31999R1256

Verordening (EG) nr. 1256/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3950/92 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten

Publicatieblad Nr. L 160 van 26/06/1999 blz. 0073 - 0079


VERORDENING (EG) Nr. 1256/1999 VAN DE RAAD

van 17 mei 1999

houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3950/92 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4),

Gezien het advies van de Europese Rekenkamer(5),

(1) Overwegende dat de regeling inzake de extra heffing, die aanvankelijk in de genoemde sector was ingevoerd per 2 april 1984, bij Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten(6) met zeven tijdvakken van twaalf maanden verlengd is; dat deze regeling ten doel had het gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod op de markt voor melk en zuivelproducten en de daaruit voortvloeiende structurele overschotten te verminderen; dat deze regeling in de toekomst nodig blijft om een beter marktevenwicht tot stand te brengen; dat de regeling derhalve verder moet worden toegepast gedurende een periode van acht opeenvolgende tijdvakken van twaalf maanden, ingaande op 1 april 2000;

(2) Overwegende dat de mate van prijsondersteuning in de zuivelsector met ingang van 1 juli 2005 geleidelijk met in totaal 15 % zal worden verlaagd in drie melkprijsjaren; dat, gelet op het effect van deze maatregel op het interne verbruik en op de uitvoer van melk en zuivelproducten, de totale referentiehoeveelheid voor melk in de Gemeenschap op evenwichtige wijze moet worden verhoogd, telkens na een prijsverlaging enerzijds en gericht op bepaalde structurele problemen in een eerdere fase anderzijds;

(3) Overwegende dat de individuele referentiehoeveelheid moet worden omschreven als de hoeveelheid die op 31 maart 2000, de einddatum van de in 1992 vastgestelde verlenging van de heffingsregeling met zeven tijdvakken van twaalf maanden, beschikbaar is, ongeacht hoeveelheden die eventueel tijdelijk zijn overgedragen;

(4) Overwegende dat de onderbenutting van de referentiehoeveelheden door de producten kan verhinderen dat de melksector naar behoren evolueert; dat de lidstaten teneinde dergelijke praktijken te voorkomen over de mogelijkheid moeten kunnen beschikken om overeenkomstig de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht te besluiten dat in gevallen van aanzienlijke onderbenutting gedurende een significant tijdvak de ongebruikte referentiehoeveelheden aan de nationale reserve worden teruggegeven, zodat deze aan andere producenten kunnen worden toegewezen;

(5) Overwegende dat, ter vergroting van de mogelijkheden van een gedecentraliseerd beheer van de referentiehoeveelheden met het oog op een herstructurering van de melkproductie of een verbetering van het milieu, de lidstaten de bevoegdheid moeten krijgen bepaalde voorschriften in dat verband op het passende territoriale niveau of in de ophaalgebieden uit te voeren;

(6) Overwegende dat de ervaring met de regeling inzake de extra heffing heeft geleerd dat de overdracht van referentiehoeveelheden via wettelijke regelingen, zoals verpachting, die niet noodzakelijk tot gevolg hebben dat de betrokken referentiehoeveelheden definitief worden toegewezen aan de overnemer, een extra kostenfactor voor de melkproductie kan zijn die de verbetering van de productiestructuur remt; dat de lidstaten, om de referentiehoeveelheden geschikter te maken als middel ter regulering van de markt voor melk en zuivelproducten, gemachtigd moeten worden om referentiehoeveelheden die via verpachting of vergelijkbare wettelijke middelen voor herdistributie naar de nationale reserve zijn overgedragen, op basis van objectieve criteria toe te wijzen aan actieve producenten, met name aan producenten die daarvan al gebruik hebben gemaakt; dat de lidstaten ook het recht moeten hebben om de overdracht van referentiehoeveelheden op een andere manier te organiseren dan door middel van individuele transacties tussen producenten; dat uitdrukkelijk moet worden bepaald, inzonderheid om naar behoren rekening te houden met de bestaande wettelijke rechten, dat de lidstaten wanneer zij gebruik maken van deze machtigingen, de nodige maatregelen nemen om te voldoen aan de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht;

(7) Overwegende dat een aantal bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3950/92 achterhaald zijn en derhalve moeten worden geschrapt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 3950/92 wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 1, eerste alinea, wordt vervangen door: "Gedurende acht nieuwe opeenvolgende tijdvakken van twaalf maanden, te beginnen op 1 april 2000, wordt ten laste van de producenten van koemelk een extra heffing ingesteld over de hoeveelheden melk of melkequivalent die zij in het betrokken tijdvak van twaalf maanden aan een koper hebben geleverd of rechtstreeks voor consumptie hebben verkocht en die een vast te stellen hoeveelheid overschrijden.";

2. de tabel in artikel 3, lid 2, wordt vervangen door de tabel in bijlage I van deze verordening;

3. artikel 3, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De in de bijlage vermelde hoeveelheden worden vastgesteld onverminderd een eventuele herziening in het licht van de algemene marktsituatie en van de bijzondere omstandigheden in bepaalde lidstaten.

Ten compensatie van de Finse 'SLOM'-producenten kan de totale hoeveelheid voor de Finse leveringsquota worden verhoogd tot maximaal 200000 ton, toe te kennen overeenkomstig de communautaire wetgeving. Deze reserve is niet-overdraagbaar en mag uitsluitend worden gebruikt voor producenten wier recht om de productie te hervatten ten gevolge van de toetreding wordt beïnvloed.

De verhoging van de totale hoeveelheden en de voorwaarden waaronder de in de voorgaande alinea bedoelde individuele referentiehoeveelheden worden verleend, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 11.";

4. artikel 3, lid 3, wordt geschrapt;

5. artikel 4 wordt vervangen door:

"Artikel 4

1. De op het bedrijf beschikbare individuele referentiehoeveelheid is gelijk aan de op 31 maart 2000 beschikbare hoeveelheid. Deze wordt zo nodig voor elk van de tijdvakken zodanig aangepast dat de som van de individuele referentiehoeveelheden van hetzelfde type de in artikel 3 bedoelde overeenkomstige totale hoeveelheden niet overschrijdt, rekening houdend met eventuele verminderingen uit hoofde van plaatsing in de nationale reserve als bedoeld in artikel 5.

2. De individuele referentiehoeveelheid wordt op deugdelijk gemotiveerd verzoek van de producent verhoogd of vastgesteld om rekening te houden met veranderingen die van invloed zijn op zijn leveringen en/of zijn rechtstreekse verkoop. De verhoging of vaststelling van een referentiehoeveelheid is slechts mogelijk als de andere referentiehoeveelheid van de producent met dezelfde hoeveelheid wordt verlaagd, dan wel wordt opgeheven. Deze aanpassingen mogen voor de betrokken lidstaat niet leiden tot een verhoging van de som van de in artikel 3 bedoelde hoeveelheden voor leveringen en rechtstreekse verkoop.

In geval van definitieve wijziging van de individuele referentiehoeveelheden worden de in artikel 3 bedoelde hoeveelheden volgens de procedure van artikel 11 dienovereenkomstig aangepast.";

6. artikel 5 wordt vervangen door:

"Artikel 5

De lidstaten mogen binnen de in artikel 3 bedoelde totalen, hoeveelheden in de nationale reserve storten na een lineaire verlaging van alle individuele referentiehoeveelheden, teneinde op basis van met de Commissie overeengekomen objectieve criteria aan bepaalde producenten extra of specifieke hoeveelheden toe te kennen.

Onverminderd artikel 6, lid 1, worden de referentiehoeveelheden die ter beschikking staan van de producenten die gedurende een periode van twaalf maanden geen melk of andere zuivelproducten in de handel hebben gebracht, gevoegd bij de nationale reserve en kunnen deze overeenkomstig de eerste alinea opnieuw worden toegewezen. Wanneer de producent de productie van melk of andere zuivelproducten hervat binnen een door de lidstaat vast te stellen termijn, wordt hem uiterlijk op de eerste april volgende op de datum van zijn verzoek, een referentiehoeveelheid toegekend overeenkomstig artikel 4, lid 1.

Indien een producent gedurende ten minste een tijdvak van twaalf maanden geen gebruik maakt van ten minste 70 % van de individuele referentiehoeveelheid waarover hij beschikt, hetzij via leveranties, hetzij via rechtstreekse verkoop, kunnen de lidstaten overeenkomstig de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht besluiten:

- of en onder welke voorwaarden het totaal of het gedeelte van de ongebruikte referentiehoeveelheid wordt teruggegeven aan de nationale reserve. Ongebruikte referentiehoeveelheden gaan echter niet terug naar de nationale reserve in geval van overmacht en in naar behoren gewettigde gevallen die de productiecapaciteit van de producenten beïnvloeden en door de bevoegde autoriteiten worden erkend;

- onder welke voorwaarden een referentiehoeveelheid opnieuw aan de betrokken producenten wordt toegewezen.";

7. artikel 6, lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:

"1. Voor een door de lidstaten vast te stellen datum en ten laatste op 31 maart staan zij voor het betrokken tijdvak van twaalf maanden tijdelijke overdrachten toe van individuele referentiehoeveelheden die producenten die hierover beschikken, niet voornemens zijn te gebruiken.";

8. artikel 7, lid 1, wordt vervangen door:

"1. In geval van verkoop, verhuur of overgang door vererving wordt de op een bedrijf beschikbare referentiehoeveelheid samen met het bedrijf overgedragen aan de producent die het bedrijf overneemt, op de wijze die door de lidstaten wordt bepaald rekening houdend met de voor de zuivelproductie gebruikte oppervlakten of met andere objectieve criteria en, in voorkomend geval, met de overeenkomst tussen de partijen.

Het gedeelte van de referentiehoeveelheid dat in voorkomend geval niet samen met het bedrijf wordt overgedragen, wordt aan de nationale reserve toegevoegd. Wanneer evenwel bij de overdracht van referentiehoeveelheden een gedeelte aan de nationale reserve is toegevoegd, vindt er bij de overdracht in omgekeerde richting geen verlaging plaats.

Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op de overige gevallen van overdracht waaraan voor de producenten vergelijkbare rechtsgevolgen verbonden zijn.

In geval van overdracht van grond aan de overheid en/of ten algemenen nutte of wanneer de overdracht geen landbouwdoeleinden dient, bepalen de lidstaten evenwel dat de nodige maatregelen ter vrijwaring van de legitieme belangen van de partijen worden getroffen en met name dat de vertrekkende producent in de gelegenheid wordt gesteld de melkproductie voort te zetten, indien hij zulks wenst.";

9. artikel 8 wordt vervangen door:

"Artikel 8

Om de herstructurering van de melkproductie te voltooien of de milieusituatie te verbeteren, kunnen de lidstaten op de wijze die zij bepalen en met inachtneming van de legitieme belangen van de partijen, een of meer van de volgende maatregelen nemen:

a) aan producenten die zich ertoe verbinden de melkproductie geheel of gedeeltelijk definitief te staken, een vergoeding toekennen die in een of meer jaarlijkse tranches wordt betaald, en de aldus vrijgekomen referentiehoeveelheden aan de nationale reserve toevoegen;

b) aan de hand van objectieve criteria bepalen op welke voorwaarden producenten aan het begin van een tijdvak van twaalf maanden van de bevoegde autoriteit of van de door haar aangewezen instantie tegen betaling hertoewijzing van referentiehoeveelheden kunnen verkrijgen die aan het einde van het voorgaande tijdvak van twaalf maanden door andere producenten definitief zijn vrijgemaakt in ruil voor een vergoeding in een of meer jaarlijkse tranches die gelijk is aan de bovengenoemde betaling;

c) bij overdracht van gronden met het oog op verbetering van het milieu, aan de vertrekkende producent de op het betrokken bedrijf beschikbare referentiehoeveelheid ter beschikking stellen, indien hij voornemens is de melkproductie voort te zetten;

d) aan de hand van objectieve criteria bepalen binnen welke regio's en ophaalgebieden met het oog op de verbetering van de melkproductiestructuur referentiehoeveelheden definitief mogen worden overgedragen zonder overeenkomstige overdracht van grond;

e) op verzoek van de producent aan de bevoegde autoriteit of de door haar aangewezen instantie, de definitive overdracht van referentiehoeveelheden zonder overeenkomstige overdracht van gronden of andersom toestaan, teneinde de structuur van de melkproductie op het niveau van het bedrijf te verbeteren of bij te dragen tot de extensivering van de productie.

De onder a), b), c) en e) bedoelde bepalingen kunnen op nationaal niveau, op het passende territoriale niveau of in ophaalgebieden worden uitgevoerd.";

10. na artikel 8 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 8 bis

Overeenkomstig de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht kunnen de lidstaten de volgende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de referentiehoeveelheden alleen aan actieve melkproducenten worden toegekend.

a) Onverminderd artikel 7, lid 1, tweede alinea, wanneer door verpachting of op een andere manier met vergelijkbare rechtsgevolgen, referentiehoeveelheden zijn of worden overgedragen, al dan niet met overeenkomstige overdracht van grond, besluiten de lidstaten op basis van objectieve criteria of en onder welke voorwaarden het totaal of een gedeelte van de overgedragen referentiehoeveelheid aan de nationale reserve moet worden teruggegeven.

Deze bepaling is niet van toepassing op tijdelijke overdrachten uit hoofde van artikel 6.

b) De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen inzake de overdracht van referentiehoeveelheden in artikel 7, lid 1, niet toe te passen.";

11. de bijlage in bijlage II van deze verordening wordt toegevoegd aan Verordening (EEG) nr. 3950/92.

Artikel 2

Ingeval overgangsmaatregelen nodig zijn om de toepassing van de in artikel 1 vastgestelde wijzigingen te vergemakkelijken, worden deze vastgesteld volgens de procedure van artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 3950/92.

Artikel 3

De Raad verbindt zich ertoe om in 2003, op basis van een verslag van de Commissie, een tussentijds onderzoek in te stellen, met het oog op een mogelijke beëindiging van de bestaande regeling voor de extra heffing na 2006.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2000, met uitzondering van artikel 1, punt 2, dat van toepassing is vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 mei 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

K.-H. FUNKE

(1) PB C 170 van 4.6.1998, blz. 60.

(2) Advies uitgebracht op 6.5.1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(3) PB C 407 van 28.12.1998, blz. 203.

(4) PB C 93 van 6.4.1999, blz. 1.

(5) PB C 401 van 22.12.1998, blz. 3.

(6) PB L 405 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 751/1999 (PB L 96 van 10.4.1999, blz. 11).

BIJLAGE I

"Totale referentiehoeveelheden voor het tijdvak van 1 april 1999 tot en met 31 maart 2000

>RUIMTE VOOR DE TABEL>"

BIJLAGE II

"BIJLAGE

a) In artikel 3, lid 1, bedoelde totale referentiehoeveelheden voor het tijdvak van 1 april 2000 tot en met 31 maart 2001

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Totale referentiehoeveelheden voor het tijdvak van 1 april 2001 tot en met 31 maart 2002

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

c) Totale referentiehoeveelheden voor het tijdvak van 1 april 2002 tot en met 31 maart 2005

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

d) Totale referentiehoeveelheden voor het tijdvak van 1 april 2005 tot en met 31 maart 2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

e) Totale referentiehoeveelheden voor het tijdvak van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

f) Totale referentiehoeveelheden voor het tijdvak van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008

>RUIMTE VOOR DE TABEL>"