Richtlijn 2000/41/EG van de Commissie van 19 juni 2000 tot hernieuwd uitstel van de ingangsdatum voor het verbod op dierproeven met ingrediënten of combinaties van ingrediënten van cosmetische producten (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. L 145 van 20/06/2000 blz. 0025 - 0026
Richtlijn 2000/41/EG van de Commissie van 19 juni 2000 tot hernieuwd uitstel van de ingangsdatum voor het verbod op dierproeven met ingrediënten of combinaties van ingrediënten van cosmetische producten (Voor de EER relevante tekst) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/11/EG van de Commissie(2), inzonderheid op artikel 4, lid 1, onder i), Na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor cosmetische producten en voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten, Overwegende hetgeen volgt: (1) Richtlijn 76/768/EEG heeft primair tot doel de volksgezondheid te waarborgen. Daartoe zijn bepaalde toxicologische proeven noodzakelijk om de veiligheid van ingrediënten en combinaties van ingrediënten van cosmetische producten voor de menselijke gezondheid te evalueren. (2) Krachtens artikel 4, lid 1, onder i), van Richtlijn 76/768/EEG verbieden de lidstaten, teneinde aan die richtlijn te voldoen, dat cosmetische producten in de handel worden gebracht die ingrediënten of combinaties van ingrediënten bevatten die na 30 juni 2000 op dieren zijn beproefd. (3) Volgens de tweede alinea van genoemde bepaling dient de Commissie ontwerpmaatregelen in om deze datum uit te stellen, indien bij het uitwerken van methoden die dierproeven op bevredigende wijze kunnen vervangen, onvoldoende vooruitgang is geboekt, met name wanneer ondanks alle redelijke inspanningen geen alternatieve methoden wetenschappelijk zijn gevalideerd als methoden die de consument, met inachtneming van de OESO-richtlijnen voor toxiciteitsonderzoek, een gelijkwaardige bescherming garanderen. (4) Wegens het ontbreken van wetenschappelijk gevalideerde alternatieve methoden voor dierproeven en van door de OESO goed te keuren relevante richtlijnen voor toxiciteitstesten op het gebied van alternatieve methoden, was het nodig de in artikel 4, lid 1, onder i), van Richtlijn 76/768/EEG genoemde datum, uit te stellen, hetgeen voor de eerste maal heeft plaatsgevonden bij Richtlijn 97/18/EG van de Commissie(3), overeenkomstig de tweede alinea van die bepaling. (5) In Europa zijn tot dusver drie alternatieve methoden gevalideerd. Het is niet te verwachten dat de stand van de wetenschap aanzienlijk zal veranderen vóór 30 juni 2000. Derhalve zal de in artikel 4, lid 1, onder i), van Richtlijn 76/768/EEG genoemde datum ten tweede male moeten worden uitgesteld, overeenkomstig de tweede alinea van die bepaling en artikel 2 van Richtlijn 97/18/EG. (6) Deze drie methoden worden thans opgenomen in het communautaire recht doordat zij worden toegevoegd aan bijlage V van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/33/EG van de Commissie(5). (7) Richtlijn 86/609/EEG van de Raad van 24 november 1986 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt(6) bepaalt dat geen dierproef mag worden verricht, wanneer een andere methode beschikbaar is waarbij geen proefdier wordt gebruikt. (8) De toepassing van deze methoden is derhalve verplicht in alle sectoren, met inbegrip van de cosmetische sector. (9) De Commissie heeft een voorstel ingediend voor een richtlijn waarbij Richtlijn 76/768/EEG voor de zevende maal wordt gewijzigd, teneinde een definitieve oplossing te bieden voor de kwestie van dieproeven in de sector cosmetische producten. Dit voorstel moet worden goedgekeurd in het kader van de medebeslissingsprocedure, waarbij het Europees Parlement en de Raad zijn betrokken. (10) Naar verwachting zullen in de komende twee jaar gevalideerde alternatieve methoden ter beschikking komen voor andere testen en zal de voorgestelde richtlijn dan worden goedgekeurd, zodat een laatste uitstel tot 30 juni 2002 gerechtvaardigd is. (11) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de richtlijnen tot opheffing van de technische belemmeringen voor het handelsverkeer in de sector cosmetische producten, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 In artikel 4, lid 1, onder i), eerste alinea, van Richtlijn 76/768/EEG wordt de datum "30 juni 2000" vervangen door "30 juni 2002". Artikel 2 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 29 juni 2000 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 3 Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 4 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, 19 juni 2000. Voor de Commissie Erkki Liikanen Lid van de Commissie (1) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169. (2) PB L 65 van 14.3.2000, blz. 22. (3) PB L 114 van 1.5.1997, blz. 43. (4) PB L 196 van 16.8.1967, blz. 1. (5) PB L 136 van 8.6.2000, blz. 90. (6) PB L 358 van 18.12.1986, blz. 1.