32000L0057

Richtlijn 2000/57/EG van de Commissie van 22 september 2000 houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 76/895/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit, respectievelijk in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 244 van 29/09/2000 blz. 0076 - 0077


Richtlijn 2000/57/EG van de Commissie

van 22 september 2000

houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 76/895/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit, respectievelijk in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 76/895/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de vaststelling van de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/24/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 5,

Gelet op Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/42/EG van de Commissie(4),

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/10/EG van de Commissie(6), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG zijn de lidstaten verantwoordelijk voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen voor gebruik op specifieke gewassen. Dergelijke toelatingen moeten worden gebaseerd op een beoordeling van de effecten op de gezondheid van mens en dier, en van de invloed op het milieu. Tot de elementen waarmee bij een dergelijke beoordeling rekening moet worden gehouden, behoren onder meer de blootstelling van degenen die met het middel omgaan en van de omstanders, de milieueffecten in bodem, water en lucht en de gevolgen bij mens en dier van het binnenkrijgen van residuen op behandelde gewassen.

(2) Voor producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit, worden de maximumresidugehalten over het algemeen vastgesteld op basis van een zodanige toepassing van de minimumhoeveelheden bestrijdingsmiddelen die voor een effectieve gewasbescherming nodig zijn dat de hoeveelheid residu zo klein mogelijk is en, met name uit het oogpunt van milieubescherming en gelet op de geschatte opname via de voeding, toxicologisch aanvaardbaar blijft.

(3) Maximumresidugehalten worden op de ondergrens van de analytische bepaling vastgesteld wanneer toegelaten toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen niet tot waarneembare gehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in of op het levensmiddel leiden, of wanneer er geen toegelaten toepassingen zijn, of wanneer door de lidstaten toegelaten toepassingen niet met de nodige gegevens zijn onderbouwd, of wanneer toepassingen in derde landen die leiden tot residuen in of op levensmiddelen die op de markt van de Gemeenschap verkrijgbaar kunnen zijn, niet met de overeenkomstige nodige gegevens zijn onderbouwd.

(4) De maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen moeten telkens opnieuw worden bezien. Zij kunnen op grond van nieuwe toepassingen, nieuwe informatie en nieuwe gegevens worden gewijzigd en moeten met name met spoed opnieuw worden bezien met het oog op verlaging ervan indien op nieuwe of herbeoordeelde informatie gebaseerde bezorgdheid over de blootstelling van verbruikers aan residuen via de voeding onder de aandacht van de Commissie wordt gebracht, met name ter uitvoering van artikel 4 van Richtlijn 76/895/EEG en artikel 8 van Richtlijn 90/642/EEG.

(5) Aan de Commissie is informatie verstrekt over nieuwe of gewijzigde toepassingen van onder deze richtlijn vallende bestrijdingsmiddelen. De informatie waarmee deze toepassingen zijn onderbouwd, is beoordeeld en het is dienstig de in de bijlagen bij de richtlijnen vermelde maximumresidugehalten te wijzigen.

(6) De mate waarin verbruikers gedurende hun hele leven aan deze bestrijdingsmiddelen blootstaan via levensmiddelen die residuen van deze bestrijdingsmiddelen kunnen bevatten, is geraamd en beoordeeld volgens de in de Europese Gemeenschap gebruikelijke procedures en methoden, met inachtneming van de door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerde richtsnoeren(7), en er is berekend dat de bij deze richtlijn vastgestelde maximumresidugehalten niet leiden tot overschrijding van de aanvaardbare dagelijkse inname.

(7) Waar dit nodig was, is volgens de in de Europese Gemeenschap gebruikelijke procedures en methoden, en rekening houdend met de door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerde aanbevelingen, geraamd en beoordeeld in welke mate verbruikers acuut blootstaan aan deze bestrijdingsmiddelen via elk levensmiddel dat residuen van deze bestrijdingsmiddelen kan bevatten, en hierbij zijn geen acute problemen met betrekking tot de inname geconstateerd.

(8) In artikel 4 van Richtlijn 98/82/EG van de Commissie(8) met betrekking tot de vaststelling van maximumresidugehalten zijn, voor bepaalde producten, tijdelijke maximumresidugehalten voor vinclozolin vastgesteld in afwachting dat op basis van de beoordeling overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG voor alle landbouwproducten herziene maximumresidugehalten worden vastgesteld. Deze beoordeling is nog niet afgerond. Toch is het aangewezen de blootstelling van de consument aan residuen van vinclozolin te verminderen door het maximumresidugehalte voor vinclozolin in bepaalde producten te verlagen. Het is ook aangewezen deze herziene gehalten op tijdelijke basis vast te stellen in afwachting van de voltooiing van bovenbedoelde beoordeling.

(9) Alle bestrijdingsmiddelen waarvoor bij deze richtlijn maximumresidugehalten worden vastgesteld, moeten worden beoordeeld in het kader van Richtlijn 91/414/EEG. De bij onderhavige richtlijn voor elk bestrijdingsmiddel vastgestelde maximumresidugehalten moeten geval per geval opnieuw worden bezien op basis van de uiteindelijke besluiten die de Commissie zal nemen na de beoordelingswerkzaamheden in het kader van artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG.

(10) De handelspartners van de Gemeenschap zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de in deze richtlijn vastgestelde gehalten geraadpleegd en hun opmerkingen over de gehalten zijn in overweging genomen. De Commissie zal aan de hand van deugdelijke gegevens nagaan of voor specifieke combinaties bestrijdingsmiddel/gewas voor de invoer toleranties op maximumresidugehalten kunnen worden vastgesteld.

(11) Er is rekening gehouden met het advies en de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité voor planten, vooral wat betreft de bescherming van de verbruikers van met bestrijdingsmiddelen behandelde levensmiddelen.

(12) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage II bij Richtlijn 76/895/EEG wordt het cijfer "3" voor folpet in wijndruiven vervangen door "10".

Artikel 2

Bijlage II bij Richtlijn 90/642/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. Het cijfer "1" voor maleïne hydrazide in wortelen en in pastinaken wordt vervangen door "30".

2. Het cijfer "0,1" voor glyfosaat in katoenzaad wordt vervangen door "10".

3. Het cijfer "0,05" voor de dithiocarbamaten maneb, mancozeb, metiram, propineb en zineb in olijven wordt vervangen door "5".

4. Er wordt een nieuwe kolom gecreëerd voor het bestrijdingsmiddelresidu difenylamine, met de volgende maximumresidugehalten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. De cijfers "3" en "2" voor vinclozolin voor respectievelijk tomaten en perziken worden vervangen door "0,05*". Deze herziene waarden worden vastgesteld op tijdelijke basis.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 maart 2001 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen deze bepalingen toe met ingang van 1 april 2001.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 september 2000.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 340 van 9.12.1976, blz. 26.

(2) PB L 107 van 4.5.2000, blz. 28.

(3) PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71.

(4) PB L 158 van 30.6.2000, blz. 51.

(5) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(6) PB L 57 van 2.3.2000, blz. 28.

(7) Richtsnoeren voor het voorspellen van de opname via de voeding van residuen van bestrijdingsmiddelen (herziene versie), opgesteld door GEMS/voedselprogramma in samenwerking met het Codex-comité voor residuen van bestrijdingsmiddelen, gepubliceerd door de Wereldgezondheidsorganisatie, 1997 (WHO/FSF/FOS/97.7).

(8) PB L 290 van 29.10.1998, blz. 25.