Verordening (EG) nr. 827/2000 van de Commissie van 25 april 2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2461/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten
Publicatieblad Nr. L 101 van 26/04/2000 blz. 0021 - 0023
Verordening (EG) nr. 827/2000 van de Commissie van 25 april 2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2461/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen(1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2704/1999(2), en met name op artikel 9, Overwegende hetgeen volgt: (1) In artikel 6, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 is bepaald dat de braakgelegde grond mag worden gebruikt voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten, op voorwaarde dat doeltreffende controlesystemen worden toegepast. (2) Om ervoor te zorgen dat punt 7 van het Memorandum van Overeenstemming betreffende oliehoudende zaden tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de GATT, zoals goedgekeurd bij Besluit 93/355/EEG van de Raad(3), wordt nageleefd, is in artikel 6, lid 3, derde alinea van Verordening (EG) nr. 1251/1999 bepaald dat - als de hoeveelheid voor voeding of vervoedering bestemde bijproducten die vermoedelijk beschikbaar komt als gevolg van de teelt van oliehoudende gewassen op braakgelegde grond in verband met het bepaalde in de eerste alinea van dat lid, volgens een raming van de hoeveelheden waarvoor contracten met de producenten zijn gesloten, per jaar meer zal bedragen dan 1 miljoen metrieke ton, uitgedrukt in sojameelequivalent - de geraamde hoeveelheid in het kader van elk contract die voor voeding of vervoedering mag worden gebruikt, wordt verlaagd, om de totale hoeveelheid tot 1 miljoen metrieke ton te beperken. (3) Thans moet, om het in artikel 6, lid 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 vastgestelde principe te kunnen toepassen, het bij Verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie(4) ingevoerde controlesysteem voor de bepaling van de hoeveelheden bijproducten worden aangevuld. (4) Ook moet de door de Commissie in het kader van het controlesysteem toe te passen berekeningsmethode nader worden gepreciseerd en moet een procedure worden ingesteld voor de vaststelling van het verlagingspercentage dat op ieder contract moet worden toegepast bij overschrijding van de maximumhoeveelheid van 1 miljoen ton voor de markt voor voeding of vervoedering bestemde bijproducten. Het gehalte aan zuivere eiwitten is het doorslaggevende criterium waarop de methode voor de berekening van dat percentage moet berusten. (5) Om ervoor te zorgen dat de toegestane maximumhoeveelheid bijproducten die wordt bestemd voor voeding of vervoedering niet wordt overschreden, moet worden bepaald dat bewijsstukken inzake de afzet van de hoeveelheden bijproducten op de markt van niet voor voeding of vervoedering bestemde producten worden geëist en dat die bij het vrijgeven van de door de inzamelaar of eerste verwerker gestelde zekerheid moeten worden overgelegd. (6) Om ervoor te zorgen dat de naleving van de verplichting de maximumhoeveelheid van 1 miljoen ton niet te overschrijden kan worden gecontroleerd, moet de afzet van de hoeveelheden bijproducten op de markt van niet voor voeding of vervoedering bestemde producten aan een uiterste datum worden gebonden. (7) Anderzijds is het op grond van de nieuwe, in 1999 goedgekeurde regelgeving inzake de steun voor de plattelandsontwikkeling niet meer expliciet verboden steun voor milieumaatregelen in de landbouw te verlenen voor oppervlakten die in het kader van de communautaire braakleggingsregeling worden gebruikt voor de teelt van niet voor voeding of vervoedering bestemde gewassen. Met het oog op de coherentie moeten de bepalingen die cumulatie met andere communautaire steunregelingen verbieden, worden aangepast. (8) Aangezien het bovengenoemde memorandum van overeenstemming in 1993 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen is gepubliceerd, worden de marktdeelnemers verondersteld sinds die tijd van het daarin bepaalde op de hoogte te zijn. Aangezien er een risico bestaat dat het maximum van 1 miljoen ton in het verkoopseizoen 2000/2001 wordt overschreden, moet de mogelijkheid worden geschapen de in deze verordening vervatte maatregelen toe te passen op alle contracten voor het verkoopseizoen 2000/2001. (9) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 2461/1999 wordt als volgt gewijzigd: 1. Artikel 4, lid 4, wordt vervangen door: "4. Wanneer het contract betrekking heeft op koolzaad, raapzaad, zonnebloempitten of sojabonen van GN-code ex 1205 00 90, 1206 00 91, 1206 00 99 en 1201 00 90, zorgt de aanvrager ervoor dat in het contract naast de op grond van lid 2 vereiste informatie, ook de verwachte totale hoeveelheid bijproducten en de verwachte hoeveelheid bijproducten met een andere bestemming dan voeding of vervoedering wordt vermeld, in beide gevallen naar soort uitgesplitst. De bedoelde hoeveelheden worden berekend op basis van de volgende verhoudingen: a) 100 kg kool- en/of raapzaad van GN-code 1205 00 90 wordt gelijkgesteld met 56 kg bijproducten; b) 100 kg zonnebloempitten van GN-code 1206 00 91 of GN-code 1206 00 99 wordt gelijkgesteld met 56 kg bijproducten; c) 100 kg sojabonen van GN-code 1201 00 90 wordt gelijkgesteld met 78 kg bijproducten.". 2. Artikel 14 wordt vervangen door: "1. Onverminderd artikel 13 stelt de in lid 1 van genoemd artikel bedoelde bevoegde autoriteit de Commissie zo spoedig mogelijk, en uiterlijk op 30 juni van het jaar waarin de grondstof wordt geoogst, in kennis van de verwachte totale hoeveelheid van voor voeding of vervoedering bestemde bijproducten, gespecificeerd per soort, die worden geproduceerd als gevolg van de in artikel 4 bedoelde contracten, indien die contracten betrekking hebben op koolzaad, raapzaad, zonnebloempitten of sojabonen van GN-code ex 1205 00 90, 1206 00 91, 1206 00 99 en 1201 00 90. 2. De Commissie berekent aan de hand van de overeenkomstig lid 1 verstrekte gegevens de verwachte totale hoeveelheid van voor voeding of vervoedering bestemde bijproducten, uitgedrukt in sojameelequivalent, door toepassing van de op de volgende percentages gebaseerde methode: - sojaschroot: 48 % - koolzaadschroot: 32 % - zonnebloemschroot: 28 %. Als de Commissie op basis van de overeenkomstig de eerste alinea uitgevoerde berekening een overschrijding van de maximumhoeveelheid van 1 miljoen ton bijproducten voor voeding of vervoedering constateert, stelt zij zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 31 juli van het jaar waarin de grondstof wordt geoogst, het percentage vast waarmee ieder contract moet worden verlaagd, om zo de maximumhoeveelheid bijproducten te verkrijgen die voor voeding of vervoedering mag worden bestemd.". 3. Artikel 15, lid 4, wordt vervangen door: "4. De zekerheid wordt voor iedere grondstof vrijgegeven naarmate de bevoegde autoriteit van de inzamelaar of van de eerste verwerker het bewijs heeft ontvangen: a) dat de hoeveelheden grondstoffen overeenkomstig de voorwaarden van artikel 4, lid 2, onder f), zijn verwerkt, waarbij zo nodig met eventuele wijzigingen uit hoofde van de bepalingen van artikel 8 rekening wordt gehouden, en; b) wanneer het contract op koolzaad, raapzaad, zonnebloempitten of sojabonen van GN-code ex 1205 00 90, 1206 00 91, 1206 00 99 en 1201 00 90 betrekking heeft, en wanneer de procedure van artikel 14, lid 2, van toepassing is, dat de hoeveelheden bijproducten boven de maximale hoeveelheden die voor voeding of vervoedering mogen worden bestemd, zijn afgezet op andere markten dan de markt van producten voor voeding of vervoedering.". 4. Artikel 16, lid 2, wordt vervangen door: "2. De volgende verplichtingen vormen primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85: a) de verplichting als hoofdactiviteit hoeveelheden grondstof te verwerken tot de in het contract vermelde eindproducten; b) de verplichting voor de hoeveelheden bijproducten boven de maximumhoeveelheid die voor voeding of vervoedering mag worden bestemd, andere markten dan de markt van voor voeding of vervoedering bestemde producten te vinden, wanneer de procedure van artikel 14, lid 2, van toepassing is. De verwerking tot een of meer in bijlage III genoemde eindproducten dient uiterlijk te gebeuren op 31 juli van het tweede jaar na dat waarin de aanvrager de grondstof heeft geoogst. Deze uiterste datum geldt ook om de hoeveelheden bijproducten boven de maximumhoeveelheid die voor voeding of vervoedering mag worden bestemd af te zetten buiten de markt van producten voor voeding of vervoedering, wanneer de procedure van artikel 14, lid 2, van toepassing is.". 5. Artikel 25, onder a) en b), worden vervangen door: "a) maatregelen die uit hoofde van artikel 1, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1258/1999 door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, worden gefinancierd; b) in hoofdstuk VIII van Verordening (EG) nr. 1257/1999 bedoelde communautaire steun, met uitzondering van de steun die wordt toegekend voor aanplantkosten voor snelgroeiende soorten als bedoeld in artikel 31, lid 3, tweede alinea, van genoemde verordening.". Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemenschappen. Deze verordening is van toepassing op alle contracten die voor het verkoopseizoen 2000/2001 en volgende worden gesloten, ongeacht de datum waarop deze contracten zijn gesloten. In afwijking van de vorige alinea zijn de in deze verordening vervatte wijzigingen van artikel 4, lid 4, en van artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2461/1999 van toepassing op alle contracten voor het verkoopseizoen 2001/2002 en volgende. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 25 april 2000. Voor de Commissie Franz Fischler Lid van de Commissie (1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1. (2) PB L 327 van 21.12.1999, blz. 12. (3) PB L 147 van 18.6.1993, blz. 25. (4) PB L 299 van 20.11.1999, blz. 16.