Verordening (EG) nr. 1569/1999 van de Raad van 12 juli 1999 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Slovenië, anderzijds
Publicatieblad Nr. L 187 van 20/07/1999 blz. 0001 - 0004
VERORDENING (EG) Nr. 1569/1999 VAN DE RAAD van 12 juli 1999 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Slovenië, anderzijds DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 133, Gelet op het voorstel van de Commissie, (1) Overwegende dat op 10 juni 1996 te Luxemburg een Europaovereenkomst is ondertekend waarbij een associatie tot stand werd gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Slovenië, anderzijds, hierna "overeenkomst" genoemd; (2) Overwegende dat in afwachting van de inwerkingtreding van de Europaovereenkomst, de bepalingen van deze overeenkomst over het handelsverkeer en aanverwante zaken al op 1 januari 1997 in werking zijn getreden door middel van de op 11 november 1996 te Brussel getekende Interimovereenkomst inzake het handelsverkeer en aanverwante zaken tussen de Europese Economische Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, enerzijds, en de Republiek Slovenië, anderzijds(1); (3) Overwegende dat procedures moeten worden uitgewerkt om enkele bepalingen van de overeenkomst toe te kunnen passen; (4) Overwegende dat, indien dit volgens de overeenkomst noodzakelijk is, bepalingen op het gebied van de handelsbescherming moeten worden vastgesteld met betrekking tot de algemene voorschriften die met name zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling(2) en bij Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen de invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(3); (5) Overwegende dat, wanneer onderzocht wordt of een vrijwaringsmaatregel moet worden ingevoerd, rekening moet worden gehouden met de in de overeenkomst opgenomen verbintenis; (6) Overwegende dat de in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap omschreven procedures betreffende vrijwaringsclausules eveneens van toepassing zijn; (7) Overwegende dat bijzondere bepalingen zijn vastgesteld voor vrijwaringsmaatregelen op het gebied van de in Protocol nr. 1 bij de overeenkomst genoemde textielproducten; (8) Overwegende dat regels moeten worden vastgesteld voor de toepassing van tariefcontingenten en tariefplafonds, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: TITEL I Tariefcontingenten en tariefplafonds Artikel 1 Voor de toepassing van artikel 21, lid 2, van de overeenkomst betreffende de onder bijlage II bij het Verdrag vallende landbouwproducten waarop een gemeenschappelijk marktordening van toepassing is worden bepalingen vastgesteld overeenkomstig de procedures omschreven in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen(4) of in de overeenkomstige bepalingen van andere verordeningen tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten. Artikel 2 1. Voor de toepassing van tariefcontingenten en tariefplafonds als bedoeld in de bijlagen II, VI (andere dan die waarop artikel 1 betrekking heeft) en VIIIa van de overeenkomst, met inbegrip van de wijzigingen en technische aanpassingen ten gevolge van wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur en Taric-codes of van de sluiting door de Raad van overeenkomsten, protocollen of briefwisselingen tussen de Gemeenschap en Slovenië, worden door de Commissie, bijgestaan door het bij artikel 247 van Verordening (EEG) nr. 2913/92(5) opgerichte comité Douanewetboek, volgens de in lid 2 omschreven procedure, bepalingen vastgesteld. 2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter al naar gelang de urgentie van de kwestie kan bepalen. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor het goedkeuren van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten overeenkomstig genoemd artikel gewogen. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel. De Commissie stelt de maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echt niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité, worden ze terstond door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval: - stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen voor drie maanden uit; - kan de Raad, binnen de achter het voorgaande streepje genoemde termijn, met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een ander besluit nemen. 3. Het comité kan elke kwestie in verband met de toepassing van tariefcontingenten en tariefplafonds bespreken dat hem door de voorzitter hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van een lidstaat wordt voorgelegd. 4. Zodra de tariefplafonds zijn bereikt kan de Commissie een verordening vaststellen waarbij de douanerechten die voor derde landen van toepassing zijn, tot het einde van het jaar opnieuw van toepassing worden verklaard. TITEL II Beschermende maatregelen Artikel 3 De Raad kan, overeenkomstig de in artikel 113 van het Verdrag omschreven procedure, besluiten de in de artikel 29 en artikel 123, lid 2, van de overeenkomst bedoelde maatregelen aan de bij de overeenkomst opgerichte Associatieraad voor te leggen. In voorkomend geval stelt de Raad deze maatregelen volgens dezelfde procedure vast. De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat te dien einde de nodige voorstellen indienen. Artikel 4 1. Praktijken die het nemen van maatregelen op grond van artikel 65 van de overeenkomst door de Gemeenschap kunnen rechtvaardigen, worden door de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, onderzocht, waarna de Commissie besluit of deze met de overeenkomst strijdig zijn. Indien nodig stelt zij de Raad voor vrijwaringsmaatregelen te nemen. De Raad handelt overeenkomstig de in artikel 113 van het Verdrag omschreven procedures, behalve in geval van steun waarop Verordening (EG) nr. 3284/94(6) van toepassing is, wanneer maatregelen overeenkomstig de in die verordening omschreven procedures moeten worden genomen. Maatregelen worden uitsluitend genomen met inachtneming van de in artikel 65, lid 6, van de overeenkomst omschreven voorwaarden. 2. Praktijken die op grond van artikel 65 van de overeenkomst aanleiding kunnen geven tot het nemen van maatregelen door Slovenië ten aanzien van de Gemeenschap, worden door de Commissie onderzocht, waarna deze besluit of die praktijken met de beginselen van de overeenkomst strijdig zijn. Indien nodig neemt zij de nodige besluiten op grond van criteria die uit de toepassing van de artikelen 85, 86 en 92 van het Verdrag voortvloeien. Artikel 5 Wanneer zich praktijken voordoen die aanleiding kunnen geven tot de toepassing, door de Gemeenschap, van de in artikel 30 van de overeenkomst omschreven maatregelen, wordt tot de instelling van antidumpingmaatregelen besloten overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 384/96 en de in artikel 34, lid 2 en lid 3, onder b) of d) van de overeenkomst omschreven procedure. Artikel 6 1. Een lidstaat die de Commissie verzoekt de in de artikelen 31 en 32 van de overeenkomst bedoelde vrijwaringsmaatregelen te nemen, verstrekt de Commissie, ter ondersteuning van zijn verzoek, de gegevens op grond waarvan zij dergelijke maatregelen kan nemen. Indien de Commissie besluit geen vrijwaringsmaatregelen te nemen, deelt zij dit binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek van de lidstaat aan de Raad en de lidstaten mede. Een lidstaat kan dit besluit van de Commissie binnen tien werkdagen na mededeling aan de Raad voorleggen. Indien de Raad met een gekwalificeerde meerderheid het voornemen te kennen geeft een ander besluit te nemen, deelt de Commissie dit terstond aan Slovenië mede een geeft dit land kennis van de opening van het overleg in de Associatieraad als bedoeld in artikel 34, leden 2 en 3, van de overeenkomst. De Raad kan binnen twintig werkdagen na het einde van de besprekingen met Slovenië in de Associatieraad met een gekwalificeerde meerderheid een ander besluit nemen. 2. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 3491/93(7) opgerichte comité (hierna "comité" genoemd), bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Het comité komt bijeen op uitnodiging van zijn voorzitter. Deze verstrekt de lidstaten zo spoedig mogelijk alle dienstige inlichtingen. 3. Wanneer de Commissie, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, besluit dat de in de artikelen 31 en 32 van de overeenkomst vastgestelde vrijwaringsmaatregelen dienen te worden toegepast: - stelt zij, wanneer zij op eigen initiatief handelt, de lidstaten daarvan terstond in kennis, of, indien zij handelt op verzoek van een lidstaat, binnen vijf werkdagen na de datum van ontvangst van dit verzoek, - raadpleegt zij het comité. Tevens stelt zij Slovenië hiervan in kennis en deelt zij de Associatieraad mede dat het in artikel 34, leden 2 en 3, van de overeenkomst bedoelde overleg wordt geopend en verstrekt zij de Associatieraad alle voor dit overleg vereiste inlichtingen. 4. Het overleg in de Associatieraad wordt in ieder geval als beëindigd beschouwd bij het verstrijken van een termijn van dertig dagen vanaf de in de leden 1 en 3 bedoelde mededeling. Na het overleg of bij het verstrijken van deze termijn van dertig dagen kan de Commissie, indien geen andere regeling kon worden getroffen, na raadpleging van het comité, de nodige maatregelen nemen voor de toepassing van de artikelen 31 en 32 van de overeenkomst. 5. Het in lid 4 bedoelde besluit wordt onmiddellijk medegedeeld aan de Raad, de lidstaten en Slovenië; het wordt tevens medegedeeld aan de Associatieraad. Het besluit is met onmiddellijke ingang van toepassing. 6. Een lidstaat kan het in lid 4 bedoelde besluit van de Commissie binnen tien werkdagen na mededeling aan de Raad voorleggen. 7. Indien de Commissie tien werkdagen na het einde van het overleg in de Associatieraad of, in voorkomend geval, het verstrijken van de termijn van dertig dagen, geen besluit in de zin van lid 4, tweede alinea, heeft genomen, kan een lidstaat die een verzoek overeenkomstig lid 3 bij de Commissie heeft ingediend, de kwestie aan de Raad voorleggen. 8. In de in de leden 6 en 7 genoemde gevallen kan de Raad binnen twee maanden met een gekwalificeerde meerderheid een ander besluit nemen. Artikel 7 1. In uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 34, lid 3, onder d), van de overeenkomst, kan de Commissie onmiddellijk vrijwaringsmaatregelen treffen in de in de artikelen 31 en 32 van de overeenkomst bedoelde gevallen. Indien een lidstaat een verzoek voorlegt aan de Commissie, beslist deze hierover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek. 2. De Commissie stelt de Raad en de lidstaten van haar besluit in kennis. 3. Een lidstaat kan het besluit van de Commissie volgens de in artikel 6, lid 6, omschreven procedure voorleggen aan de Raad. De in artikel 6, leden 7 en 8, omschreven procedures zijn van toepassing. Indien de Commissie binnen de in lid 1, tweede alinea vermelde termijn geen besluit heeft genomen, kan de lidstaat die het verzoek aan de Commissie heeft voorgelegd, de kwestie overeenkomstig de in de eerste en tweede alinea van dit lid omschreven procedures aan de Raad voorleggen. Artikel 8 De in de artikelen 6 en 7 vermelde procedures zijn niet van toepassing op producten waarop Protocol nr. 1 bij de overeenkomst van toepassing is. Artikel 9 Wanneer het door omstandigheden noodzakelijk is maatregelen voor landbouwproducten te nemen uit hoofde van de artikelen 22 en 31 van de overeenkomst, of uit hoofde van de bepalingen in de bijlagen met betrekking tot deze producten, worden deze maatregelen, in afwijking van de artikelen 6 en 7, vastgesteld volgens de procedure van de verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten en de bijzondere voorschriften die zijn vastgesteld op grond van artikel 235 van het Verdrag en die gelden voor door verwerking van landbouwproducten verkregen producten, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld in artikel 22 of in artikel 34, leden 2 en 3, van de overeenkomst. Artikel 10 De Commissie doet namens de Gemeenschap de in de overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan de Associatieraad. Artikel 11 Het bepaalde in deze verordening vormt geen beletsel voor de toepassing van de in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid in de artikelen 119 en 120, bedoelde vrijwaringsmaatregelen volgens de bij dat Verdrag vastgestelde procedures. Artikel 12 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 1999. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 12 juli 1999. Voor de Raad De voorzitter S. NIINISTÖ (1) PB L 344 van 31.12.1996, blz. 3. (2) PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2315/96 (PB L 314 van 4.12.1996, blz. 1). (3) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18). (4) PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 923/96 (PB L 126 van 24.5.1996, blz. 37). (5) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 82/97 (PB L 17 van 21.1.1997, blz. 1). (6) PB L 349 van 31.12.1994, blz. 22. (7) PB L 319 van 21.12.1993, blz. 1.