32000R1726

Verordening (EG) nr. 1726/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika

Publicatieblad Nr. L 198 van 04/08/2000 blz. 0001 - 0005


Verordening (EG) nr. 1726/2000 van het Europees Parlement en de Raad

van 29 juni 2000

betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 179,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Gemeenschap is na de verkiezingen van april 1994 en de aanstelling van een democratische regering overgegaan op een koers die het beleid en de hervormingen door de autoriteiten van Zuid-Afrika steunde.

(2) De Raad heeft Verordening (EG) nr. 2259/96 van 22 november 1996 betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika(3) vastgesteld. Deze verordening is op 31 december 1999 verstreken.

(3) De Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika bepaalt in titel VII dat financiële bijstand in de vorm van schenkingen wordt gedekt door een in het kader van de Gemeenschapsbegroting in het leven geroepen speciale financiële faciliteit. De Gemeenschap verklaart zich bereid haar financiële samenwerking met Zuid-Afrika op een substantieel niveau te continueren en zij zal op basis van een voorstel van de Commissie de nodige daartoe strekkende besluiten nemen.

(4) Bovengenoemde overeenkomst bevat in titel V bepalingen inzake doelstellingen, prioriteiten, methodiek en tenuitvoerlegging van de ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika.

(5) In het licht van de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 2259/96 van de Raad en van Speciaal Verslag nr. 7/98 van de Rekenkamer betreffende het programma voor ontwikkelingshulp van de Europese Gemeenschap voor Zuid-Afrika (1986-1996), dient de ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika te worden voortgezet, onder voorbehoud van aanpassingen, vooral wat betreft de vereenvoudiging van procedures, grotere concentratie op sectorale prioriteiten en gedecentraliseerde besluitvorming.

(6) De bijstand in het kader van deze verordening wordt uitgevoerd in samenhang met de activiteiten van andere donoren, waaronder multilaterale instellingen.

(7) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(4).

(8) In deze verordening is voor de gehele duur van het programma een financieel kader opgenomen dat voor de begrotingsautoriteit gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiepunt vormt in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(5), zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de Verdragrechtelijke bevoegdheden van de begrotingsautoriteit.

(9) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen(6) stelt een gemeenschappelijk juridisch kader vast voor alle terreinen met betrekking tot de eigen middelen en de uitgaven van de Gemeenschappen.

(10) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden(7) is van toepassing op alle activiteitsgebieden van de Gemeenschappen, onverminderd de bepalingen van communautaire voorschriften die specifiek zijn voor de diverse beleidsgebieden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

De Gemeenschap zet een financiële en technische samenwerking met Zuid-Afrika op ter ondersteuning van het beleid en de hervormingen van de nationale autoriteiten van Zuid-Afrika in een context van beleidsdialoog en partnerschap.

Het communautaire samenwerkingsprogramma, getiteld "Europees programma voor de wederopbouw en ontwikkeling in Zuid-Afrika (EPRD)", heeft ten doel bij te dragen tot een duurzame en harmonische, economische en sociale ontwikkeling via programma's en maatregelen om de armoede terug te dringen en de economische groei ten behoeve van de armen te bevorderen, alsmede tot de verdere integratie van Zuid-Afrika in de wereldeconomie, en de grondslagen te consolideren van een democratische samenleving en een rechtsstaat waar de mensenrechten en de fundamentele vrijheden volledig worden geëerbiedigd.

Een en ander zal worden bereikt via steunverlening voor de verwezenlijking van internationale doelstellingen en beleidsmaatregelen met het oog op een duurzame ontwikkeling op basis van verdragen en resoluties van de Verenigde Naties, waarbij zal worden bijgedragen aan de doelstelling om het percentage mensen dat in extreme armoede leeft tegen 2015 met ten minste de helft te verminderen.

Artikel 2

Samenwerkingsterreinen

1. In de programma's wordt hoofdzakelijk aandacht besteed aan armoedebestrijding, wordt rekening gehouden met de noden van voorheen achtergestelde bevolkingsgroepen en wordt de gender- en milieudimensie van de ontwikkeling geïntegreerd. In alle programma's moet speciaal aandacht worden geschonken aan de versterking van de instellingen.

2. De ontwikkelingssamenwerking in het kader van deze verordening is vooral gericht op:

a) steun voor beleid, instrumenten en programma's die gericht zijn op de verdere integratie van de Zuid-Afrikaanse economie in de wereldeconomie en -handel, het creëren van werkgelegenheid, de ontwikkeling van de particuliere sector, regionale samenwerking en integratie. In laatstgenoemde context wordt bijzondere aandacht geschonken aan ondersteuning van de inspanningen met het oog op aanpassing aan de in de regio ingestelde vrijhandelszone in het kader van de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking, met name in de Douane-unie van Zuidelijk Afrika. Ook kan de bevordering van samenwerking tussen bedrijven uit de Europese Unie en Zuid-Afrika op basis van wederzijds algemeen belang worden overwogen;

b) verbetering van de levensomstandigheden en sociale basisdienstverlening;

c) steun voor democratisering, bescherming van mensenrechten, goed openbaar bestuur, versterking van lokale overheden en maatschappelijke betrokkenheid bij het ontwikkelingsproces.

3. Dialoog en partnerschap tussen de overheid en de niet-gouvernementele ontwikkelingspartners en -actoren worden bevorderd.

Artikel 3

In aanmerking komende samenwerkingspartners

De samenwerkingspartners die in aanmerking komen voor financiële steun uit hoofde van deze verordening zijn nationale, provinciale en lokale overheden en overheidsinstanties, niet-gouvernementele organisaties en organisaties op gemeenschapsbasis, regionale en internationale organisaties, instellingen en publieke of particuliere bedrijven. Ook andere door beide partijen aangewezen organen komen in aanmerking.

Artikel 4

Middelen, uitgaven, informatie over het programma en coördinatie

1. De middelen die in het kader van de in artikel 2 bedoelde samenwerking kunnen worden gebruikt omvatten met name studies, technische bijstand, opleiding of andere dienstverlening, leveringen en werken, alsmede financiële controles en evaluatie- en controlemissies.

2. De communautaire financiering, in deviezen of plaatselijke valuta, afhankelijk van de aard en van hetgeen voor de uitvoering van de samenwerking nodig is, kan betrekking hebben op:

a) begrotingsuitgaven van de regering ter ondersteuning van hervormingen en beleidsuitvoering in via een beleidsdialoog vastgestelde prioritaire sectoren, waarbij gebruik wordt gemaakt van de meest geschikte instrumenten, inclusief directe gerichte begrotingssteun in specifieke sectoren waarbij aan passende voorwaarden (zoals toerekenbaarheid voor en transparantie van de overheidsbegroting, degelijke procedures inzake overheidsopdrachten) wordt voldaan;

b) investeringen en uitrusting;

c) in naar behoren gemotiveerde gevallen - met name wanneer een programma door een NGO wordt uitgevoerd - terugkerende uitgaven (waaronder huishoudelijke, operationele en onderhoudskosten), rekening houdend met het feit dat het programma zo veel mogelijk gericht moet zijn op duurzaamheid op de lange termijn.

Een deel van de financiering kan via gespecialiseerde instellingen, waaronder de Europese Investeringsbank, in de vorm van risicokapitaal of andere instrumenten naar welbepaalde doelgroepen (b.v. beginnende ondernemers) worden gekanaliseerd. De middelen die bij deze verordening ter beschikking worden gesteld mogen niet op zodanige wijze worden gebruikt dat oneerlijke concurrentie mogelijk wordt.

3. In principe is voor elke samenwerkingsactie een financiële bijdrage van de in artikel 3 bedoelde partners vereist. Deze bijdrage wordt gevraagd binnen de grenzen van de mogelijkheden van de betrokken partners en naar gelang van de aard van elke actie. Zij wordt met name verlangd in gevallen waarin een project is opgezet als opstart van een open-einde-activiteit teneinde de duurzaamheid van dergelijke projecten te verzekeren nadat de communautaire financiering is beëindigd. De bijdrage kan in natura zijn. In specifieke gevallen en wanneer de partner een niet-gouvernementele organisatie is of een organisatie op gemeenschapsbasis, is de bijdrage mogelijk niet vereist.

4. De Commissie treft alle nodige maatregelen om bekendheid te geven aan de communautaire herkomst van de steun die uit hoofde van deze verordening wordt gegeven.

5. Er kan gezocht worden naar mogelijkheden voor eventuele co-financiering met andere geldverschaffers, met name de lidstaten.

6. Om de doelstellingen van cohesie en complementariteit, als bedoeld in het Verdrag, te verwezenlijken en om optimale doeltreffendheid van de steun te garanderen, neemt de Commissie alle noodzakelijke coördinatiemaatregelen, met name:

a) het instellen van een systeem van regelmatige informatie-uitwisseling over de acties waarvan financiering door de Gemeenschap, de lidstaten en de EIB plaatsvindt of wordt overwogen;

b) coördinatie daar waar de acties worden uitgevoerd, door middel van regelmatige bijeenkomsten en informatie-uitwisseling tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten in het begunstigde land.

7. In overleg met de lidstaten neemt de Commissie alle nodige maatregelen om te zorgen voor een goede coördinatie met de andere betrokken donoren en om het begunstigde land steeds actiever bij de coördinatie van de hulp te betrekken.

Artikel 5

Vorm van financiële steun

De financiële steunverlening krachtens deze verordening vindt plaats in de vorm van niet-terugvorderbare hulp.

Artikel 6

Programmering

1. De driejarige indicatieve programmering vindt plaats in nauwe samenspraak met de Zuid-Afrikaanse regering, en rekening houdend met de resultaten van de in artikel 4, leden 6 en 7, bedoelde coördinatie. Bij de indicatieve programmering worden de beginselen van door de ontvanger gestuurde programmering volledig geëerbiedigd.

2. Ter voorbereiding van de programmering stelt de Commissie in het kader van een geïntensiveerde coördinatie met de lidstaten - inclusief coördinatie ter plaatse - in samenspraak met de Zuid-Afrikaanse regering een landenstrategiedocument op. In dit document wordt rekening gehouden met de resultaten van de meest recente algemene evaluatie van de krachtens Verordening (EG) nr. 2259/96 en deze verordening gefinancierde acties, alsmede met andere regelmatige evaluaties van acties. Het document wordt gekoppeld aan een probleemgerichte analyse en behandelt transversale thema's zoals armoedebestrijding, gelijke behandeling van mannen en vrouwen, milieu en duurzame ontwikkeling. Een ontwerp van het driejarige indicatieve programma wordt aan het landenstrategiedocument gehecht. Op basis van de in artikel 2 van deze verordening aangegeven terreinen wordt een beperkt aantal samenwerkingssectoren gekozen. Voor deze sectoren worden voorwaarden en begeleidende maatregelen vastgesteld. Voorzover mogelijk worden resultaatindicatoren opgesteld om de verwezenlijking van de doelstellingen en de effectbeoordeling van het programma te vergemakkelijken.

Het landenstrategiedocument en het ontwerp van het driejarige indicatieve programma worden besproken door het comité van artikel 8, lid 1, hierna "het comité" te noemen.

Het comité brengt advies uit volgens de procedure van artikel 8, lid 2.

3. Het driejarige indicatieve programma wordt na onderhandelingen opgesteld en ondertekend door de Commissie en de Zuid-Afrikaanse regering. Het definitieve resultaat van de onderhandelingen wordt ter informatie aan het comité toegezonden. Indien één of meer leden van het comité hierom verzoeken, wordt het document door het comité besproken.

4. Eens per jaar onderzoekt het comité de werking, de resultaten en de verdere bruikbaarheid van het landenstrategiedocument en het driejarige indicatieve programma. Indien evaluaties of andere relevante ontwikkelingen op de noodzaak daarvan wijzen, kan het comité de Commissie verzoeken om met de Zuid-Afrikaanse regering te onderhandelen over wijzigingen in het driejarige indicatieve programma.

5. Eens per jaar wordt op basis van een uiteenzetting van de Commissie van gedachten gewisseld over de algemene richtsnoeren voor de in het komende jaar uit te voeren activiteiten.

Artikel 7

Procedures

1. De Commissie is belast met het onderzoek en het beheer van, en de besluitvorming over de in deze verordening bedoelde acties overeenkomstig de geldende begrotings- en andere procedures, met name die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie.

2. In het specifieke geval van de bijdrage van het EPRD aan door het Europees Ontwikkelingsfonds gefinancierde regionale programma's in het gebied van de South African Development Community, kan deze bijdrage worden gebruikt overeenkomstig de modaliteiten van de Overeenkomst van Lomé, mits de bepalingen van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie gerespecteerd worden.

3. Om te zorgen voor transparantie en de verwezenlijking van de in artikel 4, lid 6, genoemde doelstellingen, doet de Commissie de lidstaten en hun vertegenwoordigers ter plaatse notities over alle projecten toekomen, zodra het besluit om die projecten te evalueren is genomen. Vervolgens werkt de Commissie de notities bij en zendt zij deze aan de lidstaten.

4. Krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomsten of contracten voorzien er in dat de Commissie en de Rekenkamer controles ter plaatse kunnen uitvoeren op de gebruikelijke wijze, als vastgesteld door de Commissie in het kader van de geldende bepalingen, met name die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie.

De maatregelen van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 8 zorgen voor adequate bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95.

5. Wanneer acties leiden tot financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en Zuid-Afrika, wordt daarin bepaald dat de betaling van belastingen, rechten en lasten niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.

6. De deelneming aan aanbestedingen en opdrachten staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de lidstaten, Zuid-Afrika en de ACS-staten. Zij kan in naar behoren gemotiveerde gevallen en om de beste kosten/batenverhouding tot stand te brengen, worden uitgebreid tot andere landen.

7. De leveringen zijn van oorsprong uit de lidstaten, Zuid-Afrika of de andere ACS-staten. In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kunnen de leveringen hun oorsprong in andere landen vinden.

8. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, worden contracten door de Zuid-Afrikaanse regering ondertekend. Daarnaast worden contracten die niet onder een financieringsovereenkomst vallen, gesloten door de Commissie.

Artikel 8

Comité

1. De Commissie wordt in voorkomend geval bijgestaan door het comité voor ontwikkelingszaken voor dat geografisch gebied.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt één maand.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

4. Met betrekking tot programma's die door het comité zijn goedgekeurd en die worden gefinancierd in tranches die betrekking hebben op meer dan één begrotingsjaar, neemt de Commissie jaarlijks opeenvolgende financieringsbesluiten, zonder overschrijding van de vastgestelde maximale uitgave voor het goedgekeurde programma en binnen de beperkingen van de door de begrotingsautoriteit beschikbaar gestelde financiële middelen, zonder verdere kennisgeving aan het comité.

5. De in dit artikel omschreven procedure geldt voor financieringsbesluiten die de Commissie voornemens is te nemen met betrekking tot projecten en programma's van meer dan 5 miljoen EUR. De procedure geldt eveneens voor wijzigingen van een dergelijke actie die leiden tot een overschrijding van het oorspronkelijk overeengekomen bedrag met meer dan 20 % en voor voorstellen die ingrijpende wijzigingen meebrengen in de uitvoering van een project waarvoor reeds een betalingsverplichting is aangegaan.

6. De Commissie stelt het comité op beknopte wijze in kennis van de financieringsbesluiten die zij voornemens is te nemen betreffende projecten en programma's met een waarde tot 5 miljoen EUR. Deze kennisgeving vindt plaats uiterlijk één week voordat het besluit wordt genomen.

Artikel 9

Toezicht en evaluatie

1. Na elk begrotingsjaar legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag over de tenuitvoerlegging van deze verordening voor. In dit verslag zijn de resultaten van de uitvoering van de begroting opgenomen wat betreft de betalingsverplichtingen en de betalingen, alsmede de in de loop van het jaar gefinancierde projecten en programma's. Het bevat statistische informatie over de gunningen van de opdrachten voor de uitvoering van de projecten en programma's.

Daarnaast ziet de Commissie toe op de voortgang aan de hand van de doelstellingen van elke actie in termen van resultaten en uitkomsten, met gebruik van objectief verifieerbare indicatoren.

2. De Commissie evalueert regelmatig de door de Gemeenschap gefinancierde acties om vast te stellen of de met deze acties beoogde doelstellingen verwezenlijkt zijn en om richtsnoeren te kunnen geven voor de verbetering van de doeltreffendheid van toekomstige acties. De Commissie legt aan het in artikel 8, lid 1, bedoelde comité een samenvatting van de evaluaties voor. De evaluatieverslagen staan ter beschikking van de lidstaten, het Europees Parlement en andere betrokken partijen.

3. Uiterlijk op 31 oktober 2003 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een tussentijdse evaluatie voor en, vóór het verstrijken van deze verordening, een algemene evaluatie van het programma.

De tussentijdse evaluatie heeft betrekking op de resultaten van het eerste driejarige programma (2000-2002) dat krachtens deze verordening is uitgevoerd. Zo nodig stelt de Commissie wijzigingen van deze verordening voor, waarbij zij rekening houdt met de gevolgen van de nieuwe ACS-EU-regelingen voor Zuid-Afrika.

De algemene evaluatie bevat suggesties voor de voortzetting van de ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika.

Artikel 10

Financieel referentiebedrag

1. Het financiële kader voor de uitvoering van deze verordening in de periode 2000-2006 bedraagt 885,5 miljoen EUR.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

2. Elk jaar stelt de begrotingsautoriteit een bovengrens vast binnen de jaarlijkse kredieten voor door de Commissie te sluiten contracten voor technische bijstand voor de uitvoering van gemeenschappelijke acties tot wederzijds voordeel van de Gemeenschap en de begunstigde.

Artikel 11

Duur

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij verstrijkt op 31 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 29 juni 2000.

Voor het Europess Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

M. Marques da Costa

(1) PB C 21 E van 25.1.2000, blz. 1.

(2) Advies van het Europees Parlement van 5 mei 1999 (PB C 279 van 1.10.1999, blz. 192), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 februari 2000 (PB C 128 van 8.5.2000, blz. 51) en besluit van het Europees Parlement van 16 mei 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 13 juni 2000.

(3) PB L 306 van 28.11.1996, blz. 5.

(4) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(5) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(6) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(7) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.