32000R2707

Verordening (EG) nr. 2707/2000 van de Commissie van 11 december 2000 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van communautaire steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen

Publicatieblad Nr. L 311 van 12/12/2000 blz. 0037 - 0042


Verordening (EG) nr. 2707/2000 van de Commissie

van 11 december 2000

houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van communautaire steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1670/2000(2), en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG) nr. 1255/1999 is in de plaats gekomen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1587/96(4), en voorts onder meer ook van Verordening (EEG) nr. 1842/83 van de Raad(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1958/97(6), inzake de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen. Om rekening te houden met de nieuwe communautaire steunregeling en met de opgedane ervaring dient te worden overgegaan tot wijziging en vereenvoudiging van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 3392/93 van de Commissie van 10 december 1993 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1842/83 van de Raad tot vaststelling van de algemene voorschriften inzake de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen(7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2235/97(8). Bij deze wijzigingen dient van de gelegenheid gebruik te worden gemaakt om de genoemde verordening duidelijkheidshalve volledig opnieuw te redigeren.

(2) Wat de begunstigden van de steunregeling betreft, dient de nadruk te liggen op de kleuterscholen en het lager onderwijs en moet het aan de lidstaten worden overgelaten te beslissen of het middelbaar onderwijs al dan niet eveneens onder de regeling valt. Ter vereenvoudiging van het beheer van de regeling dient het verbruik door de bedoelde leerlingen tijdens hun verblijf in een vakantiekolonie van de regeling te worden uitgesloten.

(3) Het gebruik van gesubsidieerde zuivelproducten voor de bereiding van maaltijden voor de leerlingen levert controleproblemen op. Voorts lijkt een dergelijk gebruik niet erg doeltreffend als middel om de doelstellingen van de betrokken steunregeling te bereiken. Derhalve dient deze distributiemogelijkheid te worden beperkt.

(4) In de lijst van de voor de steun in aanmerking komende zuivelproducten moeten bij voorrang enkele basiszuivelproducten worden opgenomen waarvan het verbruik van essentieel belang is voor het marktevenwicht. Om voorts rekening te houden met de uiteenlopende consumptiegewoonten in de Gemeenschap dient voor de lidstaten te worden voorzien in de mogelijkheid om tevens bepaalde zuivelproducten met verlaagd vetgehalte en bepaalde kaassoorten in de lijst op te nemen.

(5) In artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1670/2000 is bepaald dat voor volle melk een nieuw steunbedrag, gelijk aan 75 % van de richtprijs, geldt en dat voor de andere zuivelproducten het steunbedrag wordt vastgesteld met inachtneming van de melkbestanddelen van die producten. Het is dienstig de steunbedragen voor de verschillende producten zoals deze uit de genoemde bepalingen voortvloeien, te preciseren.

(6) Wat de betaling van de steun betreft, dient te worden gepreciseerd aan welke voorwaarden de aanvragers van deze steun moeten voldoen en welke formaliteiten moeten worden vervuld voor de indiening van de aanvragen, welke verificaties de bevoegde autoriteiten moeten verrichten en welke voorschriften voor de betaling gelden. Het is dienstig het beheer van de steunbetalingen en de controle in het kader van de regeling te baseren op de erkenning van de belanghebbenden. Ter vereenvoudiging van het beheer van de regeling dient centralisatie van de steunaanvragen door organisaties die voor verscheidene onderwijsinstellingen aanvragen indienen, te worden vergemakkelijkt.

(7) In artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 is bepaald dat de steun wordt toegekend voor ten hoogste 0,25 l melkequivalent per leerling per dag. De melkequivalentwaarden voor de verschillende producten moeten worden gepreciseerd.

(8) Er moeten voorschriften voor de controle in het kader van de steunregeling worden vastgesteld om met name te waarborgen dat het steunbedrag in de door de begunstigden te betalen prijs wordt verrekend en dat de gesubsidieerde zuivelproducten niet aan de voorgeschreven bestemming worden onttrokken.

(9) Deze verordening dient te worden toegepast met ingang van 1 januari 2001 om rekening te houden met de datum waarop het nieuwe steunbedrag van toepassing wordt en om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de toepassing van de nieuwe bepalingen voor te bereiden.

(10) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1255/1999 vastgesteld met betrekking tot de toekenning, op grond van artikel 14 van die verordening, van communautaire steun voor de verstrekking van bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen (hierna "de steun" te noemen).

Artikel 2

Begunstigden van de steun

1. De begunstigden van de steun zijn leerlingen die regelmatig een onderwijsinstelling bezoeken die behoort tot één van de volgende categorieën:

a) kleuterscholen en andere instellingen voor door de bevoegde autoriteit van de lidstaat georganiseerde of erkende voorschoolse kinderopvang;

b) lagere scholen;

c) middelbare scholen indien de lidstaat besluit deze in de op zijn grondgebied toegepaste regeling op te nemen.

2. De in lid 1 bedoelde leerlingen komen niet voor de steun in aanmerking tijdens hun verblijf in vakantiekolonies die met name door de betrokken onderwijsinstelling of door het regelende gezag waaronder deze instelling valt, worden georganiseerd.

3. De steun wordt slechts toegekend als de onderwijsinstelling of eventueel het regelende gezag zich er tegenover de bevoegde autoriteit schriftelijk toe verbindt de gesubsidieerde zuivelproducten niet te gebruiken voor de bereiding van maaltijden.

Als een lidstaat daartoe een met redenen omkleed verzoek indient, kan de Commissie die lidstaat echter een uitzondering op het bepaalde in de eerste alinea toestaan.

Artikel 3

Voor de steun in aanmerking komende zuivelproducten

1. De lidstaten betalen de steun voor zuivelproducten van de categorieën I en III van de bijlage.

2. Onverminderd Verordening (EG) nr. 2596/97 van de Raad(9), mogen de lidstaten de steun betalen voor zuivelproducten van de categorieën II en IV tot en met IX van de bijlage.

3. Voor de Franse overzeese departementen kan de in de bijlage bedoelde melk waaraan chocolade is toegevoegd of die is gearomatiseerd, gereconstitueerde melk zijn.

4. De lidstaten kunnen toestaan dat aan producten van de categorieën I tot en met V van de bijlage maximaal 5 mg fluor per kilogram product wordt toegevoegd.

5. De in artikel 3, lid 2, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad(10) bedoelde producten worden gelijkgesteld met, naar gelang van het geval, volle melk, halfvolle melk of magere melk.

Artikel 4

Steunbedrag

1. Het bedrag van de communautaire steun is gelijk aan:

a) 23,24 EUR per 100 kg producten van categorie I van de bijlage;

b) 21,82 EUR per 100 kg producten van categorie II van de bijlage;

c) 17,58 EUR per 100 kg producten van categorie III van de bijlage;

d) 16,17 EUR per 100 kg producten van categorie IV van de bijlage;

e) 13,34 EUR per 100 kg producten van categorie V van de bijlage;

f) 69,72 EUR per 100 kg producten van categorie VI van de bijlage;

g) 177,79 EUR per 100 kg producten van categorie VII van de bijlage;

h) 197,54 EUR per 100 kg producten van categorie VIII van de bijlage;

i) 217,29 EUR per 100 kg producten van categorie IX van de bijlage.

2. Als de steun hoger zou zijn dan de verkoopprijs van de leverancier vóór aftrek van de steun, wordt de steun in afwijking van lid 1 zodanig verlaagd dat hij niet hoger is dan de prijs van het betrokken product.

3. Wordt het in euro uitgedrukte steunbedrag gewijzigd, dan is voor de hoeveelheden met verlaagde prijs die in de lopende maand worden verstrekt, het steunbedrag het bedrag dat van toepassing is op de eerste dag van die maand.

4. Als de hoeveelheden verstrekte producten in liter zijn uitgedrukt, wordt voor de omrekening van liter in kilogram de coëfficiënt 1,03 toegepast.

Artikel 5

Toepassing van de gesubsidieerde maximumhoeveelheid

1. Voor de toepassing van de bij artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 vastgestelde maximumhoeveelheid van 0,25 l wordt rekening gehouden met de totale hoeveelheden zuivelproducten die recht op de steun hebben gegeven tijdens de periode waarvoor de steun wordt aangevraagd, en met het aantal in de betrokken onderwijsinstelling ingeschreven leerlingen.

2. Voor de producten van de categorieën VI tot en met IX van de bijlage wordt de in lid 1 bedoelde berekening uitgevoerd op basis van de volgende hoeveelheden:

a) 100 kg producten van categorie VI van de bijlage wordt gelijkgesteld met 300 kg volle melk;

b) 100 kg producten van categorie VII van de bijlage wordt gelijkgesteld met 765 kg volle melk;

c) 100 kg producten van categorie VIII van de bijlage wordt gelijkgesteld met 850 kg volle melk;

d) 100 kg producten van categorie IX van de bijlage wordt gelijkgesteld met 935 kg volle melk.

Artikel 6

Algemene voorwaarden voor de toekenning van de steun

1. De steun wordt aan een overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 9 erkende aanvrager toegekend voor de levering van in de Gemeenschap geproduceerde in de bijlage genoemde voedingsmiddelen die zijn aangekocht in de lidstaat waar de onderwijsinstelling zich bevindt.

2. De steun kan worden aangevraagd door:

a) de onderwijsinstelling;

b) het regelende gezag dat de steunaanvraag indient voor de producten die zijn verstrekt aan de tot zijn ressort behorende leerlingen;

c) als de voorschriften van de lidstaat daarin voorzien, de leverancier van de producten;

d) als de voorschriften van de lidstaat daarin voorzien, een organisatie die de steunaanvraag voor rekening van één of meer scholen of regelende gezagsorganen indient en specifiek voor dit doel is opgericht.

Artikel 7

Erkenning van de aanvragers

De steunaanvrager moet daartoe zijn erkend door de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan de onderwijsinstelling zich bevindt waar de zuivelproducten worden verstrekt.

Artikel 8

Algemene erkenningsvoorwaarden

De erkenning wordt uitsluitend verleend als de aanvrager zich er tegenover de bevoegde autoriteit schriftelijk toe verbindt:

a) de zuivelproducten slechts te gebruiken voor leerlingen die, naar gelang van het geval, behoren tot zijn eigen instelling of tot de instellingen waarvoor hij de steun aanvraagt;

b) de onverschuldigd betaalde steun voor de betrokken hoeveelheden terug te betalen mocht worden geconstateerd dat de zuivelproducten niet aan de in artikel 2 bedoelde begunstigden zijn verstrekt of dat steun is ontvangen voor grotere hoeveelheden dan die welke uit de toepassing van artikel 5 voortvloeien;

c) de bewijsstukken ter beschikking van de bevoegde autoriteiten te stellen wanneer deze daarom verzoeken;

d) fysieke controles ter plaatse toe te staan.

Artikel 9

Specifieke voorwaarden voor de erkenning van bepaalde aanvragers

1. Als de steun door de leverancier wordt aangevraagd, moet deze om erkend te worden niet alleen aan de in artikel 8 vermelde voorwaarden voldoen, maar zich er ook schriftelijk toe verbinden:

a) een boekhouding te voeren waarin met name worden vermeld: de fabrikant van de zuivelproducten, de naam en het adres van de onderwijsinstellingen of, in voorkomend geval, de regelende gezagsorganen en de aan die instellingen verkochte of verstrekte hoeveelheden zuivelproducten;

b) zich te onderwerpen aan alle door de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat bepaalde controlemaatregelen, met name wat de verificatie van de boekhouding betreft.

2. Als de steun door een organisatie als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder d), wordt aangevraagd, moet deze om erkend te worden niet alleen aan de in artikel 8 vermelde voorwaarden voldoen, maar zich er ook schriftelijk toe verbinden:

a) een boekhouding te voeren waarin met name worden vermeld: de fabrikant of leverancier van de zuivelproducten, de naam en het adres van de onderwijsinstellingen of, in voorkomend geval, de regelende gezagsorganen en de aan hen verkochte of verstrekte hoeveelheden zuivelproducten;

b) zich te onderwerpen aan alle door de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat bepaalde controlemaatregelen, met name wat de verificatie van de boekhouding betreft.

Artikel 10

Schorsing en intrekking van de erkenning

Indien wordt geconstateerd dat een aanvrager van steun niet langer aan de in de artikelen 8 en 9 vermelde voorwaarden voldoet of een andere uit deze verordening voortvloeiende verplichting niet nakomt, wordt de erkenning voor een periode van één tot twaalf maanden geschorst of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van de onregelmatigheid.

De in de eerste alinea genoemde maatregelen worden niet genomen als het gaat om overmacht of als de lidstaat concludeert dat de onregelmatigheid niet opzettelijk of door nalatigheid is begaan, of als de onregelmatigheid van geringe betekenis is.

In geval van intrekking kan de erkenning op verzoek van de belanghebbende opnieuw worden verleend na een periode van ten minste zes maanden.

Artikel 11

Betalingsaanvraag

1. De aanvraag om betaling van de steun moet op de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat voorgeschreven wijze worden gedaan en moet ten minste de volgende gegevens bevatten:

a) de verstrekte hoeveelheden per categorie producten;

b) de naam en het adres van de onderwijsinstelling of van het regelende gezag.

2. De lidstaat bepaalt de periodiciteit voor de aanvragen om betaling van de steun. Deze aanvragen hebben betrekking op een periode die van één maand tot zeven maanden varieert, afhankelijk met name van het door de belanghebbende aangevraagde steunbedrag.

3. Behoudens overmacht is de aanvraag om betaling van de steun slechts ontvankelijk als zij wordt ingediend uiterlijk op de laatste dag van de vierde maand die volgt op het einde van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft.

Als de in de eerste alinea genoemde termijn met minder dan twee maanden wordt overschreden, wordt de steun wel betaald, maar verminderd:

a) met 5 % als de termijn met minder dan één maand is overschreden,

b) met 10 % in de overige gevallen.

4. De in de betalingsaanvraag vermelde bedragen moeten worden gestaafd met bewijsstukken die ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gehouden. In deze bewijsstukken moet de prijs van elk van de in de bijlage genoemde producten die zijn geleverd, afzonderlijk zijn vermeld en deze bewijsstukken moeten zijn gekwiteerd of moeten vergezeld gaan van het bewijs van betaling.

Artikel 12

Betaling van de steun

1. Onverminderd artikel 11, lid 4, wordt de steun slechts aan een leverancier betaald:

a) tegen overlegging van een ontvangstbewijs voor de werkelijk geleverde hoeveelheden, of

b) op basis van een rapport van de bevoegde autoriteit over een controle die vóór de definitieve betaling van de steun is verricht en waaruit blijkt dat werkelijk aan de voorwaarden voor die betaling is voldaan, of

c) als de lidstaat dit toestaat, tegen overlegging van het afschrift van de rekening van de leverancier die voor de betaling van de in het kader van deze verordening geleverde hoeveelheden, en uitsluitend daarvoor, wordt gecrediteerd.

2. De steun wordt door de bevoegde autoriteit betaald binnen vier maanden te rekenen vanaf de dag waarop de in artikel 11, lid 3, bedoelde aanvraag is ingediend, tenzij een administratief onderzoek naar het recht op de steun is ingesteld.

3. De lidstaten kunnen de betaling van de steun en het beheer van de in deze verordening bedoelde maatregel opdragen aan plaatselijke autoriteiten.

In door de lidstaat vast te stellen gevallen kunnen de plaatselijke autoriteiten worden vervangen door een door de lidstaat erkende vereniging waarvan de betrokken onderwijsinstellingen deel uitmaken.

Artikel 13

Uitkering van voorschotten

1. De lidstaten kunnen een voorschot dat gelijk is aan het aangevraagde steunbedrag, uitkeren nadat een zekerheid ten belope van 110 % van het voor te schieten bedrag is gesteld.

2. Wanneer een leverancier een voorschot aanvraagt, mag de bevoegde autoriteit het voorschot uitkeren op basis van de geleverde hoeveelheden zonder de in artikel 12, lid 1, bedoelde bewijsstukken te verlangen. Binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de uitkering van het voorschot legt de leverancier de voor de definitieve betaling van de steun benodigde documenten aan de bevoegde autoriteit over tenzij deze laatste het in artikel 12, lid 1, onder b), bedoelde rapport opstelt.

3. De definitieve betaling van de steun vindt plaats uiterlijk aan het einde van de zesde maand die volgt op het einde van het betrokken schooljaar.

Artikel 14

Controlemaatregelen

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat het steunbedrag in de door de begunstigde te betalen prijs wordt verrekend.

Daartoe stellen zij maximumprijzen vast die de leerling moet betalen voor de verschillende in de bijlage genoemde producten die op hun grondgebied worden verstrekt. Deze prijzen worden samen met de elementen op grond waarvan zij zijn vastgesteld, aan de Commissie meegedeeld.

2. De lidstaten nemen de nodige controlemaatregelen om de naleving van deze verordening te garanderen.

Bij deze controles gaat het er met name om de bewijsstukken inzake de levering van de in de bijlage genoemde producten te verifiëren en na te gaan of de maximumhoeveelheden die voor de steun in aanmerking kunnen komen, in acht worden genomen.

3. De in lid 2 bedoelde controles worden aangevuld met fysieke controles ter plaatse om met name het volgende te verifiëren:

a) de doorberekening van de steun in de door de begunstigde te betalen prijs, en met name de inachtneming van de in lid 1 bedoelde maximumprijzen;

b) de in artikel 9 bedoelde boekhouding;

c) het gebruik van de gesubsidieerde producten in overeenstemming met deze verordening, met name wanneer er aanwijzingen zijn dat deze producten aan hun bestemming worden onttrokken;

d) de aan de leverancier betaalde prijs voor de producten, waarbij erop moet worden toegezien dat deze prijs niet lager is dan de betrokken steun.

Artikel 15

Mededelingen

1. Binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening delen de lidstaten aan de Commissie mee welke nationale maatregelen voor de toepassing van deze verordening zijn genomen, en met name welke controleregelingen zijn vastgesteld.

2. Vóór 31 december van elk jaar delen zij mee:

a) de hoeveelheden waarvoor in het voorafgaande schooljaar steun is betaald;

b) een overzicht van de eventuele voorlichtings- en promotieacties betreffende zuivelproducten in het kader van de verstrekking van de gesubsidieerde producten in de scholen.

Artikel 16

Intrekking

Verordening (EG) nr. 3392/93 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening moeten worden gelezen als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

De op grond van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 3392/93 toegestane uitzonderingen blijven geldig in het kader van de toepassing van de onderhavige verordening.

De overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 3392/93 verleende erkenningen blijven geldig in het kader van de toepassing van de onderhavige verordening.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2000.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

(2) PB L 193 van 29.7.2000, blz. 10.

(3) PB L 148 van 28.6.1968, blz. 13.

(4) PB L 206 van 16.8.1996, blz. 21.

(5) PB L 183 van 7.7.1983, blz. 1.

(6) PB L 277 van 10.10.1997, blz. 1.

(7) PB L 306 van 11.12.1993, blz. 27.

(8) PB L 306 van 11.11.1997, blz. 11.

(9) PB L 351 van 23.12.1997, blz. 12.

(10) PB L 351 van 23.12.1997, blz. 13.

BIJLAGE

Lijst van de producten waarvoor de communautaire steun kan worden verleend

Categorie I

a) Warmtebehandelde volle melk

b) Warmtebehandelde volle melk waaraan chocolade is toegevoegd of die is gearomatiseerd en die ten minste 90 gewichtspercenten volle melk bevat

c) Yoghurt van volle melk

Categorie II

a) Warmtebehandelde melk met een vetgehalte van ten minste 3 %

b) Warmtebehandelde melk waaraan chocolade is toegevoegd of die is gearomatiseerd en die ten minste 90 gewichtspercenten melk als bedoeld onder a) bevat

c) "Piimä/filmjölk" met een vetgehalte van ten minste 3 %

Categorie III

a) Warmtebehandelde halfvolle melk

b) Warmtebehandelde halfvolle melk waaraan chocolade is toegevoegd of die is gearomatiseerd en die ten minste 90 gewichtspercenten halfvolle melk bevat

c) Yoghurt van halfvolle melk

d) "Piimä/fil" met een vetgehalte van ten minste 1,5 %

Categorie IV

a) Warmtebehandelde melk met een vetgehalte van ten minste 1 %

b) Warmtebehandelde melk waaraan chocolade is toegevoegd of die is gearomatiseerd en die ten minste 90 gewichtspercenten melk als bedoeld onder a) bevat

Categorie V

a) Warmtebehandelde magere melk

b) Warmtebehandelde magere melk waaraan chocolade is toegevoegd of die is gearomatiseerd en die ten minste 90 gewichtpercenten magere melk bevat

c) Yoghurt van magere melk

d) "Piimä/fil" met een vetgehalte van minder dan 1,5 %

Categorie VI

Verse kaas en smeltkaas met een vetgehalte, berekend op de droge stof, van 40 gewichtspercenten of meer

Categorie VII

Kaas, andere dan verse kaas en smeltkaas, met een op de droge stof berekend vetgehalte van 45 gewichtspercenten of meer

Categorie VIII

"Grana Padano"-kaas

Categorie IX

"Parmigiano Reggiano"-kaas