32000R1543

Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad van 29 juni 2000 tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid

Publicatieblad Nr. L 176 van 15/07/2000 blz. 0001 - 0016


Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad

van 29 juni 2000

tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur(3), is bepaald dat de toestand van de visbestanden en de economische consequenties daarvan regelmatig worden geëvalueerd door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (hierna het "WTECV" te noemen).

(2) In de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties en in de Overeenkomst van de Verenigde Naties inzake de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden wordt gewezen op de noodzaak het onderzoek en de verzameling van gegevens te ontwikkelen om de wetenschappelijke kennis te vergroten.

(3) De Gemeenschap dient bij te dragen aan de inspanningen die in de internationale wateren worden geleverd om de rijkdommen van de zee in stand te houden, daarbij in het bijzonder rekening houdend met de door regionale visserijorganisaties vastgestelde bepalingen.

(4) De wetenschappelijke evaluaties ten behoeve van het gemeenschappelijk visserijbeleid (hierna "het GVB" te noemen) vereisen dat volledige gegevens over de biologische toestand van de visbestanden, over de vloten en hun activiteiten, en over de sociaal-economische situatie worden verzameld.

(5) Het is wenselijk dat het verzamelen van deze specifieke gegevens wordt gecoördineerd met de informatieverzameling voor statistische doeleinden.

(6) Het is noodzakelijk op communautair niveau prioriteiten te stellen en de voor het verzamelen en verwerken van gegevens in de Gemeenschap gebruikte procedures te harmoniseren om tot een coherent overkoepelend systeem en een optimale kosten-batenverhouding te komen binnen een stabiel meerjarig kader.

(7) Voor de wetenschappelijke analyses is er niet in de eerste plaats behoefte aan zeer specifieke elementaire gegevens, maar wel aan aggregaten, die worden verkregen door samenvoeging en bewerking van de specifieke gegevens tot op een geschikt niveau.

(8) De terzake bestaande verordeningen, en met name de Verordeningen (EEG) nr. 3759/92(4), (EEG) nr. 2847/93(5), (EG) nr. 685/95(6), (EG) nr. 779/97(7) en 104/2000(8) van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 2090/98(9), (EG) nr. 2091/98(10) en (EG) nr. 2092/98(11) van de Commissie, bevatten bepalingen met betrekking tot het verzamelen en beheren van gegevens over de vissersvloten en de activiteiten en de vangsten ervan, alsmede over de prijsontwikkeling, waarmee bij de totstandbrenging van een overkoepelend systeem rekening moet worden gehouden.

(9) De bestaande regelingen strekken zich niet uit tot alle domeinen waarover gegevens nodig zijn om de volledigheid en de betrouwbaarheid van de wetenschappelijke analyses te garanderen. De bestaande regelingen hebben betrekking op individuele gegevens of op globale gegevens, maar niet op gegevens met het aggregatieniveau dat voor de wetenschappelijke werkzaamheden vereist is. Het is daarom dienstig nieuwe bepalingen vast te stellen die moeten leiden tot meerjarige reeksen van geaggregeerde gegevens die voor de bevoegde en gemachtigde instanties toegankelijk zijn.

(10) Om de toestand van de visbestanden en de economische situatie van de sector te kunnen evalueren is het noodzakelijk dat biologische gegevens worden verzameld over alle vangsten, met inbegrip van de overboord gezette hoeveelheden, alsmede dat de omvang van een reeks van visbestanden, onafhankelijk van de commerciële visserij, wordt geëvalueerd, en dat gegevens worden verzameld over de vangstcapaciteit en de geleverde visserijinspanning, benevens gegevens die de prijsvorming verklaren en een beoordeling van de economische situatie van het visserijbedrijf en de visverwerkende industrie en van de ontwikkeling van de werkgelegenheid in deze bedrijfstakken mogelijk maken.

(11) Er moet voorrang worden gegeven aan de gegevens die voor de wetenschappelijke evaluaties strikt noodzakelijk zijn, maar het opzetten van een ambitieuzer programma ter verbetering van de evaluaties moet eveneens worden aangemoedigd.

(12) De wetenschappelijke gemeenschap, de visserijsector en de overige belanghebbenden moeten bij het uitwerken van de regels voor het verzamelen en beheren van de gegevens worden betrokken. Het WTECV, ingesteld bij artikel 16 van Verordening (EEG) nr. 3760/92, en het Raadgevend Comité voor de visserij (hierna "het RCV" te noemen), ingesteld bij Besluit 71/128/EEG van de Commissie(12), zijn de geschikte instanties voor het inwinnen van de nodige adviezen.

(13) De communautaire programma's voor het verzamelen en beheren van de visserijgegevens moeten worden uitgevoerd onder directe verantwoordelijkheid van de lidstaten. In dat verband dienen zij nationale programma's uit te werken die op de communautaire programma's zijn afgestemd.

(14) De uitvoering van de nationale programma's voor het verzamelen en beheren van de visserijgegevens zal belangrijke uitgaven vergen. De voordelen van deze programma's zullen echter pas op communautaire schaal geheel tot uiting komen. Derhalve moet er in een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten worden voorzien. Voor deze financiële participatie gelden de regels die zijn vervat in Beschikking 2000/439/EG(13) (beschikking financiële bijstand voor gegevensverzameling en studiewerkzaamheden).

(15) De geaggregeerde gegevens als bedoeld in de onderhavige verordening moeten worden opgenomen in geautomatiseerde gegevensbestanden, zodat zij voor de gemachtigde instanties toegankelijk zijn en uitgewisseld kunnen worden. Bepaalde internationale organisaties, zoals de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES), en bepaalde regionale visserijorganisaties hebben gestipuleerd dat specifieke wetenschappelijke gegevens aan hen moeten worden meegedeeld.

(16) Om de uitvoering van deze bepalingen te vergemakkelijken, moet er een procedure worden vastgelegd voor nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie in een beheerscomité.

(17) De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening moeten worden aangenomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(14).

(18) De voortgang van de programma's voor het verzamelen en beheren van de gegevens moet regelmatig worden geëvalueerd en op middellange termijn moet worden onderzocht of het mogelijk is de activiteiten uit te breiden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze verordening wordt een communautair kader ingesteld voor het verzamelen en beheren van de gegevens die noodzakelijk zijn om de toestand van de visbestanden en van de visserijsector te kunnen evalueren.

De verantwoordelijkheid voor het verzamelen van de gegevens berust bij de lidstaten.

Artikel 2

In het kader van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "meerjarige reeks": gegevens die de ontwikkeling van een bepaalde parameter over meer dan één jaar weergeven;

b) "aggregaat": het resultaat van een bewerking van gegevens betreffende een groep vaartuigen voor een bepaald tijdvak en eventueel voor een bepaald geografisch vak, bedoeld om een globaal cijfer te verkrijgen dat representatief is voor het geheel;

c) "tijd-ruimtevak": combinatie van een in afgebakende geografische vakken opgesplitst gebied en een afgebakend tijdsinterval.

TITEL I

Algemene beginselen van het verzamelen en beheren van de gegevens

Artikel 3

1. De lidstaten stellen op wetenschappelijke basis meerjarige reeksen aggregaten van biologische en economische gegevens samen. Zij gebruiken daarvoor methoden die in de tijd stabiel zijn en die op communautair niveau geharmoniseerd en in overeenstemming met de geldende internationale bepalingen zijn.

2. Onverminderd de verplichtingen inzake het verzamelen van gegevens welke bij de communautaire wetgeving, en met name bij de in artikel 4, punten 1 en 3, genoemde verordeningen zijn opgelegd:

a) werken de lidstaten programma's uit voor het, zo nodig steekproefsgewijs, verzamelen van gegevens die de op grond van de bestaande bepalingen verzamelde gegevens aanvullen of die betrekking hebben op gebieden welke door deze bepalingen niet worden bestreken,

b) stellen zij vast welke bewerkingen op de gegevens worden uitgevoerd om de aggregaten te verkrijgen,

c) zorgen zij ervoor dat de basisgegevens van de aggregaten beschikbaar blijven voor eventuele herberekeningen, wanneer daaraan behoefte is.

Artikel 4

De lidstaten verzamelen gegevens die:

1. nodig zijn om de activiteiten van de verschillende vissersvloten en de ontwikkeling van de vangstcapaciteit te evalueren. Daartoe worden door de lidstaten, enerzijds, syntheses gemaakt van de gegevens die worden verzameld op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 685/95 en (EG) nr. 779/97 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 2090/98, (EG) nr. 2091/98 en (EG) nr. 2092/98 van de Commissie en, anderzijds, zo nodig aanvullende gegevens verzameld;

2. het mogelijk maken de totale vangsten per visbestand, eventueel met inbegrip van de overboord gezette hoeveelheden, te ramen, en, zo nodig, de vangsten in te delen naar groep van vaartuigen, naar geografisch gebied en naar tijdvak. Daartoe worden van de vangsten biologische monsters genomen. Bovendien organiseren de lidstaten, voor de bestanden waarvoor zulks mogelijk en zinvol is, wetenschappelijk onderzoek op zee om de omvang en de verspreiding van die bestanden te meten, onafhankelijk van de gegevens die afkomstig zijn van de commerciële visserij;

3. inzicht verschaffen in de prijzen van de verschillende aangelande vangsten en de manier waarop zij tot stand komen. Daartoe worden groepen gevormd en syntheses gemaakt van de gegevens die worden verzameld op grond van Verordening (EEG) nr. 3759/92. Aanvullende gegevens worden verzameld om alle aanlandingen in communautaire en extracommunautaire havens en de invoer te bestrijken;

4. nodig zijn om de economische situatie van de sector te kunnen beoordelen op basis van studies en steekproeven die een voldoende brede basis hebben om de betrouwbaarheid van de ramingen te garanderen en die betrekking hebben op:

a) voor de vissersvloten:

- opbrengsten van de verkoop en andere inkomsten (bv. subsidies, rente),

- productiekosten,

- gegevens aan de hand waarvan de werkgelegenheid op zee kan worden berekend en gekarakteriseerd;

b) voor de visverwerkende industrie:

- de productie, uitgedrukt in hoeveelheden en waarde, voor nader te bepalen categorieën van producten,

- het aantal ondernemingen en het aantal arbeidsplaatsen,

- ontwikkeling en structuur van de productiekosten.

TITEL II

Procedure voor de vaststelling van de inhoud van de communautaire en de nationale programma's

Artikel 5

1. De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 9, lid 2, en volgens het in bijlage I opgenomen kader, een communautair minimumprogramma vast dat de voor de wetenschappelijke evaluaties onontbeerlijke gegevens omvat, alsmede een uitgebreid communautair programma dat, behalve de gegevens van het minimumprogramma, gegevens omvat die de wetenschappelijke evaluatie significant vooruit kunnen helpen. Deze programma's worden telkens voor een periode van zes jaar vastgesteld. De eerste communautaire programma's bestrijken bij wijze van uitzondering de jaren 2002 tot en met 2006.

2. Om te bewerkstelligen dat er reeds in 2001 gegevens worden verzameld en beheerd, geeft de Commissie gelegenheid om volgens de bestaande regels en gevestigde praktijken met voorstellen of offertes te komen.

Artikel 6

1. Elke lidstaat stelt voor periodes van zes jaar een nationaal programma vast voor het verzamelen en beheren van de gegevens. De eerste programmaperiode bestrijkt de jaren 2002 tot en met 2006. In dat programma wordt gedetailleerd beschreven welke gegevens moeten worden verzameld en welke bewerkingen moeten worden uitgevoerd om de in artikel 3 bedoelde aggregaten te verkrijgen. Voorts wordt de relatie tussen het programma en de in artikel 5 beschreven communautaire programma's vastgelegd.

2. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de betrouwbaarheid en de stabiliteit van de gegevensverzamelings- en -verwerkingsprocedures. Zij verstrekken de Commissie de inlichtingen op grond waarvan zij de effectief ingezette middelen en de doelmatigheid van de procedures kan beoordelen. Bij het verzamelen en analyseren van de gegevens worden de eventueel bestaande internationale of Europese definities en classificatiesystemen gehanteerd.

3. Elke lidstaat verwerkt in zijn nationale programma zo veel mogelijk de voor hem relevante onderdelen van het communautaire minimumprogramma als bedoeld in artikel 5.

4. De lidstaten kunnen financiële bijstand van de Gemeenschap aanvragen voor alle onderdelen van hun nationale programma die corresponderen met componenten van het communautaire minimumprogramma waarmee zij te maken hebben. Bijstand van de Gemeenschap kan eveneens worden aangevraagd voor de aanvullende elementen van het nationale programma die met het uitgebreide communautaire programma corresponderen, op voorwaarde dat volledig aan de voorwaarden van het minimumprogramma is voldaan.

De verplichting om volledig aan de voorwaarden van het minimumprogramma te voldoen, geldt voor de jaarlijkse gegevens per vlootsegment echter pas vanaf 1 januari 2004 en voor de jaarlijkse gegevens per sector van de visverwerkende industrie pas vanaf 1 januari 2006, zoals bedoeld in bijlage IV.

Besluiten inzake medefinanciering door de Gemeenschap worden genomen overeenkomstig het bepaalde in Beschikking 2000/439/EG.

Artikel 7

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de aggregaten die onder de communautaire programma's vallen, in geautomatiseerde gegevensbestanden worden opgenomen.

2. De gegevens waarop deze verordening betrekking heeft, mogen door de lidstaten aan de bevoegde internationale organisaties worden meegedeeld, overeenkomstig hun specifieke regelgeving.

De Commissie wordt in kennis gesteld van deze mededelingen. Indien zij daarom verzoekt worden de betreffende gegevens langs elektronische weg ook aan haar meegedeeld.

3. Alle met de communautaire programma's samenhangende aggregaten dienen langs elektronische weg toegankelijk te zijn voor de Commissie, die ze ter beschikking van het WTECV kan stellen.

4. De op grond van deze verordening in eender welke vorm meegedeelde of verzamelde gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten dezelfde bescherming als die welke aan gegevens van deze aard wordt geboden door de nationale wetgevingen van de ontvangende lidstaten en de overeenkomstige bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn.

5. De bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 9, lid 2, en hebben met name betrekking op:

- de regels voor de gegevenstransmissie, met inbegrip van de transmissie van wetenschappelijke gegevens aan internationale organisaties;

- de voorwaarden voor de raadpleging van de gegevensbestanden, en de minimumstandaarden die in acht moeten worden genomen om de toegankelijkheid van de gegevens voor de gemachtigde gebruikers te waarborgen;

- de gegevens die eventueel onder gezag van de Commissie zelf zullen worden gegroepeerd.

TITEL III

Slotbepalingen

Artikel 8

1. De maatregelen om deze verordening met name waar het de artikelen 5 en 7 betreft te implementeren, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 9, lid 2.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1, wordt het advies van het WTECV en van het RCV ingewonnen voordat de programma's als bedoeld in artikel 5 worden vastgesteld.

Artikel 9

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 opgerichte Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur, hierna "comité" te noemen.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 10

1. De Commissie stelt jaarlijks in het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur een onderzoek in naar de bij de uitvoering van de nationale programma's gemaakte voortgang en betrekt het WTECV en het RCV daarbij.

2. Op basis van de inlichtingen die de lidstaten verstrekken en na raadpleging van het WTECV brengt de Commissie over elke periode van drie jaar, en voor het eerst uiterlijk op 31 december 2003, aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag uit met een beoordeling van de door de lidstaten getroffen maatregelen, de doeltreffendheid van de gebruikte methoden en de resultaten die zijn bereikt in termen van het verzamelen en beheren van de gegevens waarop deze verordening betrekking heeft. In dit verslag wordt ook beoordeeld hoe de Gemeenschap de verzamelde gegevens gebruikt.

3. De Commissie onderzoekt vóór 31 december 2003 of het wenselijk is het gebied waarover op grond van deze verordening gegevens worden verzameld, uit te breiden. De lidstaten en de Commissie kunnen daartoe studies en proefprojecten uitvoeren op gebieden die voor het GVB van belang zijn, maar die nog niet door artikel 4 worden bestreken, met name de aquacultuur, de relatie tussen visserij, aquacultuur en milieu, en de werkgelegenheid die de visserij en de aquacultuur kunnen verschaffen. De Gemeenschap kan in de financiering van deze studies en projecten bijdragen overeenkomstig de voorwaarden van Beschikking 2000/439/EG.

4. Op basis van het verslag en de in de leden 2 en 3 bedoelde analyses, en rekening houdend met de wisselende behoeften van het gemeenschappelijk visserijbeleid, onderzoekt de Commissie vóór 31 december 2003 of deze verordening moet worden aangepast en dient zij zo nodig een voorstel bij de Raad in.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 29 juni 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Arcanjo

(1) PB C 375 E van 28.12.1999, blz. 54.

(2) Advies uitgebracht op 2 maart 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(3) PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98 (PB L 164 van 9.6.1998, blz. 1).

(4) PB L 388 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3318/94 (PB L 350 van 31.12.1994, blz. 15).

(5) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2346/98 (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 5).

(6) PB L 71 van 31.3.1995, blz. 5.

(7) PB L 113 van 30.4.1997, blz. 1.

(8) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(9) PB L 266 van 1.10.1998, blz. 27.

(10) PB L 266 van 1.10.1998, blz. 36.

(11) PB L 266 van 1.10.1998, blz. 47.

(12) PB L 68 van 22.3.1971, blz. 18. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 1999/478/EG (PB L 187 van 20.7.1999, blz. 70).

(13) Zie bladzijde 42 van dit Publicatieblad.

(14) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BIJLAGE I

Minimumprogramma en uitgebreid programma

Omschrijving van het minimumprogramma

a) Het minimumprogramma omvat:

- monitoring van de visserijinspanning via het verzamelen van gegevens aan de hand van de volgende parameters:

- aantal vaartuigen

- brutotonnage (GT)

- motorvermogen (kW)

- ouderdom van het vaartuig

- gebruikt vistuig

- de per jaar op zee doorgebrachte tijd,

- monitoring van de commerciële visserij via het verzamelen van gegevens over de aangelande vangsten en de overboord gezette hoeveelheden, biologische bemonstering en inspecties, met name:

- gegevens over de aangelande vangsten en de overboord gezette hoeveelheden van de bestanden vermeld in bijlage II

- biologische bemonstering, ten behoeve van de raming van de vangstsamenstelling en van de biologische parameters zoals groei, geslacht, rijpheid en vruchtbaarheid, van de bestanden vermeld in bijlage II

- inspecties in de geografische gebieden vermeld in bijlage III; de doelstellingen van deze inspecties worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2,

- monitoring van de prijzen bij eerste verkoop voor de soorten vermeld in bijlage II en de geografische gebieden vermeld in bijlage III,

- monitoring van de economische situatie van het visserijbedrijf en van de visverwerkende industrie overeenkomstig de relevante boekhoudkundige posten of groepen van posten vermeld in bijlage IV.

b) Het aggregatieniveau van de voor het minimumprogramma te verzamelen gegevens wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2.

Het aggregatieniveau wordt vastgesteld op basis van:

- de tijd-ruimtevakken, d.w.z. de af te bakenen geografische referentievakken en de in aanmerking te nemen tijdsintervallen, die wat de visserijinspanning betreft moeten stroken met de bestaande voorschriften,

- de relevante groepen van vaartuigen en/of havens en de relevante sectoren van de visverwerkende industrie; wat betreft inspanning en economische gegevens, komen de groepen van vaartuigen overeen met de segmenten of, in voorkomend geval, de subsegmenten van het vierde meerjarige oriëntatieprogramma (MOP) (1997-2001) en zijn zij voor alle rubrieken eender.

c) De in voorkomend geval vast te stellen streefcijfers voor de nauwkeurigheid van de evaluaties en de intensiteit van de bemonsteringsprogramma's worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2.

Omschrijving van het uitgebreide programma

d) Het uitgebreide programma omvat (in aanvulling op het minimumprogramma):

- monitoring van visserijinspanning via het verzamelen van gegevens aan de hand van dezelfde parameters als voor het minimumprogramma, maar aangepast aan de specifieke takken van visserij, daarbij rekening houdend met de doelsoorten, het gebruikte vistuig en de andere uitrusting; de aanvullende parameters worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2,

- monitoring van de commerciële visserij via het verzamelen van gegevens over de aangelande vangsten en de overboord gezette hoeveelheden, biologische bemonstering en inspecties, met name:

- gegevens over de aangelande vangsten en de overboord gezette hoeveelheden van de bestanden vermeld in bijlage II, met een lager aggregatieniveau en een hogere bemonsteringsdensiteit, die worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2

- biologische bemonstering van de bestanden vermeld in bijlage II, maar met een lager aggregatieniveau en een hogere bemonsteringsdensiteit, die worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2

- inspecties in de gebieden vermeld in bijlage III, maar op uitgebreidere schaal en/of met een hogere bemonsteringsdensiteit; de doelstellingen van deze inspecties worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2,

- monitoring van de prijzen bij eerste verkoop voor de - conform de bestaande voorschriften in handelscategorieën uitgesplitste - soorten vermeld in bijlage II en voor de geografische gebieden vermeld in bijlage III,

- monitoring van de economische situatie van het visserijbedrijf en de visverwerkende industrie, overeenkomstig de relevante boekhoudkundige posten of groepen van posten vermeld in bijlage IV, waarin nader gedetailleerde gegevens worden opgenomen over de verschillende kostencategorieën, investeringstypen en elementen voor het vaststellen van de financiële positie en de werkgelegenheid; de te verstrekken aanvullende informatie wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2.

e) De aggregatieniveaus zijn lager dan dat van het minimumprogramma. De aggregaten van het uitgebreide programma moeten verenigbaar zijn met die van het minimumprogramma.

f) De in voorkomend geval vast te stellen streefcijfers voor de nauwkeurigheid van de evaluaties en de hogere intensiteit van de bemonsteringsprogramma's worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2.

BIJLAGE II

Te bestrijken referentiesoorten en visserijgebieden (minimumprogramma en uitgebreid programma)

Volgens de procedure van artikel 9, lid 2, kan worden besloten:

- of bestanden waarvan de vangsten door schepen uit een lidstaat onder een in de uitvoeringsverordening te bepalen drempelwaarde blijven, niet in het minimumprogramma behoeven te worden opgenomen;

- de in deze bijlage bedoelde lijst van soorten en gebieden te wijzigen;

- of binnen het minimumprogramma gegevens over gebieden die door een komma van elkaar worden gescheiden, geaggregeerd mogen worden, terwijl gegevens betreffende gebieden die door een schuine streep (/) van elkaar worden gescheiden, niet geaggregeerd mogen worden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

In bijlage I bedoelde geografische gebieden

- Oostzee, uitgezonderd Kattegat

- Kattegat en Skagerrak

- Noordzee, met inbegrip van het oostelijk gedeelte van het Kanaal en deelgebied II, uitgezonderd Skagerrak

- Noordoostelijk gedeelte van de Atlantische Oceaan en westelijk gedeelte van het Kanaal

- Gereglementeerd gebied van de NAFO

- Andere gebieden van de Atlantische Oceaan

- Middellandse Zee

- Indische Oceaan

- Stille Oceaan

- Zuidelijke IJszee

BIJLAGE IV

Gegevens voor de monitoring van de economische situatie van het visserijbedrijf en de visverwerkende industrie (minimumprogramma)

Jaarlijkse gegevens per vlootsegment

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Jaarlijkse gegevens per sector van de visverwerkende industrie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>