Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren
Publicatieblad Nr. L 237 van 21/09/2000 blz. 0001 - 0012
Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie(1), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2), Na raadpleging van het Comité van de Regio's, Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3), Overwegende hetgeen volgt: (1) Met Verordening (EEG) nr. 880/92 van de Raad van 23 maart 1992 inzake een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren(4) werd beoogd een vrijwillig communautair systeem van milieukeuren in te stellen met het doel producten te bevorderen die gedurende de volledige levenscyclus ervan een verminderd milieueffect hebben, en de consumenten juiste, niet-misleidende en wetenschappelijk onderbouwde informatie over het milieueffect van producten te verschaffen. (2) In artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 880/92 is bepaald dat de Commissie binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van die verordening het systeem in het licht van de daarmee opgedane ervaring beoordeelt en indien nodig voorstellen doet tot wijziging van die verordening. (3) De bij de toepassing van de verordening opgedane ervaring heeft aangetoond dat het systeem aanpassing behoeft om de doeltreffendheid ervan te vergroten, de planning ervan te verbeteren en de toepassing ervan te stroomlijnen. (4) De basisdoelstellingen van een vrijwillig en selectief communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren hebben hun geldigheid behouden. Een dergelijk systeem dient met name de consument wegwijs te maken in de producten die gedurende de gehele levenscyclus bepaalde milieueffecten kunnen reduceren, en dient hem te informeren omtrent de milieueigenschappen van producten met een milieukeur. (5) Wil het communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren door het grote publiek worden aanvaard, dan is het van wezenlijke betekenis dat de milieu-NGO's en consumentenorganisaties een belangrijke rol spelen en actief betrokken worden bij het ontwikkelen en vaststellen van communautaire milieukeuren. (6) Aan consumenten moet worden uitgelegd dat de milieukeur betekent dat die producten vergeleken met andere producten uit dezelfde productengroep bepaalde negatieve milieueffecten kunnen reduceren zonder aan de toepasselijke communautaire of nationale regelgeving afbreuk te doen. (7) De werkingssfeer van het systeem dient producten en milieuaspecten te bestrijken die uit het oogpunt van zowel de interne markt als het milieu van belang zijn. Voor de toepassing van deze verordening moeten onder producten ook diensten worden verstaan. (8) De procedures en methodes die voor de vaststelling van criteria voor de toekenning van milieukeuren worden toegepast, dienen in het licht van de wetenschappelijke en technische vooruitgang en van de op dit gebied opgedane ervaring te worden bijgesteld, mede om overeenstemming met de relevante internationaal erkende normen die op dit gebied worden ontwikkeld, te waarborgen. (9) De beginselen die voor het bepalen van de mate van selectiviteit van de milieukeur worden gehanteerd dienen te worden verduidelijkt om een consequente en doeltreffende toepassing van het systeem te verkrijgen. (10) De milieukeur dient eenvoudige, nauwkeurige, niet-misleidende en wetenschappelijk onderbouwde informatie te verschaffen over de essentiële milieuaspecten die voor de toekenning van de milieukeur in aanmerking zijn genomen, zodat de consument met kennis van zaken zijn keuze kan maken. (11) In de diverse stadia van de totstandkoming van een milieukeur moet worden gestreefd naar een efficiënt gebruik van hulpmiddelen en een hoog niveau van milieubescherming. (12) De milieukeur moet meer informatie verstrekken over de redenen van toekenning ervan zodat de consument gemakkelijker kan begrijpen wat die toekenning inhoudt. (13) Het milieukeursysteem moet op lange termijn goeddeels zelffinancierend zijn; financiële bijdragen van de lidstaten mogen niet hoger worden. (14) Ter verzekering van de doeltreffende en onpartijdige toepassing van het systeem dient een instantie ermee te worden belast bij te dragen aan de vaststelling en herziening van de criteria voor toekenning van milieukeuren alsook van de vereisten inzake beoordeling en toezicht, namelijk het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie (BMEU). Het BMEU dient te zijn samengesteld uit de reeds door de lidstaten overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 880/92 aangewezen instanties en uit een overlegorgaan dat moet zorgen voor een evenwichtige inbreng van alle betrokken partijen. (15) Er dient te worden verzekerd dat het communautaire systeem voor de toekenning van milieukeuren verenigbaar is en gecoördineerd wordt met de prioriteiten van het communautaire milieubeleid en met andere communautaire etiketterings- of kwaliteitsborgingssystemen zoals die waarin is voorzien bij Richtlijn 92/75/EEG van de Raad van 22 september 1992 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaard-productinformatie van huishoudelijke apparaten(5) en Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen(6). (16) Aangezien niets eraan in de weg staat dat de lidstaten hun bestaande milieukeursystemen handhaven of nieuwe milieukeursystemen invoeren, dienen bepalingen te worden vastgesteld om de coördinatie tussen die nationale en communautaire milieukeursystemen te verzekeren, teneinde het gemeenschappelijke doel van duurzame consumptie te bevorderen. (17) Transparantie bij de toepassing van het systeem dient te worden gewaarborgd en voor overeenstemming met de desbetreffende internationale normen dient te worden zorg gedragen, teneinde voor fabrikanten en exporteurs uit derde landen de toegang tot en deelneming aan het systeem te vergemakkelijken. (18) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7). (19) Verordening (EEG) nr. 880/92 dient door de onderhavige verordening te worden vervangen om zo doeltreffend mogelijk de om bovengenoemde redenen noodzakelijke herziene bepalingen in te voeren, en er dient ook in overgangsbepalingen te worden voorzien om een naadloze en soepele overgang tussen beide verordeningen te verkrijgen, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Doel en beginselen 1. Het communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (hierna "het systeem") heeft tot doel die producten te bevorderen die vergeleken met andere producten uit dezelfde productengroep negatieve milieueffecten kunnen verminderen en die zo kunnen bijdragen tot een efficiënt gebruik van hulpbronnen en een hoog niveau van milieubescherming. Dit doel wordt bereikt door consumenten in die producten wegwijs te maken en hun nauwkeurige, niet-misleidende en wetenschappelijk onderbouwde informatie erover te verstrekken. Voor deze verordening worden - onder "producten" zowel goederen als diensten verstaan en worden - onder "consument" tevens professionele inkopers verstaan. 2. De milieueffecten worden bepaald door te bestuderen welke interactie zich gedurende de gehele levenscyclus van een product, tussen dat product en het milieu, voordoet, met inbegrip van het verbruik van energie, en natuurlijke hulpbronnen. 3. Deelname aan het systeem laat de voor de verschillende levensfasen van de producten en, waar nodig, diensten geldende communautaire en nationale milieuregelgeving onverlet. 4. Bij de uitvoering van het systeem moet worden voldaan aan de bepalingen van de Verdragen, met inbegrip van het voorzorgsbeginsel, aan de op grond van de Verdragen aangenomen besluiten en aan het communautaire milieubeleid zoals omschreven in het communautaire beleidsplan en actieprogramma inzake het milieu en duurzame ontwikkeling (vijfde actieprogramma), opgesteld bij resolutie van 1 februari 1993(8); tevens moet worden gezorgd voor coördinatie met etiketterings- of kwaliteitsborgingsregelingen en met andere systemen, zoals het communautaire energie-etiketteringssysteem van Richtlijn 92/75/EEG en de biologische landbouwregeling van Verordening (EEG) nr. 2092/91. Artikel 2 Werkingssfeer 1. De communautaire milieukeur kan worden toegekend aan in de Gemeenschap verkrijgbare producten die voldoen aan de in artikel 3 bedoelde essentiële milieueisen en de in artikel 4 genoemde criteria voor de milieukeur. De criteria voor deze milieukeur moeten worden vastgesteld per productengroep. Onder "productengroep" wordt verstaan, goederen of diensten die een vergelijkbare bestemming hebben en die wat gebruik en perceptie door de consument betreft, gelijkwaardig zijn. 2. Om in het systeem te kunnen worden opgenomen, moet een productengroep aan de volgende voorwaarden voldoen: a) een belangrijk omzet- en handelsvolume vertegenwoordigen in de interne markt; b) de producten uit de groep hebben tijdens één of meer levensfasen significante milieueffecten van mondiale of regionale en/of van algemene aard; c) de producten uit de groep stellen significante milieuverbeteringen in het vooruitzicht doordat zij de consument in zijn keuze beïnvloeden en fabrikanten of dienstverleners stimuleren om met producten die voor de milieukeur in aanmerking komen, hun concurrentiepositie te versterken; d) een belangrijk deel van de omzet wordt gerealiseerd met de verkoop van die producten voor eindverbruik of eindgebruik. 3. Een productengroep kan met aanpassing van de milieucriteria worden onderverdeeld, wanneer de eigenschappen van de producten dat vereisen en om het potentieel van de milieukeur optimaal te benutten. De met de verschillende subgroepen van eenzelfde productengroep samenhangende milieukeurcriteria die opgenomen worden in hetzelfde document met criteria, in overeenstemming met artikel 6, lid 5, worden gelijktijdig van toepassing. 4. De milieukeur mag niet worden verleend voor stoffen of preparaten die ingedeeld zijn als zeer vergiftig, vergiftig, gevaarlijk voor het milieu, kankerverwekkend, toxisch voor de voortplanting of mutageen, overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG van de Raad(9) en Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad(10), noch voor goederen die zijn vervaardigd volgens een procédé dat significante schade voor mens en/of milieu tot gevolg kan hebben of die bij normaal gebruik schadelijk kunnen zijn voor de consument. 5. Deze verordening is niet van toepassing op levensmiddelen, dranken, farmaceutische producten of medische hulpmiddelen zoals bedoeld in Richtlijn 93/42/EEG van de Raad(11), die uitsluitend bestemd zijn voor professioneel gebruik of voor gebruik op recept van of onder toezicht van medisch personeel. Artikel 3 Milieueisen 1. De milieukeur kan worden toegekend aan een product waarvan de eigenschappen werkelijk kunnen bijdragen tot verbeteringen van essentiële milieuaspecten welke worden bepaald aan de hand van de indicatieve beoordelingstabel in bijlage I en de methodologische vereisten van bijlage II, en gerelateerd zijn aan het doel en de beginselen van artikel 1. 2. De volgende bepalingen zijn van toepassing: a) bij de beoordeling van de relatieve verbeteringen wordt de netto-milieubalans in aanmerking genomen; deze balans is het resultaat van de voor- en nadelen voor het milieu, met inbegrip van de gezondheids- en veiligheidsaspecten, die aan de aanpassingen in alle levensfasen van de betrokken producten verbonden zijn. Bij de beoordeling wordt ook rekening gehouden met de voordelen die het gebruik van het betrokken product voor het milieu heeft; b) de belangrijkste milieuaspecten worden bepaald door de categorieën milieueffecten te identificeren waaraan het onderzochte product gedurende zijn levenscyclus de meest significante bijdrage levert, en door daaruit die aspecten te kiezen die voor een grote verbetering kunnen zorgen; c) het voor-productiestadium van de levenscyclus van producten omvat de extractie of de productie en de bewerking van grondstoffen en de energieproductie. Deze aspecten moeten, waar dit technisch mogelijk is, in aanmerking genomen worden. Artikel 4 Criteria voor de milieukeur en eisen inzake beoordeling en verificatie 1. Per productengroep worden specifieke criteria voor de milieukeur vastgesteld. In deze criteria worden voor elk van de in artikel 3 genoemde essentiële milieuaspecten de eisen vermeld waaraan een product moet voldoen om voor de toekenning van een milieukeur in aanmerking te komen, met inbegrip van de eisen voor de geschiktheid van het product om aan de behoeften van de consument te voldoen. 2. Op grond van deze criteria moet de volgende keuze mogelijk zijn: a) de vooruitzichten voor de marktpenetratie van het product in de Gemeenschap moeten voor de geldigheidsduur van de criteria voldoende gunstig zijn om door de keuze van de consument verbeteringen op milieugebied te bereiken; b) bij de keuze van criteria moet rekening worden gehouden met de technische en economische mogelijkheid van de aanpassingen die nodig zijn om daaraan tijdig te voldoen; c) er moeten criteria komen om het milieu optimaal te kunnen verbeteren. 3. De eisen voor de beoordeling van de overeenstemming van specifieke producten met de milieukeurcriteria en voor het toezicht op de naleving van de in artikel 9, lid 1, bedoelde voorwaarden voor het gebruik van de milieukeur, worden voor iedere productengroep samen met de milieukeurcriteria vastgesteld. 4. De geldigheidsduur van de criteria en van de eisen voor beoordeling en toezicht wordt voor elk pakket milieukeurcriteria per productengroep vastgesteld. De herziening van de milieukeurcriteria en van de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving van de criteria moet tijdig vóór het eind van de geldigheidsperiode van de voor iedere productengroep gespecificeerde criteria plaatsvinden en moet uitmonden in een voorstel tot verlenging, intrekking of herziening. Artikel 5 Werkprogramma Overeenkomstig artikel 1 stelt de Commissie binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening, na raadpleging van het bij artikel 13 ingestelde BMEU, volgens de procedures van artikel 17 een werkprogramma op voor de Europese milieukeur. Het werkprogramma bevat een strategie voor de ontwikkeling van het systeem waarin voor de drie volgende jaren het volgende wordt vastgesteld: - doel van milieuverbetering en de marktpenetratie waarop het systeem gericht is, - een open lijst van productengroepen die beschouwd worden als prioritair voor optreden van de Gemeenschap, - plannen voor coördinatie en samenwerking tussen het communautaire systeem en de milieukeursystemen van de lidstaten. Het werkprogramma is met name gericht op de ontwikkeling van gemeenschappelijke maatregelen voor het bevorderen van producten die van de milieukeur voorzien zijn, alsmede op de invoering van een mechanisme voor de uitwisseling van informatie over bestaande en toekomstige productengroepen op nationaal en EU-niveau. Het werkprogramma voorziet tevens in maatregelen voor de uitvoering van de strategie en bevat de planning voor de financiering van het systeem. Het werkprogramma bevat bovendien een overzicht van de diensten waarop het systeem niet van toepassing is, met inachtneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieu-auditsysteem (EMAS). Het werkprogramma wordt periodiek herzien. Bij de eerste herziening wordt verslag uitgebracht over de wijze waarop de plannen voor coordinatie en samenwerking tussen het communautaire systeem en de nationale milieukeursystemen zijn verwezenlijkt. Artikel 6 Procedures voor de vaststelling van de criteria voor de milieukeur 1. De voorwaarden voor de toekenning van de milieukeur worden op grond van de productengroep bepaald. De specifieke milieucriteria voor elke productengroep en hun respectieve geldigheidsduur worden na raadpleging van het BMEU overeenkomstig artikel 17 vastgesteld. 2. De Commissie leidt de procedure op eigen initiatief of op verzoek van het BMEU in. Zij geeft het BMEU opdracht om de criteria voor de milieukeur alsmede de met deze criteria verband houdende eisen inzake beoordeling van en toezicht op de naleving, die van toepassing zijn op de productengroepen die onder deze verordening vallen, op te stellen en periodiek te herzien. In de opdrachten wordt een termijn voor de voltooiing van de werkzaamheden vermeld. Bij het opstellen van de opdracht houdt de Commissie terdege rekening met - het in artikel 5 bedoelde werkprogramma, - de methodologische vereisten van bijlage II. 3. Het BMEU stelt op basis van de opdracht per productengroep de criteria voor de milieukeur vast alsmede de met deze criteria verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving, zoals bedoeld in artikel 4, en bijlage IV; het houdt daarbij rekening met de resultaten van haalbaarheids- en marktstudies, met de levenscyclusanalyse en met de in bijlage II bedoelde analyse van de verbeteringen. 4. De Commissie wordt geïnformeerd over de in lid 3 bedoelde ontwerp-criteria en besluit: - dat de opdracht voltooid is, in welk geval de ontwerp-criteria overeenkomstig artikel 17 aan het regelgevend comité kunnen worden voorgelegd, dan wel - dat de opdracht niet voltooid is, in welk geval het BMEU zijn werkzaamheden in verband met de ontwerp-criteria moet voortzetten. 5. De Commissie maakt de criteria voor de milieukeuren en de bijwerking daarvan bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (L-reeks). Artikel 7 Toekenning van de milieukeur 1. Aanvragen voor de milieukeur kunnen worden ingediend door fabrikanten, importeurs, dienstverleners, handelaars en kleinhandelaars. Handelaars en kleinhandelaars kunnen enkel voor producten die onder hun eigen merknaam in de handel worden gebracht aanvragen indienen. 2. De aanvraag kan betrekking hebben op een product dat onder één of meer merknamen op de markt wordt gebracht. In geval van wijzigingen van de eigenschappen van de producten die geen gevolgen hebben voor de naleving van de criteria is geen nieuwe aanvraag nodig. In geval van ingrijpende wijzigingen moeten de bevoegde instanties evenwel worden geïnformeerd. 3. De aanvraag wordt onder de volgende voorwaarden bij een bevoegde instantie ingediend: a) wanneer een product afkomstig is uit één enkele lidstaat, wordt de aanvraag ingediend bij de bevoegde instantie van die lidstaat; b) wanneer een product in dezelfde vorm afkomstig is uit verscheidene lidstaten, wordt de aanvraag ingediend bij een bevoegde instantie in één van deze lidstaten. In dat geval zal de aangezochte instantie voor de beoordeling van de aanvraag de bevoegde instanties in die andere lidstaten raadplegen; c) wanneer een product afkomstig is uit een derde land, wordt de aanvraag ingediend bij de bevoegde instantie van één van de lidstaten waar het product in de handel is of wordt gebracht. 4. De aangezochte bevoegde instantie besluit de milieukeur toe te kennen, nadat zij: a) heeft nagegaan of het product voldoet aan de volgens artikel 6, lid 5, bekendgemaakte criteria; b) heeft nagegaan of de aanvraag voldoet aan de vereisten inzake beoordeling en toezicht op de naleving, en c) waar nodig, overeenkomstig lid 3, andere bevoegde instanties heeft geraadpleegd. 5. Wanneer de criteria voor de milieukeur eisen dat de productie-inrichtingen aan bepaalde voorschriften voldoen, gelden deze voor alle inrichtingen waar het product wordt vervaardigd. 6. De bevoegde instanties erkennen tests en verificaties door instanties die krachtens de normen van de EN 45000-reeks of gelijkwaardige internationale normen zijn erkend. De bevoegde instanties werken samen om een effectieve en consequente invoering van de beoordelings- en toezichtprocedures te waarborgen. Artikel 8 De milieukeur De vorm van de milieukeur voldoet aan bijlage III. De specificaties voor de voor elke productengroep relevante milieu-informatie en voor de presentatie van die informatie op de milieukeur worden opgenomen onder de volgens artikel 6 vast te stellen criteria. In ieder geval moet de informatie duidelijk en begrijpelijk zijn. De Commissie raadpleegt vóór 24 september 2005 de nationale consumentenorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het bij Besluit 95/260/EG van de Commissie(12) opgerichte Consumentencomité, bij haar beoordeling van de mate waarin de milieukeur en de aanvullende informatie aan de informatiebehoefte van de consument tegemoet komen. Op grond van deze beoordeling brengt de Commissie overeenkomstig artikel 17 de nodige wijzigingen aan met betrekking tot de informatie die in de milieukeur moet worden opgenomen. Artikel 9 Gebruiksvoorwaarden 1. De bevoegde instantie en de aanvrager sluiten een milieukeurovereenkomst over de voorwaarden voor het gebruik en voor de intrekking van de milieukeur. Na elke wijziging van de milieukeurcriteria voor een bepaald product wordt de toekenning opnieuw bezien en wordt de overeenkomst aangepast of eventueel beëindigd. In de overeenkomst wordt vermeld dat bij deelname aan het systeem de voor de verschillende levensfasen van de producten en, in voorkomend geval, diensten geldende communautaire of nationale milieuregelgeving onverkort geldt. Ter vergemakkelijking wordt volgens de procedure van artikel 17 een standaardovereenkomst opgesteld. 2. Het gebruik van de milieukeur of de vermelding ervan in reclame is enkel toegestaan nadat de milieukeur effectief is toegekend en enkel voor producten waarvoor zij is toegekend. Bedrieglijke of misleidende reclame en het gebruik van tekens of logo's die kunnen leiden tot verwarring met de communautaire milieukeur volgens deze verordening, zijn verboden. Artikel 10 Bevordering van de milieukeur In samenwerking met de leden van het BMEU bevorderen de lidstaten en de Commissie het gebruik van de communautaire milieukeur via bewustmakings- en informatiecampagnes naar consumenten, fabrikanten, handelaren, detailhandelaren en het grote publiek toe, om aldus de ontwikkeling van het systeem te steunen. Ter bevordering van het gebruik van producten met een milieukeur geven de Commissie, de andere instellingen van de Gemeenschap en de nationale autoriteiten een voorbeeld wanneer zij hun producteisen specifiëren, doch zonder daarbij het Gemeenschapsrecht te schenden. Artikel 11 Andere milieukeursystemen in de lidstaten De Commissie en de lidstaten zorgen voor de noodzakelijke coördinatie tussen dit communautaire systeem en de nationale systemen in de lidstaten, met name inzake de selectie van de productengroepen en de ontwikkeling en herziening van criteria op communautair en nationaal niveau. Hiertoe moeten overeenkomstig artikel 17 samenwerkings- en coördinatiemaatregelen worden vastgesteld, waaronder de maatregelen vermeld in het overeenkomstig artikel 5 opgestelde werkprogramma. Indien een product zowel de communautaire als de nationale milieukeur voert, worden beide logo's naast elkaar op het product aangebracht. Niets staat eraan in de weg dat de lidstaten naast het communautaire systeem voor de toekenning van milieukeuren hun bestaande milieukeursystemen handhaven of nieuwe milieukeursystemen invoeren. Artikel 12 Aanvraagkosten en gebruiksvergoeding Bij de indiening van een aanvraag voor een milieukeur zijn verwerkingskosten verschuldigd. Het gebruik van de milieukeur is onderworpen aan een jaarlijkse gebruiksvergoeding. Het bedrag van de aanvraagkosten en de jaarlijkse gebruiksvergoeding wordt bepaald volgens bijlage V en overeenkomstig artikel 17. Artikel 13 Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie De Commissie stelt een Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie (BMEU) in dat bestaat uit de in artikel 14 genoemde bevoegde instanties en het in artikel 15 genoemd raadplegingsforum. Het BMEU draagt in het bijzonder bij tot het opstellen en controleren van de criteria voor de milieukeur en met de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht overeenkomstig artikel 6. Het reglement van orde van het BMEU wordt overeenkomstig artikel 17, rekening houdend met de procedurele beginselen van bijlage IV, door de Commissie opgesteld. Artikel 14 Bevoegde instanties 1. Elke lidstaat draagt er zorg voor dat de instantie(s) die voor de uitvoering van de in deze verordening vermelde taken verantwoordelijk is (zijn) (hierna "de bevoegde instantie(s)") wordt (worden) aangewezen en operationeel is (zijn). Worden meerdere bevoegde instanties aangewezen, dan bepaalt de lidstaat hun respectieve bevoegdheden en de coördinatie-eisen waaraan zij moeten voldoen. 2. De lidstaten zien erop toe dat: a) de bevoegde instanties zodanig samengesteld worden dat hun onafhankelijkheid en neutraliteit gewaarborgd wordt, b) de reglementen van orde van de bevoegde instanties op nationaal niveau ervoor zorgen dat alle betrokken partijen actief deelnemen en dat ze voldoende transparant zijn, c) de instanties de bepalingen van deze verordening correct toepassen. Artikel 15 Raadplegingsforum De Commissie zorgt ervoor dat het BMEU in zijn activiteiten met betrekking tot iedere productengroep een evenwichtige deelname in acht neemt van alle bij die productengroep betrokken partijen, zoals industrie en dienstverleners, met inbegrip van het MKB, handwerkers en hun beroepsorganisaties, vakverenigingen, handelaars en kleinhandelaars, importeurs, milieugroepen en consumentenorganisaties. Deze partijen komen bijeen in het kader van een raadplegingsforum. Het reglement van orde van het forum wordt door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 17. Artikel 16 Aanpassing aan de vooruitgang van de techniek De bijlagen van deze verordening kunnen volgens de procedure van artikel 17 worden aangepast aan de vooruitgang van de techniek, met inbegrip van de bij de desbetreffende internationale normalisatieactiviteiten gemaakte vorderingen. Artikel 17 Comitologie 1. De Commissie wordt bij gestaan door een comité. 2. In de gevallen waarin naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. Artikel 18 Inbreuken De lidstaten nemen passende juridische of administratieve maatregelen in geval van niet-naleving van de bepalingen van deze verordening en stellen de Commissie daarvan in kennis. Artikel 19 Overgangsbepalingen Verordening (EEG) nr. 880/92 wordt ingetrokken. Zij blijft echter van toepassing op de volgens artikel 12, lid 1, van die verordening gesloten contracten. De op Verordening (EEG) nr. 880/92 gebaseerde besluiten blijven van kracht totdat zij worden herzien of verstrijken. Artikel 20 Herziening Vóór 24 september 2005 beziet de Commissie het systeem opnieuw in het licht van de opgedane ervaring. De Commissie doet indien nodig voorstellen tot wijziging van deze verordening. Artikel 21 Slotbepalingen Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 17 juli 2000. Voor het Europees Parlement De voorzitster N. Fontaine Voor de Raad De voorzitter J. Glavany (1) PB C 114 van 12.4.1997, blz. 9, enPB C 64 van 6.3.1999, blz. 14. (2) PB C 296 van 29.9.1997, blz. 77. (3) Advies van het Europees Parlement uitgebracht op 13 mei 1998 (PB C 167 van 1.6.1998, blz. 118), bevestigd op 6 mei 1999; gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 11 november 1999 (PB C 25 van 28.1.2000, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 15 maart 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 29 juni 2000. (4) PB L 99 van 11.4.1992, blz. 1. (5) PB L 297 van 13.10.1992, blz. 16. (6) PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/1999 (PB L 222 van 24.8.1999, blz. 1). (7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. (8) PB C 138 van 17.5.1993, blz. 1. (9) PB 196 van 16.8.1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 199 van 30.7.1999, blz. 57). (10) PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1. (11) PB L 169 van 12.7.1993, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 331 van 7.12.1998, blz. 1). (12) PB L 162 van 13.7.1995, blz. 37. BIJLAGE I >PIC FILE= "L_2000237NL.000802.EPS"> BIJLAGE II METHODOLOGISCHE VEREISTEN VOOR DE VASTSTELLING VAN DE CRITERIA VOOR DE MILIEUKEUR Inleiding De specificatie en de keuze van de essentiële milieuaspecten en de vaststelling van de criteria voor de milieukeur omvatten de volgende stappen: - een haalbaarheids- en marktonderzoek, - een levenscyclusanalyse, - analyse van de verbeteringen, - voorstel van criteria. Haalbaarheid en marktstudie Bij de haalbaarheids- en marktstudie wordt nagegaan welke soorten productengroepen in de Gemeenschap in de handel zijn, welke hoeveelheden worden geproduceerd of geleverd, ingevoerd en verkocht en wat de marktstructuur in de lidstaten is. Ook wordt aandacht besteed aan de handel binnen de Gemeenschap en de externe handel. Er zal een evaluatie worden gemaakt van het beeld bij de consument, de functionele verschillen tussen de typen producten en de vraag of een indeling in subgroepen noodzakelijk is. Levenscyclusanalyse (LCA) Essentiële milieuaspecten waarvoor criteria ontwikkeld moeten worden, zullen bepaald worden met behulp van levenscyclusanalyses die worden uitgevoerd overeenkomstig internationaal erkende methoden en normen. De beginselen van EN ISO 14040 en ISO 14024 zullen waar nodig in aanmerking worden genomen. Analyse van de verbeteringen Bij de analyse van de verbeteringen wordt vooral met de volgende aspecten rekening gehouden: - de theoretische mogelijkheden voor verbetering van de milieuzorg in samenhang met de mogelijke veranderingen die worden bewerkstelligd in de marktstructuur. Dit wordt gebaseerd op de evaluatie van de verbeteringen op grond van levenscyclusanalyses; - de technische, industriële en economische haalbaarheid en de wijzigingen in de markt; - de houding, de perceptie en de voorkeuren van de consument die de effectiviteit van de milieukeur kunnen beïnvloeden. Voorstel van de criteria In het uiteindelijke voorstel voor de milieucriteria wordt rekening gehouden met de betrokken milieuaspecten die verband houden met de productgroep. BIJLAGE III BESCHRIJVING VAN DE MILIEUKEUR Vorm van de milieukeur De milieukeur wordt toegekend aan producten die voldoen aan de criteria voor alle geselecteerde essentiële milieuaspecten. De milieukeur bevat informatie voor de consument overeenkomstig artikel 8 en volgens onderstaand schema. De keur bestaat uit twee delen, kader 1 en kader 2: >PIC FILE= "L_2000237NL.001002.EPS"> Kader 2 bevat informatie over de redenen voor het toekennen van de milieukeur. Deze informatie heeft betrekking op ten minste één en ten hoogste drie milieuaspecten. De informatie bestaat uit een korte omschrijving. Dit is een voorbeeld: >RUIMTE VOOR DE TABEL> Kader 1 en 2 worden tezamen gebruikt wanneer dat mogelijk is, maar wanneer voor kleine goederen de ruimte een grote rol speelt, mag kader 2 voor sommige toepassingen worden weggelaten, mits de volledige keur gebruikt wordt in andere toepassingen met betrekking tot hetzelfde product. Zo kan bijvoorbeeld op het product zelf kader 1 alleen gebruikt worden, terwijl de volledige keur elders op de verpakking, op informatiebladen of op ander materiaal op het verkooppunt wordt weergegeven. BIJLAGE IV PROCEDURELE BEGINSELEN VOOR DE VASTSTELLING VAN CRITERIA VOOR DE MILIEUKEUR Bij de ontwikkeling van criteria voor de milieukeur en van de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving van deze criteria zijn de volgende beginselen van toepassing: 1. Participatie van de betrokken partijen a) Voor elke productengroep wordt in het BMEU een specifieke ad-hocwerkgroep voor de ontwikkeling van criteria voor de milieukeur ingesteld waarin de in artikel 15 bedoelde betrokken partijen en de in artikel 14 bedoelde bevoegde instanties vertegenwoordigd zijn. b) Deze partijen worden betrokken bij het onderkennen en selecteren van essentiële milieuaspecten, met name in de volgende fasen: i) haalbaarheids- en marktstudie; ii) levenscyclusanalyse; iii) analyse van verbeteringen; iv) voorstel van de criteria. Gedurende het gehele proces wordt alles gedaan wat redelijk mogelijk is om een consensus te bereiken; het doel blijft een hoog niveau van milieubescherming. Voor elke fase wordt een werkdocument met een overzicht van de belangrijkste resultaten samengesteld en tijdig voor de vergaderingen van de ad-hocgroep aan de deelnemers toegezonden. 2. Inspraakprocedure en doorzichtigheid a) Er wordt een eindverslag met de belangrijkste resultaten opgesteld en gepubliceerd. Belangstellenden kunnen de beschikking krijgen over tussentijdse documenten met de resultaten van de verschillende fasen van de gang van zaken; met opmerkingen daarover wordt rekening gehouden. b) Voor de inhoud van het verslag wordt een inspraakprocedure gevolgd. Gedurende een periode van ten minste 60 dagen is er gelegenheid voor commentaar alvorens de criteria volgens de procedure van artikel 17 aan het comité worden voorgelegd. Met opmerkingen wordt rekening gehouden. Op verzoek wordt informatie verstrekt over de behandeling van de opmerkingen. c) In het verslag worden een samenvatting en bijlagen met een gedetailleerde berekening van de goederenstromen opgenomen. 3. Vertrouwelijkheid Vertrouwelijke informatie die door personen, overheidsorganisaties, particuliere ondernemingen, belangengroeperingen, betrokkenen of andere bronnen worden verstrekt, wordt beschermd. BIJLAGE V TARIEVEN 1. Aanvraagkosten Bij de indiening van een aanvraag voor een milieukeur worden kosten voor de verwerking ervan aangerekend. Hiervoor zullen een minimum- en een maximumtarief worden vastgesteld. Voor fabrikanten en dienstverleners in ontwikkelingslanden en voor KMO's(1) zullen de aanvraagkosten met ten minste 25 % worden verminderd. 2. Gebruiksvergoeding De aanvrager aan wie een milieukeur is toegekend, betaalt aan de bevoegde instantie die de keur heeft toegekend een jaarlijkse gebruiksvergoeding voor het gebruik van de keur. De periode waarvoor de vergoeding wordt betaald, begint op de datum van toekenning van de milieukeur. De gebruiksvergoeding wordt berekend op basis van de jaaromzet binnen de Gemeenschap van het product waarvoor de milieukeur is toegekend. Hiervoor zullen een minimum- en een maximumtarief worden vastgesteld. Voor fabrikanten en dienstverleners in ontwikkelingslanden en voor KMO's(2) wordt de gebruiksvergoeding met ten minste 25 % verminderd. Aanvragers die reeds overeenkomstig EMAS of ISO 14001 zijn gecertificeerd, kunnen in aanmerking komen voor extra kortingen op de jaarlijkse gebruiksvergoeding. Andere kortingen op de vergoeding kunnen - voorzover zij aangewezen zijn - worden toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 17. 3. Kosten voor testen en toezicht Eventuele kosten voor testen en toezicht die noodzakelijk zijn voor de producten waarop de aanvragen betrekking hebben, zijn in de aanvraagkosten of de gebruiksvergoeding niet begrepen. Aanvragers dragen de kosten voor testen en toezicht zelf. Bij de vaststelling van beoordelings- en verificatievereisten wordt ernaar gestreefd de kosten tot een minimum te beperken. Dit geldt met name om de deelneming van KMO's aan het communautaire milieukeursysteem te vergemakkelijken en daarmee bij te dragen tot een grotere verspreiding van de keur. (1) KMO's zoals gedefinieerd in Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie (PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4). (2) KMO's zoals gedefinieerd in Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie (PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4).