32000R2294

Verordening (EG) nr. 2294/2000 van de Commissie van 16 oktober 2000 tot afwijking van artikel 31, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, wat betreft het bewijs van aankomst ter bestemming in geval van een gedifferentieerde restitutie, en tot vaststelling van bepalingen betreffende de toepassing van de laagste restitutie bij uitvoer van bepaalde zuivelproducten

Publicatieblad Nr. L 262 van 17/10/2000 blz. 0014 - 0015


Verordening (EG) nr. 2294/2000 van de Commissie

van 16 oktober 2000

tot afwijking van artikel 31, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, wat betreft het bewijs van aankomst ter bestemming in geval van een gedifferentieerde restitutie, en tot vaststelling van bepalingen betreffende de toepassing van de laagste restitutie bij uitvoer van bepaalde zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1670/2000(2), en met name op artikel 31, leden 10 en 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In artikel 31, lid 10, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 is bepaald dat, in geval van een gedifferentieerde restitutie, de restitutie wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de producten de op het certificaat vermelde bestemming hebben bereikt of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld. Van deze regel kan worden afgeweken voorzover wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.

(2) Als de restitutie naar bestemming is gedifferentieerd, wordt op grond van artikel 18, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten(3), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1557/2000(4), een gedeelte van de restitutie, dat aan de hand van de laagste restitutie wordt berekend, op verzoek van de exporteur betaald zodra het bewijs is geleverd dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten.

(3) In het kader van specifieke regelingen met bepaalde derde landen kan de restitutie voor de uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar die landen, lager en soms zelfs veel lager zijn dan de restitutie die normaal van toepassing is. Het kan ook voorkomen dat geen enkele restitutie wordt vastgesteld en dat de laagste restitutie wordt bepaald nadat geen restitutie is vastgesteld.

(4) Artikel 20 bis, lid 8, van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie van 26 januari 1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1961/2000(6), voorziet in een gedifferentieerde restitutie voor melkpoeder van bepaalde onderverdelingen van GN-code 0402 dat voor uitvoer naar de Dominicaanse Republiek is bestemd.

(5) Via de specifieke regeling voor de uitvoer naar de Dominicaanse Republiek van bepaalde producten die bij invoer in dat land een speciale behandeling genieten, wordt gegarandeerd dat producten waarvoor een restitutie is verleend die geldt voor andere bestemmingen of voor dezelfde bestemming maar buiten de specifieke regeling om, niet in de Dominicaanse Republiek kunnen worden ingevoerd in het kader van de specifieke regeling waarin het memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek voorziet.

(6) Bijgevolg moet bij de toepassing van de genoemde bepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 en van Verordening (EG) nr. 800/1999 met deze specifieke regeling rekening worden gehouden, zodat de exporteurs bij hun handel met derde landen geen onnodige financiële lasten opgelegd krijgen. Daarom wordt bij de bepaling van de laagste restitutie geen rekening gehouden met de restituties die volgens de regels voor de betrokken specifieke bestemming zijn vastgesteld.

(7) Het tariefcontingent voor de Dominicaanse Republiek geldt vanaf 1 juli 2000. Bijgevolg moet ervoor worden gezorgd dat de marktdeelnemers reeds vanaf deze datum van deze afwijkingsbepaling kunnen profiteren.

(8) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 31, lid 10, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt onverminderd artikel 20 bis, lid 14, van Verordening (EG) nr. 174/1999, geen bewijs van aankomst ter bestemming geëist voor de producten als bedoeld in artikel 20 bis, leden 3 en 11, van Verordening (EG) nr. 174/1999.

Artikel 2

De specifieke restitutie als bedoeld in artikel 20 bis, lid 8, van Verordening (EG) nr. 174/1999, die lager is dan de laagste restitutie voor de andere bestemmingen, wordt niet in aanmerking genomen voor de bepaling van de laagste restitutie in de zin van artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing op uitvoercertificaten die op of na 1 juli 2000 worden aangevraagd.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2000.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

(2) PB L 193 van 29.7.2000, blz. 10.

(3) PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.

(4) PB L 179 van 18.7.2000, blz. 6.

(5) PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8.

(6) PB L 234 van 16.9.2000, blz. 10.