32000S1238

Beschikking nr. 1238/2000/EGKS van de Commissie van 14 juni 2000 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van cokes van steenkool in stukken met een diameter van meer dan 80 mm uit de Volksrepubliek China

Publicatieblad Nr. L 141 van 15/06/2000 blz. 0009 - 0026


Beschikking nr. 1238/2000/EGKS van de Commissie

van 14 juni 2000

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van cokes van steenkool in stukken met een diameter van meer dan 80 mm uit de Volksrepubliek China

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

Gelet op Beschikking nr. 2277/96/EGKS van de Commissie van 28 november 1996 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal(1), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking nr. 1000/1999/EGKS van de Commissie(2), inzonderheid op artikel 7,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Inleiding

(1) Op 16 september 1999 maakte de Commissie middels een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) (het "bericht van inleiding") de inleiding bekend van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van cokes van steenkool in stukken met een diameter van meer dan 80 mm ("cokes 80+") van oorsprong uit de Volksrepubliek China (de "VRC").

(2) De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die in augustus 1999 was ingediend door Eucoke-EEG (de "indiener van de klacht") namens producenten die 80 % vertegenwoordigen van de communautaire productie van cokes 80+. De klacht bevatte bewijsmateriaal met betrekking tot dumping van genoemd product en van hieruit voortvloeiende aanmerkelijke schade, dat voldoende werd geacht om inleiding van de procedure te rechtvaardigen.

2. Onderzoek

(3) De Commissie bracht de betrokken producenten/exporteurs, importeurs en verwerkers, vertegenwoordigers van het betrokken exportland en de klagende communautaire producenten officieel op de hoogte van de inleiding van de procedure. De belanghebbende partijen werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn.

(4) Een aantal producenten/exporteurs in het betrokken land alsmede communautaire producenten, communautaire verwerkers en importeurs/handelaren maakten hun standpunt schriftelijk bekend. Alle partijen die hiertoe binnen de vastgestelde termijn een verzoek indienden met vermelding van de bijzondere redenen waarom zij zouden moeten worden gehoord, werden hiertoe in de gelegenheid gesteld.

(5) Gezien het grote aantal producenten/exporteurs in het betrokken exportland, en overeenkomstig artikel 17, lid 1, van Beschikking nr. 2277/96/EGKS van de Commissie (de "basisbeschikking") werd het passend geacht gebruik te maken van een steekproef.

(6) De Commissie zond de betrokken partijen en alle andere ondernemingen die zichzelf binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn bekend hadden gemaakt vragenlijsten. Zij ontving hierop antwoord van zes communautaire producenten, vier Chinese producenten/exporteurs, zes importeurs en twee verwerkers van cokes 80+.

(7) Voorts zond de Commissie alle betrokken producenten/exporteurs of de producenten/exporteurs die zichzelf bekend maakten, een aanvraagformulier dat moest worden ingevuld door ondernemingen die overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisbeschikking hebben verzocht om te worden beschouwd als marktgerichte ondernemingen. De Commissie ontving binnen de vastgestelde termijn hiertoe één aanvraag.

(8) De Commissie onderzocht alle informatie die zij nodig achtte met het oog op een voorlopige vaststelling van dumping, schade en communautair belang en controleerde deze. Controlebezoeken werden afgelegd ten kantore van de volgende ondernemingen:

a) Communautaire producenten:

- Coal Products Ltd, Chesterfield, Verenigd Koninkrijk,

- Cokes de Drocourt SA, Rouvroi, Frankrijk,

- Cokeries d'Anderlues SA, Anderlues, België,

- Industrias Doy SL, Oviedo, Spanje,

- Industrial Química del Nalon SA, Oviedo, Spanje,

- Italiana Cokes SA, Savona, Italië,

- Productos de Fundición SA, Baracaldo, Spanje;

b) Exporterende producent in de VRC:

- Tianjin General Nice Cokes & Chemicals Co. Ltd, Tianjin;

c) Producenten in het referentieland (VS):

- Citizen Gas & Cokes Utility, Indianapolis (IN),

- Empire Cokes Company, Birmingham (AL),

- Sloss Industries Corporation, Birmingham (AL);

d) Importeurs in de Gemeenschap:

- SSM Coal BV, Rotterdam, Nederland;

e) Verwerkers in de Gemeenschap:

- Rockwool International A/S, Hedehusene, Denemarken.

(9) Het dumping- en schadeonderzoek bestreek de periode van 1 juli 1998 tot 30 juni 1999 (hierna het "onderzoektijdvak") genoemd. Voor de trends met betrekking tot de beoordeling van de schade onderzocht de Commissie de periode van 1 januari 1995 tot het einde van het onderzoektijdvak (de "betrokken periode") genoemd.

B. PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Algemeen

(10) Cokes 80+ is een vast koolstofhoudend residu met een diameter van meer dan 80 mm dat overblijft nadat bepaalde koolmengsels tot een zeer hoge temperatuur zonder lucht worden verhit. Dit product wordt momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2704 00 19. Cokes 80+ staat bekend als cokes voor gieterijen.

(11) Cokes 80+ wordt vervaardigd uit cokeskolen, de enige steenkool met cokeseigenschappen. Door de verschillende cokeskolen te mengen met antifracturanten (antracietpoeder en cokesbries) kunnen zeer uiteenlopende cokes 80+soorten worden vervaardigd, met name met verschillende vaste koolstofgehalten (berekend als "100 min asgehalte min vochtgehalte min vluchtige bestanddelen") en met brokken van verschillende afmetingen.

(12) Er zijn twee methoden om cokes 80+ te produceren, door middel van "bijenkorfovens" en door middel van "cokesovenbatterijen". Bijenkorfovens zijn vuurvaste ovens met een dak waarin cokeskolen worden gecarboniseerd en waar vrijkomende gassen in de lucht worden vrijgelaten. De carbonisatie in cokesovenbatterijen is in hoge mate gemechaniseerd en de milieuvervuiling is minimaal omdat de hete gassen die de ovens verlaten worden opgevangen, en afgekoeld. De teer wordt gescheiden en verwijderd om te worden geraffineerd. Het cokesovengas wordt gewassen van ammoniak en vervolgens wordt de ruwe benzeen ervan verwijderd. Een deel van het resterende gas wordt gebruikt om de cokesovens te verwarmen terwijl de rest wordt gebruikt om elektriciteit te genereren.

(13) Carbonisering is een proces waarbij, ongeacht de gebruikte productiemethode, het koolmengsel bij hoge temperaturen eerst kunststof wordt, vervolgens wordt afgebroken en uiteindelijk cokes vormt wanneer het afgebroken materiaal opnieuw stolt tot een harde en poreuze vaste stof. In een productieketen en na de carbonisering wordt hete cokes uitgestoten en afgekoeld. Omdat het betrokken product op de markt wordt gebracht in stukken van meer dan 80 mm, wordt de cokes vervolgens gescreend om de deeltjes met commerciële afmetingen te scheiden van de kleinere deeltjes, d.w.z. cokes met een afmeting van minder dan 80 mm.

(14) Het onderzoek wees uit dat er een duidelijk onderscheid bestaat tussen cokes 80+ en cokes met een afmeting van minder dan 80 mm. Cokes 80+ die uitsluitend wordt gebruikt in de industrie is de enige afmeting die kan worden gebruikt als ontbrandingsmiddel in koepelovens voor de productie van gietijzer, steenwol en zinklood hoofdzakelijk op grond van zijn hoge verbrandingswarmte en de kracht om de hitte te weerstaan zonder uit elkaar te vallen. Cokes met een diameter van minder dan 80 mm is over het algemeen niet geschikt voor bovengenoemde toepassingen. Hij kan worden gebruikt in staalovens en voor andere toepassingen zoals de productie van chemische stoffen en suiker.

2. Betrokken product

(15) De klacht heeft betrekking op cokes 80+ van oorsprong uit de VRC. Het onderzoek wees uit dat cokes 80+ in de VRC vooral wordt vervaardigd in bijenkorfovens en in mindere mate in cokesovenbatterijen.

(16) Het onderzoek wees uit dat alle soorten van het product, ondanks verschillen in koolmengsels die werden gebruikt als grondstof, verschillen in de productiemethode en de verschillende kwaliteiten afhankelijk van het vaste koolstofgehalte en de afmeting van de brokken dezelfde fysieke, technische en chemische basiskenmerken hebben en worden gebruikt voor dezelfde toepassingen (als verbrandingsmiddel voor de productie van gietijzer, steenwol en zinklood).

(17) Met het oog op de onderhavige antidumpingprocedure worden alle soorten van het product derhalve als één product beschouwd.

3. Soortgelijk product

(18) In de Gemeenschap wordt cokes 80+ vervaardigd in cokesovenbatterijen. Deze ontwikkeling was hoofdzakelijk het gevolg van milieu- en economische overwegingen om de luchtvervuiling terug te brengen en het proces minder arbeidsintensief te maken. De ondernemingen in de Verenigde Staten van Amerika (de "VS") die hun medewerking verleenden aan de Commissie, maken tevens gebruik van cokesovenbatterijen.

(19) Een aantal belanghebbende partijen betoogden dat cokes 80+ die in de Gemeenschap werd vervaardigd niet kon worden beschouwd als een soortgelijk product ten opzichte van cokes 80+ van oorsprong uit de VRC. Zij verklaarden met name dat het Chinese product, in vergelijking met het communautaire product, werd vervaardigd uit grondstoffen van mindere kwaliteit, met behulp van verschillende productieprocessen en van lagere kwaliteit was. Voorts kon het Chinese product alleen worden gebruikt voor enkele van de toepassingen van het communautaire product.

(20) Bij het vaststellen van het "soortgelijk product" gaat men uit van de fysieke, technische en chemische basiskenmerken, het eindgebruik of de eindtoepassingen en ten slotte het imago van het product bij de verwerkers en niet van de grondstoffen of de methoden die zijn gebruikt voor de productie ervan.

(21) Het onderzoek wees uit dat hoewel cokes 80+ in verschillende kwaliteiten bestaat, de Chinese cokes 80+ en het product dat in de Gemeenschap wordt vervaardigd en verkocht door de communautaire bedrijfstak dezelfde fysieke, technische en chemische basiskenmerken hebben, d.w.z. het is een harde, droge en poreuze brandstof met een hoog koolstofgehalte. Voorts hebben de producten dezelfde eindtoepassingen, d.w.z. ze worden gebruikt als brandstof, een reductor en een product dat wordt gebruikt bij het smelten van ijzer, steen en zink en het is over het algemeen uitwisselbaar hoewel sommige verwerkers een specifieke kwaliteit nodig kunnen hebben. Dit werd bevestigd door het feit dat eindverwerkers van het betrokken product zoals gieterijen alsmede producenten van steenwol en zink zijn overgestapt van het product dat in de Gemeenschap wordt vervaardigd op Chinese cokes 80+. Kwaliteitsverschillen zijn bovendien niet van invloed op de definitie van het soortgelijk product omdat geen duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen de twee producten wat betreft hun fysieke, technische en chemische kenmerken en het eindgebruik en het imago bij de verwerkers.

(22) Ditzelfde geldt voor de cokes 80+ die op de binnenlandse markt van de VS wordt vervaardigd en verkocht. De Commissie stelde vast dat cokes 80+ van oorsprong uit de VRC die naar de Gemeenschap werd uitgevoerd enerzijds en het product dat op de binnenlandse markt van de VS wordt vervaardigd en verkocht anderzijds grote gelijkenissen vertonen wat betreft hun fysieke, technische en chemische basiskenmerken en hun toepassingen.

(23) Gezien het bovenstaande wordt voorlopig vastgesteld dat cokes 80+ die door de communautaire bedrijfstak op de communautaire markt wordt vervaardigd en verkocht een soortgelijk product is in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisbeschikking ten opzichte van cokes 80+ die naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd van oorsprong uit de VRC. Cokes 80+ die wordt vervaardigd en verkocht in de VS, dat als referentieland fungeerde, is bovendien een soortgelijk product ten opzichte van de cokes 80+ die naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd afkomstig uit de VRC.

C. DUMPING

1. Status van marktgericht bedrijf

(24) Een onderneming, Tianjin General Nice Cokes & Chemicals Co Ltd ("TJGN") verzocht om als marktgericht bedrijf te mogen worden beschouwd.

(25) Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisbeschikking wordt de normale waarde in antidumpingonderzoeken met betrekking tot de invoer van oorsprong uit de VRC, bepaald overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van genoemd artikel voor producenten die kunnen aantonen te voldoen aan de in artikel 2, lid 7, onder c), vastgestelde criteria, namelijk dat het product onder marktvoorwaarden wordt geproduceerd en verkocht.

(26) Met het oog op het verzoek om als marktgericht bedrijf te mogen worden beschouwd, kon niet worden vastgesteld of alle uitvoer van TJGN tijdens het onderzoektijdvak was opgenomen in de boekhouding van de onderneming zodat werd vastgesteld dat deze geen reëel beeld verschafte van de financiële situatie en activiteiten van de onderneming tijdens het onderzoektijdvak. Omdat de internationale boekhoudnormen niet in acht werden genomen, werd vastgesteld dat TJGN niet voldeed aan de bij het tweede streepje van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisbeschikking uiteengezette voorwaarden.

(27) Voorts werd vastgesteld dat er sprake was van belangrijke staatsinmenging. TJGN beschikte niet over een uitvoervergunning en kon uitsluitend uitvoeren via Chinese staatsbedrijven tegen betaling van een commissie die overeenkomt met de nettowinst over de omzet tijdens dezelfde periode en derhalve als "van betekenis" moest worden beschouwd in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), eerste streepje, van de basisbeschikking. Tot slot waren er aanwijzingen die duidden op staatsinmenging met betrekking tot het vaststellen van de lonen voor de werknemers.

(28) De Commissie deelde de betrokken onderneming en de klagende communautaire bedrijfstak haar conclusies mede en stelde hen in de gelegenheid opmerkingen in te dienen. Tot slot stelde de Commissie vast dat aan de in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisbeschikking uiteengezette voorwaarden om te mogen worden beschouwd als marktgericht bedrijf niet werd voldaan door TJGN.

(29) Het Raadgevend Comité ging akkoord met deze conclusie.

2. Individuele behandeling

(30) De Commissie berekent gewoonlijk een nationaal recht voor landen zonder markteconomie behalve wanneer ondernemingen kunnen aantonen dat zij hun uitvoeractiviteiten zonder staatsinmenging kunnen verrichten en dat er een bepaalde mate van juridische en feitelijke onafhankelijkheid is van de staat zodat het risico van ontwijking van het nationaal recht ongedaan wordt gemaakt.

(31) Drie Chinese producenten dienden een verzoek in om een individuele behandeling. Eén onderneming verleende echter tijdens het onderzoek geen medewerking zodat haar verzoek moest worden afgewezen.

(32) Nadat het verzoek om als marktgericht bedrijf te mogen worden behandeld was afgewezen, onderzocht de Commissie voor TJGN of deze onderneming in aanmerking komt voor een individuele behandeling. Zoals hierboven echter reeds vermeld beschikte TJGN niet over een uitvoervergunning; derhalve kon de onderneming het betrokken product uitsluitend via staatsbedrijven uitvoeren. Vastgesteld werd daarvoor dat de onafhankelijke status van deze onderneming ten opzichte van de overheid onvoldoende kon worden gewaarborgd en dat het risico van ontwijking van antidumpingmaatregelen derhalve duidelijk aanwezig was. Voorts gaf het moederbedrijf van TJGN in Hongkong, dat rechtstreeks betrokken was bij de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap, geen antwoord op de vragenlijst van de Commissie.

(33) De derde onderneming bleek volgens het onderzoek volledig in handen van de overheid; zij beschikte niet over een uitvoervergunning en voerde het betrokken product uit via staatsbedrijven die voor meer dan de helft van de opgegeven uitvoer de verkoopprijs en het uitvoervolume bepaalden. De handelaar presenteerde vervolgens het aldus tot stand gekomen contract aan de betrokken producent die geen invloed had op de prijszetting. Er was derhalve duidelijke staatsinmenging ten aanzien van het vaststellen van de uitvoerprijzen en het uitvoervolume.

(34) Gezien het bovenstaande kon geen van de drie ondernemingen een individuele behandeling worden verleend.

3. Steekproef

(35) Gezien het grote aantal Chinese producenten/exporteurs dat was vermeld in de klacht besloot de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisbeschikking gebruik te maken van een steekproefgroep. Om de Commissie in staat te stellen een steekproefgroep samen te stellen, werd de producenten en exporteurs overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisbeschikking verzocht zichzelf uiterlijk twee weken na de inleiding van de procedure bij haar bekend te maken en basisinformatie te verschaffen over hun uitvoer tijdens het onderzoektijdvak alsmede de namen en activiteiten van alle verbonden ondernemingen te vermelden.

(36) In totaal 25 Chinese ondernemingen toonden zich bereid deel te nemen aan de steekproefgroep. Het onderzoek wees uit dat 19 ondernemingen het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak niet vervaardigden of naar de Gemeenschap uitvoerden. Deze ondernemingen konder derhalve niet in aanmerking komen voor de steekproefgroep.

(37) Er bleven derhalve slechts zes ondernemingen over die in aanmerking kwamen voor opneming in de steekproefgroep. De verkochte hoeveelheden van deze ondernemingen vertegenwoordigden bijna 60 % van alle cokes 80+ van oorsprong uit de VRC die tijdens het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap werd uitgevoerd.

(38) De steekproefgroep werd samengesteld in overleg met de betrokken ondernemingen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening werd bij de selectie uitgegaan van het grootste representatieve uitvoervolume dat redelijkerwijze kon worden onderzocht binnen de beschikbare tijd. Drie ondernemingen die meer dan 50 % uitmaakten van het totale uitvoervolume naar de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak werden derhalve geselecteerd.

(39) Belanghebbende partijen werd gevraagd commentaar te leveren over de keuze van de steekproefgroep. Er werden echter geen essentiële opmerkingen ingediend.

4. Normale waarde

4.1. Referentieland

(40) Omdat er geen ondernemingen waren die als marktgericht bedrijf konden worden beschouwd, moest de normale waarde worden vastgesteld op basis van de prijzen en kosten in een passend derde land met een markteconomie ("referentieland"), overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisbeschikking. De VS werd voorgesteld door de klagende communautaire bedrijfstak en werd tevens voorgesteld door de Commissie in het bericht van inleiding.

(41) De Commissie onderzocht vervolgens uitvoerig of de VS inderdaad een geschikte keuze was. Zij stelde vast dat de geproduceerde hoeveelheden van cokes 80+ in de VS vergelijkbaar waren met die in de VRC omdat de VS na de VRC de op één na grootste producent is van cokes 80+. De fysieke, technische en chemische kenmerken en toepassingen van cokes 80+ in de VS waren bovendien vergelijkbaar met die van cokes 80+ die in de VRC werd geproduceerd en naar de Gemeenschap werd uitgevoerd. Cokes 80+-producenten in de VS en de VRC hadden bovendien vergelijkbare toegang tot grondstoffen en de binnenlandse verkoop van cokes 80+ op de binnenlandse VS-markt waren aanmerkelijk en representatief in vergelijking met de hoeveelheden die door de VRC naar de Gemeenschap werden uitgevoerd. Het concurrentiepeil in de VS bleek ten slotte zeer hoog te liggen. Afgezien van de concurrentie tussen verschillende producenten op de binnenlandse VS-markt was er concurrentie van ingevoerde cokes 80+, die zonder kwantitatieve beperkingen of invoerrechten in de VS kon worden ingevoerd.

(42) Onder deze omstandigheden is de keuze van de VS als referentieland redelijk en gerechtvaardigd.

4.2. Vaststelling van de normale waarde

(43) De Commissie besloot overeenkomstig artikel 17 van de basisbeschikking gebruik te maken van een steekproefgroep. Uit in totaal vijf producenten van cokes 80+ in de VS, werden derhalve drie producenten gekozen die meer dan 50 % van de totale binnenlandse verkoop van cokes 80+ in de VS voor hun rekening nemen. Dit was de grootste representatieve hoeveelheid die redelijkerwijze kon worden onderzocht binnen de beschikbare tijd.

(44) Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisbeschikking werd de normale waarde voor de Chinese uitvoer berekend op basis van de gewogen gemiddelde waarden die werden vastgesteld voor de drie producenten in de steekproefgroep van cokes 80+ in de VS.

(45) De binnenlandse verkoop van cokes 80+ in de VS werd representatief geacht in vergelijking met de hoeveelheid van het betrokken product die in de VRC werd geproduceerd en voor uitvoer naar de Gemeenschap werd verkocht.

(46) De Commissie onderzocht of de VS-verkoop van het betrokken product plaatsvond in het kader van het normale handelsverkeer op grond van de prijs, d.w.z. of er geen verlies werd gemaakt. Hiertoe vergeleek zij de volledige productiekosten per eenheid tijdens het onderzoektijdvak met de gemiddelde eenheidsprijs van de verkooptransacties tijdens deze periode. Alle binnenlandse verkoop bleek met winst te zijn gemaakt.

(47) De normale waarde werd derhalve vastgesteld als de gewogen gemiddelde binnenlandse verkoopprijs voor alle transacties aan onafhankelijke afnemers van de drie geselecteerde VS-producenten.

5. Exportprijs

(48) De exportprijzen werden berekend overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisbeschikking, d.w.z. op basis van de daadwerkelijk betaalde of te betalen exportprijzen.

(49) Als gevolg van de specifieke economische structuur van de sector in de VRC zijn de meeste producenten van cokes 80+ in de VRC kleine ondernemingen die niet rechtstreeks naar de Gemeenschap uitvoeren maar via agenten in de VRC. Omdat de uitvoerprijzen op fob-basis moesten worden vastgesteld, concludeerde de Commissie dat zij geen gebruik moest maken van de prijzen die door deze producenten aan de exporterende handelaren in rekening werden gebracht. De Commissie ging voor de uitvoerprijs uit van de wederverkoopprijs van de Chinese handelaren die aan de eerste onafhankelijke partij in de Gemeenschap in rekening werden gebracht.

6. Vergelijking

(50) De Commissie vergeleek de normale waarde en de exportprijs op fob-niveau in hetzelfde handelsniveau.

(51) De betrokken Chinese ondernemingen voerden aan dat zij een comparatief voordeel hadden wat betreft de aankoopprijs van de voornaamste grondstof voor de productie van cokes, namelijk cokeskool. Zij voerden aan dat cokeskool in de VRC tegen een marktprijs werd verkocht en vroegen om een aanpassing voor het verschil in de cokeskoolprijzen tussen de VRC en de VS. Dit argument moest worden afgewezen omdat het hoofdzakelijk was gebaseerd op een prijsverschil van de grondstof op de verschillende markten en niet op grond van het bewijs van een comparatief voordeel. De kosten en prijzen in de VRC, een land zonder een markteconomie, worden bovendien over het algemeen als onbetrouwbaar beschouwd, zodat overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisbeschikking, de normale waarde voor de VRC dient te worden vastgesteld op basis van de prijzen van een referentieland. Aanpassing voor hogere kosten van grondstoffen in het referentieland is derhalve niet verenigbaar met de doelstellingen die ten grondslag liggen aan artikel 2, lid 7, en derhalve niet gerechtvaardigd.

(52) De betrokken Chinese ondernemingen verzochten voorts een aanpassing voor verschillen in het productieproces. Zij voerden aan dat de Chinese cokes 80+-producenten gebruikmaakten van verschillende andere ovens dan de VS-producenten die minder kapitaalintensief waren. De Chinese ondernemingen verschaften echter geen verdere gegevens hieromtrent en konden hun argumenten dan ook geen kracht bijzetten. Rekening houdend met het feit dat de VS-producenten van cokes 80+ de meest efficiënte producenten ter wereld zijn, werd voorlopig vastgesteld dat geen aanpassing moet worden gemaakt voor verschillen in het productieproces.

(53) Met het oog op een eerlijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werden, waarvan toepassing en indien gerechtvaardigd, aanpassingen verricht voor andere verschillen die van invloed zijn op de prijsvergelijkbaarheid overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisbeschikking.

(54) Op deze basis oordeelde de Commissie dat correcties voor verschillen in de kwaliteit van de producten, de kosten voor vervoer, verzekering, krediet, commissie alsmede kosten voor laden, overladen en lossen konden worden aangebracht indien deze gerechtvaardigd bleken.

(55) Tot slot werd een correctie toegestaan van de normale waarde in verband met de screeningkosten van het betrokken product bij uitvoer van de VRC naar de Gemeenschap. De screeningkosten per ton werden voorlopig geraamd op basis van tijdens het onderzoek bijeengebrachte informatie en in mindering gebracht op de normale waarde.

7. Dumpingmarge

(56) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisbeschikking werd de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

(57) Op basis van deze vergelijking bleek het bestaan van dumping.

(58) De medewerking van de betrokken Chinese producenten/exporteurs moet verder worden onderzocht en de dumpingmarge werd derhalve voorlopig vastgesteld op basis van gegevens die alleen afkomstig waren van de medewerkende Chinese producenten/exporteurs.

(59) De gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als een percentage van de cif-uitvoerprijs, franco grens-Gemeenschap bedroeg meer dan 60 %.

D. COMMUNAUTAIRE BEDRIJFSTAK

1. Totale communautaire productie

(60) Binnen de Gemeenschap werd het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak geproduceerd door:

- vijf producenten namens wie de klacht was ingediend en één producent die achter de klacht stond en zijn medewerking had verleend aan het onderzoek, en

- drie andere communautaire producenten die achter de klacht stonden.

(61) Tijdens het onderzoektijdvak bleek dat drie communautaire producenten Chinese cokes 80+ hadden wederverkocht. De door al deze producenten verkochte hoeveelheden bleken op individuele basis niet meer dan 8,5 % van de totale productie te vertegenwoordigen en kwamen neer op 3,8 % van de verkoop van de communautaire bedrijfstak in het onderzoektijdvak. Vastgesteld werd derhalve dat dit in overeenstemming was met normaal commercieel gedrag uit zelfbehoud ten aanzien van de toenemende lage prijs van de invoer van Chinese cokes 80+. In het licht van bovengenoemde omstandigheden wordt voorlopig vastgesteld dat er geen redenen zijn om één van deze communautaire producenten uit te sluiten van de definitie van de communautaire bedrijfstak.

(62) De hierboven genoemde negen communautaire producenten van cokes 80+ vormen derhalve de communautaire bedrijfstak in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisbeschikking.

2. Communautaire bedrijfstak

(63) De volgende communautaire producenten verleenden hun medewerking aan het onderzoek, d.w.z. beantwoordden de vragenlijsten van de Commissie, gaven toestemming voor controlebezoeken ter plaatse en verstrekten de Commissie op verzoek aanvullende informatie:

- Coal Products Ltd, Chesterfield, Verenigd Koninkrijk,

- Cokeries d'Anderlues SA, Anderlues, België,

- Cokes de Drocourt SA, Rouvroy, Frankrijk,

- Industrial Química del Nalón SA, Oviedo, Spanje,

- Italiana Cokes SA, Savona, Italië,

- Productos de Fundición SA, Baracaldo, Spanje.

Cokes de Drocourt SA behoorde weliswaar niet tot de ondernemingen namens wie de klacht was ingediend maar steunde de klacht wel en verleende medewerking aan het onderzoek.

(64) Op deze basis vertegenwoordigden de communautaire producenten die achter de klacht stonden en hun volledige medewerking aan het onderzoek verleenden 73,1 % van de totale communautaire productie van het betrokken product in het onderzoektijdvak zodat zij een groot deel van de totale communautaire productie voor hun rekening nemen overeenkomstig de artikelen 4, lid 1, en 5, lid 4, van de basisbeschikking. Deze ondernemingen worden derhalve de "communautaire bedrijfstak" genoemd.

3. Overige communautaire producenten

(65) Geen van de drie overige producenten in de Gemeenschap verleende zijn volledige medewerking aan het onderzoek. Zij verstrekten wel informatie over hun algemene productie en verkoop. Deze drie ondernemingen worden de "overige communautaire producenten" genoemd.

E. SCHADE

1. Zichtbaar communautair verbruik

(66) Het zichtbaar communautair verbruik van cokes 80+ in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van de totale verkoop van de communautaire bedrijfstak, de totale verkoop van de overige communautaire producenten, de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC op basis van gegevens van de medewerkende importeurs en op basis van de informatie die was vermeld in de klacht en de geraamde invoer van oorsprong uit andere derde landen dan de VRC die was opgegeven in de klacht (de "overige derde landen").

(67) Op deze basis bleek dat het totale zichtbare communautaire verbruik van cokes 80+ over de betrokken periode vrijwel stabiel bleef. Het daalde van 1,358 miljoen ton in 1995 tot 1,290 miljoen ton in 1996, tot 1,344 miljoen ton in 1997, steeg tot 1,394 miljoen ton in 1998 en daalde tot 1,372 miljoen ton in het onderzoektijdvak.

2. Invoer van oorsprong uit de VRC

2.1. Omvang van de betrokken invoer

(68) Ondanks het feit dat het communautair verbruik stabiel bleef, steeg de invoer van Chinese cokes 80+ in de Gemeenschap aanzienlijk tijdens het betrokken tijdvak, en kwam neer op een stijging van 63 % tussen 1995 en het onderzoektijdvak. De invoer van Chinese cokes 80+ daalde van 235000 ton in 1995 tot 233000 ton in 1996 alvorens te stijgen tot 270000 ton in 1997, tot 362386 ton in 1998 en tot 383150 ton in het onderzoektijdvak.

2.2. Marktaandeel en productieaandeel van de betrokken invoer

(69) Het marktaandeel van de Chinese invoer steeg gestaag van 17,3 % in 1995 tot 27,9 % in het onderzoektijdvak, hetgeen neerkomt op een algemene stijging van 10,6 procentpunten tijdens de betrokken periode. Het steeg van 17,3 % in 1995, tot 18,1 % in 1996, tot 20,1 % in 1997 tot 26,0 % in 1998 en tot 27,9 % in het onderzoektijdvak. Het aandeel van de invoer van oorsprong uit de VRC vergeleken met de totale invoer van cokes 80+ in de Gemeenschap kwam tijdens de betrokken periode neer op ongeveer 95 %.

(70) Het aandeel van de Chinese invoer vergeleken met de totale productie van de communautaire bedrijfstak steeg tijdens de betrokken periode eveneens gestaag van 26,6 % in 1995 tot 47,0 % in het onderzoektijdvak hetgeen neerkomt op een algemene stijging van 77 %. Het hoogste aandeel werd bereikt tijdens het onderzoektijdvak.

2.3. Prijzen van de betrokken invoer

a) Ontwikkeling van de prijzen van de betrokken invoer

(71) De gewogen gemiddelde prijzen per eenheid van cokes 80+ die werd ingevoerd uit de VRC en op de communautaire markt werd verkocht, werden vastgesteld op basis van de informatie van de medewerkende importeurs. Deze stegen, uitgedrukt in ecu-euro/ton over de betrokken periode met 12 %, met een piek in 1997. De prijzen stegen van 71,1 ECU per ton in 1995 tot 77,9 ECU per ton in 1996, tot 90,1 ECU per ton in 1997 om vervolgens te dalen tot 82,6 ECU per ton in 1998 en tot 79,7 ECU per ton in het onderzoektijdvak.

(72) Volgens informatie van de betrokken partijen hield de prijsstijging tussen 1995 en 1997 (27 %) verband met de verbeterde stabiliteit van de kwaliteit van Chinese cokes 80+ waarvoor derhalve hogere prijzen werden verkregen op de communautaire markt. Tussen 1997 en het onderzoektijdvak daalden de prijzen zeer sterk met 11 %. Deze prijsdaling viel samen met een groter marktaandeel als gevolg van lagere prijzen.

b) Prijsonderbieding

(73) Verder werd onderzocht of de producenten/exporteurs van de VRC de prijzen van de communautaire bedrijfstak tijdens het onderzoektijdvak onderboden. De gewogen gemiddelde prijzen van de Chinese cokes 80+ in de Gemeenschap werden hiertoe vergeleken met de gewogen gemiddelde prijzen van de communautaire bedrijfstak op de communautaire markt in hetzelfde handelsstadium.

(74) Voor de prijzen van de Chinese cokes 80+ maakte de Commissie gebruik van de door de medewerkende Chinese producenten/exporteurs opgegeven exporttransacties. De opgegeven Chinese grensprijzen fob werden omgezet in cif-prijzen grens-Gemeenschap door de kosten van vracht en verzekering toe te voegen op basis van informatie van de medewerkende importeurs. Vervolgens werden op de aldus berekende Chinese prijzen correcties toegepast voor verschillen in kwaliteit overeenkomstig het vaste koolstofgehalte. Daarna werden de cif-prijzen grens-Gemeenschap met behulp van een marge voor de verkoop- en financieringskosten van de importeurs in de Gemeenschap als gevolg van de invoer aangepast aan het niveau af opslagplaats importeur (bijvoorbeeld lossen, inspectie, screening en ontleding). Deze correctie geschiedde op basis van een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek van één importeur die ongeveer 26 % van de totale invoer van oorsprong uit de VRC tijdens het onderzoektijdvak voor zijn rekening nam.

(75) Voor de prijzen van de communautaire bedrijfstak maakte de Commissie gebruik van de verkooptransacties van de communautaire bedrijfstak aan de eerste niet-verbonden afnemers, hetzij rechtstreeks ("af fabriek") hetzij via hun verbonden verkoopondernemingen (af verbonden verkooponderneming).

(76) Omdat bleek dat de importeurs de Chinese cokes 80+ uitsluitend aan verwerkers verkochten, werden de Chinese prijzen vergeleken met de prijzen van de communautaire bedrijfstak voor verkoop in hetzelfde handelsstadium, d.w.z. aan verwerkers. Deze verkoop vertegenwoordigde ongeveer 67 % van de totale verkoop van de communautaire bedrijfstak tijdens het onderzoektijdvak. De gewogen gemiddelde nettoverkoopprijzen af fabriek van de communautaire producenten aan niet-verbonden verbruikers of verwerkers in de Gemeenschap werden derhalve vergeleken met de gewogen gemiddelde nettoprijzen van de Chinese cokes 80+ op niveau af opslagplaats importeur.

(77) Deze vergelijking wees uit dat Chinese cokes 80+ tijdens het onderzoektijdvak in de Gemeenschap werd verkocht tegen prijzen die de prijzen van de communautaire bedrijfstak onderboden met 29,5 % van deze prijzen.

3. Situatie van de communautaire bedrijfstak

3.1. Productie, capaciteit en capaciteitsbenutting

(78) Gezien de speciale aard van het productieproces en de hoge vaste kosten in verband met de productie van cokes 80+ is het van belang de capaciteit optimaal te benutten en een relatief stabiel productieniveau te handhaven, zelfs indien de verkoop van dit product met verlies moet plaatsvinden. De productiefaciliteiten die worden ingezet voor de productie van cokes 80+ moeten dan ook 24 uur per dag gedurende het hele jaar draaien. Cokesovenbatterijen functioneren gezien de milieunormen van de Gemeenschap dan ook met specifieke cokesgaszuiverings- en waterzuiveringsmachines en apparatuur om de luchtvervuiling te beperken. De capaciteit kan in de praktijk dan ook niet worden aangepast aan de daadwerkelijk verkochte hoeveelheden of gebruikt worden voor de vervaardiging van andere producten.

(79) De productie van de communautaire bedrijfstak daalde van 884809 ton in 1995 tot 816026 ton in het onderzoektijdvak hetgeen neerkomt op een algemene daling van 8 %. De productie bleef tussen 1995 en 1997 stabiel om vervolgens tussen 1997 en het onderzoektijdvak een neerwaartse trend te vertonen. Het communautaire verbruik bleef tijdens dezelfde periode relatief stabiel.

(80) De productiecapaciteit van de communautaire bedrijfstak bleef tussen 1995 en het onderzoektijdvak constant op ongeveer 1,130 miljoen ton.

(81) De benutting van de productiecapaciteit daalde overeenkomstig de productie, d.w.z. de capaciteitsbenutting daalde met 6 percentpunten, van 78 % in 1995 tot ongeveer 72 % in het onderzoektijdvak. Omdat de cokesproductie kapitaalintensief is heeft een daling van de bezettingsgraad belangrijke gevolgen voor de kosten per eenheid.

3.2. Voorraden

(82) De eindvoorraden van de communautaire bedrijfstak stegen met 22 % tussen 1995 en het onderzoektijdvak, met een piek in 1997. Ten opzichte van de totale verkochte hoeveelheden op de communautaire markt stegen de eindvoorraden over de betrokken periode met 42 %; de voorraden vertegenwoordigden namelijk 6,2 % van de totale verkochte hoeveelheden in 1995 en 8,8 % in het onderzoektijdvak.

3.3. Verkochte hoeveelheden en marktaandeel

(83) De verkochte hoeveelheden van de communautaire bedrijfstak op de communautaire markt daalden voortdurend tijdens de betrokken periode en kwamen neer op een algemene daling van 14 % tussen 1995 en het onderzoektijdvak. De verkoop daalde van 880666 ton in 1995 tot 813789 ton in 1996, 818061 ton in 1997, 788176 ton in 1998 en 753866 ton in het onderzoektijdvak.

(84) Het overeenkomstige marktaandeel van de communautaire bedrijfstak daalde voortdurend en kwam neer op een algemeen verlies aan marktaandeel van 9,9 percentpunten, van 64,8 % in 1995 tot 54,9 % in het onderzoektijdvak.

3.4. Verkoopprijzen

(85) De gewogen gemiddelde verkoopprijzen van cokes 80+ die door de communautaire bedrijfstak op de communautaire markt werden verkocht, hetzij rechtstreeks hetzij via verbonden verkoopondernemingen, liet een algemene daling van 1 % zien over de betrokken periode. Na een stijging van 6 % tussen 1995 en 1997 daalden de prijzen met 7 % tussen 1997 en het onderzoektijdvak. De prijzen daalden van 146,5 ECU per ton in 1995 tot 154,1 ECU per ton in 1996, tot 154,9 ECU per ton in 1997 en daalden tot 149,0 ECU per ton in 1998 en 144,5 ECU per ton in het onderzoektijdvak.

(86) Tussen 1995 en 1996 stegen de prijzen van de communautaire bedrijfstak overeenkomstig de stijging van de kosten van de grondstoffen. Tussen 1996 en 1997 bleven de prijzen stabiel terwijl de prijzen van grondstoffen stegen hetgeen samenviel met een daling van de winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak op het peil van 1995. Tussen 1997 en het onderzoektijdvak daalden de prijzen van de grondstoffen alsmede de prijzen van de communautaire bedrijfstak. Tijdens die periode stegen de kosten per eenheid van de communautaire bedrijfstak tegelijk met een daling van de capaciteitsbenuttingsgraad. Tussen 1997 en het onderzoektijdvak konden de prijzen van de communautaire bedrijfstak derhalve niet stijgen om gelijke tred te houden met de ontwikkeling van de productiekosten. De communautaire bedrijfstak werd daarentegen gedwongen zijn prijzen te laten dalen in een poging om marktaandeel te behouden. Deze situatie kan derhalve worden gekenmerkt als een prijsdepressie.

3.5. Productiekosten

(87) De gemiddelde volledige productiekosten per eenheid van de communautaire bedrijfstak bleken tussen 1995 en het onderzoektijdvak met 11 % te zijn gestegen. Terwijl de verkoop- en financieringskosten per eenheid daalden, stegen de productiekosten per eenheid tijdens de periode (14 %). Binnen de productiekosten bleven de aankoopprijzen van grondstoffen (cokeskool) tijdens de periode stabiel terwijl de kosten per eenheid van de rechtstreekse arbeidskosten en andere vaste productiekosten, die ongeveer 40 % vertegenwoordigen van de productiekosten, aanzienlijk stegen met name tussen 1997 en het onderzoektijdvak.

(88) De stijging van de productiekosten per eenheid van de communautaire bedrijfstak, met name vanaf 1997, viel samen met de daling van de capaciteitsbenutting van de communautaire bedrijfstak, die leidde tot een stijging van de vaste kosten per geproduceerde eenheid.

3.6. Winstgevendheid

(89) De winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak wat betreft de winst over de nettoverkoop op de communautaire markt voor eventuele bijzondere punten steeg van 4,8 % in 1995 tot 9,6 % in 1996, daalde tot 5,9 % in 1997, tot 0,9 % in 1998 en tot -3,9 % in het onderzoektijdvak.

(90) De verbetering van de winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak tussen 1995 en 1996 viel samen met een stijging van de verkoopprijzen en de relatief stabiele kosten van de grondstoffen. De daling van de winstgevendheid tussen 1996 en 1997 viel samen met relatief stabiele verkoopprijzen, maar met een matige stijging van de kosten van grondstoffen en een stijging van de kosten per eenheid als gevolg van de dalende productie en capaciteitsbenutting. Tussen 1997 en het onderzoektijdvak verslechterde de winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak voortdurend en deze trend viel samen met een gestage daling van de verkoopprijzen en een stijging van de kosten per eenheid als gevolg van dalende productie en capaciteitsbenutting. Tussen 1997 en het onderzoektijdvak daalden de kosten van de grondstoffen. Opmerkelijk is tevens dat alle producenten die de communautaire bedrijfstak tijdens het onderzoektijdvak verlies leden of een dalende winst hadden.

3.7. Investeringen en werkgelegenheid

(91) De investerringen van de communautaire bedrijfstak daalden van 7,787 miljoen ECU in 1995 tot 6,777 ECU/EUR tijdens het onderzoektijdvak. De investeringen waren over het algemeen gericht op de vervanging van machines en apparatuur voor de zuivering van cokesgas en water. Tussen 1995 en 1997 maakte de communautaire bedrijfstak voldoende winst over de verkoop om de noodzakelijke jaarlijkse investeringen te kunnen dekken. De investeringen in 1998 en het onderzoektijdvak tonen echter dat de communautaire bedrijfstak dit investeringsritme moest handhaven ook toen de winstgevendheid onvoldoende was om de kosten van deze investeringen te dekken.

(92) De werkgelegenheid van de communautaire bedrijfstak in verband met de productie van cokes 80+ daalde met 10 %, van 750 werknemers in 1995 tot 673 in het onderzoektijdvak. De totale werkgelegenheid van de communautaire bedrijfstak bedroeg 1461 personen in het onderzoektijdvak. Het relatief lage aantal werknemers wordt verklaard uit het feit dat de cokesproductie met behulp van cokesovenbatterijen die door de communautaire bedrijfstak worden gebruikt meer kapitaal- dan arbeidsintensief is.

3.8. Productiviteit

(93) De productiviteit van de communautaire bedrijfstak, gemeten in productie per werknemer, steeg tijdens de betrokken periode met 3 %. Na een stijging tussen 1995 en 1998 daalde de productiviteit tussen 1998 en het onderzoektijdvak, een trend die samenviel met een daling van de werkgelegenheid van 1 % en een daling van de productie van 4 %.

4. Conclusie inzake schade

(94) Bij het beoordelen van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap is rekening gehouden met het feit dat in deze tak van industrie een hoge capaciteitsbezetting noodzakelijk is om de vaste kosten te dekken. Bovendien moet deze sector voortdurend investeren om aan de milieuwetgeving van de Gemeenschap te voldoen. Het is derhalve absoluut noodzakelijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de nodige hoeveelheden kan produceren en verkopen tegen prijzen die een voldoende hoge winstmarge opleveren om zijn capaciteitsbezetting en investeringen op peil te houden.

(95) Wat dit betreft werd vastgesteld dat in de periode van 1995 tot het OT de economische factoren van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals de productie, de bezetting van de productiecapaciteit en de daaruit voortvloeiende productiekosten per eenheid, de voorraden, de omzet, de prijzen per eenheid, het marktaandeel en de winstmarge, verslechterden.

(96) In het bijzonder zij opgemerkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap, bij een vrijwel stabiele markt, een groot gedeelte van zijn marktaandeel heeft verloren. Sedert 1997 trachten de betrokken ondernemingen hun marktaandeel te handhaven door hun verkoopprijzen te verlagen tot het niveau van de bedrijfskosten. De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn hierdoor in de periode van 1997 tot het OT met 7 % gedaald.

(97) Voorts had deze omzetdaling gevolgen voor de capaciteitsbezetting en deed zij de productiekosten per eenheid toenemen. Deze stijging in de productiekosten per eenheid was een gevolg van het feit dat de vaste kosten over een voortdurend afnemende productie (-8 % in de periode van 1995 tot het OT) moesten worden gespreid. De dalende verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, in combinatie met de stijgende kosten per eenheid als gevolg van de afgenomen capaciteitsbezetting, hadden vooral sedert 1997 een daling van de winstmarge en in het OT uiteindelijk een verlies van 3,9 % ten gevolge. Niettemin dienden de in deze tak van industrie noodzakelijke investeringen te worden gedaan, hoewel de inkomsten ontoereikend waren om deze te financieren. Vooral in 1998 en het OT was de winst op de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap ontoereikend om de kosten van de noodzakelijke jaarlijkse investeringen te dekken. Bovendien kan de bestaande productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals uiteengezet in overweging 78, in de praktijk niet aan de werkelijke omzet worden aangepast, noch naar de vervaardiging van andere producten worden omgeschakeld. Het specifieke karakter van de productiecapaciteit maakt de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade als gevolg van de omzetdaling en het verlies van marktaandeel nog groter.

(98) Op basis van het voorgaande werd voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 1, van de basisbeschikking.

F. OORZAKELIJK VERBAND

1. Voorafgaande opmerkingen

(99) Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisbeschikking werd onderzocht of de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade door de omvang van de invoer en de prijzen van de met dumping uit China ingevoerde producten werd veroorzaakt en of deze schade groot genoeg was om als aanmerkelijk te worden beschouwd. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisbeschikking werden nog andere factoren onderzocht teneinde ervoor te zorgen dat de door deze andere factoren veroorzaakte schade niet aan de betrokken invoer met dumping zou worden toegeschreven.

2. Gevolgen van de invoer met dumping

(100) Wat dit betreft werd vastgesteld dat de invoer met dumping uit de VRC in de betrokken periode aanzienlijk is toegenomen, zowel in omvang als wat het marktaandeel betreft. De toename was bijzonder significant in de periode van 1997 tot het OT (41 % in omvang en 7,8 procentpunten in marktaandeel). Deze ontwikkeling viel samen met de verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap ingevolge het verlies van marktaandeel, de neerwaartse druk op de prijzen en de daling van de winstmarges.

(101) Wat de omvang van de invoer en het marktaandeel betreft, zij opgemerkt dat de invoer uit de VRC in de betrokken periode met 63 % is toegenomen. Hierdoor steeg het marktaandeel van deze producten in het algemeen met 10,6 procentpunten, terwijl het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 9,9 procentpunten afnam. De conclusie is derhalve dat het verlies van marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap volledig aan de toename van het marktaandeel van de VRC kan worden toegeschreven. Deze conclusie is gerechtvaardigd omdat de andere producenten in de Gemeenschap eveneens marktaandeel hebben verloren (1,2 procentpunten) en de invoer uit andere derde landen in de betrokken periode stabiel bleef.

(102) De financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verbeterde in de periode van 1995 tot 1997. Dit was een gevolg van de stijging van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, het betrekkelijk stabiele niveau van de productie en een verbetering van de productiviteit. De prijsstijging ging evenwel ten koste van het marktaandeel, dat in deze periode met 3,9 procentpunten terugliep. Opgemerkt zij dat deze ontwikkeling samenviel met een prijsstijging (27 %) van de uit China uitgevoerde producten. Vanaf 1997 daalden de prijzen van de uit China naar de Gemeenschap uitgevoerde producten (- 11 %) en namen de ingevoerde hoeveelheden (+ 42 %) en het overeenkomstige marktaandeel (+ 7,8 procentpunten) aanzienlijk toe. Terzelfder tijd verslechterde de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die nog meer marktaandeel verloor (- 5,9 procentpunten) en zijn verkoopprijzen zag dalen (- 8 %).

(103) De vermindering van de verkochte hoeveelheden had negatieve consequenties voor de omvang van de productie en, zodoende, voor de bezettingsgraad van de productiecapaciteit, de productiekosten per eenheid en de productiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De toename van de invoer van cokes 80+ uit China blijkt duidelijk uit de verhouding tussen de omvang van deze invoer en de totale productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die is toegenomen van 26,6 % in 1995 tot 47,0 % in het OT, hetgeen neerkomt op een algemene stijging met ongeveer 20 procentpunten.

(104) Bovendien werd de cokes 80+ uit China ingevoerd tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT aanzienlijk onderboden. Als gevolg daarvan leed de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT, toen deze invoer zowel in omvang als in marktaandeel zijn hoogste niveau bereikte, aanzienlijke verliezen.

(105) De voorlopige conclusie luidt derhalve dat de neerwaartse druk op de prijzen en de verslechterende situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, in het bijzonder wat het markaandeel en de financiële verliezen betreft, duidelijk zijn toe te schrijven aan de permanent lage prijzen van de uit China ingevoerde cokes 80+, die in het OT een aanzienlijk marktaandeel had.

3. Gevolgen van andere factoren

3.1. Voorafgaande opmerkingen

(106) Wat de andere factoren betreft, heeft de Commissie onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap, de prestaties van de andere producenten in de Gemeenschap, de ontwikkeling van de productiecapaciteit en de exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de nieuwe milieuwetgeving, wijzigingen in de grondstoffenprijzen, de ontwikkeling en de gevolgen van de invoer uit derde landen waarop deze procedure niet van toepassing is en de wederverkoop van cokes 80+ uit China door de bedrijfstak van de Gemeenschap.

3.2. Ontwikkeling van het verbruik

(107) Het verbruik van het betrokken product in de Gemeenschap was in de betrokken periode betrekkelijk stabiel. Voorts zij opgemerkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn winstgevendheid zag afnemen en verlies leed in de periode van 1997 tot het OT, hoewel de markt van de Gemeenschap met 2 % groeide. De door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade kan derhalve niet aan een inkrimping van de vraag op de markt van de Gemeenschap worden toegeschreven.

3.3. Prestaties van de andere producenten in de Gemeenschap

(108) Bij het onderzoek werd eveneens nagegaan of de situatie van de andere producenten in de Gemeenschap, die in het OT 26,9 % van de totale productie in de Gemeenschap vertegenwoordigden, verschillend was van die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Te dien einde werden zowel de in de klacht neergelegde gegevens als de door de andere producenten in de Gemeenschap verstrekte informatie betreffende hun totale productie, verkopen en prijzen onderzocht.

(109) Daarbij werd vastgesteld dat de andere producenten in de Gemeenschap hun marktaandeel eveneens hadden zien teruglopen, namelijk van 16,9 % in 1995 tot 15,7 % in het OT. Bovendien daalden in de betrokken periode de verkochte hoeveelheden (- 6 %) en liepen de gemiddelde prijzen met 11 % terug. Voorts wordt de aandacht gevestigd op het feit dat een van de andere producenten in de Gemeenschap zijn twee cokesfabrieken in Duitsland na het OT heeft gesloten.

(110) Uit het bovenstaande wordt de conclusie getrokken dat de andere producenten in de Gemeenschap dezelfde moeilijkheden ondervonden als de bedrijfstak van de Gemeenschap. Deze andere producenten kunnen derhalve niet tot de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade hebben bijgedragen.

3.4. Overcapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap en exportprestaties

(111) Bepaalde belanghebbenden voerden aan dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade werd veroorzaakt door overcapaciteit voor cokes 80+ in de Gemeenschap als gevolg van de teruglopende vraag en minder goede exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(112) Het onderzoek toonde evenwel aan dat zowel het verbruik in de Gemeenschap als de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de periode 1995 tot het OT betrekkelijk stabiel waren. Bovendien was de capaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT vrijwel hetzelfde als in 1996, toen deze bedrijfstak een bevredigende winstmarge had.

(113) De uitvoer vertegenwoordigde een klein percentage (ongeveer 5 %) van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Hoewel de omvang van de uitvoer in de periode van 1995 tot het OT in het algemeen met 8 % terugliep ten opzichte van de verkoop op de markt van de Gemeenschap, nam de uitvoer toe van 5,2 % in 1995 tot 5,6 % in het OT.

(114) Gezien het bovenstaande kan de door de bedrijfstak geleden aanmerkelijke schade niet aan de toename van de productiecapaciteit worden toegeschreven. Wat de mindere exportprestatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap betreft, zij opgemerkt dat het betrekkelijk geringe aandeel van de uitvoer in de totale verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping van cokes 80+ uit China en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade niet verbreekt.

3.5. Wijziging van de milieuwetgeving

(115) De diensten van de Commissie hebben onderzocht of de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade het gevolg was van buitengewone investeringen die noodzakelijk waren om aan de gewijzigde milieuwetgeving te voldoen.

(116) Vastgesteld werd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de betrokken periode de voor deze sector normale investeringen heeft gedaan. Deze investeringen hadden niet ten doel de productiecapaciteit te verhogen, doch waren bestemd voor de vervanging van machines voor de zuivering van cokesgas en voor waterbehandeling overeenkomstig de milieuwetgeving van de Gemeenschap. De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft derhalve geen buitengewone investeringen gedaan om aan bepaalde nieuwe milieuwetgeving te voldoen.

(117) De conclusie is derhalve dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade niet is veroorzaakt door buitensporige investeringen ingevolge de invoering van nieuwe milieuwetgeving.

3.6. Grondstoffenprijzen

(118) Voorts werd nagegaan of de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade aan een stijging van de grondstoffenkosten kon worden toegeschreven, omdat een van de betrokken partijen had beweerd dat deze kosten althans ten dele de oorzaak waren van de geleden schade.

(119) Vastgesteld werd dat de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van cokes 80+ cokeskool is, dat ongeveer 60 % van de productiekosten van cokes 80+ vertegenwoordigt. De door de bedrijfstak van de Gemeenschap gebruikte cokeskool wordt uit de Verenigde Staten ingevoerd. Het onderzoek toonde aan dat de prijzen van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap gebruikte cokeskool in de betrokken periode stabiel zijn gebleven. Na een stijging van 7 % in de periode van 1995 tot 1997 liepen de grondstoffenprijzen in de periode van 1997 tot het OT met 8 % terug. Wat dit betreft zij opgemerkt dat hoewel de dollar in waarde is gestegen ten opzichte van de ecu/euro, vooral in het OT, de hogere aankoopprijs van cokeskool werd gecompenseerd door de sterke daling van de kosten van het zeevervoer.

(120) De stijging van de grondstoffenprijzen in de periode van 1995 tot 1997 kon worden doorberekend in de verkoopprijzen, die in deze periode eveneens stegen, samen met de winstmarges van de bedrijfstak van de Gemeenschap. In de periode van 1997 tot het OT daarentegen, en niettegenstaande een daling van de grondstoffenprijzen met 8 %, verslechterde de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap omdat de verkoopprijzen van deze bedrijfstak sterker daalden dan de grondstoffenprijzen en de andere productiekosten toenamen als gevolg van een minder goede bezetting van de productiecapaciteit.

(121) De conclusie is derhalve dat de grondstoffenprijzen niet tot de door de bedrijfstak geleden aanmerkelijke schade hebben bijgedragen.

3.7. Invoer uit andere derde landen

(122) Geconstateerd werd dat het marktaandeel in de Gemeenschap van alle andere derde landen samen in de betrokken periode minder dan 1,5 % bedroeg. Er waren geen aanwijzingen dat de prijzen van de uit andere derde landen ingevoerde producten eveneens laag waren.

(123) Zelfs indien de invoer uit andere derde landen tegen lage prijzen zou hebben plaatsgevonden, dan nog is het marktaandeel van deze producten zo gering dat geen aanmerkelijke schade kan zijn toegebracht aan de bedrijfstak van de Gemeenschap.

3.8. Wederverkoop van cokes 80+ uit China door de bedrijfstak van de Gemeenschap

(124) Tevens werd onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap zelf schade had veroorzaakt door de wederverkoop van cokes 80+ van oorsprong uit de VRC.

(125) Zoals vermeld werd geconstateerd dat de verkoop van deze producten door de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT in omvang uitgedrukt en op individuele grondslag niet meer dan 8,5 % van de totale in omvang uitgedrukte productie vertegenwoordigde. Deze invoer maakte slechts 7,6 % uit van de totale invoer uit de VRC en 3,8 % van alle verkopen door de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT. Dit is duidelijk een uit commercieel oogpunt verantwoorde verdedigingsstrategie tegen de sterk toegenomen invoer uit de VRC. Bovendien kan deze geringe wederverkoop de bedrijfstak van de Gemeenschap geen bescherming hebben geboden tegen de gevolgen van de dumping, noch heeft deze invoer de bedrijfstak groot voordeel gebracht.

4. Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(126) De Commissie stelde vast dat er een duidelijk oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping en de vastgestelde aanmerkelijke schade. Deze conclusie is in het bijzonder gebaseerd op het verlies van marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in combinatie met de verslechtering van zijn winstgevendheid, die samenvielen met de in omvang toegenomen invoer uit de Volksrepubliek China tegen prijzen die voortdurend aanmerkelijk lager waren dan die van de betrokken bedrijfstak. Alle andere factoren die tot de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kunnen hebben bijgedragen, in het bijzonder de exportprestatie van deze bedrijfstak, de wijziging van de grondstoffenkosten en de wederverkoop van cokes 80+ uit China door de bedrijfstak van de Gemeenschap zelf, zijn van dien aard dat zij het oorzakelijk verband tussen de dumping en de vastgestelde aanmerkelijke schade niet verbreken.

(127) De voorlopige conclusie luidt derhalve dat de invoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisbeschikking heeft toegebracht aan de bedrijfstak van de Gemeenschap.

G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Voorafgaande opmerkingen

(128) Antidumpingmaatregelen hebben ten doel oneerlijke handelspraktijken die de bedrijfstak van de Gemeenschap schade toebrengen, te compenseren en op de markt van de Gemeenschap eerlijke mededingingsvoorwaarden te herstellen. Afgezien van het onderzoek naar dumping en schade werd nagegaan of er dwingende redenen waren die de conclusie zouden rechtvaardigen dat maatregelen in dit geval niet in het belang van de Gemeenschap zijn. Te dien einde werden overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisbeschikking de gevolgen van mogelijke maatregelen voor alle bij deze procedure betrokken partijen onderzocht en werd op basis van al het voorgelegde bewijsmateriaal nagegaan welke gevolgen het al dan niet nemen van maatregelen zou hebben.

2. Verzamelen van gegevens betreffende het belang van de Gemeenschap

(129) Teneinde de gevolgen van eventuele maatregelen te onderzoeken, werden vragenlijsten gezonden aan alle belanghebbenden, met inbegrip van de importeurs/handelaars en de verwerkende bedrijven die de Commissie ten tijde van de inleiding van de procedure bekend waren. Andere belanghebbenden die zich kenbaar maakten, werden verzocht informatie te verstrekken over de mogelijke gevolgen van het al dan niet instellen van antidumpingmaatregelen. De Commissie heeft ook de bedrijfstak van de Gemeenschap om informatie betreffende het belang van de Gemeenschap verzocht.

(130) De vragenlijsten werden binnen de gestelde termijnen teruggezonden door zes importeurs/handelaars die samen vrijwel de totale invoer van cokes 80+ uit de VRC vertegenwoordigen:

- Adriacokes SpA, Ravenna, Italië,

- Eurocokes Due Srl, Milaan, Italië,

- Krupp Energiehandel GmbH, Essen, Duitsland,

- Mongecoke SpA, Milaan, Italië,

- RAG Trading GmbH, Essen, Duitsland,

- SSM Coal BV, Rotterdam, Nederland.

(131) Bij het onderzoek werd vastgesteld dat Eurocokes Due Srl sedert begin 1999 geen cokes 80+ meer invoert uit de Volksrepubliek China.

(132) Voorts werden antwoorden ontvangen van twee ondernemingen die cokes 80+ gebruiken bij de vervaardiging van gietijzer of steenwol:

- Buderus Guss GmbH, Wetzlar, Duitsland,

- Rockwool International A/S, Kopenhagen, Denemarken, namens de volgende filialen:

- Rockwool A/S, Hedehusene, Denemarken,

- Deutsche Rockwool Mineralwoll, GmbH, Gladbeck, Duitsland,

- Rockwool Lapinus, BV, Roermond, Nederland,

- Rockwool Isolation SA, Parijs, Frankrijk.

(133) Met bewijsmateriaal gestaafde commentaar werd ontvangen van drie producenten van gietijzer, namelijk:

- Fritz Winter Eisengiesserei GmbH & Co KG, Stadtallendorf, Duitsland,

- Georg Fischer GmbH & Co KG, Mettmann, Duitsland,

- Pont-à-Mousson, SA, Nancy, Frankrijk.

(134) Het Committee of Associations of European Foundries en zes nationale verenigingen van gieterijen hebben eveneens opmerkingen gemaakt over de mogelijke gevolgen van antidumpingmaatregelen voor de gieterijen in de Gemeenschap.

3. Gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap

3.1. Aard en levensvatbaarheid

(135) De bedrijfstak van de Gemeenschap bestaat uit middelgrote ondernemingen die uitsluitend cokes vervaardigen. Deze ondernemingen zijn in Frankrijk, Spanje, België, het Verenigd Koninkrijk en Italië gevestigd. De bedrijfstak van de Gemeenschap verschaft werkgelegenheid aan in totaal 1461 personen waarvan er 673 rechtstreeks bij de vervaardiging van het betrokken product zijn ingezet. Voorts is de bedrijfstak van de Gemeenschap een volwassen industrie die wegens haar betrouwbaarheid van strategisch belang is voor de bevoorrading van de verwerkende sector.

(136) Het onderzoek heeft uitgewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap levensvatbaar is. Dit blijkt uit de winstmarges van de jaren 1995, 1996 en 1997 (van 4,8 % tot 9,6 %) en uit de in de betrokken periode gedane investeringen. Door de invoer met dumping uit China is de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap sedert 1997 evenwel aanmerkelijk verslechterd, in die mate dat deze in het OT een verlies van - 3,9 % leed.

(137) Zoals vermeld in overweging 78 wordt het betrokken product vervaardigd in cokesovenbatterijen die ontworpen zijn voor de vervaardiging van cokes 80+ en kan de bestaande capaciteit in de praktijk niet worden aangepast aan de omvang van de verkoop, noch kan deze voor de vervaardiging van andere producten worden gebruikt. Bovendien is de vervaardiging van cokes in cokesovenbatterijen kapitaalintensief, sterk geautomatiseerd en dient de bedrijfstak van de Gemeenschap voortdurend investeringen te doen om aan de milieuwetgeving van de Gemeenschap te voldoen. Tijdens de betrokken periode heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap investeringen gedaan ter vervanging van machines en apparatuur in het kader van de milieubescherming.

3.2. Gevolgen van antidumpingmaatregelen

(138) Wanneer schadeveroorzakende dumping als gevolg van invoer tegen lage prijzen wordt vastgesteld, moet worden overwogen de handelsverstorende gevolgen van deze dumping weg te nemen en eerlijke mededingingsvoorwaarden te herstellen.

(139) Om de gevolgen van eventuele maatregelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap te beoordelen, is de Commissie uitgegaan van een stabiele vraagsituatie. Dit is gerechtvaardigd omdat de productie van gietijzer, steenwol en zinklood in de Gemeenschap eveneens stabiel is.

(140) De verwachting is dat na het instellen van maatregelen de verkoop op de markt van de Gemeenschap en, tot op zekere hoogte, de prijzen van het betrokken product zullen stijgen. Deze omzetstijging zal de bedrijfstak van de Gemeenschap de mogelijkheid geven marktaandeel te herwinnen en, dankzij een betere bezettingsgraad van de productiecapaciteit, de productiekosten per eenheid te verlagen en de productiviteit te verhogen. Hoewel niet valt uit te sluiten dat de invoer uit de VRC in omvang zal afnemen, zal deze vermindering van de ingevoerde hoeveelheden naar verwachting niet zeer groot zijn omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet voldoende capaciteit heeft om de hele markt van de Gemeenschap te bevoorraden.

(141) De prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zullen vermoedelijk stijgen, zij het niet geheel naar verhouding van het ingestelde recht omdat het voordeel voor deze bedrijfstak ten dele in een toename van de verkochte hoeveelheden zal bestaan. Deze toename is echter enkel mogelijk indien de bedrijfstak van de Gemeenschap een bepaald prijsvoordeel behoudt ten opzichte van de uit China ingevoerde cokes 80+.

(142) Een stijging van de verkochte hoeveelheden en van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zal deze vermoedelijk in staat stellen zijn financiële positie te verbeteren, zodat de betrokken ondernemingen het product kunnen blijven vervaardigen en de nodige investeringen kunnen doen.

3.3. Gevolgen van het niet instellen van maatregelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap

(143) Indien geen maatregelen worden genomen zal de negatieve tendens voor de bedrijfstak van de Gemeenschap vermoedelijk worden gecontinueerd, hetgeen op middellange of lange termijn tot de sluiting van ondernemingen zal leiden. De bedrijfstak van de Gemeenschap is in het bijzonder getroffen door een verlies van marktaandeel en een negatieve financiële situatie. Het is duidelijk dat, gezien de dalende winstmarges, in het bijzonder sedert 1997, en de in het OT geleden aanmerkelijke schade, de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verder zal verslechteren indien geen maatregelen worden genomen om de negatieve gevolgen van de invoer met dumping te compenseren. Dit kan uiteindelijk leiden tot een inkrimping van de productie of de sluiting van bepaalde fabrieken, waardoor werkgelegenheid verloren gaat en belangrijke investeringen in de Gemeenschap in gevaar komen. De sluiting van twee fabrieken door één van de producenten in de Gemeenschap illustreert dit argument.

(144) Indien geen maatregelen worden genomen, zal de druk op de prijzen door de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een belemmering blijven vormen om een aanvaardbare winst te behalen, hetgeen tot een verdere daling van de productie van het betrokken product in de Gemeenschap zou kunnen leiden. Minder producenten op de markt van de Gemeenschap betekent ook minder concurrentie op deze markt.

3.4. Conclusie

(145) De conclusie is dat, aangezien het onderzoek van de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft aangetoond dat deze structureel leefbaar is, maatregelen deze tak van industrie naar verwachting de mogelijkheid zullen geven zich van de geleden schade te herstellen. De bedrijfstak van de Gemeenschap zal zijn omzet kunnen opvoeren en zijn verloren marktaandeel kunnen herwinnen, waardoor de productiekosten per eenheid zullen dalen en de winstmarges zullen stijgen. Bovendien wordt verwacht dat de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap enigszins zullen stijgen, zij het niet geheel naar verhouding van het opgelegde recht. Maatregelen worden derhalve geacht in het belang van de Gemeenschap te zijn. Indien geen antidumpingmaatregelen worden genomen, bestaat het gevaar dat een aantal producenten in de Gemeenschap zijn fabrieken sluit.

4. Gevolgen van maatregelen voor de handelaren/importeurs

4.1. Structuur van de invoer- en distributiekanalen

(146) Kenmerkend voor de distributie van cokes 80+ in de Gemeenschap zijn het beperkte aantal handelaren/importeurs en het feit dat deze grote voorraden hebben van het betrokken product. Deze ondernemingen, die in wezen optreden als tussenpersoon tussen de Chinese exporteurs en de verwerkende sector in de Gemeenschap, voeren cokes 80+ in, verrichten een kwaliteitscontrole en leggen voorraden aan. Het onderzoek heeft aangetoond dat de verwerkende bedrijven het betrokken product niet rechtstreeks uit de VRC invoeren, doch dat zij dit uit de voorraden van de importeurs betrekken.

4.2. Economische situatie van de importeurs

(147) De vorengenoemde medewerkende importeurs vertegenwoordigden in het in omvang uitgedrukt OT ongeveer 96 % van de invoer van het betrokken product in de Gemeenschap. A1 deze importeurs waren tegen antidumpingmaatregelen gekant omdat zij van oordeel waren dat, aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap onvoldoende productiecapaciteit heeft om aan de vraag te voldoen, deze maatregelen negatieve gevolgen zouden hebben voor hun omzetcijfer en winstmarges evenals voor de verwerkende industrie.

(148) Wat dit betreft zij in eerste instantie opgemerkt dat hoewel de importeurs aanzienlijke voorraden houden van het betrokken product, zij ook talrijke andere steenkoolproducten verhandelen waarop deze procedure niet van toepassing is. De totale omzet van de medewerkende importeurs in het OT bleek 1627 miljoen ECU/EUR te bedragen, terwijl de omzet van het betrokken product 40 miljoen ECU/EUR bedroeg, hetgeen minder dan 2,5 % van de totale omzet is. Volgens de beschikbare informatie hebben deze ondernemingen ongeveer 500 werknemers in dienst waarvan er op basis van de omzetcijfers 12 aan het betrokken product kunnen worden toegerekend. Wat de financiële situatie betreft, zij opgemerkt dat de gewogen gemiddelde winstmarge van deze importeurs in het OT 7,2 % bedroeg.

4.3. Gevolgen van het al dan niet instellen van maatregelen

(149) Zoals eerder vermeld wordt ervan uitgegaan dat antidumpingmaatregelen de prijzen van cokes 80+ op de markt van de Gemeenschap zullen doen stijgen doch dat, gezien de omvang en de aard van de voorgestelde maatregelen en de in de Gemeenschap beschikbare productiecapaciteit, het product verder zal worden ingevoerd, zij het tegen niet schadeveroorzakende prijzen. Deze prijsverhoging zal vermoedelijk negatieve gevolgen hebben voor de importeurs, die hun winstmarges mogelijkerwijze zullen zien dalen.

(150) Deze verlaging van de winstmarges van de importeurs moet evenwel worden gezien in het licht van de winst die deze in het OT hebben gerealiseerd, evenals van het feit dat de importeurs ook in belangrijke mate handelaren zijn en alternatieve bevoorradingsbronnen kunnen zoeken, bijvoorbeeld de producenten van cokes tot in de Gemeenschap. Geconstateerd werd namelijk dat sommige handelaren die uit de VRC importeren ook cokes 80+ betrekken van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Voorts zullen de negatieve gevolgen van eventuele prijsverhogingen vermoedelijk beperkt zijn omdat de gedaalde winstmarges gecompenseerd worden door een zekere stijging van de aan de verwerkende industrie aangerekende prijzen. Omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet geheel aan de vraag op de markt van de Gemeenschap kan voldoen, zullen ook in de toekomst vermoedelijk nog aanzienlijke hoeveelheden worden ingevoerd.

(151) Uit het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat, indien geen maatregelen worden ingesteld, de positieve tendens voor de situatie van de importeurs vermoedelijk wordt gecontinueerd. Indien wel antidumpingmaatregelen worden ingesteld, zal de situatie van de importeurs wellicht verslechteren, hoewel hun economische activiteiten niet ernstig in gevaar zullen komen.

5. Verwerkende industrie

5.1. Betrokken bedrijven

(152) De verwerkende industrie in de Gemeenschap bestaat uit drie grote sectoren:

- gieterijen die gietstukken vervaardigen,

- fabrikanten van steenwol, en

- fabrikanten van zinklood.

5.2. Steenwolfabrikanten

a) Aard en structuur

(153) Uit de informatie waarover de Commissie beschikt, blijkt dat één verwerkend bedrijf, namelijk Rockwool, vrijwel de gehele steenwolproductie in de Gemeenschap vertegenwoordigt. Deze onderneming heeft de in de loop van het onderzoek toegezonden vragenlijst beantwoord. De diensten van de Commissie hebben een controlebezoek gebracht aan deze onderneming, die ongeveer 10 % van alle cokes 80+ in de Gemeenschap verbruikt en vertegenwoordigde in 1988 ongeveer 28 % van de totale invoer van cokes 80+ uit China in de Gemeenschap.

(154) Cokes 80+ wordt gebruikt als verbrandingsproduct voor het smelten van steen. De gesmolten steen wordt vervolgens tot dunne garens verweven die daarna met bindmiddel en olie worden geïmpregneerd met het oog op de vervaardiging van steenwol. Na het harden en de vormgeving van de steenwol wordt deze als isolatiemateriaal gebruikt. Rockwool is de belangrijkste fabrikant van steenwol in de Gemeenschap en heeft ongeveer eenderde van de markt voor isolatieproducten, onder meer steenwol, glaswol en plastic isolatieschuim, in de Gemeenschap in handen.

(155) Het onderzoek toonde aan dat cokes 80+ in 1998 tussen 2 % en 5 % van de totale productiekosten van Rockwool vertegenwoordigde(4).

(156) Deze onderneming heeft elf fabrieken in de Gemeenschap, die werk verschaffen aan in totaal 7000 personen. Volgens informatie van de onderneming zelf gebruiken slechts vier van deze fabrieken, die in 1998 ongeveer 3490 werknemers hadden, cokes 80+ uit China.

b) Gevolgen van de beoogde maatregelen

(157) Rockwool heeft bezwaar gemaakt tegen het instellen van maatregelen in deze procedure. De onderneming voerde het argument aan dat maatregelen de aankoopkosten zouden doen stijgen, hetgeen nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de concurrentiepositie van het bedrijf en, zodoende, voor de fabricage in de Gemeenschap. Voorts werd aangevoerd dat de kostenstijging als gevolg van antidumpingmaatregelen de winstmarge van het bedrijf zou doen dalen omdat deze kosten niet aan de afnemers kunnen worden doorberekend.

(158) Wat de gevolgen van antidumpingmaatregelen voor de firma Rockwool betreft, zij in eerste instantie opgemerkt dat de Chinese cokes 80+ niet rechtstreeks door de verwerkende bedrijven doch via importeurs in de Gemeenschap wordt ingevoerd. Het is dientengevolge niet uitgesloten dat deze importeurs een gedeelte van de uit de antidumpingmaatregel voortvloeiende prijsverhoging voor hun rekening zullen nemen, hoewel de mate waarin zij dit zullen doen door het prijsbeleid van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de importeurs zal worden bepaald.

(159) Voorts toonde het onderzoek aan dat cokes 80+ tussen 2 % en 5 %(5) van de totale productiekosten van steenwol vertegenwoordigt. Het voorgestelde antidumpingrecht kan de productiekosten van Rockwool derhalve met ten hoogste 1 % doen stijgen. Dit in de veronderstelling dat de importeurs het volledige recht aan de verwerkende sector doorberekenen en dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen met gemiddeld 5,6 % verhoogt, waardoor opnieuw de situatie van 1996 zou ontstaan. Het is echter onwaarschijnlijk dat een dergelijke kostenverhoging plaatsvindt omdat niet kan worden uitgesloten dat de importeurs een gedeelte van de prijsverhoging voor hun rekening nemen. Zoals eerder vermeld bedroeg de gemiddelde winstmarge van de medewerkende importeurs in het OT 7,2 %. Voorts is het de verwachting dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap met minder dan de hogervermelde 5,6 % zullen stijgen omdat het voordeel voor deze bedrijfstak ten dele zal bestaan in een daling van de kosten per eenheid als gevolg van de toenemende productie en verkopen in de Gemeenschap.

(160) Bovendien is de winstmarge van Rockwool in de periode van 1995 tot 1998 bijna verdubbeld. In dit laatste jaar bedroeg deze marge 7 à 9 %(6).

(161) De bewering dat de kostenstijging onmogelijk aan de afnemers van steenwol kan worden doorberekend, werd onderzocht voor een van de filialen van Rockwool waarvoor gegevens betreffende de kosten en prijzen van steenwol werden verkregen en die in 1998 ongeveer 40 % van de totale invoer van Rockwool uit de VRC vertegenwoordigde. De sterke positie van Rockwool op de markt voor steenwol, waar de onderneming naar eigen zeggen de eerste plaats inneemt en het feit dat steenwol ongeveer eenderde van de totale markt voor isolatieproducten in de Gemeenschap vertegenwoordigt, lijkt dit argument tegen te spreken. Hoewel de totale productiekosten per eenheid van het genoemde filiaal in de periode 1995 tot 1998 waren toegenomen (tussen 4 % en 7 %)(7), had dit in dezelfde periode 20 % meer winst gemaakt. Opgemerkt zij dat de prijs van steenwol in deze periode eveneens is gestegen (met 7 %). Dit betekent dat deze kostenstijgingen aan de eindgebruikers kunnen worden doorberekend.

(162) Rockwool voerde aan dat de invoer van cokes 80+ uit de VRC na het instellen van de antidumpingmaatregelen zou afnemen. Dit zou moeilijkheden veroorzaken voor de verwerkers van uit China ingevoerde cokes 80+ die aanzienlijke kosten zouden moeten maken om hun koepelovens om te schakelen van Chinese cokes 80+ naar het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde product.

(163) Het onderzoek heeft wat dit betreft aangetoond dat koepelovens in het algemeen van de ene soort cokes 80+ naar een andere moeten worden omgeschakeld, ongeacht of het product uit de VRC dan wel van andere producenten in de Gemeenschap afkomstig is. Antidumpingmaatregelen zullen wat dit betreft vermoedelijk geen grotere gevolgen hebben dan die welke normaliter met een verandering van leverancier gepaard gaan. Deze volgens de onderneming aanzienlijk hoge kosten waren voor haar alleszins niet onoverkomelijk toen zij tussen 1995 en het OT besloot zich uit andere bron te bevoorraden.

c) Gevolgen van het niet instellen van maatregelen

(164) Indien geen maatregelen worden ingesteld, zal Rockwool het voordeel van de huidige lage prijzen van cokes 80+ op de markt van de Gemeenschap blijven genieten. Hoewel moet worden erkend dat elke kostenverlaging belangrijk is, mag toch niet uit het oog worden verloren dat de lagere prijzen van de Chinese producenten het gevolg zijn van oneerlijke handelspraktijken die de bedrijfstak van de Gemeenschap schade toebrengen.

(165) Voorts zij opgemerkt dat indien het aantal fabrikanten van cokes 80+ in de Gemeenschap vermindert of deze sector geheel verdwijnt, het aantal leveranciers eveneens vermindert, met alle negatieve gevolgen vandien voor Rockwool. In dergelijk geval zouden de gebruikers van cokes 80+ in de Gemeenschap geheel aangewezen zijn op de Chinese fabrikanten, die een dominante marktpositie zouden hebben in de Gemeenschap. Er wordt van uitgegaan dat het bestaan van alternatieve bevoorradingsbronnen van cruciaal belang is voor een goede grondstoffenvoorziening. Uit informatie waarover de Commissie beschikt, blijkt dat er momenteel een tekort is aan cokes 80+ uit China om redenen die geen verband houden met de antidumpingprocedure. Het verdwijnen van ondernemingen of zelfs van de gehele bedrijfstak in de Gemeenschap zou deze problemen nog verergeren en bevoorradingsproblemen veroorzaken voor de verwerkende industrie.

d) Conclusie

(166) De conclusie is dat de door Rockwool verstrekte informatie de argumenten betreffende de vermoedelijke gevolgen van antidumpingmaatregelen voor de fabrikanten van steenwol niet bevestigt. Ten eerste zal het effect van antidumpingmaatregelen op de productiekosten vermoedelijk beperkt zijn en ten tweede wordt aangenomen dat kostenstijgingen aan de eindverbruiker zullen worden doorberekend. De conclusie is derhalve in dit geval dat antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van cokes 80+ uit China naar verwachting geen grote invloed zullen hebben op de economische situatie van de betrokkenen.

5.3. Gieterijen

a) Aard en structuur

(167) De gieterijen waren in 1998 goed voor 85 % van het totale verbruik van cokes 80+ in de Gemeenschap en ongeveer 63 % van de invoer van cokes 80+ uit China in de Gemeenschap. De informatie betreffende de gevolgen van antidumpingmaatregelen voor de gieterijen werd verstrekt door vier gieterijen in de Gemeenschap die 10 % van het totale verbruik en 13 % van de totale invoer uit de VRC vertegenwoordigen. Bovendien hebben diverse nationale verenigingen van gieterijen en het Committee of Associations of European Foundries argumenten aangevoerd. Deze argumenten werden onderzocht in het licht van de met bewijsmateriaal gestaafde informatie van de vorengenoemde vier gieterijen.

(168) Cokes 80+ wordt gebruikt als verbrandingsproduct voor het smelten van schroot voor de vervaardiging van gietstukken van ijzer. De gesmolten gietstukken worden vervolgens verder bewerkt en gebruikt bij de vervaardiging van onderdelen in de automobielindustrie, voor engineeringprojecten, bij de machinebouw en door openbare nutsbedrijven.

(169) Cokes 80+ vertegenwoordigde in 1998 2,3 % van de totale productiekosten van de gieterijen.

(170) Volgens informatie van het Committee of Associations of European Foundries verschafte deze sector in 1998 werkgelegenheid aan 194000 personen. Volgens informatie van de vier medewerkende gieterijen die het product verwerken en die in 1998 goed waren voor 10 % van het totale verbruik van cokes 80+, bleek dat de uit deze vier ondernemingen bestaande sector in 1998 werkgelegenheid verschafte aan in totaal 6000 personen. Hieruit lijkt geconcludeerd te moeten worden dat het totale aantal arbeidsplaatsen in de gieterijen van deze sector die cokes 80+ verwerken slechts ongeveer 50000 bedraagt. Er wordt nogmaals op gewezen dat dit cijfer betrekking heeft op het totale aantal arbeidsplaatsen in deze sector en niet op de arbeidsplaatsen die rechtstreeks verband houden met het gebruik van het betrokken product.

b) Gevolgen van antidumpingmaatregelen

(171) De nationale verenigingen van gieterijen beweerden dat het instellen van antidumpingmaatregelen op de invoer van cokes 80+ uit China ernstige negatieve gevolgen zal hebben voor de gieterijen, merendeels ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf, en dat deze maatregelen vermoedelijk tot de sluiting van een aantal fabrieken zullen leiden. Voorts werd aangevoerd dat, aangezien cokes 80+ een groot gedeelte van de totale productiekosten van de gieterij en vertegenwoordigt, antidumpingmaatregelen ernstige negatieve gevolgen zullen hebben voor de winstmarges van de gieterijen, die op dit ogenblik zeer laag zijn (1 tot 3 %).

(172) Zoals uiteengezet in overweging 146 wordt cokes 80+ uit China niet rechtstreeks door de gebruikers doch via importeurs in de Gemeenschap ingevoerd. Het is derhalve niet uitgesloten dat deze importeurs een gedeelte van de uit de antidumpingmaatregelen voortvloeiende prijsverhoging voor hun rekening zullen nemen.

(173) De nationale verenigingen van gieterijen beweerden dat cokes 80+ goed is voor 2,6 % tot 6 % van de totale kosten van de gieterijen. Volgens informatie van de vier gieterijen vertegenwoordigt dit product 2,3 % van hun totale kosten. Het voorgestelde antidumpingrecht zou de productiekosten van deze gieterijen derhalve hoogstens met gemiddeld minder dan 0,5 % doen toenemen. Bij deze berekening werd uitgegaan van de veronderstelling dat de importeurs het volledige recht aan de verwerkende sector doorberekenen en dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen gemiddeld met 5,6 % verhoogt, hetgeen een terugkeer is naar de situatie van 1996. Wanneer deze kostenverhoging plaatsvindt, hangt in de eerste plaats af van de handelwijze van de importeurs, die de prijsverhoging van cokes 80+ ten dele voor hun rekening zouden kunnen nemen en van de bedrijfstak van de Gemeenschap, waarvan de prijzen mogelijkerwijze met minder dan de berekende 5,6 % zullen stijgen, aangezien het voordeel voor de bedrijfstak van de Gemeenschap ten dele zal bestaan in een verlaging van de kosten per eenheid ingevolge de toename van de productie en de verkoop in de Gemeenschap.

(174) De productiekosten van de gieterijen worden in het algemeen beïnvloed door fluctuaties van de belangrijkste kostenposten. De schrootprijzen bijvoorbeeld, die ongeveer 50 % van de totale productiekosten van de gieterijen vertegenwoordigen, vertoonden in het verleden sterke schommelingen. Volgens informatie waarover de Commissie beschikt, varieerden de prijzen tussen 1995 en 1998 met 24 %. Gezien de beperkte maximale invloed van antidumpingmaatregelen op de productiekosten van de gieterijen is het onwaarschijnlijk dat deze maatregelen tot de sluiting van gieterijen zullen leiden.

(175) De nationale vereniging van gieterijen voerden bovendien aan dat de winstgevendheid van de gieterijen in 1998 1,5 à 3 % bedroeg. De gemiddelde winstmarge van de gieterijen in de Gemeenschap die hieromtrent informatie hebben verstrekt en die 13 % van al het uit China ingevoerde cokes 80+ verwerken, lag evenwel tussen 5,1 % en 22,1 %, hetgeen voor 1998 een gemiddelde van ongeveer 18 % oplevert. De winsten van de andere grote gieterijen (volgens de klacht goed voor een extra 4 % van het verbruik in de Gemeenschap) die zich kenbaar hebben gemaakt en waarvan de winstmarges (inkomsten uit verkoop) gepubliceerd zijn, lagen in 1998 tussen 10 % en 13 %. Deze gieterijen zijn leveranciers van gietstukken voor de automobielsector en de machinebouw. Het argument van de lage winstmarges van de gieterij en in de Gemeenschap wordt derhalve niet bevestigd door het beschikbare bewijsmateriaal. De Commissie zal dit probleem verder onderzoeken op basis van aanvullende informatie die na de bekendmaking van de voorlopige bevindingen door de belanghebbenden wordt verstrekt.

c) Conclusie

(176) De argumenten van de nationale verenigingen van gieterijen betreffende de gevolgen van antidumpingmaatregelen voor de gieterijen in de Gemeenschap werden niet bevestigd door het bewijsmateriaal waarover de Commissie beschikt. Volgens de aan de Commissie verstrekte informatie vertegenwoordigt cokes namelijk slechts een klein gedeelte van de totale kosten van de gieterijen en de gevolgen van antidumpingmaatregelen voor de productiekosten van de gieterijen zullen derhalve minimaal zijn. Deze conclusie is in het bijzonder gebaseerd op de overweging dat de sterke schommelingen van de grondstoffenkosten die zich in het verleden hebben voorgedaan niet de negatieve gevolgen hebben gehad die antidumpingmaatregelen volgens de nationale verenigingen van gieterijen in dit geval zullen hebben. De argumenten met betrekking tot de winstgevendheid van de gieterijen in de Gemeenschap zijn eveneens niet bevestigd. De conclusie is derhalve dat de voorgestelde antidumpingmaatregel de economische situatie van de gieterijen niet sterk zal beïnvloeden.

6. Gevolgen voor de mededinging op de markt van de Gemeenschap

(177) Wat de mededinging op de markt van de Gemeenschap betreft, wordt de aandacht gevestigd op twee elementen. Hoewel antidumpingmaatregelen ten doel hebben de prijzen van de uit de VRC in de Gemeenschap ingevoerde producten te verhogen, zullen de maatregelen de markt van de Gemeenschap niet ontoegankelijk maken voor Chinese exporteurs en zullen de Chinese producten nog steeds op deze markt aanwezig zijn.

(178) Het wegnemen van de ongerechtvaardigde voordelen die het gevolg zijn van de invoer met dumping heeft integendeel ten doel de verdere achteruitgang van de bedrijfstak van de Gemeenschap te voorkomen en, zodoende, ervoor te zorgen dat op de markt van de Gemeenschap een groot aantal leveranciers aanwezig blijft en de concurrentie tussen de producenten zelfs nog wordt versterkt. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat zonder dergelijke maatregelen de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verder zou verslechteren en dat de mededinging op de markt van de Gemeenschap uiteindelijk beperkt zou zijn tot cokes 80+ uit de VRC. Dit zou duidelijk niet in het belang zijn van de Gemeenschap. De bedrijfstak van de Gemeenschap zorgt namelijk voor meer mededinging op de markt van de Gemeenschap omdat door zijn aanwezigheid op deze strategisch belangrijke markt het aanbod groter is. De industriële gebruikers van het betrokken product zullen zodoende het voordeel hebben van een sterkere concurrentie op deze markt.

(179) Ten tweede is er geen bewijs dat de invoer in de Gemeenschap uit andere bronnen, die in de betrokken periode relatief stabiel bleek te zijn, niet zou kunnen toenemen wanneer eerlijke mededingingsvoorwaarden worden hersteld.

(180) De eindgebruikers van het betrokken product zullen derhalve nog steeds het voordeel hebben van een markt met voldoende concurrentie.

7. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(181) Antidumpingmaatregelen zullen de bedrijfstak van de Gemeenschap naar verwachting de mogelijkheid geven zijn verloren marktaandeel te heroveren en zijn winstgevendheid te herstellen, hetgeen een gunstig effect zal hebben op de concurrentie op de markt van de Gemeenschap. Wegens de verslechterde situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap bestaat het gevaar dat indien geen maatregelen worden genomen bepaalde ondernemingen in de Gemeenschap hun fabrieken zullen sluiten. In dat geval wordt de markt van de Gemeenschap nog sterker afhankelijk van invoer.

(182) Hoewel de importeurs vermoedelijk enig nadeel zullen ondervinden in de vorm van prijsstijgingen, kunnen deze worden beperkt door een verlaging van de winstmarges of door de prijsverhoging ten dele aan de verwerkende sector door te berekenen.

(183) De fabrikanten van steenwol zullen vermoedelijk weinig nadeel ondervinden van de antidumpingmaatregelen omdat alle kostenstijgingen, die vermoedelijk minimaal zullen zijn, aan de eindgebruiker kunnen worden doorberekend. De informatie waarover de Commissie in dit stadium beschikt, wijst erop dat, gezien het betrekkelijk geringe aandeel van cokes 80+ in de totale kosten van de gieterijen, antidumpingmaatregelen naar verwachting geen grote gevolgen zullen hebben voor de economische situatie van de gieterijen. Bovendien zullen de verwerkende bedrijven vermoedelijk voordeel hebben bij de instandhouding van een alternatieve bevoorradingsbron voor cokes 80+ op de markt van de Gemeenschap.

(184) Uit het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om in dit geval geen voorlopige antidumpingmaatregelen in te stellen.

H. VOORLOPIGE MAATREGELEN

1. Maatregel waarbij de schade wordt weggenomen

(185) De Commissie heeft vastgesteld dat de invoer met dumping aanmerkelijke schade heeft toegebracht aan de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat er geen dwingende redenen zijn om geen antidumpingmaatregelen te nemen. Zij acht het derhalve noodzakelijk dergelijke maatregelen te nemen in de vorm van voorlopige maatregelen.

(186) De antidumpingmaatregel moet toereikend zijn om de door de invoer met dumping veroorzaakte schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap weg te nemen, doch zonder de vastgestelde dumpingmarges te overschrijden.

(187) Het wegnemen van dergelijke schade betekent dat de prijzen van de uit China ingevoerde producten verhoogd moeten worden tot een niveau waarop zij geen schade meer veroorzaken. Voor de berekening van de noodzakelijke prijsverhoging, met andere woorden de schademarge, wordt ervan uitgegaan dat de prijzen van de met dumping ingevoerde producten met de niet-schadeveroorzakende prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap vergeleken moeten worden. Deze niet-schadeveroorzakende prijs werd berekend door de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT te verhogen met het winstmanco en een redelijke winstmarge.

(188) Voor het vaststellen van de winstmarge heeft de Commissie onderzocht welke winst de bedrijfstak van de Gemeenschap redelijkerwijze zou mogen verwachten indien geen invoer met dumping zou plaatsvinden. Het onderzoek toonde aan dat een winstmarge van 9,6 % voorlopig als redelijk moet worden aangemerkt. Dit is de winst die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft behaald in 1996 toen de invoer van cokes 80+ uit China het laagst was en op de markt van de Gemeenschap geen andere invoer van betekenis plaatsvond.

(189) Op deze grondslag werden de gewogen gemiddelde exportprijzen, naar behoren gecorrigeerd voor kwaliteitsverschillen en kosten na invoer, als uiteengezet in de overwegingen 73 tot 77, vergeleken met de gewogen gemiddelde niet-schadeveroorzakende prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT. Het verschil, uitgedrukt als een percentage van de totale cif-invoerwaarde, bedroeg 45,1 %, hetgeen minder is dan de dumpingmarge.

2. Voorlopige antidumpingmaatregelen

(190) In artikel 7, lid 2, van de basisbeschikking is bepaald dat het voorlopige antidumpingrecht niet hoger mag zijn dan de dumpingmarge doch lager moet zijn dan deze marge indien dit lagere recht toereikend zou zijn om de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap weg te nemen. Het voorlopige antidumpingrecht dient derhalve 45,1 % te bedragen.

(191) Teneinde de doeltreffendheid van de maatregel te waarborgen en te vermijden dat het effect van de antidumpingmaatregel teniet wordt gedaan door een verlaging van de uitvoerprijzen, werd besloten het recht op te leggen in de vorm van een specifiek bedrag per ton. Dit bedrag werd bepaald door de schademarge toe te passen op de exportprijzen die werden gebruikt bij de berekening voor het OT van de marge waarbij de schade wordt weggenomen. Dit recht bedraagt 33,7 EUR per ton.

I. SLOTBEPALING

(192) In het belang van een goed bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen verzoeken om te worden gehoord. Voorts wordt erop gewezen dat alle bevindingen in het kader van deze beschikking een voorlopig karakter hebben en in het kader van de definitieve bevindingen herzien kunnen worden,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van cokeskool in stukken waarvan de grootste diameter meer dan 80 mm bedraagt, vallende onder GN-code ex 2704 00 19 (Taric-code 2704 00 19 10), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2. Het antidumpingrecht is een vast bedrag van 33,7 EUR per ton droog nettogewicht.

3. Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

4. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde product wordt zekerheid gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

5. Indien de goederen zoals omschreven in paragraaf 1 tezamen met cokes van kleinere afmetingen ingevoerd worden dan zal de hoeveelheid goederen die onderworpen wordt aan het antidumpingrecht bepaald worden overeenkomstig de artikelen 68 en 69 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad.

6. Indien de goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs bij het vaststellen van de douanewaarde naar verhouding werd verlaagd overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie wordt het antidumpingrecht, berekend op basis van de vorengenoemde vaste bedragen, verlaagd met een percentage dat overeenstemt met deze aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

Artikel 2

Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van Beschikking nr. 2277/96/EGKS kunnen belanghebbenden binnen één maand na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige beschikking om mededeling verzoeken van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze beschikking werd vastgesteld en kunnen zij hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

De partijen kunnen overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Beschikking nr. 2277/96/EGKS binnen één maand na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige beschikking verzoeken over het onderzoek naar het belang van de Gemeenschap te worden gehoord en opmerkingen maken over de toepassing van de onderhavige beschikking.

Artikel 3

Deze beschikking treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 1 van deze beschikking heeft een geldigheidsduur van zes maanden.

Deze beschikking is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2000.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

(1) PB L 308 van 29.11.1996, blz. 11.

(2) PB L 122 van 12.5.1999, blz. 35.

(3) PB C 262 van 16.9.1999, blz. 10.

(4) De gegevens worden om redenen van vertrouwelijkheid door een indexcijfer weergegeven.

(5) De gegevens worden om redenen van vertrouwelijkheid door een indexcijfer weergegeven.

(6) Zie voetnoot 4.

(7) Zie voetnoot 4.