32000R1177

Verordening (EG) nr. 1177/2000 van de Commissie van 31 mei 2000 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1164/89 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de steun voor vezelvlas en hennep

Publicatieblad Nr. L 131 van 01/06/2000 blz. 0038 - 0040


Verordening (EG) nr. 1177/2000 van de Commissie

van 31 mei 2000

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1164/89 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de steun voor vezelvlas en hennep

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1308/70 van de Raad van 29 juni 1970 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vlas en hennep(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2702/1999(2), en met name op artikel 4, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 619/71 van de Raad van 22 maart 1971 houdende vaststelling van de algemene voorschriften voor het verlenen van steun voor vlas en hennep(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1420/98(4), wordt de steun voor hennep uitsluitend verleend voor rassen waarvoor via analyse is vastgesteld dat het gewicht aan tetrahydrocannabinol (THC) ten opzichte van het gewicht van een tot constant gewicht gedroogd monster bepaalde grenzen niet overschrijdt. Voorts bepaalt artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1164/89 van de Commissie van 28 april 1989 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de steun voor vezelvlas en hennep(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1328/1999(6), dat de lidstaten op een bepaalde percentage van de met hennep beteelde oppervlakten het gemiddelde THC-gehalte bepalen.

(2) Sinds in 1989 de communautaire methode voor de kwantitatieve bepaling van THC in hennepsoorten in bijlage C van Verordening (EEG) nr. 1164/89 is vastgesteld, heeft de wetenschap zich verder ontwikkeld. Bovendien omvat die methode een omslachtige bemonsteringsprocedure die in de praktijk moeilijk uit te voeren is voor controles op de teelten. Er moet dus een nieuwe methode worden vastgesteld die beter aansluit bij de huidige behoeften en mogelijkheden.

(3) Voor de bepaling van het THC-gehalte in henneprassen die voor steun in aanmwerking komen moet een uiterst nauwkeurige methode worden gebruikt, om te waarborgen dat aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 619/71 vastgelegde voorwaarden worden voldaan. Voorts moet met de methode die wordt gebruikt voor de bepalingen op de teelten als bedoeld in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1164/89 een voldoende representatief deel van de met hennep beteelde oppervlakken gecontroleerd kunnen worden, teneinde na te gaan of de teelt in overeenstemming is met de gemeenschappelijke marktordening voor dit product. Er moet dus een methode worden vastgesteld met twee verschillende procedures, al naar het nagestreefde doel.

(4) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor vlas en hennep,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage C van Verordening (EEG) nr. 1164/89 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2000.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 146 van 4.7.1970, blz. 1.

(2) PB L 327 van 21.12.1999, blz. 7.

(3) PB L 72 van 26.3.1971, blz. 2.

(4) PB L 190 van 4.7.1998, blz. 7.

(5) PB L 121 van 29.4.1989, blz. 4.

(6) PB L 157 van 24.6.1999, blz. 39.

BIJLAGE

"BIJLAGE C

COMMUNAUTAIRE METHODE VOOR DE KWANTITATIEVE BEPALING VAN Δ9-THC IN HENNEPRASSEN

1. Doel en toepassingsgebied

Het doel van deze methode is de bepaling van het gehalte aan Δ9-tetrahydrocannabinol (THC) in henneprassen (Cannabis sativa L.). Al naar het geval wordt procedure A of B gevolgd, zoals hieronder beschreven.

De methode berust op de kwantitatieve bepaling van Δ9-THC door middel van gaschromatografie na extractie met een oplosmiddel.

1.1. Procedure A:

Procedure A wordt gebruikt voor bepalingen op de teelten als bedoeld in artikel 3, lid 3, van deze verordening.

Wanneer uit de verrichte bepalingen blijkt dat het THC-gehalte voor een significant aantal monsters van een bepaald ras hoger ligt dan het in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 619/71 vastgestelde maximum, kan de Commissie, onverminderd andere maatregelen, volgens de procedure van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1308/70 besluiten voor dat ras procedure B te volgen.

1.2. Procedure B:

Procedure B wordt gevolgd voor de in de tweede alinea van punt 1.1 bedoelde gevallen en om na te gaan of wordt voldaan aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 619/71 vastgelegde voorwaarden voor opname in de lijst van henneprassen die met ingang van het verkoopseizoen 2001/2002 voor steun in aanmerking komen.

Bij de aanvragen tot opname van een hennepras in bedoelde lijst moet een rapport worden gevoegd met de resultaten van de overeenkomstig deze methode verrichte analyses.

2. Bemonstering

2.1. Monsterneming

- Procedure A: Uit een populatie van een bepaald hennepras wordt van elke geselecteerde plant een stuk van 30 cm met ten minste een vrouwelijke bloemtop genomen. De monsterneming wordt overdag uitgevoerd in de periode tussen 20 dagen na het begin en tien dagen na het eind van de bloeitijd en hierbij wordt een systematische route gevolgd, zodat een representatieve steekproef van het perceel verkregen wordt; daarbij wordt de rand van het veld niet bemonsterd.

- Procedure B: Uit een populatie van een bepaald hennepras wordt van elke geselecteerde plant het bovenste gedeelte (ongeveer eenderde) genomen. De monsterneming wordt overdag uitgevoerd in de tien dagen na het eind van de bloeitijd en hierbij wordt een systematische route gevolgd, zodat een representatieve steekproef van het perceel verkregen wordt; daarbij wordt de rand van het veld niet bemonsterd. Bij een tweehuizig ras worden alleen de vrouwelijke planten bemonsterd.

2.2. Omvang van het monster

- Procedure A: van elk perceel worden monsters van 50 planten genomen.

- Procedure B: van elk perceel worden monsters van 200 planten genomen.

Elk monster wordt zonder aandrukken in een stoffen of papieren zak gedaan en naar het analyselaboratorium gezonden.

De lidstaat kan bepalen dat een tweede monster voor een eventuele contra-analyse wordt genomen en hetzij door de teler, hetzij door de voor de analyse verantwoordelijke organisatie wordt bewaard.

2.3. Droging en opslag van het monster

De monsters moeten zo snel mogelijk en in ieder geval binnen 48 uur worden gedroogd volgens ongeacht welke methode waarbij de temperatuur onder de 70 °C blijft. De monsters worden gedroogd tot constant gewicht en een vochtigheid van 8 tot 13 %.

De droge monsters worden zonder aandrukken in het donker op een temperatuur beneden 25 °C bewaard.

3. Bepaling van het THC-gehalte

3.1. Bereidingswijze van het analysemonster

De droge monsters worden van stengels en zaden van meer dan 2 mm ontdaan.

De gedroogde monsters worden tot een halffijn poeder gemalen (maaswijdte van de zeef: 1 mm).

Het poeder mag maximaal tien weken droog, in het donker en op een temperatuur beneden 25 °C bewaard worden.

3.2. Reagentia en extractievloeistof

Reagentia

- Δ9-tetrahydrocannabinol voor chromatografie,

- Squalaan voor chromatografie als interne standaard.

Extractievloeistof

- 35 mg squalaan per 100 ml hexaan.

3.3. Extractie van Δ9-THC

Weeg 100 mg poedervormig analysemonster af en doe dit in een centrifugebuis; voeg 5 ml extractievloeistof met interne standaard toe.

Plaats de buis gedurende 20 minuten in een ultrasoonbad. Centrifugeer gedurende vijf minuten op 3000 toeren/minuut en schenk de bovenstaande vloeistof met de opgeloste THC af. Injecteer deze vloeistof in de chromatograaf en verricht de kwantitatieve bepaling.

3.4. Gaschromatografie

a) Apparatuur

- gaschromatograaf voorzien van een vlamionisatiedetector en een split/splitless-injector.

- kolom waarmee een goede scheiding van cannabinoïden wordt verkregen, bijvoorbeeld een glazen capillaire kolom van 25 m lengte en 0,22 mm diameter, geïmpregneerd met een apolaire fase van het type 5 % fenyl-methyl-siloxaan.

b) IJkoplossingen

Ten minste 3 punten voor procedure A en 5 punten voor procedure B, met de punten 0,04 en 0,50 mg Δ9-THC per ml extractievloeistof.

c) Instelling van de apparatuur

De volgende instellingen worden als voorbeeld voor de onder a) genoemde kolom gegeven:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

d) Geïnjecteerd volume: 1 μl

4. Resultaten

Het resultaat wordt in twee decimalen uitgedrukt als g Δ9-THC per 100 g van het analysemonster. Het resultaat mag een maximale afwijking hebben van 0,03 % in absolute waarde.

- Procedure A: per te analyseren monster wordt één bepaling verricht.

Als het resultaat boven de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 619/71 vermelde grens ligt, wordt per te analyseren monster een tweede bepaling verricht en wordt het gemiddelde van de twee bepalingen als resultaat genomen.

- Procedure B: per te analyseren monster worden twee bepalingen verricht, waarvan het gemiddelde wordt genomen."