32000D0293

Besluit nr. 293/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma Daphne) (2000-2003) betreffende preventieve maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen

Publicatieblad Nr. L 034 van 09/02/2000 blz. 0001 - 0005


BESLUIT Nr. 293/2000/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 januari 2000

tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma Daphne) (2000-2003) betreffende preventieve maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 152,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Fysiek, seksueel en psychologisch geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen vormt een inbreuk op hun recht op leven, veiligheid, vrijheid, waardigheid en lichamelijke en emotionele integriteit, alsmede een ernstige bedreiging voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de slachtoffers van dergelijk geweld. De gevolgen van dit geweld zijn zo algemeen verspreid in de Gemeenschap dat zij een ernstige aantasting van de volksgezondheid vormen.

(2) Het is van belang te erkennen welke ernstige onmiddellijke en langetermijngevolgen geweld tegen individuen, gezinnen en gemeenschappen heeft voor de gezondheid, psychische en sociale ontwikkeling en voor de gelijke kansen van de betrokkenen, en welke hoge economische en sociale kosten dit meebrengt voor de gehele samenleving.

(3) Volgens de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie is gezondheid een toestand van volkomen lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekte of handicap. Overeenkomstig artikel 3, onder p), van het Verdrag omvat het optreden van de Gemeenschap een bijdrage tot het verwezenlijken van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid.

(4) Deze beginselen worden erkend in het Verdrag van de Verenigde Naties van 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind, de Verklaring van Wenen van 1993 over de uitbanning van geweld tegen vrouwen, de verklaring en het actieprogramma van de in 1995 in Peking gehouden vierde Wereldvrouwenconferentie, de verklaring en het actieprogramma die zijn goedgekeurd op het in 1996 in Stockholm gehouden congres tegen de seksuele uitbuiting van kinderen om commerciële redenen, en de Verklaring van Lissabon van 1998 betreffende beleidsmaatregelen en programma's voor jongeren, aangenomen op de Wereldconferentie van ministers van Jeugdzaken.

(5) De Europese Unie heeft maatregelen genomen op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken, inzonderheid het gemeenschappelijk optreden van 24 februari 1997 ter bestrijding van mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen(5). De strafrechtelijke aspecten van geweld vallen onder de bevoegdheid van de lidstaten.

(6) Het Europees Parlement heeft in zijn resoluties van 18 januari 1996 over de mensenhandel(6), van 19 september 1996 over minderjarige slachtoffers van geweldmisdrijven(7), van 12 december 1996 over maatregelen ter bescherming van minderjarigen in de Europese Unie(8), van 16 september 1997 over de noodzaak van een campagne in de gehele Europese Unie ter bestrijding van geweld tegen vrouwen(9) en van 16 december 1997 inzake vrouwenhandel voor seksuele exploitatie(10) de Commissie opgeroepen om actieprogramma's ter bestrijding van dergelijk geweld op te stellen en uit te voeren.

(7) De Commissie had in haar mededeling van 24 november 1993 betreffende het actiekader voor de volksgezondheid onder andere de voorkoming van letsel aangeduid als een belangrijk actieterrein op het gebied van de volksgezondheid. In dit verband werd op 8 februari 1999 Besluit 372/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld betreffende een programma voor optreden van de Gemeenschap inzake de voorkoming van letsel(11).

(8) Via steun voor een betere kennis en inzicht en voor een bredere voorlichting op het gebied van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en via acties die de bestaande communautaire programma's en acties aanvullen zonder overlapping, zal het programma bijdragen tot het beteugelen van uitbuiting en het verzekeren van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid, rekening houdend met de lichamelijke, geestelijke en sociale aspecten, en van een hoge levenskwaliteit.

(9) Rechtstreekse maatregelen betreffende geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen behoren in wezen tot de activiteit van de lidstaten op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau.

(10) De Gemeenschap kan meerwaarde toevoegen aan de maatregelen van de lidstaten ter preventie van geweld - met inbegrip van geweld in de vorm van seksuele uitbuiting en misbruik van kinderen, jongeren en vrouwen -, door informatie en ervaringen te verspreiden en uit te wisselen, een innoverende aanpak te bevorderen, gezamenlijk prioriteiten vast te stellen, de nodige netwerken te ontwikkelen, projecten te selecteren die de gehele Gemeenschap bestrijken en alle betrokkenen te motiveren en in te schakelen.

(11) Dit programma kan toegevoegde waarde opleveren door degelijke werkmethoden te identificeren en te stimuleren, innovatie aan te moedigen en ervaringen betreffende de in de lidstaten uitgevoerde acties uit te wisselen, met inbegrip van de informatie-uitwisseling over de diverse wetten en de bereikte resultaten.

(12) Overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zoals vervat in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van de voorgestelde maatregel derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Dit besluit blijft beperkt tot hetgeen minimaal vereist is om deze doelstellingen te verwezenlijken en gaat niet verder dan wat met het oog daarop nodig is.

(13) Actief partnerschap tussen de Commissie, de lidstaten en niet-gouvernementele organisaties (NGO's), in het bijzonder organisaties die zich inzetten voor het welzijn en de levenskwaliteit van kinderen, jongeren en vrouwen, dient op dit gebied te worden bevorderd en synergie tussen alle desbetreffende beleidssectoren en maatregelen dient te worden gestimuleerd door samenwerking te bevorderen tussen de NGO's, andere organisaties en de nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten.

(14) Teneinde de doelstellingen van het programma te verwezenlijken en zo doeltreffend mogelijk gebruik te maken van de beschikbare middelen, dienen de gebieden waarop zal worden opgetreden zorgvuldig te worden gekozen door projecten te selecteren die een zo groot mogelijke communautaire toegevoegde waarde opleveren en de mogelijkheid openen om, in het kader van een multidisciplinaire aanpak, innoverende ideeën op het gebied van de geweldpreventie uit te testen en te verspreiden.

(15) Samenwerking met internationale organisaties die op de onder dit programma vallende gebieden deskundig zijn, met derde landen en met alle andere partijen die bij geweldpreventie kunnen betrokken zijn, dient te worden ontwikkeld.

(16) Er dient te worden voorzien in de mogelijkheid voor de kandidaat-landen om in de fase vóór de toetreding aan het programma deel te nemen overeenkomstig de in de desbetreffende overeenkomsten vastgestelde voorwaarden, met name de associatie-overeenkomsten en de aanvullende protocollen bij deze overeenkomsten.

(17) Teneinde de waarde en het effect van het programma te vergroten, dient een voortdurende evaluatie van de ondernomen acties te worden uitgevoerd, met name met het oog op hun doelmatigheid en de mate waarin zij de gestelde doelen bereiken en om zo nodig aanpassingen te kunnen aanbrengen.

(18) De looptijd van dit programma dient vier jaar te bedragen, zodat er voldoende tijd beschikbaar is om acties uit te voeren en de doelstellingen te verwezenlijken.

(19) De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(12).

(20) Bij dit besluit wordt voor de gehele duur van het programma een financieel kader vastgesteld dat voor de begrotingsautoriteit gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiepunt vormt in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(13),

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

1. Er wordt een communautair actieprogramma ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen vastgesteld voor de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2003.

2. Dit programma heeft ten doel bij te dragen tot het verzekeren van een hoog niveau van bescherming van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, en dit door kinderen, jongeren en vrouwen te beschermen tegen geweld (met inbegrip van geweld in de vorm van seksuele uitbuiting en misbruik), door geweld te voorkomen en door slachtoffers van geweld bij te staan en vooral voor verdere blootstelling aan geweld te behoeden. Het heeft tevens ten doel niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en andere organisaties die op dit gebied actief zijn, te steunen en te stimuleren. Op die manier zal het programma aan het maatschappelijk welzijn bijdragen.

3. De in het kader van het programma uit te voeren en in de bijlage omschreven acties behelzen:

a) transnationale acties gericht op het opzetten van multidisciplinaire netwerken en het verzekeren van informatie-uitwisseling, beste praktijken en samenwerking op het niveau van de Gemeenschap;

b) transnationale acties gericht op opinievorming;

c) complementaire acties.

Artikel 2

Tenuitvoerlegging

1. De Commissie draagt in nauwe samenwerking met de lidstaten, overeenkomstig artikel 5, zorg voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 3, vermelde acties.

2. De Commissie werkt, na overleg met de lidstaten, samen met de instellingen en organisaties die ijveren voor de preventie van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen, voor de bescherming tegen dit geweld en voor de ondersteuning van de slachtoffers ervan. Zij moedigt inzonderheid transnationale samenwerking tussen NGO's en nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten aan.

3. De Commissie houdt rekening met de activiteiten die in dezen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau worden uitgevoerd. Zij zorgt tevens voor een evenwichtige aanpak ten aanzien van de doelgroepen.

4. Bij de acties moeten een significant aantal lidstaten betrokken zijn.

Artikel 3

Begroting

1. Het financieel kader voor de tenuitvoerlegging van het vierjarige programma (2000-2003) wordt vastgesteld op 20 miljoen EUR.

2. De jaarlijkse kredieten worden vastgesteld door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

3. De bijdrage van de Gemeenschap varieert met de aard van de maatregel. Zij mag niet meer dan 80 % van de totale kosten van de actie bedragen.

Artikel 4

Samenhang en complementariteit

De Commissie draagt er zorg voor dat er samenhang en complementariteit is tussen de communautaire acties die worden uitgevoerd in het kader van dit programma en de acties die worden uitgevoerd in het kader van andere communautaire programma's en maatregelen op dit gebied, met inbegrip van toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de volksgezondheid.

Artikel 5

Uitvoeringsmaatregelen

1. De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen die betrekking hebben op de volgende aangelegenheden, worden volgens de beheersprocedure van artikel 6, lid 2, vastgesteld:

a) het jaarlijkse werkprogramma voor de uitvoering van de acties van het programma, inclusief de begrotingsconsequenties en selectiecriteria;

b) het algemene evenwicht tussen de verschillende delen van het programma;

c) de regelingen voor de coördinatie met de programma's en de initiatieven die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van de doelstelling van dit programma;

d) de wijze waarop zal worden samengewerkt met de in artikel 8 bedoelde derde landen en internationale organisaties;

e) de bepalingen voor het toezicht en de evaluatie van het programma.

2. De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen die betrekking hebben op andere aangelegenheden, worden volgens de raadplegingsprocedure van artikel 6, lid 3, vastgesteld.

Artikel 6

Het comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 7

Deelneming van de EVA/EER-landen, de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, Cyprus, Malta en Turkije

Dit programma staat open voor deelneming van:

- de EVA/EER-landen, overeenkomstig de voorwaarden van de EER-Overeenkomst;

- de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europaovereenkomsten, in de aanvullende protocollen daarbij en in de besluiten van de onderscheiden associatieraden;

- Cyprus, op basis van aanvullende kredieten volgens met dit land overeen te komen procedures;

- Malta en Turkije, op basis van aanvullende kredieten overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag.

Artikel 8

Internationale samenwerking

Onverminderd artikel 300 van het Verdrag wordt tijdens de tenuitvoerlegging van het programma gestreefd naar samenwerking met derde landen, met internationale organisaties die op de onder het programma vallende gebieden deskundig zijn en met alle partijen die bij de preventie van en de bescherming tegen geweld in al zijn vormen betrokken kunnen zijn.

Artikel 9

Toezicht en evaluatie

1. Bij de uitvoering van dit besluit neemt de Commissie de nodige maatregelen om te zorgen voor toezicht op en doorlopende evaluatie van het programma, rekening houdend met de in artikel 1 en in de bijlage bedoelde algemene en specifieke doelstellingen.

2. In het tweede programmajaar dient de Commissie een evaluatieverslag in bij het Europees Parlement en de Raad.

3. De Commissie legt bij voltooiing van het programma een eindverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad.

4. In de in de leden 2 en 3 bedoelde verslagen verwerkt de Commissie informatie over de communautaire financiering op de verschillende werkterreinen en over de complementariteit met de in artikel 4 bedoelde andere acties en neemt zij de resultaten van de evaluaties op. Zij doet verslagen ook toekomen aan het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2000.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitster

N. FONTAINE

Voor de Raad

De voorzitter

J. GAMA

(1) PB C 259 van 18.8.1999, blz. 2,

PB C 89 van 30.3.1999, blz. 42, en

PB C 162 van 9.6.1999, blz. 11.

(2) PB C 169 van 16.6.1999, blz. 35.

(3) PB C 89 van 30.3.1999, blz. 42.

(4) Advies van het Europees Parlement van 16 april 1999 (PB C 219 van 30.7.1999, blz. 497), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 13 september 1999 (PB C 317 van 4.11.1999, blz. 1). Besluit van het Europees Parlement van 17 november 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 13 december 1999.

(5) PB L 63 van 4.3.1997, blz. 2.

(6) PB C 32 van 5.2.1996, blz. 88.

(7) PB C 320 van 28.10.1996, blz. 190.

(8) PB C 20 van 20.1.1997, blz. 170.

(9) PB C 304 van 6.10.1997, blz. 55.

(10) PB C 14 van 19.1.1998, blz. 39.

(11) PB L 46 van 20.2.1999, blz. 1.

(12) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(13) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

BIJLAGE

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN EN ACTIES

I. TRANSNATIONALE ACTIES GERICHT OP EHT OPZETTEN VAN MULTIDISCIPLINAIRE NETWERKEN EN HET VERZEKEREN VAN INFORMATIE-UITWISSELING, BESTE PRAKTIJKEN EN SAMENWERKING OP HET NIVEAU VAN DE GEMEENSCHAP

Doelstelling:

zowel niet-gouvernementele organisaties (NGO's) als andere organisaties, met inbegrip van overheden, die op het gebied van geweldbestrijding actief zijn, steunen en aanmoedigen om samen te werken.

1. Steun voor het opzetten en versterken van multidisciplinaire netwerken en aanmoediging en ondersteuning van samenwerking tussen NGO's en de diverse organisaties en overheidsorganen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, om de kennis van en het inzicht in elkaars rol te verbeteren en de uitwisseling van relevante informatie te vergemakkelijken.

2. Aanmoediging en uitwisseling van beste praktijken, met inbegrip van proefprojecten, op het niveau van de Gemeenschap met betrekking tot geweldpreventie en steun aan en bescherming van kinderen, jongeren en vrouwen.

Via de netwerken dienen met name activiteiten te worden uitgevoerd die verband houden met de problematiek van het geweld en die ertoe strekken:

1. een communautair kader voor geweldanalyse tot stand te brengen, met inbegrip van de definitie van de verschillende types van geweld, de oorzaken van geweld en alle gevolgen ervan;

2. de daadwerkelijke gevolgen van de diverse typen geweld in Europa voor de slachtoffers en de samenleving meten, om er een passend antwoord op te vinden;

3. een overzicht te geven van de typen maatregelen en praktijken ter preventie en opsporing van geweld, met inbegrip van geweld in de vorm van seksuele uitbuiting en misbruik, en steun te verlenen aan de slachtoffers van geweld, vooral om nieuwe blootstelling aan geweld te voorkomen.

II. TRANSNATIONALE ACTIES GERICHT OP DE OPINIEVORMING

Doelstelling:

ondersteuning van de opinievorming inzake geweld en de preventie van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen, met inbegrip van slachtoffers van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting, commerciële seksuele uitbuiting en ander seksueel misbruik.

1. Stimulering van voorlichtingscampagnes in samenwerking met de lidstaten, modelprojecten met een Europese toegevoegde waarde en opinievorming bij het grote publiek in het algemeen, in het bijzonder bij kinderen en jongeren, opvoeders en andere betrokken groepen, alsmede bij de media, betreffende de potentiële gevaren van geweld en de manieren om eraan te komen, met inbegrip van de kennis van wetgeving, gezondheidsopvoeding en opleiding in het kader van geweldbestrijding.

2. Ontwikkeling van een voorlichtingscentrum voor de gehele Gemeenschap ten behoeve van NGO's en overheidsorganen om deze op de hoogte te brengen van algemeen beschikbare informatie die door overheidsinstanties, NGO's en de universitaire wereld is bijeengebracht met betrekking tot geweld, de preventie ervan en de slachtofferhulp, alsmede de middelen om geweld te voorkomen, en de verstrekking van informatie betreffende alle onder auspiciën van de Gemeenschap genomen maatregelen en opgezette programma's op dit gebied. Op deze wijze kan de informatie worden geïntegreerd in alle relevante informatiesystemen.

3. Studies op het gebied van geweld en seksueel misbruik en de middelen om dit te voorkomen, onder andere met het oog op het identificeren van de meest doeltreffende procedures en beleidsmaatregelen om geweld te voorkomen, slachtoffers van geweld te ondersteunen, vooral om herhaalde blootstelling aan geweld te voorkomen, en om de sociale en economische kosten daarvan te onderzoeken, teneinde een passend antwoord op dit fenomeen te vinden.

4. Verbetering van de herkenning, de rapportage en het beheer van de gevolgen van geweld.

III. COMPLEMENTAIRE ACTIES

Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie overeenkomstig de artikelen 2 en 5 van het besluit organisaties voor technische bijstand inschakelen die uit het totaalbedrag aan financiële middelen van het programma worden gefinancierd. Onder dezelfde voorwaarden kan zij de hulp van deskundigen inroepen. Verder kan de Commissie seminars, symposia of andere bijeenkomsten van deskundigen organiseren die de uitvoering van het programma kunnen vergemakkelijken en de activiteiten op het gebied van voorlichting, publiciteit en verspreiding kunnen bevorderen.