32000H0789

2000/789/EG: Aanbeveling van de Commissie van 29 november 2000 houdende vaststelling van richtsnoeren voor entrepothouders op grond van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad betreffende accijnsproducten (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3355)

Publicatieblad Nr. L 314 van 14/12/2000 blz. 0029 - 0031


Aanbeveling van de Commissie

van 29 november 2000

houdende vaststelling van richtsnoeren voor entrepothouders op grond van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad betreffende accijnsproducten

(kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3355)

(2000/789/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 211, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/47/EG(2), is bepaald dat de entrepots en de entrepothouders voor tabaksfabrikaten, alcohol, alcoholhoudende dranken en minerale oliën door de lidstaten moeten zijn erkend.

(2) Het verslag van de Groep op hoog niveau inzake alcohol- en tabaksfraude, dat op 24 april 1998 door de directeuren-generaal Douane en Indirecte belastingen werd aangenomen, behelst een aantal aanbevelingen inzake fraudebestrijding.

(3) In haar mededeling aan de Raad betreffende de inspanningen inzake fraudebestrijding op het gebied van de accijnzen onderschrijft de Commissie zonder voorbehoud de analyse van de oorzaken van deze problemen door de Groep op hoog niveau en stemt zij in met de aanbevelingen van de Groep(3).

(4) De Raad van Ecofin heeft op 19 mei 1998 de samenvatting van de Groep op hoog niveau goedgekeurd en uitdrukking gegeven aan zijn politieke wil fraude te bestrijden.

(5) Uit het verslag van de Groep bleek dat de lidstaten uiteenlopende criteria hanteren voor de verlening en intrekking van de erkenning als entrepothouder.

(6) Volgens artikel 13, onder a), van Richtlijn 92/12/EEG dient de erkende entrepothouder ten aanzien van de nationale autoriteiten zekerheid te stellen voor de aan het intracommunautaire goederenverkeer verbonden risico's.

(7) In artikel 13, onder a), van Richtlijn 92/12/EEG is bovendien bepaald dat de nationale autoriteiten van de erkende entrepothouders zekerheidstelling kunnen verlangen voor het risico dat aan de productie, de verwerking en het voorhanden hebben van goederen verbonden is.

(8) In artikel 16, lid 2, onder a), van Richtlijn 92/12/EEG is bepaald dat de nationale autoriteiten zekerheidstelling van geregistreerde bedrijven moeten verlangen.

(9) De lidstaten zouden de wijze van zekerheidstelling vrij moeten kunnen bepalen.

(10) Volgens artikel 15 bis, lid 1, van Richtlijn 92/12/EEG, dienen de lidstaten over een elektronische databank te beschikken die een register bevat van erkende entrepothouders of voor accijnsdoeleinden geregistreerde bedrijven alsmede van de als belastingentrepot erkende plaatsen.

(11) De Groep op hoog niveau beveelt aan, dat de Commissie en de lidstaten gemeenschappelijke beginselen voor de erkenning van entrepots en entrepothouders overeenkomen.

(12) Begin oktober 1998 heeft te Luxemburg een Fiscalis seminarie plaatsgevonden waarbij richtsnoeren voor de verlening en intrekking van vergunningen voor entrepothouders en voor het toezicht op goederen in entrepots werden vastgesteld.

(13) Het Accijnscomité heeft hierover van gedachten gewisseld en de lidstaten werd verzocht voorstellen betreffende de inhoud van de desbetreffende bepalingen te doen.

(14) In een streven naar meer eenvormige procedures voor de verlening en intrekking van vergunningen hebben de vertegenwoordigers van de lidstaten in het Accijnscomité met algemene stemmen met het bepaalde in deze aanbeveling ingestemd,

BEVEELT AAN:

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

1. De lidstaten wordt verzocht de bepalingen van deze aanbeveling toe te passen wanneer een natuurlijke of rechtspersoon die een entrepot houdt wordt gemachtigd:

a) bij zijn bedrijfsuitoefening accijnsproducten onder schorsing van accijns te produceren, te verwerken, voorhanden te hebben, te ontvangen en te verzenden;

b) accijnsproducten onder schorsing van accijns te ontvangen, voorhanden te hebben en te verzenden.

2. Het is wenselijk dat deze aanbeveling in het algemeen ook wordt toegepast wanneer geregistreerde bedrijven, dat wil zeggen natuurlijke of rechtspersonen die niet de hoedanigheid van erkende entrepothouder bezitten, worden gemachtigd bij hun bedrijfsuitoefening accijnsproducten onder schorsing van accijns uit een andere lidstaat te ontvangen.

CRITERIA VOOR HET VERLENEN VAN EEN VERGUNNING

Artikel 2

1. Hoewel de lidstaten wordt verzocht bij de verlening van vergunningen aan de in artikel 1 bedoelde personen strenge criteria toe te passen, moet een evenwicht worden nagestreefd tussen de vereenvoudiging van het handelsverkeer en de uitoefening van een doeltreffende controle.

2. Teneinde met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen en de mogelijke gevolgen voor de invordering van de accijns te kunnen beoordelen, verdient het aanbeveling dat de autoriteiten, voorafgaand aan het verlenen van een vergunning, de aanvrager om de hiernavolgende gegevens verzoeken:

- naam en adres van de aanvrager,

- aard van zijn activiteiten,

- plattegrond van zijn bedrijfsruimten en de vestigingsplaats daarvan, alsmede een beschrijving van zijn activiteiten en installaties,

- schriftelijke aanvraag gestaafd met gegevens uit de bedrijfsadministratie en het bedrijfsregister van de onderneming,

- BTW-nummer,

- uittreksel uit de inschrijving in het handelsregister of een vergelijkbare databank, wanneer een dergelijke registratie in de betrokken lidstaat verplicht is,

- namen van de bedrijfsleiders, hun positie en bevoegdheden in de onderneming,

- gegevens uit het boekhoudsysteem van de onderneming, interne controlemaatregelen en auditmethoden,

- gegevens betreffende de financiële positie van de onderneming, belastingantecedenten en naleving van andere belastingverplichtingen (douanerechten, BTW, directe belastingen),

- aard van de opslag en raming van de hoeveelheden goederen die in een bepaalde periode zullen worden geproduceerd, opgeslagen of vervoerd;

- gegevens uit vroegere en huidige entrepotvergunningen van de aanvrager in andere lidstaten.

De bovenstaande gegevens kunnen door middel van een speciaal aanvraagformulier worden verkregen.

3. De lidstaten kunnen van de aanvragers van een entrepotvergunning verlangen dat zij een lijst voorleggen van de lidstaten naar welke zij voornemens zijn accijnsgoederen onder schorsing van accijns te verzenden. Deze lijst kan zonder beperkingen aan de betrokken lidstaten van bestemming worden toegezonden.

Artikel 3

1. Voordat zij een vergunning afgeven kunnen de lidstaten een bezoek brengen aan de bedrijfsruimten en het entrepot teneinde een beter inzicht in het bestaan en de structuur daarvan te verwerven. De lidstaten zouden voorzover mogelijk een gedetailleerde plattegrond van het voorgestelde entrepot moeten krijgen, die bijzonder belangrijk is om de controles en audits te vergemakkelijken, vooral wanneer het om grotere ruimten gaat, en om een duidelijke afbakening mogelijk te maken van de zone waar goederen onder schorsing van accijns worden opgeslagen.

2. Passende voorraadcontroles door zowel de vergunninghouders als de nationale bestuursorganen zijn een belangrijk element van ieder entrepotsysteem. Voorts is het belangrijk dat de oorsprong van de accijnsgoederen wordt gecontroleerd, evenals het volledige productieproces, vanaf de ontvangst van de grondstoffen tot de verzending van het eindproduct. Hiertoe kan het noodzakelijk zijn producten te coderen en te markeren.

DOOR DE AANVRAGER VAN EEN VERGUNNING TE VERSTREKKEN INLICHTINGEN

Artikel 4

1. De lidstaten wordt verzocht de aanvragers van een entrepotvergunning en de geregistreerde bedrijven in kennis te stellen van de nationale boekhoudkundige voorschriften teneinde een duidelijk boekhoudkundig overzicht te verkrijgen van alle producten die worden ontvangen, geproduceerd, verwerkt, opgeslagen en verzonden.

2. Aanvragers van een entrepotvergunning zouden ervan in kennis moeten worden gesteld dat zij in hun boekhouding alle voor de correcte exploitatie en het toezicht op een belastingentrepot noodzakelijke inlichtingen dienen op te nemen. Afhankelijk van de wetgeving van de betrokken lidstaat zou in het bijzonder aandacht moeten worden besteed aan het bijhouden van:

- voorraadkaarten van de grondstoffen,

- fabricageregisters,

- voorraadkaarten voor alle producten,

- kaarten voor ontvangen en verzonden goederen.

3. In de boekhouding van de entrepothouder zouden in het bijzonder moeten worden vermeld de omschrijving van de goederen, de belastingcategorie waartoe zij behoren en een verwijzing naar het in Verordening (EG) nr. 2719/92 van de Commissie(4) omschreven administratieve geleidedocument (AGD) (nationaal nummer van het AGD, datum van vertrek van de goederen en datum waarop het derde voor de aanzuivering bestemde exemplaar door de afzender is ontvangen).

4. Het verdient aanbeveling dat de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot de voorraadrekeningen, de winst- en verliesrekeningen, de balansen en de accountantsrapporten.

5. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zouden van tijd tot tijd een onderzoek naar de activiteiten van de onderneming dienen in te stellen.

Artikel 5

De lidstaten wordt verzocht de entrepothouders in kennis te stellen van hun verplichtingen ten aanzien van de toepassing van de nationale accijnswetgeving, in het bijzonder:

- de verplichting de bevoegde autoriteiten de voor het vroegtijdig waarschuwingssysteem noodzakelijke gegevens te verstrekken,

- de verplichting een AGD te gebruiken voor alle intracommunautaire verzendingen en uitvoerverrichtingen en dit document zorgvuldig in te vullen voordat de goederen worden verzonden,

- de verplichting het nationale nummeringssysteem voor het AGD te gebruiken,

- de verplichting de geraamde reistijden en, indien vereist, een aanvaardbaar reistraject op te geven.

ZEKERHEIDSTELLING

Artikel 6

1. Het bedrag van de zekerheid moet het met de activiteiten van de entrepothouder of het geregistreerde bedrijf verbonden risico weerspiegelen.

2. Het bedrag van de zekerheid moet op gezette tijden worden herzien opdat rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de omvang van het handelsverkeer, de activiteiten van de entrepothouder of de in de lidstaten geldende accijnstarieven.

NIETIGVERKLARING OF INTREKKING VAN VERGUNNINGEN

Artikel 7

1. Een vergunning wordt in beginsel enkel om ernstige redenen nietigverklaard of ingetrokken, na grondig onderzoek van de situatie van de entrepothouder door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat.

2. Een vergunning kan bijvoorbeeld worden nietigverklaard of ingetrokken in de volgende gevallen:

- niet-nakoming van de uit de vergunning voortvloeiende verplichtingen,

- ontoereikende dekking voor de verplichte zekerheidstelling,

- herhaalde overtreding van de toepasselijke wettelijke voorschriften,

- betrokkenheid bij misdadige activiteiten;

- belastingontduiking of fraude.

DIVERSEN

Artikel 8

1. Bij de regelmatige bijwerkingen van de elektronische databank SEED (systeem voor de uitwisseling van accijnsgegevens), als bedoeld in artikel 15 bis, lid 1, van Richtlijn 92/12/EEG, dient melding te worden gemaakt van alle nieuw verleende vergunningen of wijzigingen van de daarin opgenomen gegevens, zoals uitbreidingen van de activiteiten, adreswijzigingen of intrekkingen van vergunningen.

2. Indien de nationale wetgeving dit toestaat, kunnen op verzoek van een andere lidstaat gegevens worden verstrekt over de antecedenten van aanvragers die in een bepaalde lidstaat reeds transacties hebben verricht.

3. De lidstaten wordt verzocht passende maatregelen te nemen om toezicht te houden op de productie, het voorhanden hebben, de ontvangst en de verzending van goederen in entrepots en het verkeer van accijnsproducten onder schorsing van accijns. Indien nodig kunnen de lidstaten elkaar bijstand verlenen op dit gebied overeenkomstig de bepalingen van de administratieve samenwerking en de wederzijdse bijstand.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

De lidstaten wordt verzocht de Commissie uiterlijk op 31 december 2001 de tekst van de belangrijkste wetten, bestuursrechtelijke en administratieve regelingen te doen toekomen die zij overeenkomstig deze aanbeveling hebben vastgesteld en de Commissie kennis te geven van alle latere wijzigingen daarvan.

Artikel 10

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 november 2000.

Voor de Commissie

Frederik Bolkestein

Lid van de Commissie

(1) PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1.

(2) PB L 197 van 29.7.2000, blz. 73.

(3) SEC (98) 732 def. van 29.4.1998.

(4) PB L 276 van 19.9.1992, blz. 1.