32000R0348

Verordening (EG) nr. 348/2000 van de Raad van 14 februari 2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen van ijzer of niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Kroatië en Oekraïne en tot definitieve inning van het voorlopige recht

Publicatieblad Nr. L 045 van 17/02/2000 blz. 0001 - 0007


VERORDENING (EG) Nr. 348/2000 VAN DE RAAD

van 14 februari 2000

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen van ijzer of niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Kroatië en Oekraïne en tot definitieve inning van het voorlopige recht

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), inzonderheid op artikel 9, lid 4, en artikel 10, lid 2,

Gezien het voorstel dat de Commissie heeft ingediend na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1) De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1802/1999(2) (hierna de "verordening voorlopig recht" genoemd) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer in de Gemeenschap van bepaalde naadloze buizen en pijpen van ijzer of niet-gelegeerd staal van oorsprong uit Kroatië en Oekraïne.

B. VERDERE PROCEDURE

(2) Nadat een voorlopig antidumpingrecht was ingesteld werden de betrokken partijen die hiertoe een verzoek indienden in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. De partijen werden op de hoogte gesteld van de fundamentele feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de instelling aan te bevelen van definitieve antidumpingrechten en de definitieve inning van de bedragen die middels voorlopige rechten waren zeker gesteld. Tevens werd een termijn vastgesteld waarbinnen zij hun bezwaren naar voren konden brengen.

(3) De Commissie hield bij haar definitieve conclusies, waar van toepassing, rekening met de mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbende partijen en wijzigde haar conclusies dienovereenkomstig.

C. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Betrokken product

(4) In overweging 7 van de verordening voorlopig recht wordt het betrokken product beschreven als naadloze buizen van ijzer of niet-gelegeerd staal, van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen, met een uitwendige diameter van niet meer dan 406,4 mm; naadloze buizen met een rond profiel, van ijzer of niet-gelegeerd staal, koudgetrokken of koudgewalst; andere buizen met een rond profiel, van ijzer of niet-gelegeerd staal, met een uitwendige diameter van niet meer dan 406,4 mm, hierna "naadloze buizen" genoemd.

(5) Naadloze buizen zouden volgens de tegenpartij moeten worden onderverdeeld in twee afzonderlijke categorieën, dit wil zeggen stalen buizen van handelskwaliteit en stalen pijpleidingen voor toepassingen in de olie- en gasindustrie en eventuele schade die de communautaire bedrijfstak zou hebben geleden zou voor elke categorie afzonderlijk moeten worden onderzocht.

(6) Bij dit onderscheid is men ervan uitgegaan dat buizen van handelskwaliteit en pijpleidingen niet uitwisselbaar zijn gezien de specifieke eisen die worden gesteld aan toepassingen in de olie- en gasindustrie. Tevens werd aangevoerd dat pijpleidingen gezien de hogere productiekosten niet in aanmerking komen voor andere toepassingen dan de olie- of gasindustrie. Voorts werd betoogd dat buizen van handelskwaliteit worden gebruikt in de bouw en voor infrastructurele toepassingen terwijl pijpleidingen worden gebruikt in de olie- en gasindustrie en dat beide producten via verschillende verkoopkanalen worden verkocht waarbij buizen voor pijpleidingen rechtstreeks aan de eindafnemers worden verkocht en niet aan handelaars.

(7) De Commissie oordeelde echter dat alle naadloze buizen dezelfde fundamentele fysische en technische kenmerken bezitten. Hoewel het assortiment naadloze buizen zeer ruim is en bestaat uit buizen met uiteenlopende uitwendige diameters, verschillende dikte van de buiswand, verschillende staalkwaliteit en met verschillende technische specificaties bleek er geen duidelijke scheidslijn tussen de verschillende soorten te bestaan.

(8) Het onderzoek wees voorts uit dat alle soorten naadloze buizen werden verkocht aan zowel handelaars als eindafnemers. Er kon derhalve geen duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de verkoopkanalen hoewel dit op zich niet ter zake doet.

(9) Alle naadloze buizen bleken bovendien in wezen dezelfde toepassingen te hebben. Hoewel ze worden gebruikt in tal van verschillende bedrijfstakken, zoals de bouwnijverheid, de autoindustrie, de olie- en benzine-industrie, elektriciteitscentrales en ketelbouw, voor pneumatische en hydraulische toepassingen en in de machinebouw en gebruikers niet altijd om het even welke soort kunnen gebruiken, is de Commissie van oordeel dat zij dezelfde basistoepassing hebben.

(10) Hoewel bepaalde soorten naadloze buizen duidelijk bestemd zijn voor specifieke toepassingen (bv. oliepijpleidingen) kunnen dergelijke buizen ook worden gebruikt voor minder specifieke toepassingen. Voorts werd vastgesteld dat buizen van handelskwaliteit voor zeer uiteenlopende toepassingen kunnen worden gebruikt. Dit alles duidt erop dat alle productsoorten met elkaar concurreren en onderling uitwisselbaar zijn.

(11) Kortom, de voorlopige conclusie dat alle naadloze buizen, al dan niet van handelskwaliteit of buizen voor pijpleidingen één enkel product vormen, wordt bevestigd.

2. Soortgelijk product

(12) In de overwegingen 11 en 12 van de verordening voorlopig recht stelde de Commissie vast dat de naadloze buizen die worden ingevoerd uit de betrokken landen, de naadloze buizen die worden vervaardigd en verkocht in de Gemeenschap door de communautaire bedrijfstak en de naadloze buizen die op de binnenlandse markt van Kroatië worden verkocht dezelfde fysische en technische eigenschappen vertoonden en in wezen hetzelfde eindgebruik bleken te hebben.

(13) Nu werd aangevoerd dat de door de communautaire bedrijfstak vervaardigde naadloze buizen verschilden van die welke uit Oekraïne werden ingevoerd omdat deze laatste volgens andere normen werden vervaardigd dan die welke de communautaire bedrijfstak hanteerde en dat de specifieke vereiste normen die werden gesteld voor in de Gemeenschap vervaardigde naadloze buizen betekenden dat de productieprocessen verschillen.

(14) Het onderzoek wees uit dat de communautaire bedrijfstak en de Oekraïnse exporteur dezelfde of soortgelijke nationale en internationale normen hanteren bij hun productie. Uit informatie van de Oekraïnse exporteurs bleek dat naadloze buizen die naar de Gemeenschap werden uitgevoerd, ongeacht of het buizen van handelskwaliteit betreft of buizen voor pijpleidingen, voldoen aan de normen van deze sector zoals DIN, API en ASTM, hetgeen ook geldt voor de productie van de communautaire bedrijfstak.

(15) Gezien het bovenstaande wordt de voorlopige bevinding dat naadloze buizen die worden uitgevoerd uit de betrokken landen, naadloze buizen die in de Gemeenschap door de communautaire bedrijfstak worden vervaardigd en verkocht alsmede naadloze buizen die op de binnenlandse markt van Kroatië worden verkocht soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna de "basisverordening" genoemd), bevestigd.

D. DUMPING

1. Kroatië

(16) Nadat voorlopige maatregelen zijn vastgesteld werden geen opmerkingen ingediend met betrekking tot de berekening van de normale waarde, de vaststelling van de prijs bij uitvoer, de vergelijking van de normale waarde met de prijs bij uitvoer of de vaststelling van de dumpingmarge. De conclusies zoals uiteengezet in de overwegingen 13 tot en met 19 van de verordening voorlopig recht worden derhalve bevestigd. De dumpingmarge en de residuele marge blijven derhalve 40,8 %.

2. Oekraïne

a) Normale waarde

(17) Nadat de verordening voorlopig recht was gepubliceerd maakte één importeur bezwaar tegen de keuze van Kroatië als passend derde land met een markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor Oekraïne. Deze importeur betoogde dat de kosten van energie en andere input in Kroatië veel hoger lagen dan in Oekraïne, dat de binnenlandse markt van Kroatië werd gemonopoliseerd of vrijwel volledig in handen was van de enige producent en dat er onvoldoende bewijsmateriaal was om de representativiteit van de binnenlandse verkoop van Kroatië te rechtvaardigen.

(18) De Commissie is van oordeel dat het argument inzake de hogere Kroatische kosten niet relevant is omdat Oekraïne een land is zonder markteconomie en elke vergelijking derhalve in wezen onbetrouwbaar is. Wel relevant in deze context is de vraag of de Oekraïnse producenten een absoluut of comparatief voordeel hadden ten opzichte van Kroatië, zoals een efficiënter energiegebruik. Dit was echter niet het geval. De keuze van Kroatië was voorts niet onredelijk omdat één van de alternatieven, Brazilië, was afgewezen omdat de prijzen op de Braziliaanse markt te hoog waren daar deze markt vrijwel volledig in handen was van één producent. Kroatië voert het product echter niet alleen uit maar ook in zodat er sprake was van concurrentie op de binnenlandse markt. Bovendien was de binnenlandse verkoop representatief en vertegenwoordigde deze qua hoeveelheid meer dan 5 % van de totale Oekraïnse uitvoer naar de Gemeenschap. Pogingen om andere alternatieven voor Brazilië te vinden zoals de Verenigde Staten van Amerika en Tsjechië leverden niets op omdat deze landen medewerking weigerden.

(19) Omdat de methode en de berekening van de normale waarde niet werden betwist, worden de bevindingen, zoals uiteengezet in de overwegingen 20 tot en met 26 van de verordening voorlopig recht, bevestigd.

b) Prijs bij uitvoer

(20) Een exporterende producent maakte bezwaar tegen het feit dat de Commissie bij het vaststellen van de prijs bij uitvoer geen rekening had gehouden met zijn verkoop aan de verbonden importeur in de Gemeenschap omdat de informatie die was ingediend onbetrouwbaar bleek te zijn. Er werd echter geen nieuw bewijsmateriaal ingediend om het standpunt van de Commissie te weerleggen, zodat de in de overwegingen 27 en 28 van de verordening voorlopig recht vermelde bevindingen worden bevestigd.

c) Vergelijking

(21) De exporterende producenten vroegen opnieuw om een aanpassing voor verschillen in fysische kenmerken omdat de Oekraïnse huizenindustrie lagere normen zou hanteren dan de communautaire bedrijfstak. Dit verzoek werd in het stadium van het voorlopig onderzoek afgewezen omdat onvoldoende bewijsmateriaal werd ingediend. De exporterende producenten slaagden er ook deze keer niet in hun argumenten kracht bij te zetten zodat de bevindingen in de overwegingen 29 tot en met 31 van de verordening voorlopig recht gezien het ontbreken van nieuwe informatie worden bevestigd.

d) Dumpingmarge

(22) De voorlopige bevindingen waarbij de dumpingmarge voor Oekraïne wordt vastgesteld op 123,7 % worden derhalve bevestigd.

E. SCHADE

1. Definitie van de communautaire bedrijfstak

(23) Omdat geen nieuwe informatie werd ingediend, werden de voorlopige bevindingen ten aanzien van de definitie van de communautaire bedrijfstak, zoals beschreven in de overwegingen 34 tot en met 38 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

2. Invoer in de Gemeenschap uit de betrokken landen

a) Cumulatie

(24) De Kroatische exporterende producent betoogde dat invoer uit Kroatië niet cumulatief kon worden beoordeeld met de invoer uit Oekraïne. Tijdens het onderzoektijdvak zou uit Kroatië aanzienlijk minder zijn ingevoerd dan uit Oekraïne terwijl de prijzen van deze invoer hoger lagen. Voorts zou de Kroatische uitvoer de prijzen hebben gevolgd van de Oekraïnse invoer op de communautaire markt.

(25) Beide landen bleken aanzienlijke dumpingmarges te hebben. De ingevoerde hoeveelheden stegen voor beide landen tijdens de onderzochte periode in aanzienlijke mate, en in beide gevallen tot ruim boven het de minimis-peil. De invoerprijzen van naadloze buizen uit beide landen bleken die van de communautaire bedrijfstak tijdens het onderzoektijdvak aanzienlijk te onderbieden. Voorts worden naadloze buizen uit beide landen via dezelfde verkoopkanalen verkocht en tegen vergelijkbare verkoopvoorwaarden zodat zij met elkaar en met de buizen die door de communautaire bedrijfstak worden verkocht concurreren.

(26) De voorlopige bevindingen ten aanzien van de cumulatieve beoordeling van de invoer uit Kroatië en Oekraïne worden derhalve bevestigd.

b) Prijzen van de met dumping ingevoerde producten

(27) De prijsonderbiedingsmarges voor Kroatië en Oekraïne werden opnieuw berekend aan de hand van het bewijsmateriaal dat door de betrokken partijen werd ingediend waarbij de prijsvergelijkingen plaatsvonden aan de hand van de prijzen per productcategorie en per groep van de naadloze buizen.

(28) De herziene gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge bedraagt voor Kroatië, uitgedrukt als een percentage van de prijzen van de communautaire bedrijfstak, 14,4 %.

(29) De herziene gewogen gemiddelde prijsonderbieding voor Oekraïne bedraagt, uitgedrukt als een percentage van de prijzen van de communautaire bedrijfstak, 24 %.

3. Situatie van de communautaire bedrijfstak

a) Ter inleiding

(30) Nadat de verordening voorlopig recht was gepubliceerd stelde de Commissie op 8 december 1999 vast dat bepaalde communautaire producenten die in deze procedure deel uitmaken van de communautaire bedrijfstak artikel 81 van het EG-Verdrag hadden overtreden en zich schuldig hadden gemaakt aan concurrentiebeperkende praktijken. Geconstateerd werd dat Dalmine, Mannesmannröhren-Werke en Vallourec tussen 1990 en 1995 afspraken hadden gemaakt om de overeengekomen grenzen voor hun binnenlandse markten voor bepaalde naadloze buizen, met name oliepijpleidingen en bepaalde pijpleidingen in acht te nemen.

(31) Dit besluit werd onderzocht om na te gaan of de schade die de communautaire bedrijfstak had geleden het gevolg was van de met dumping ingevoerde producten of was veroorzaakt door het gedrag van bepaalde communautaire producenten.

(32) De periode waarop de bevindingen van dit onderzoek zijn gebaseerd (1 januari 1997 tot en met 31 oktober 1998) valt buiten de periode waarin de concurrentiebeperkende praktijken hadden plaatsgevonden. Omdat deze praktijken plaatsvonden in een periode voorafgaande aan de procedure en de toename van de ingevoerde hoeveelheden uit Kroatië en Oekraïne met dumpingprijzen samenviel met een verslechtering van de situatie van de communautaire bedrijfstak, kan niet worden geconcludeerd dat het concurrentiebeperkend gedrag van bepaalde communautaire producenten van dien aard was dat het oorzakelijk verband was verbroken tussen de schade die door de communautaire bedrijfstak in de huidige procedure werd geleden en de invoer in kwestie, in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

b) Argumenten van de betrokken partijen naar aanleiding van de voorlopige bevindingen

(33) De Oekraïnse exporterende producenten betoogden dat de communautaire bedrijfstak geen aanmerkelijke schade had geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening omdat de indicatoren met betrekking tot de productiviteit en de capaciteitsbenutting tussen 1997 en het onderzoektijdvak waren verbeterd en het marktaandeel stabiel was gebleven. Voorts zetten zij vraagtekens bij de voorlopige bevindingen inzake de winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak. Zij zetten dit argument kracht bij door bepaalde persartikelen te overleggen waarin melding wordt gemaakt van de betere financiële resultaten van de communautaire producenten van naadloze buizen.

(34) Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening is geen van de factoren op de lijst noodzakelijkerwijze doorslaggevend bij de vraag of de communautaire bedrijfstak schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

(35) De verbetering van de situatie van de communautaire bedrijfstak tussen 1997 en het onderzoektijdvak, met name wat betreft de productiviteit en de capaciteitsbenutting, moet worden gezien in het licht van de antidumpingmaatregelen die in 1997 werden ingesteld met betrekking tot de invoer van naadloze buizen uit Tsjechië, Hongarije, Polen, Roemenië, Rusland en Slowakije bij Verordening (EG) nr. 2320/97(3). Inderdaad, het beoogde effect van deze antidumpingmaatregelen was het opheffen van de schade die geleden werd door de communautaire bedrijfstak.

(36) De winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak lag tussen 1997 en het onderzoektijdvak bovendien lager dan wat deze bedrijfstak normaal gesproken kon verwachten in een situatie waarin geen sprake was van invoer met dumping. De cijfers met betrekking tot de winstgevendheid zijn afkomstig van de communautaire bedrijfstak tijdens het onderzoektijdvak en werden ter plaatse geverifieerd. De gegevens inzake de winstgevendheid die werden ingediend door de exporterende producenten in Oekraïne omvatten ook producten die niet worden bestreken door het onderzoek en betrekking hebben op een periode die buiten de periode valt die in het huidig onderzoek wordt onderzocht. De communautaire bedrijfstak was er verder niet in geslaagd het eerder verloren marktaandeel terug te winnen. De communautaire bedrijfstak kon derhalve niet volledig profiteren van de eerder ingestelde definitieve maatregelen met betrekking tot de invoer van oorsprong uit Tsjechië, Hongarije, Polen, Roemenië, Rusland en Slowakije.

(37) De voorlopige bevindingen ten aanzien van de aanmerkelijke schade die de communautaire bedrijfstak heeft geleden, worden, gezien het bovenstaande, bevestigd.

F. OORZAKELIJK VERBAND

(38) Omdat geen nieuwe informatie werd ingediend worden de voorlopige bevindingen, zoals beschreven in de overwegingen 68 tot en met 73 van de verordening voorlopig recht bevestigd.

G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(39) In het licht van de bevindingen van de Commissie vermeld in overweging 30, is onderzocht geworden of het opleggen van antidumpingmaatregelen bezorgdheid zou opwekken met betrekking tot mededinging op deze markt. In het licht van het feit dat de antimededingingspraktijk vastgesteld werd in een periode voorafgaand aan diegene die in dit antidumpingonderzoek beschouwd werd, is er geen enkele reden om te concluderen dat de oplegging van antidumpingmaatregelen in het huidige antidumpingonderzoek een impact zou hebben op de mededinging in deze markt in de toekomst.

(40) Omdat geen nieuwe informatie werd ingediend met betrekking tot het belang van de Gemeenschap worden de voorlopige bevindingen, zoals beschreven in de overwegingen 74 tot en met 83 van de verordening voorlopig recht, bevestigd.

H. ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1. Niveau waarop de schade wordt opgeheven

(41) De methode die wordt gehanteerd om de schademarge vast te stellen, zoals beschreven in de overwegingen 86 en 87 van de verordening voorlopig recht, wordt bevestigd.

(42) De schademarges, die werden herzien om rekening te houden met de opmerkingen van de belanghebbende partijen, hierboven beschreven in overweging 27, naar aanleiding van de bekendmaking van de voorlopige bevindingen, zijn als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Vorm en niveau van de definitieve maatregelen

(43) De hierboven beschreven conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap betekenen dat definitieve maatregelen zijn vereist. Gezien de uiteenlopende aard van de productsoorten is een ad-valoremantidumpingrecht nodig.

(44) Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening is het recht voor alle exporterende producenten gebaseerd op de schade- of de dumpingmarge welke van de twee de laagste is. Deze rechten bedragen, uitgedrukt als een percentage van de prijs franco grensGemeenschap:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(45) Nadat voorlopige antidumpingmaatregelen waren ingesteld boden de exporterende producent in Kroatië en de exporterende producenten in Oekraïne samen met de Oekraïnse autoriteiten prijsverbintenissen aan van hetzelfde type als die welke door de Commissie in 1997 waren aanvaard van andere producenten in Midden- en Oost-Europa krachtens Verordening (EG) nr. 2320/97. De schade wordt op tweeërlei wijze tenietgedaan: allereerst door een prijsverbintenis die de invoer bestrijkt tot een overeengekomen kwantitatief maximum en op de tweede plaats via een ad-valoremrecht voor alle invoer die deze drempel overschrijdt.

(46) Om ervoor te zorgen dat de ingevoerde hoeveelheid die is vrijgesteld van het ad-valoremrecht de in de prijsverbintenis vermelde hoeveelheid niet overschrijdt dient bij invoer een geldig productiecertificaat te worden overgelegd aan de douanediensten van de lidstaten waarop duidelijk de producent staat vermeld vergezeld van een nauwkeurige beschrijving van de goederen en een ondertekende verklaring van de producent.

(47) Om de Commissie in staat te stellen doeltreffend te controleren of de verbintenissen worden nageleefd hebben de producenten er tevens in toegestemd de Commissie periodiek uitvoerige informatie te verstrekken over hun verkoop voor uitvoer naar de Gemeenschap en kopieën van productiecertificaten beschikbaar te houden voor eventuele controle.

(48) De Oekrainse exporterende producenten hebben een gezamenlijke verbintenis aangeboden, die de status van Oekraïne weerspiegelt als een land zonder een markteconomie en die wordt geschraagd door waarborgen van de Oekraïnse autoriteiten om te zorgen voor adequaat toezicht, met name met betrekking tot de hoeveelheid die is vrijgesteld van antidumpingrechten.

(49) De prijsverbintenissen tot een bepaald kwantitatief maximum en het ad-valoremrecht voor de overige invoer worden derhalve beschouwd als adequate middelen om de schade op te heffen die werd geleden door de communautaire bedrijfstak. Bij eventuele schending of het vermoeden van schending van een verbintenis zou de Commissie in overeenstemming met artikel 8, leden 9 en 10, van de basisverordening snel voorlopige of definitieve rechten kunnen instellen.

(50) De Commissie heeft deze verbintenissen aanvaard.

I. INVORDERING VAN VOORLOPIGE RECHTEN

(51) Gezien de hoogte van de dumpingmarges die werden vastgesteld voor de exporterende producenten en in het licht van de schade die werd berokkend aan de communautaire bedrijfstak wordt het noodzakelijk geacht de bedragen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1802/1999 uit hoofde van het voorlopig antidumpingrecht als zekerheid zijn gesteld, definitief te innen tot het bedrag van het definitieve antidumpingrecht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Op de volgende invoer van oorsprong uit Kroatië en Oekraïne wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld:

- naadloze buizen van ijzer of niet-gelegeerd staal, van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen, met een uitwendige diameter van niet meer dan 406,4 mm (ingedeeld onder de GN-codes 7304 10 10 en 7304 10 30 );

- naadloze buizen met een rondprofiel van ijzer of niet-gelegeerd staal, koud getrokken of koud gewalst (ingedeeld onder GN-code 7304 31 99 );

- andere buizen met een rond profiel, van ijzer of niet-gelegeerd staal, met een uitwendige diameter van niet meer dan 406,4 mm (ingedeeld onder de GN-codes 7304 39 91 en 7304 39 93 ).

2. Het recht dat van toepassing is op de netto-invoerprijs franco grens Gemeenschap van het in lid 1 beschreven product bedraagt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders bepaald zijn de bepalingen betreffende de douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1. Ingevoerde producten die door de in lid 4 vermelde ondernemingen worden vervaardigd en voor uitvoer naar de Gemeenschap worden verkocht en waarvoor verbintenissen zijn aangeboden die zijn aanvaard door de Commissie worden vrijgesteld van de bij artikel 1 ingestelde antidumpingrechten mits is voldaan aan de voorwaarden in de leden 2 en 3.

2. Bij indiening van de aangifte voor het vrije verkeer wordt vrijstelling van het recht verleend indien aan de bevoegde douanediensten van de lidstaten een geldig, oorspronkelijk productiecertificaat wordt overgelegd dat is afgegeven door één van de in lid 4 vermelde ondernemingen. Dit productiecertificaat dient te voldoen aan de eisen voor dergelijke certificaten zoals uiteengezet in de door de Commissie aanvaarde verbintenissen en waarvan de voornaamste elementen in bijlage zijn vermeld.

3. Het in lid 2 bedoelde productiecertificaat moet uiterlijk drie maanden na datum van afgifte worden ingediend. De bij de douanediensten van de lidstaten voor invoer in de Gemeenschap aangeboden hoeveelheden met vrijstelling van antidumpingrechten mogen de op het certificaat vermelde hoeveelheden niet overschrijden. Hoeveelheden die deze hoeveelheden wel overschrijden zijn onderworpen aan het recht en moeten worden aangegeven onder de relevante aanvullende Taric-code van artikel 1, lid 2.

4. Invoer dient vergezeld van een productiecertificaat te worden aangegeven onder de volgende aanvullende Taric-codes:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 3

De verslagen aan de Commissie die de lidstaten overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EG) nr. 384/96 opstellen dienen voor elke aangifte voor het vrije verkeer het jaar en de maand van invoer te vermelden alsmede de GN-, de Taric- en de aanvullende Taric-codes, de soort maatregel, het land van oorsprong, de hoeveelheid, de waarde, het antidumpingrecht, de lidstaat van invoer en eventueel het serienummer van het productiecertificaat.

Artikel 4

De bedragen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1802/1999 uit hoofde van de voorlopige antidumpingrechten als zekerheid zijn gesteld, worden geïnd tegen het definitief vastgestelde recht. Bedragen die als zekerheid zijn gesteld tegen meer dan het definitieve antidumpingrecht moeten worden vrijgegeven.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

J. GAMA

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18).

(2) PB L 218 van 18.8.1999, blz. 3.

(3) PB L 322 van 25.11.1997, blz. 1.

BIJLAGE

Voornaamste gegevens van het in artikel 2, lid 2(1), bedoelde productiecertificaat

a) Het nummer van het certificaat.

b) Identificatie waaruit blijkt of het om een origineel certificaat gaat of om een kopie.

c) De datum waarop het certificaat verstrijkt.

d) De volgende tekst: "Door [naam van de onderneming] afgegeven productiecertificaat overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 348/2000 van de Raad voor uitvoer naar de Europese Gemeenschap binnen aanvullende Taric-code [aanvullende Taric-code] van bepaalde naadloze buizen en pijpen.".

Voor invoer uit Oekraïne "Door het ministerie [...] van Oekraïne gewaarmerkt productiecertificaat om overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 348/2000 van de Raad toezicht te houden op de uitvoer naar de Europese Gemeenschap van bepaalde naadloze buizen en pijpen van staal van aanvullende Taric-code [aanvullende Taric-code].".

e) De naam en het volledig adres van de desbetreffende exporterende producent alsmede telefoon- en faxnummers en eventuele identificatienummers zoals het nationaal registratienummer voor vennootschappen.

f) De naam en het volledig adres alsmede telefoon- en faxnummers, van de afnemer van de desbetreffende exporterende producent aan wie het product werd verkocht dat door de exporterende producent werd gefactureerd.

g) Het nummer van de handelsfactuur waarop het productiecertificaat betrekking heeft.

h) De exacte beschrijving van de goederen met inbegrip van:

- een productbeschrijving aan de hand waarvan het product kan worden geïdentificeerd en die identiek is aan de productbeschrijving op de factuur,

- de GN-code,

- de hoeveelheid (in metrieke ton).

i) Voor invoer uit Kroatië de naam van de medewerker van de onderneming die het certificaat heeft verstrekt en de volgende ondertekende verklaring heeft opgesteld: "Ondergetekende verklaart dat de verkoop voor uitvoer naar de Europese Gemeenschap van de goederen waarop dit certificaat betrekking heeft plaatsvindt in het kader en volgens de voorwaarden van de verbintenis die werd aangeboden door ... [naam van de desbetreffende exporterende producent], en de kwantitatieve maxima voor invoer in de Gemeenschap zonder antidumpingrechten zoals uiteengezet in de verbintenis die door de Commissie overeenkomstig Besluit 2000/.../EG [besluit C (2000) 271/2] is aanvaard, niet overschrijdt. De gegevens in dit certificaat zijn volledig en correct.".

Voor invoer uit Oekraïne de volgende ondertekende verklaring van de exporterende producent: "Ondergetekende verklaart dat de verkoop voor uitvoer naar de Europese Gemeenschap van de goederen waarop dit certificaat betrekking heeft plaatsvindt in het kader en volgens de voorwaarden van de verbintenis die werd aangeboden door... [naam van de desbetreffende exporterende producent], en de in de door de Commissie overeenkomstig Besluit 2000/.../EG [besluit C (2000) 271/2] aanvaarde verbintenis uiteengezette kwantitatieve maxima voor invoer in de Gemeenschap zonder antidumpingrechten niet overschrijdt. De gegevens in dit certificaat zijn volledig en correct.".

j) Voor invoer uit Oekraïne, ruimte voor het stempel en de ondertekening van een bevoegd persoon bij het ministerie [...] van Oekraïne.

k) Ruimte bestemd voor de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap.

(1) Elk vakje op het certificaat zal voor Kroatië in vier talen worden opgesteld: de taal van het land van de producent, Engels, Frans en Duits, en voor Oekraïne in twee talen: de taal van het land van de producent en Engels.