van langere duur zou kunnen worden aangemerkt. Ook al heeft de Commissie er geen moeite mee om toe te geven dat de gevolgen van droogte voor de landbouwproductie theoretisch gezien langer duren dan die van andere gebeurtenissen (zoals bijvoorbeeld regen met overstromingen), toch is zij van mening dat de langere duur van de effecten van ongunstige weersomstandigheden eerder afhankelijk is van de intensiteit van de schade dan van de aard daarvan. De Italiaanse autoriteiten hebben zich beperkt tot het verstrekken van een algemene beschrijving van het effect van de droogte op de financiële situatie van de bedrijven, zonder een evaluatie te geven van de economische gevolgen op langere termijn, die tot twaalf jaar na de feiten zouden kunnen gaan.

(47) De Commissie aanvaardt dan ook de opmerking van de Italiaanse autoriteiten dat er een bepaalde tijd, wellicht jaren, nodig is voor de afwikkeling van alle formaliteiten met betrekking tot de aanvragen voor steun voor herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen. Toch wordt het algemene besluit tot steunverlening doorgaans korte tijd na het betrokken schadefeit genomen en worden de eerste kredieten op de begroting ook tijdig uitgetrokken. Wat het onderhavige geval betreft, merkt de Commissie op dat in 21 van de 24 gevallen van natuurrampen die de Italiaanse autoriteiten noemen, de regionale maatregelen voor een eerste steunverlening of in het jaar waarin het feit plaatsvond óf in het jaar daarop zijn goedgekeurd. De twijfels van de Commissie over de betreffende maatregel vloeien voort uit het feit dat er, na een periode die zelfs tot tien jaar na het schadefeit kan gaan, nu wordt voorgesteld aanvullende steun te bieden die verder gaat dan de limieten die zijn vastgesteld in de wetgeving ten tijde van de initiële uitkering.

(48) Met betrekking tot de twijfels die bij de Commissie zijn gerezen over de prioriteit die wordt verleend aan landbouwers die consolidatieleningen tegen een normale rente hebben afgesloten, repliceren de Italiaanse autoriteiten in wezen dat dit aspect niet relevant is zodra is aangetoond dat de betrokken landbouwers door de betrokken ongunstige weersomstandigheden verliezen hebben geleden. In alle geval zou het, gezien het grote aantal begunstigden en de waarschijnlijke beperkte middelen, nodig zijn sommige landbouwers voorrang te geven; de regionale autoriteiten hebben het dienstig geacht prioriteit te verlenen aan landbouwondernemers met schulden.

(49) Om de hierboven genoemde redenen verwerpt de Commissie de stelling dat de landbouwers enkel en alleen al recht op steun ingevolge artikel 87, lid 2, onder b), zouden hebben vanwege het feit dat zij in het verleden schade hebben geleden. Bovendien vindt de Commissie de toelichting van de Italiaanse autoriteiten over de redenen om landbouwers die consolidatieleningen hebben afgesloten een voorkeursbehandeling te geven, volstrekt niet overtuigend. In eerdere correspondentie hierover hebben de Italiaanse autoriteiten onderstreept dat de landbouwers onmiddellijk na de natuurramp deugdelijk gestaafde aanvragen voor schadevergoeding hebben ingediend die door de aangewezen overheidsinstantie zijn getoetst alvorens de initiële steun uit te keren. Het lijkt derhalve vrij eenvoudig het bedrag van de aanvankelijk niet-vergoede verliezen te verifiëren en de beschikbare fondsen verhoudingsgewijs te benutten.

(50) In hun opmerkingen schrijven de Italiaanse autoriteiten:"Dat buitengewoon ongunstige weersomstandigheden niet een excuus voor de steunverlening zijn, bewijst de eeuwenlange geschiedenis van Sardinië waarin droogteperioden met de duur van een seizoen of zelfs van een heel jaar periodiek voorkomen, met de daarmee samenhangende armoede. Bovendien heeft Sardinië, afgezien nog van lokale natuurrampen, ten gevolge van de geringe regenval of in elk geval door het onregelmatige karakter daarvan, al jarenlang een achterstandspositie ten opzichte van andere regio's van het Italiaanse schiereiland en Noord- en Midden-Europa. Consolidatiemaatregelen (tegen de normale rente) moeten derhalve worden gezien als een bewijs van de moeilijkheden die het gevolg zijn van herhaaldelijk voorkomende ongunstige weersomstandigheden.".

Het is de Commissie niet duidelijk wat het - in deze tekst veronderstelde - verband is tussen de consolidatieregelingen voor schulden en de ongunstige weersomstandigheden, die natuurlijk slechts een van de mogelijke oorzaken zijn van de schulden van de landbouwers. Bovendien vergroot de verwijzing naar de algemene klimatologische omstandigheden op Sardinië de twijfels van de Commissie dat de maatregel veeleer bestemd is om landbouwers in financiële moeilijkheden te helpen dan om de schade te herstellen die is veroorzaakt door incidentele natuurrampen.

(51) Ten slotte verklaren de Italiaanse autoriteiten in het antwoord op de vraag van de Commissie waarom de landbouwers in het verleden niet de volledige vergoeding hebben gekregen dat dit deels het gevolg is geweest van de beperkte beschikbaarheid van overheidsmiddelen en deels verband houdt met de maximumbedragen die door de destijds vigerende wetgeving werden opgelegd en die bij de voorgestelde maatregel zouden worden opgeheven. Aangezien het door de Commissie gevolgde beleid vergoedingen tot 100 % van de geleden verliezen toestaat, mits inachtneming van de vastgestelde drempels, heeft de Commissie geen bezwaar tegen de opheffing van de maximumbedragen voor vergoedingen voor toekomstige verliezen. De toelichtingen van de Italiaanse autoriteiten maken echter geen einde aan de twijfels van de Commissie over de toepassing met terugwerkende kracht van deze steunmaatregel tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen die meer dan tien jaar geleden hebben plaatsgevonden.

V

Conclusie

(52) Om de hierboven aangegeven redenen zijn de Italiaanse autoriteiten er niet in geslaagd om met de ingediende opmerkingen de twijfels van de Commissie weg te nemen dat artikel 14 van de regionale wet eerder moet worden beschouwd als een middel om steun aan landbouwers met financiële moeilijkheden te verlenen zonder naleving van de voorwaarden uit de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, dan als een maatregel tot herstel van de schade veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden die, volgens de door de Commissie gehanteerde praxis, gelijkgesteld kunnen worden met natuurrampen zoals bedoeld in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag. De Commissie is derhalve van mening dat de maatregel niet valt onder de uitzondering op het verbod op steunmaatregelen van de staten op grond van dat artikel.

(53) Italië heeft in de schriftelijke opmerkingen geen andere juridische basis voorgesteld waarop eventueel goedkeuring van de steun gebaseerd zou kunnen worden, en de Commissie heeft niet zelf een dergelijke basis gevonden. De uitzonderingen bedoeld in artikel 87, lid 2, onder a) en c), en ook die van artikel 87, lid 3, onder b) en d), zijn duidelijk niet van toepassing. Bovendien is de betrokken maatregel, voorzover het een steunregeling in een bepaalde sector is die simpelweg bedoeld is om zonder tegenprestatie de schuldenlast van de begunstigden te verlichten, in het licht van de arresten van het Gerechtshof(9) eenvoudigweg productiesteun (exploitatiesteun) die in de agrarische sector niet is toegestaan. Deze steun kan vanwege de aard daarvan de bepalingen doorkruisen van de gemeenschappelijke marktordening, die voorrang hebben op de bij het Verdrag vastgestelde concurrentieregels(10). Deze maatregel valt verder, bij gebrek aan bewijzen over de mogelijkheden ervan om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, ook niet onder de uitzonderingen als bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a) of c),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De overheidssteun die Italië voornemens is te verlenen krachtens artikel 14 van de wet van de regio Sardinië van 4 februari 1998 "Voorschriften voor de bespoediging van de besteding van de financiële middelen van het EOGFL-Oriëntatie en urgentiemaatregelen voor de landbouw" en die bedoeld is als compensatie van de verliezen die door vroegere meteorologische rampen zijn geleden, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Deze steunmaatregel mag derhalve niet tenuitvoer worden gelegd.

Artikel 2

Uiterlijk twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking, stelt Italië de Commissie op de hoogte van de maatregelen die zijn genomen om aan deze beschikking te voldoen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 20 september 2000.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB C 220 van 31.7.1999, blz. 4.

(2) Zie voetnoot 1.

(3) PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(4) Werkdocument bestemd voor de werkgroep "Mededingingsvoorwaarden in de landbouw" over de kaderregeling voor nationale steunregelingen in geval van schade bij de teelt van landbouwproducten of aan productiemiddelen voor de landbouw (doc. VI/5934/86 Rev. 2).

(5) Nu artikel 88 (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1).

(6) PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2.

(7) Bron:

Ministerie van Landbouw.

(8) Zie voetnoot 6.

(9) Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 8 juni 1995 in zaak T-459/93, Siemens tegen Commissie, Jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 1995, deel II, blz. 1675, en de daarin geciteerde rechtspraak.

(10) Arrest van het Hof van Justitie in zaak 177/78, Pigs and Bacon Commission tegen McCarren, Jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 1979, blz. 2161.