32000L0067

Richtlijn 2000/67/EG van de Commissie van 23 oktober 2000 houdende opneming van een werkzame stof (esfenvaleraat) in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

Publicatieblad Nr. L 276 van 28/10/2000 blz. 0038 - 0040


Richtlijn 2000/67/EG van de Commissie

van 23 oktober 2000

houdende opneming van een werkzame stof (esfenvaleraat) in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/10/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2266/2000(4), zijn de bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG (hierna "de richtlijn" genoemd). Op grond van die verordening is bij Verordening (EG) nr. 933/94(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2230/95(6), de lijst van werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen vastgesteld die moeten worden beoordeeld met het oog op hun eventuele opneming in bijlage I bij de richtlijn.

(2) Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de richtlijn moet een werkzame stof worden opgenomen in bijlage I als mag worden verwacht dat noch het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stof bevatten, noch de residuen ervan een schadelijk effect voor de gezondheid van mens of dier of voor het grondwater of een onaanvaardbaar milieueffect zullen hebben.

(3) Een dergelijke werkzame stof mag in bijlage I worden opgenomen voor een periode van niet meer dan tien jaar.

(4) Voor esfenvaleraat zijn voor een reeks door de kennisgever voorgestelde toepassingen de effecten op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 3600/92 beoordeeld. Portugal is aangewezen als rapporteur op grond van Verordening (EG) nr. 933/94 houdende vaststelling van de werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en aanwijzing van de als rapporteur optredende lidstaten voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3600/92. Dat land heeft het betrokken beoordelingsverslag overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 3600/92 op 11 oktober 1996 bij de Commissie ingediend.

(5) Het beoordelingsverslag is door de lidstaten en de Commissie onderzocht in het kader van het Permanent Plantenziektekundig Comité. Dit onderzoek is op 13 juli 2000 afgesloten met het verslag van de Commissie over het onderzoek betreffende esfenvaleraat.

(6) Het dossier en de resultaten van het onderzoek zijn ook voor advies aan het Wetenschappelijk Comité voor planten voorgelegd. Het Wetenschappelijk Comité voor planten heeft in zijn advies(7) opgemerkt dat de lidstaten risicoverlagende maatregelen moeten nemen om het aquatisch milieu en geleedpotigen die niet tot de doelsoorten behoren, te beschermen.

(7) Uit de verschillende evaluaties is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stof bevatten in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van de richtlijn gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht. De betrokken werkzame stof moet derhalve in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten de toelatingen voor de gewasbeschermingsmiddelen die esfenvaleraat bevatten, overeenkomstig het bepaalde in de richtlijn kunnen worden verleend, gewijzigd of ingetrokken, al naar gelang van het geval.

(8) In artikel 8, lid 2, van de richtlijn is bepaald dat de lidstaten, nadat een werkzame stof in bijlage I bij de richtlijn is opgenomen, de toelatingen voor de gewasbeschermingsmiddelen die die werkzame stof bevatten binnen een bepaalde periode, al naar gelang van het geval, moeten verlenen, wijzigen of intrekken. Op grond van artikel 4, lid 1, en artikel 13, lid 1, van de richtlijn is met name vereist dat gewasbeschermingsmiddelen pas worden toegelaten als op basis van een dossier dat aan de informatievoorschriften van artikel 13 voldoet, aan de voorwaarden voor opneming van de werkzame stof in bijlage I en aan de uniforme beginselen van bijlage VI is voldaan.

(9) Voordat deze werkzame stof in de bijlage wordt opgenomen, moeten de lidstaten en de belanghebbenden over een redelijke termijn beschikken om zich te kunnen voorbereiden op de nieuwe uit de opneming voortvloeiende eisen. Bovendien moeten de lidstaten na de opneming over een redelijke termijn beschikken om de richtlijn ten uitvoer te leggen en vooral om, al naar gelang van het geval, overeenkomstig de richtlijn, bestaande toelatingen te wijzigen of in te trekken of nieuwe toelatingen te verlenen. Voor de indiening van het volledige dossier van elk gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in bijlage III en de evaluatie daarvan overeenkomstig de uniforme beginselen van bijlage VI bij de richtlijn moet een langere termijn worden vastgesteld. Voor gewasbeschermingsmiddelen die verschillende werkzame stoffen bevatten, kan de volledige beoordeling echer pas op basis van de uniforme gebinselen worden uitgevoerd wanneer alle betrokken werkzame stoffen in bijlage I bij de richtlijn zijn opgenomen.

(10) Bepaald moet worden dat de lidstaten het uiteindelijke evaluatieverslag (met uitzondering van vertrouwelijke informatie als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn) voor raadpleging door belanghebbenden ter beschikking moeten stellen of houden.

(11) Het onderzoeksverslag is nodig voor de correcte tenuitvoerlegging door de lidstaten van verschillende bepalingen van de in bijlage VI bij de richtlijn bepaalde uniforme beginselen, voorzover deze beginselen betrekking hebben op de evaluatie van de in bijlage II bedoelde gegevens die met het oog op de opneming van de werkzame stof in bijlage I bij de richtlijn zijn verstrekt.

(12) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De werkzame stof esfenvaleraat wordt hierbij opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG, zoals in de bijlage is aangegeven.

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 januari 2002 aan deze richtlijn te voldoen en zullen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis stellen. Indien nodig moeten zij binnen die termijn met name bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de werkzame stof esfenvaleraat bevatten, wijzigen of intrekken overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 91/414/EEG.

2. Voor de evaluatie en besluitvorming overeenkomstig de uniforme beginselen van bijlage VI bij de richtlijn, wordt echter de in lid 1 vermelde termijn op basis van een dossier dat beantwoordt aan de eisen van bijlage III bij de richtlijn, verlengd:

- voor gewasbeschermingsmiddelen die esfenvaleraat als enige werkzame stof bevatten, tot vier jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn;

- voor gewasbeschermingsmiddelen die naast esfenvaleraat een andere werkzame stof bevatten, tot vier jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn houdende opneming van de werkzame stof die in laatste instantie in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt opgenomen.

3. De lidstaten houden het evaluatieverslag (met uitzondering van vertrouwelijke informatie als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn) ter beschikking voor raadpleging door belanghebbenden, of stellen het op hun uitdrukkelijke verzoek beschikbaar.

4. Wanneer de lidstaten de in lid 1 bedoelde maatregelen vaststellen, moeten deze een verwijzing naar deze richtlijn bevatten of moeten zij bij de officiële bekendmaking ervan van een dergelijke verwijzing vergezeld gaan. De vorm van deze verwijzing wordt door de lidstaten bepaald.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op 1 augustus 2001.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 oktober 2000.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2) PB L 57 van 2.3.2000, blz. 28.

(3) PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(4) PB L 259 van 13.10.2000, blz. 27.

(5) PB L 107 van 28.4.1994, blz. 8.

(6) PB L 225 van 22.9.1995, blz. 1.

(7) Permanent Plantenziektekundig Comité, SCP/ESFEN/002 final, 6 april 2000.

BIJLAGE

Esfenvaleraat

1.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Bijzondere voorwaarden waaraan moet worden voldaan:

2.1. De zuiverheid van de werkzame stof moet minimaal 830 g/kg zijn.

2.2. De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

2.3. Voor de toepassing van de in bijlage VI opgenomen uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het onderzoeksverslag over esfenvaleraat, en met name met de aanhangsels I en II daarvan, zoals die door het Permanent Plantenziektekundig Comité zijn goedgekeurd op 13 juli 2000. Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten:

speciale aandacht besteden aan de mogelijke gevolgen voor in het water levende organismen en geleedpotigen die niet tot de doelsoorten behoren, en ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden waar nodig ook risicoverlagende maatregelen omvatten.

3. Einddatum opneming: 31 juli 2011.