Verordening (EG) nr. 304/2000 van de Commissie van 9 februari 2000 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse zee (ICES-sector VIIa)
Publicatieblad Nr. L 035 van 10/02/2000 blz. 0010 - 0011
VERORDENING (EG) Nr. 304/2000 VAN DE COMMISSIE van 9 februari 2000 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse zee (ICES-sector VIIa) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98(2), en inzonderheid op artikel 15, lid 1, Overwegende hetgeen volgt: (1) In november 1999 verklaarde de Internationale Raad het onderzoek van de zee (ICES) dat het kabeljauwbestand in de Ierse zee( ICES-sector VIIa) ernstig werd bedreigd. (2) Tijdens de vergadering van de Raad van 15 en 17 december 1999, werd door de Commissie en de Raad vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is om voor kabeljauw in de Ierse Zee een herstelplan op te stellen. (3) Het is in eerste instantie noodzakelijk om een maximaal aantal kabeljauwen in staat te stellen om in de periode van medio-februari tot eind april 2000 kuit te schieten. (4) Daarom is het dringend noodzakelijk om de visserij op kabeljauw in het betrokken geografische gebied van de Ierse zee in deze periode te verbieden. (5) De bestanden van langoustines (Nephrops norvegicus), garnalen en platvis in de Ierse zee lopen echter geen gevaar en zijn voor de handel van groot belang. De sluiting om het kabeljauwbestand te beschermen moet daarom zo worden opgezet dat de visserij op langoustines, garnalen en platvis niet significant wordt beperkt, terwijl het risico voor kabeljauw toch zo klein mogelijk wordt gehouden. (6) Voorts moeten ook de overgangsmaatregelen voor 2000, die zijn vastgesteld in voetnoot 6 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2723/1999(4), en die een hoge bijvangst aan kabeljauw in de Ierse zee (ICES-sector VIIa) mogelijk zouden kunnen maken, ontoepasselijk worden verklaard, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. In de periode van 14 februari tot en met 30 april 2000 is het verboden bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten, kieuwnetten, schakels, warnetten of soortgelijke staande netten of vistuig met haken te gebruiken in het gedeelte van ICES-sector VIIa dat is gelegen: - ten zuiden van een rechte lijn tussen een punt op de kust van Noord-Ierland op 54° 30' NB en een punt op de kust van Engeland op 54° 30' NB en - ten noorden van een lijn die rechte lijnen achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten verbindt: een punt op de oostkust van Ierland op 53° 15' NB, 53° 15' NB, 05° 00' WL, 54° 00' NB, 05° 00' WL, 54° 00' NB, 04° 00' WL, 54° 30' NB, 04° 00' WL, een punt op de westkust van Engeland op 53° 30' NB. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 is het in het daarin bepaalde gebied en in de daarin vermelde periode toegestaan met demersale bordentrawls te vissen, op voorwaarde dat a) de maaswijdte van de trawls tussen 70 en 79 mm, respectievelijk tussen 80 en 99 mm bedraagt; b) er geen ander soort vistuig aan boord is; c) de demarsale bordentrawls alle behoren tot één van beide toegelaten maaswijdtebereiken; d) geen enkele maas, ongeacht waar ze zich in één van de betrokken trawlnetten bevindt, groter is dan 300 mm; e) de betrokken trawls slechts worden gebruikt in één of in beide van de volgende gebieden: i) een gebied dat is afgebakend door achtereenvolgens de volgende geografische coördinaten met rechte lijnen te verbinden: 53° 30' NB, 05° 30' WL 53° 30' NB, 05° 20' WL 54° 20' NB, 04° 50' WL 54° 30' NB, 05° 10' WL 54° 30' NB, 05° 20' WL 54° 00' NB, 05° 50' WL 54° 00' NB, 06° 10' WL 53° 45' NB, 06° 10' WL 53° 45' NB, 05° 30' WL 53° 30' NB, 05° 30' WL; ii) een gebied dat is afgebakend door achtereenvolgens de volgende geografische coördinaten met rechte lijnen te verbinden: 54° 00' NB, 03° 50' WL 54° 00' NB, 03° 20' WL 54° 30' NB, 03° 40' WL 54° 30' NB, 03° 50' WL 54° 20' NB, 04° 00' WL 54° 20' NB, 03° 50' WL. Bovendien mogen vangsten die aan boord worden gehouden en die met bordentrawls zijn gevangen in één of in beide van de in de alinea's i) en ii) afgebakende geografische gebieden slechts worden aangevoerd indien hun procentuele samenstelling voldoet aan de voorwaarden die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 850/98 zijn bepaald voor gesleept vistuig met een maaswijdte tussen 70 mm en 79 mm. 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 mogen in het daarin vermelde gebied en in de daarin vermelde periode boomkorren worden gebruikt, op voorwaarde dat: a) deze een maaswijdte hebben die varieert van 16 mm tot 31 mm of die gelijk is aan of groter dan 80 mm; b) ze slechts worden gebruikt in het deel van het in lid 1 beschreven gebied dat is gelegen ten oosten van 05° 30' WL. Artikel 2 Voetnoot 6 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 850/98 geldt niet voor ICES-sector VIIa. Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing tot en met 30 april 2000. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 9 februari 2000. Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie (1) PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1. (2) PB L 164 van 9.6.1998, blz. 1. (3) PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. (4) PB L 328 van 22.12.1999, blz. 9.