32000R1070

Verordening (EG) nr. 1070/2000 van de Commissie van 19 mei 2000 houdende bepalingen voor de toekenning van steun voor de particuliere opslag van Kefalotyri- en Kasseri-kaas

Publicatieblad Nr. L 119 van 20/05/2000 blz. 0017 - 0019


Verordening (EG) nr. 1070/2000 van de Commissie

van 19 mei 2000

houdende bepalingen voor de toekenning van steun voor de particuliere opslag van Kefalotyri- en Kasseri-kaas

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bepaalt dat voor kaassoorten op basis van schapenmelk, die ten minste zes maanden moeten rijpen, kan worden besloten tot verlening van steun voor de particuliere opslag indien een ernstig gebrek aan evenwicht op de markt kan worden opgeheven of verminderd.

(2) De seizoengebondenheid van de productie van Kefalotyri- en Kasseri-kaas veroorzaakt een verhoging van de voorraden welke moeilijk af te zetten zijn en tot een prijsverlaging kunnen leiden. Bijgevolg moet voor deze hoeveelheden worden besloten tot seizoenopslag, waardoor in deze situatie verbetering kan worden gebracht en waardoor de kaasproducenten de nodige tijd krijgen om afzetmogelijkheden te zoeken.

(3) Met betrekking tot de uitvoeringsbepalingen van deze maatregel is het dienstig de maximumhoeveelheid die steun kan genieten alsook de duur van de overeenkomsten vast te stellen naar gelang van de werkelijke behoeften van de markt en van de bewaarmogelijkheden van de betrokken kaas. Het is bovendien noodzakelijk de inhoud van de overeenkomsten te preciseren teneinde de identificatie van de kaas en de controle van de voorraden waarvoor steun wordt verleend, te waarborgen. De steun moet worden vastgesteld met inachtneming van de opslagkosten en de te verwachten ontwikkeling van de marktprijzen.

(4) Op grond van de ervaring die met de controleregeling is opgedaan, is het dienstig nadere controlevoorschriften op te stellen, met name ten aanzien van de voor te leggen bescheiden en de ter plaatse uit te voeren controles. De lidstaten moeten in verband met deze bepalingen kunnen voorschrijven dat de controlekosten geheel of gedeeltelijk voor rekening van de contractant komen.

(5) In artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1756/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de voor de sector melk en zuivelproducten toe te passen ontstaansfeiten voor de landbouwomrekeningskoers(2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 569/1999(3), is de omrekeningskoers vastgesteld die in het kader van de steunmaatregelen voor de particuliere opslag in de zuivelsector moet worden toegepast.

(6) Het is aangewezen de continuïteit van de betreffende opslagoperaties te waarborgen.

(7) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt steun verleend voor de particuliere opslag van 3200 ton Kefalotyri- en Kasseri-kaas die is vervaardigd van in de Gemeenschap voortgebrachte schapenmelk of geitenmelk of van een mengsel van deze twee soorten melk en die voldoet aan de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde eisen.

Artikel 2

1. Het interventiebureau sluit slechts een opslagcontract wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de partij kaas waarvoor het contract wordt gesloten, moet ten minste 2 ton bedragen;

b) de kaas moet ten minste 90 dagen vóór de in het contract vermelde datum van het begin van de opslag en na 30 november 1999 zijn geproduceerd;

c) bij een onderzoek moet zijn geconstateerd dat de kaas voldoet aan de onder b) bedoelde voorwaarde en dat het kaas van eerste kwaliteit betreft;

d) de opslaghouder moet zich ertoe verbinden:

- tijdens de duur van de overeenkomst de samenstelling van de in het contract begrepen partij niet zonder machtiging van het interventiebureau te wijzigen. Voorzover de voorwaarde betreffende de per partij vastgestelde minimale hoeveelheid in acht genomen blijft, mag het interventiebureau een tot uitslag of vervanging van de kaas beperkt blijvende wijziging toestaan, indien wordt vastgesteld dat de opslag wegens kwaliteitsverlies niet mag voortduren.

Bij uitslag van bepaalde hoeveelheden wordt het contract:

i) indien bedoelde hoeveelheden met toestemming van het interventiebureau worden vervangen, beschouwd als geen enkele wijziging te hebben ondergaan,

ii) indien bedoelde hoeveelheden niet worden vervangen, beschouwd als van de aanvang af voor de nog opgeslagen gebleven hoeveelheid te zijn afgesloten.

De uit een dergelijke wijziging voortvloeiende controlekosten komen ten laste van de opslaghouder;

- een voorraadboekhouding te voeren en het interventiebureau elke week mee te delen welke hoeveelheden in de afgelopen week zijn ingeslagen en welke hoeveelheden naar verwachting zullen worden uitgeslagen.

2. Het opslagcontract

a) wordt schriftelijk gesloten en in het contract wordt de datum van het begin van de contractuele opslag vermeld; deze datum mag ten vroegste de dag zijn die volgt op de dag van de beëindiging van de inslag van de partij kaas waarop het contract betrekking heeft;

b) wordt gesloten na beëindiging van de inslag van de partij kaas waarop het contract betrekking heeft en uiterlijk 40 dagen na de datum van het begin van de contractuele opslag.

Artikel 3

1. De steun wordt slechts verleend voor de kaas die is ingeslagen in het tijdvak van 15 mei tot en met 30 november 2000.

2. Er wordt geen steun verleend wanneer de contractuele opslagduur minder dan 60 dagen bedraagt.

3. Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan het bedrag dat overeenkomt met een contractuele opslagduur van 150 dagen, aflopend vóór 31 maart 2001. In afwijking van artikel 2, lid 1, onder d), eerste streepje, mag de opslaghouder aan het einde van de in lid 2 bedoelde periode van 60 dagen een gehele onder contract staande partij of een gedeelte ervan uitslaan. De hoeveelheid die mag worden uitgeslagen bedraagt ten minste 500 kg. De lidstaten kunnen deze hoeveelheid echter verhogen tot 2 ton.

De datum van het begin van de uitslag van de partij kaas waarop het contract betrekking heeft, is niet begrepen in de contractuele opslagperiode.

Artikel 4

1. Het steunbedrag wordt als volgt vastgesteld:

a) 100 EUR per ton voor de vaste kosten;

b) 0,35 EUR per ton en per dag van contractuele opslag voor de opslagkosten;

c) 0,58 EUR per ton en per dag van contractuele opslag voor de financiële kosten.

2. De steun wordt uiterlijk binnen 90 dagen na de laatste dag van de overeengekomen opslag uitbetaald.

Artikel 5

1. De lidstaten zien erop toe dat de voorwaarden voor de betaling van de steun in acht zijn genomen.

2. De contractant moet de met het toezicht op de maatregelen belaste nationale instanties inzage geven van alle bescheiden die voor de producten die zich in particuliere opslag bevinden, uitsluitsel geven over:

a) de eigenaar op het tijdstip van de inslag;

b) de oorsprong van de kaas en de datum waarop hij vervaardigd is;

c) de inslagdatum;

d) de aanwezigheid in het koelhuis;

e) de uitslagdatum.

3. De contractant of, in voorkomend geval, de exploitant van het koelhuis voert een voorraadboekhouding die in het koelhuis ter inzage ligt en de volgende gegevens bevat:

a) identificatie per nummer van het contract voor de producten die zich in particuliere opslag bevinden;

b) de inslag- en uitslagdatums;

c) het aantal kazen en het gewicht per partij;

d) de plaats waar de producten in het koelhuis zijn opgeslagen.

4. De opgeslagen producten moeten gemakkelijk identificeerbaar zijn en per contract worden geïndividualiseerd. Een speciaal merkteken moet worden aangebracht op de kazen waarop het contract betrekking heeft.

5. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder d), voeren de bevoegde instanties bij de inslag controles uit om met name te waarborgen dat de opgeslagen producten voor steun in aanmerking komen en om elke mogelijkheid tot vervanging van producten tijdens de contractuele opslagperiode te voorkomen.

6. De nationale controle-instantie

a) voert een onaangekondigde steekproefcontrole op de aanwezigheid van de producten in het koelhuis uit. De steekproef moet representatief zijn en betrekking hebben op minstens 10 % van de totale hoeveelheid waarvoor in het raam van een steunmaatregel voor de particuliere opslag contracten zijn gesloten. Naar aanleiding van die controle wordt ook de in lid 3 bedoelde boekhouding onderzocht en vindt samen met een identificatie een materiële controle van gewicht en aard van de producten plaats. De materiële controles worden uitgevoerd bij minstens 5 % van de hoeveelheid waarop de onaangekondigde controle betrekking heeft;

b) gaat aan het einde van de contractuele opslagperiode na of de producten nog opgeslagen zijn.

7. Over de op grond van de leden 5 en 6 uitgevoerde controles wordt een verslag opgesteld waarin

- de controledatum,

- de duur van de controle en

- de uitgevoerde werkzaamheden

worden aangegeven.

Het controleverslag wordt ondertekend door de bevoegde ambtenaar en medeondertekend door de contractant of, in voorkomend geval, door de exploitant van het koelhuis.

8. Wanneer onregelmatigheden aan het licht komen die op 5 % of meer van de gecontroleerde hoeveelheden betrekking hebben, wordt de steekproef op een door de bevoegde instantie nader te bepalen groter aantal monsters gebaseerd.

De lidstaten melden deze onregelmatigheden binnen vier weken aan de Commissie.

9. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de controlekosten geheel of gedeeltelijk voor rekening van de contractant zijn.

Artikel 6

De lidstaten delen aan de Commissie uiterlijk op 15 januari 2001 mee:

a) voor welke hoeveelheden kaas opslagcontracten zijn gesloten;

b) eventueel, voor welke hoeveelheden de in artikel 2, lid 1, onder d), bedoelde toestemming is verleend.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 15 mei 2000.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2000.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

(2) PB L 161 van 2.7.1993, blz. 48.

(3) PB L 70 van 17.3.1999, blz. 12.