31999R0502

Verordening (EG) nr. 502/1999 van de Commissie van 12 februari 1999 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

Publicatieblad Nr. L 065 van 12/03/1999 blz. 0001 - 0049


VERORDENING (EG) Nr. 502/1999 VAN DE COMMISSIE van 12 februari 1999 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 82/97 van het Europees Parlement en de Raad (2), inzonderheid op artikel 249,

(1) Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 46/1999 (4), enkele bepalingen vastlegt ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

(2) Overwegende dat de problemen die zich in de afgelopen jaren hebben voorgedaan bij de regelingen voor douanevervoer aanzienlijke verliesposten hebben veroorzaakt en nog steeds veroorzaken voor de begrotingen van de lidstaten en de eigen middelen van de Gemeenschap en een voortdurende bedreiging vormen voor de Europees handel en de marktdeelnemers;

(3) Overwegende dat modernisering van de regelingen voor douanevervoer daarom noodzakelijk wordt geacht en dat automatisering van de gegevensverwerking een belangrijk onderdeel vormt van deze modernisering;

(4) Overwegende dat de interne marktraad tijdens zijn vergadering van 23 november 1995 een resolutie van de Raad heeft goedgekeurd betreffende automatisering van de gegevensverwerking bij de regelingen voor douanevervoer (5); dat de noodzaak van automatisering werd onderkend in Beschikking nr. 210/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 houdende goedkeuring van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap ("Douane 2000") (6);

(5) Overwegende dat automatisering eveneens werd aanbevolen door de tijdelijke enquêtecommissie communautair douanevervoer van het Europees Parlement (7) en door de Commissie in haar actieprogramma voor het douanevervoer in Europa (8);

(6) Overwegende dat voor de invoering van nieuwe geautomatiseerde procedures, die gebruik maken van moderne informaticatechnologie en elektronische gegevensuitwisseling (EDI), de wettelijke bepalingen zodanig dienen te worden aangepast, dat ze beantwoorden aan de behoeften op het vlak van procedures, techniek, veiligheid en rechtszekerheid;

(7) Overwegende dat de toepassing van technische, procedurele en fysieke veiligheidsmaatregelen van vitaal belang is voor het tot stand brengen en handhaven van een betrouwbare en veilige werking van het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer;

(8) Overwegende dat het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 Richtlijn 95/46/EG hebben goedgekeurd betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9);

(9) Overwegende dat de toepassing van een nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer in verschillende functionele fasen een juridisch kader verreist dat is afgestemd op deze ontwikkeling;

(10) Overwegende dat de maatregelen in deze verordening in overeenstemming zijn met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 341 wordt het volgende lid 1 bis toegevoegd:

"1 bis. De douaneautoriteiten kunnen, onder de voorwaarden en op de wijze die zij bepalen, en met inachtneming van de beginselen van het douanerecht, toestaan dat de aangifte, of bepaalde elementen daarvan, wordt ingediend op diskettes of magnetische banden, of door uitwisseling van gegevens met behulp van soortgelijke middelen, in voorkomend geval in gecodeerde vorm.".

2. Artikel 345, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De ladingslijst wordt in zoveel exemplaren overgelegd als de douaneautoriteiten vereisen.".

3. Artikel 346, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De aangifte T1 wordt ingediend bij het kantoor van vertrek in het aantal exemplaren dat de douaneautoriteiten vereisen.".

4. Artikel 350, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Het vervoer van de goederen vindt plaats onder geleide van het door het douanekantoor van vertrek afgegeven document T1. Indien daarvoor toestemming is verleend, mag het document op het computersysteem van de aangever worden afgedrukt.".

5. De volgende artikelen 350 bis tot en met 350 quinquies worden ingevoegd:

"Artikel 350 bis

1. Indien de aangifte voor douanevervoer bij het kantoor van vertrek met behulp van computersystemen wordt verwerkt, dient het document T1 te worden vervangen dor het begeleidingsdocument voor douanevervoer, vermeld in artikel 350 quater, lid 1.

2. In het in lid 1 bedoelde geval houdt het kantoor van vertrek de aangifte in en doet het mededeling van de vrijgave door de aangever het begeleidingsdocument voor douanevervoer te verstrekken. In dit geval zijn artikel 249 en 348, lid 2, niet van toepassing.

Artikel 350 ter

1. Wanneer de bepalingen van deze titel verwijzen naar exemplaren, aangiften of documenten waarmee een document T1 wordt bedoeld dat de zending in communautair douanevervoer begeleidt, gelden deze bepalingen mutatis mutandis voor het begeleidingsdocument voor douanevervoer.

2. Indien wordt verwezen naar meer dan één exemplaar van het document, verstrekken de douaneautoriteiten, waar nodig, bijkomende exemplaren van het begeleidingsdocument voor douanevervoer.

Artikel 350 quater

1. Het begeleidingsdocument voor douanevervoer stemt overeen met het model in bijlage 45 bis en de daarin vermelde nadere bijzonderheden.

2. Het begeleidingsdocument voor douanevervoer mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij deze verordening anders bepaalt.

Artikel 350 quinquies

1. Indien passend wordt het begeleidingsdocument voor douanevervoer aangevuld met een lijst van artikelen, die overeenstemt met het model en de nadere bijzonderheden in bijlage 45 ter, of met een ladingslijst.

2. Een ladingslijst of lijst van artikelen waarnaar een begeleidingsdocument voor douanevervoer verwijst, vormt een integrerend onderdeel daarvan en mag niet van dat document worden gescheiden.".

6. In artikel 373 wordt lid 2 vervangen door:

"2. De in lid 1 bedoelde zekerheid kan in geld worden gesteld bij het kantoor van vertrek. In dat geval wordt zij terugbetaald wanneer de regeling extern communautair douanevervoer is gezuiverd bij het kantoor van vertrek.".

7. Artikel 374 wordt vervangen door:

"Artikel 374

In aanvulling op het in artikel 199, lid 1, van het wetboek bedoelde geval is de borg eveneens van zijn verplichtingen ontslagen na het verstrijken van een termijn van twaalf maanden na de datum van geldigmaking van de aangifte T1, indien hij niet door de douaneautoriteiten van de lidstaat van vertrek in kennis is gesteld van de niet-zuivering van de regeling extern communautair douanevervoer.

Wanneer de borg, binnen de in de eerste alinea bedoelde termijn, door de douaneautoriteiten in kennis wordt gesteld van de niet-zuivering van de regeling extern communautair douanevervoer, wordt hem bovendien medegedeeld dat hij verplicht is of verplicht kan worden de bedragen te voldoen waarvoor hij ten aanzien van het betrokken communautair douanevervoer aansprakelijk is. Deze kennisgeving dient binnen een termijn van drie jaar na geldigmaking van de aangifte T1 aan de borg te worden gedaan. Indien hij deze kennisgeving niet binnen bovengenoemde termijn ontvangt, is de borg eveneens van zijn verplichtingen ontslagen.".

8. Na artikel 388 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:

"HOOFDSTUK 6 bis

Aanvullende bepalingen die van toepassing zijn in gevallen waarin douanevervoergegevens tussen douaneautoriteiten worden uitgewisseld onder gebruikmaking van informaticatechnologie en computernetwerken

Afdeling 1

Werkingssfeer

Artikel 388 bis

1. Onverminderd bijzondere omstandigheden en de bepalingen van deze titel betreffende de regeling communautair douanevervoer, die waar passend, mutatis mutandis van toepassing zijn, vindt de in dit hoofdstuk beschreven uitwisseling van gegevens tussen douaneautoriteiten plaats onder gebruikmaking van informaticatechnologie en computernetwerken.

2. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn alleen van toepassing op het extern en intern communautair douanevervoer.

Artikel 388 ter

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

a) het vervoer van goederen per spoor overeenkomstig de artikelen 413 tot en met 441,

b) het vervoer van goederen door de lucht overeenkomstig artikel 444,

c) het vervoer van goederen over zee, indien de vereenvoudigde procedures worden toegepast overeenkomstig artikel 448, en

d) het vervoer van goederen door middel van pijpleidingen.

Afdeling 2

Beveiliging

Artikel 388 quater

1. Naast de in artikel 4 bis, lid 2, genoemde eisen inzake beveiliging stellen de douaneautoriteiten adequate beveiligingsregelingen vast en maatregelen voor de handhaving hiervan, ten behoeve van de doeltreffende, betrouwbare en veilige werking van het systeem voor douanevervoer in zijn geheel.

2. Teneinde het bovenomschreven niveau van beveiliging te verzekeren, dient elke invoering, wijziging of verwijdering van gegevens te worden vastgelegd met vermelding van het doel van zo'n handeling, de daarvoor benodigde tijd en de persoon door wie de verwerking is gestart. Bovendien moeten de oorspronkelijke gegevens of enigerlei gegevens die het voorwerp van een dergelijke verwerking waren, voor een periode van ten minste drie kalenderjaren worden bewaard, gerekend vanaf het einde van het jaar waarop deze gegevens betrekking hebben, of voor een langere periode indien elders zo is bepaald.

3. De douaneautoriteiten controleren de beveiliging regelmatig.

4. De betrokken douaneautoriteiten stellen elkaar in kennis van alle verdachte inbreuken op de beveiliging.

Afdeling 3

Aangifte voor douanevervoer

Artikel 338 quinquies

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 222, lid 1, dient een aangifte voor douanevervoer onder gebruikmaking van een gegevensverwerkingstechniek, zoals omschreven in artikel 4 bis, lid 1, onder a), in overeenstemming te zijn met de structuur en de bijzonderheden van bijlagen 37 bis en 37 ter.

2. Onverminderd lid 1 zijn de artikelen 222 tot en met 224 van toepassing wanneer de aangifte voor douanevervoer wordt ingediend overeenkomstig artikel 388 septies.

Artikel 388 sexies

De douaneautoriteiten kunnen, onder de voorwaarden en op de wijze die zij bepalen, en met inachtneming van de beginselen van het douanerecht, toestaan dat ladingslijsten worden gebruikt als het beschrijvend gedeelte van de aangifte voor douanevervoer die is opgemaakt met behulp van een gegevensverwerkingstechniek.

Afdeling 4

Toegelaten afzende

Artikel 388 septies

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 398 dient de toegelaten afzender een aangifte voor douanevervoer in bij het kantoor van vertrek vóór de voorgenomen vrijgave van de goederen.

2. De vergunning mag slechts worden verleend aan een persoon, die benevens het voldoen aan de in artikel 399 vermelde voorwaarden, voor de indiening van zijn aangiften voor douanevervoer en communicatie met de douaneautoriteiten gebruik maakt van een gegevensverwerkingstechniek.

Artikel 388 octies

In afwijking van het bepaalde in artikel 400, onder b), dient de vergunning met name de termijn te vermelden waarbinnen de toegelaten afzender een aangifte moet indienen, om de douaneautoriteiten in staat te stellen de nodige controles te verrichten vóór de voorgenomen vrijgave van de goederen.

Afdeling 5

Werking van de procedure

Artikel 388 nonies

Het kantoor van vertrek geeft het aangegeven kantoor van bestemming, ten laatste ten tijde van de vrijgave van de goederen, door middel van het in de bijlagen 37 bis en 37 ter vermelde bericht, kennis van het douanevervoer.

Artikel 388 decies

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 356, lid 2, houdt het kantoor van bestemming het begeleidingsdocument voor douanevervoer in en deelt de aankomst onmiddellijk mede aan het kantoor van vertrek onder gebruikmaking van het in de bijlagen 37 bis en 37 ter vermelde bericht, en stuurt de resultaten van de controle onverwijld naar het kantoor van vertrek, zodra deze beschikbaar zijn onder gebruikmaking van het in dezelfde bijlagen hiervoor voorziene bericht.

2. De kennisgeving van aankomst aan het kantoor van vertrek kan niet gebruikt worden als bewijs van het correcte verloop van een douanevervoer.

Artikel 388 undecies

In gevallen waarin douanevervoergegevens tussen het kantoor van vertrek en het kantoor van bestemming worden uitgewisseld onder gebruikmaking van informaticatechnologie en netwerken, dient de controle van de goederen te worden verricht op basis van de van het kantoor van vertrek ontvangen mededeling."

9. Bijlage 37 bis, opgenomen in bijlage I bij deze verordening, wordt ingevoegd.

10. Bijlage 37 ter, opgenomen in bijlage II bij deze verordening, wordt ingevoegd.

11. Bijlage 38 bis, opgenomen in bijlage III bij deze verordening, wordt ingevoegd.

12. Bijlage 45 bis, opgenomen in bijlage IV bij deze verordening, wordt ingevoegd.

13. Bijlage 45 ter, opgenomen in bijlage V bij deze verordening, wordt ingevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europees Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 31 maart 1999. De bepalingen van artikel 350 bis, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zullen evenwel worden toegepast op het kantoor van vertrek ten laatste bij de invoering van het geautomatiseerd systeem voor douanevervoer op dit kantoor.

De vergunningen verleend overeenkomstig artikel 398 die geldig zijn op het tijdstip dat deze verordening in werking treedt, zullen ten laatste op 31 maart 2004 moeten voldoen aan de vereisten van artikel 388 septies en 388 octies.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 februari 1999.

Voor de Commissie

Mario MONTI

Lid van de Commissie

(1) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(2) PB L 17 van 21.1.1997, blz. 1.

(3) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(4) PB L 10 van 15.1.1999, blz. 1.

(5) PB C 327 van 7.12.1995, blz. 2.

(6) PB L 33 van 4.2.1997, blz. 24.

(7) Eindverslag (PE 220.895/def.) van 20.2.1997.

(8) PB C 176 van 10.6.1997, blz. 3.

(9) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

BIJLAGE I

"BIJLAGE 37 bis

VERKLARENDE TOELICHTING BETREFFENDE DE IN BIJLAGE 37 ter VERVATTE BERICHTEN, ALSMEDE VOORSCHRIFTEN EN VOORWAARDEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE GEGEVENS VAN DE BERICHTEN

TITEL I

Inleiding

Deze titel beschrijft de structuur van de informatie-uitwisseling (hierna IE genoemd, de Engelse afkorting van information exchange). Het betreft hier het model dat wordt gebruikt voor het beschrijven van de inhoud van de informatie die bestemd is om te worden uitgewisseld tussen bevoegde autoriteiten enerzijds en tussen de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten anderzijds, onder gebruikmaking van informaticatechnologie en computernetwerken.

In dit model worden IE's georganiseerd als gegevensgroepen, die gegevens(kenmerken) bevatten. De gegevens(kenmerken) worden zodanig gegroepeerd, dat ze samenhangende logische blokken vormen binnen de werkingssfeer van elke IE.

Het model maakt het mogelijk het volgende te bepalen:

- de kenmerken van de gegevensgroepen die tot de IE behoren: sequentie, aantal herhalingen, een statuswaarde die aangeeft of de gegevensgroep verplicht, optioneel of conditioneel is;

- de kenmerken van de gegevens die tot een gegevensgroep behoren: sequentie, aantal herhalingen, type, lengte en een waarde die aangeeft of de gegevens verplicht, optioneel of conditioneel zijn;

- gegevensgroepindentatie, die aangeeft dat de gegevensgroep niet alleen gegevens kan bevatten, maar ook andere groepen van gegevens;

- de voorwaarden die van toepassing zijn op gegevens of groepen van gegevens ten opzichte van andere gegevens of groepen van gegevens in dezelfde IE;

- de structuurvoorschriften die van toepassing zijn op gegevens of groepen van gegevens en die aangeven hoe het betreffende gegeven of gegevensgroep in de IE wordt gebruikt.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Verklaring

Het IE-model bestaat uit de volgende vijf delen:

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

A>EIND VAN DE GRAFIEK>

Het identificatiedeel: dit deel dient ter identificatie van een IE en bestaat uit:

- een uniek nummer, dat uit de twee tekens "IE" bestaat, gevolgd door maximaal drie cijfers>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

a>EIND VAN DE GRAFIEK>

;

- een naam>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

b>EIND VAN DE GRAFIEK>

;

- een uniek identificatiekenmerk>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

c>EIND VAN DE GRAFIEK>

in een één-op-één-relatie met het unieke nummer van de IE; elke IE wordt voorafgegaan door "E_" (extern domein), "C_" (gemeenschappelijk domein) of "N_" (intern);

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

B>EIND VAN DE GRAFIEK>

Het structuurdeel: dit deel bestaat uit:

- de sequentie van de gegevensgroepen in de IE;

- de naam van de gegevensgroep>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

a>EIND VAN DE GRAFIEK>

;

- een getal gevolgd door het teken "x">BEGIN VAN DE GRAFIEK>

b>EIND VAN DE GRAFIEK>

, dat aangeeft hoeveel keer de gegevensgroep in de IE kan worden herhaald;

- een waarde>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

c>EIND VAN DE GRAFIEK>

die aangeeft of de gegevensgroep (V)erplicht, (O)ptioneel of (C)onditioneel is;

- indien van toepassing, een "vaknummer">BEGIN VAN DE GRAFIEK>

d>EIND VAN DE GRAFIEK>

, dat het nummer van het vak op het ED weergeeft;

- verwijzing naar de voorwaarde en/of het voorschrift>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

e>EIND VAN DE GRAFIEK>

die/dat op de gegevens van toepassing is;

- gegevensgroepindentatie>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

f>EIND VAN DE GRAFIEK>

, die aangeeft dat de gegevensgroep afhangt van een gegevensgroep met een lagere indentatie.

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

C>EIND VAN DE GRAFIEK>

Het deel details "gegevensgroep": dit deel bevat voor alle gegevens(kenmerken) de volgende informatie:

- de sequentie van de gegevens binnen de gegevensgroep;

- de naam van de gegevensgroep>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

a>EIND VAN DE GRAFIEK>

, die dezelfde is als die in het structuurdeel;

- de naam van het kenmerk>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

b>EIND VAN DE GRAFIEK>

binnen de gegevensgroep;

- een waarde>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

c>EIND VAN DE GRAFIEK>

die aangeeft of de gegevens (V)erplicht, (O)ptioneel of (C)onditioneel zijn;

- het gegevenstype>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

d>EIND VAN DE GRAFIEK>

: (a)lfabetisch en/of (n)umeriek;

- de gegevenslengte>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

e>EIND VAN DE GRAFIEK>

(de facultatieve twee punten voor de lengte-indicator betekenen dat de gegevens geen vaste lengte hebben, maar dat zij een aantal karakters kunnen hebben zoals gespecificeerd door de lengte-indicator); opgemerkt wordt dat het gegevenstype/de gegevenslengte van datumvelden altijd "n8" is teneinde millenniumbestendigheid te waarborgen (bijvoorbeeld 19980220); bovendien, een komma in de gegevenslengte (bijvoorbeeld 8,6) betekent dat het kenmerk decimalen kan bevatten, waarbij het cijfer voor de komma de totale lengte van het kenmerk aangeeft en het cijfer na de komma het maximaal, aantal cijfers na het decimale punt;

- indien van toepassing, een "vaknummer">BEGIN VAN DE GRAFIEK>

f>EIND VAN DE GRAFIEK>

, dat het nummer van het vak op het ED weergeeft;

- een verwijzing>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

g>EIND VAN DE GRAFIEK>

naar de voorwaarde "Voorw" en/of naar het "Voorschrift" die/dat op de gegevens van toepassing is.

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

D>EIND VAN DE GRAFIEK>

Het "Voorwaarde"-deel:

Dit deel bevat alle voorwaarden die van toepassing zijn op de gegevens of gegevensgroep ten opzichte van andere gegevens of gegevensgroepen in de IE. Een voorwaarde geeft aan dat een kenmerk of gegevensgroep afhankelijk is van de inhoud van een ander kenmerk of een andere gegevensgroep binnen dezelfde IE. Het desbetreffende kenmerk of gegevensgroep kan ten gevolge van de voorwaarde (V)erplicht of (O)ptioneel worden gemaakt of zelfs "niet worden gebruikt" binnen de IE.

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

E>EIND VAN DE GRAFIEK>

Het "Voorschrift"-deel:

Dit deel bevat alle voorschriften die op gegevens of de gegevensgroep van toepassing zijn en die aangeven hoe het gegeven of de gegevensgroep in de IE wordt gebruikt.

TITEL II

VOORSCHRIFTEN VOOR IE

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TITEL III

Voorwaarden voor IE

VW1: Als "Land van bestemming" (vak 17a) op Douanevervoer-niveau een land zoals bepaald in de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling voor douanevervoer bevat

dan HANDELAAR geadresseerde (vak 8) = "V"

anders HANDELAAR geadresseerde (vak 8) = "O".

VW2: Als "Land van bestemming" (ex vak 17a) op GOEDERENITEM-niveau een land zoals vermeld in VW1 bevat

dan HANDELAAR geadresseerde (ex vak 8) = "V"

anders HANDELAAR geadresseerde (ex vak 8) = "O".

VW5: Als eerste cijfer van "Binnenlandse vervoerwijze" (vak 26) = "5" of "7"

dan kan "Identiteit bij vertrek" (vak 18) niet worden gebruikt.

VW6: Als eerste cijfer van "Binnenlandse vervoerwijze" (vak 26) = "2", "5" of "7"

dan kan "Nationaliteit bij vertrek" (vak 18) niet worden gebruikt.

VW10: Als eerste cijfer van "Vervoerwijze aan de grens" (vak 25) = "2", "5" of "7"

dan "Nationaliteit grensoverschrijding" (vak 21) = "O"

anders "Nationaliteit grensoverschrijding" (vak 21) = "V".

VW15: Als SGI_CODES wordt gebruikt (vak 33)

dan "Goederencode" (vak 33) = "V"

anders "Goederencode" (vak 33) = "O".

VW30: Als er verschillende contractsluitende partijen zijn aangegeven voor plaats van vertrek (aangeduid door het kantoor van vertrek, vak C) en plaats van bestemming (aangeduid door het kantoor van bestemming, vak 53)

dan ten minste één "DOUANEKANTOOR van doorgang" (vak 51) = "V"

anders "DOUANEKANTOOR van doorgang" (vak 51) = "O".

VW35: Als "Aangiftetype" (vak 1) of "Aangiftetype" (ex vak 1) = "T2" en "Land van verzending", aangeduid door de eerste twee cijfers van het "Identificatienummer DOUANEKANTOOR van vertrek" (Vak C), = een EVA-land

dan "VOORAFGAANDE ADMINISTRATIEVE VERWIJZINGEN" = "V"

anders "VOORAFGAANDE ADMINISTRATIEVE VERWIJZINGEN" = "O".

VW45: Als "Aangiftetype" (vak 1) = "T-"

dan "Aangiftetype" (ex vak 1) = "V"

anders kan "Aangiftetype" (ex vak 1) niet worden gebruikt.

VW50: Als "TIN" (vak 50) wordt gebruikt

dan alle kenmerken van naam en adres (NAD) (vak 50) = "O" als reeds gekend door NCTS

anders "alle kenmerken van naam en adres (NAD) (vak 50) = "V".

VW55: Als "Container" (vak 19) = "1"

dan "CONTAINERS (vak 31)" = "V"

anders "CONTAINERS (vak 31)" = "O".

VW60: Als "Soort colli" (vak 31) "BULK" aangeeft (UNECE rec 21: "VQ", "VG", "VL", "VY", "VR" of "VO"

dan "Merken & nummers der colli" (vak 31) = "O"

kan "Aantal colli" (vak 31) niet worden gebruikt

kan "Aantal stuks" (vak 31) niet worden gebruikt

anders

als "Soort colli" (vak 31) "ONVERPAKT" aangeeft (UNECE rec 21: = "NE")

dan "Merken & nummers der colli" (vak 31) = "O"

kan "Aantal colli" niet worden gebruikt

kan "Aantal stuks" (vak 31) = "V"

anders "Merken & nummers der colli" (vak 31) = "V")

"Aantal colli" (vak 31) = "V"

kan "Aantal stuks" (vak 31) niet worden gebruikt.

VW75: Als "Bijzondere vermeldingen" (vak 44) = "DG0" of "DG1"

dan "Export uit EG" of "Export uit land" (vak 44) = "V"

anders kunnen "Export uit EG" en "Export uit land" (vak 44) niet worden gebruikt.

VW85: Als "Soort zekerheidstelling" = "0", "1", "4" of "9"

dan "VERWIJZING NAAR ZEKERHEIDSTELLING" = "V"

anders "VERWIJZING NAAR ZEKERHEIDSTELLING" = "O".

VW86: Als "Soort zekerheidstelling" = "0", "1", "4" of "9"

dan "Toegangscode" = "V"

anders "Toegangscode" = "O".

VW90: Als eerste cijfer van "Code controleresultaat" = "B"

dan "Wachten op opheldering afwijkingen" = "V"

anders "Wachten op opheldering afwijkingen" = "O".

VW95: Als "Aantal ladingslijsten" (vak 4) wordt gebruikt

dan "Totale aantal colli" (vak 6) = "V"

anders "Totale aantal colli" (vak 6) = "O".

VW99: Als overeenkomend veld met vrije tekst wordt gebruikt

dan "_LNG" = "V"

anders "_LNG" = "O".

(De taal van de adreskenmerken wordt aangegeven door NAD_LNG).

VW100: Als "CONTROLERESULTAAT" (vak D) word gebruikt

dan "Toegelaten locatie van goederen" = "O"

kan "Door de douane aangewezen plaats" niet worden gebruikt

kan "Code erkende locatie" niet worden gebruikt

kan "Erkende locatie van goederen" niet worden gebruikt

anders kan "Toegelaten locatie van goederen" niet worden gebruikt

"Code erkende locatie" = "O"

"Erkende locatie van goederen" = "O"

"Door de douane aangewezen plaats" = "O".

VW110: Als "CONTROLERESULTAAT" (vereenvoudigde procedure) wordt gebruikt

dan "TIN" = "V"

anders "TIN" = "O".

VW125: Als "Andere verwijzing naar zekerheidstelling" NIET wordt gebruikt

dan "GRN" = "V"

anders kan "GRN" niet worden gebruikt.

VW130: Als "GRN" NIET wordt gebruikt

dan "Andere verwijzing naar zekerheidstelling" = "V"

anders kan "Andere verwijzing naar zekerheidstelling" niet worden gebruikt.

VW135: Als slechts één land van verzending is opgegeven

dan "Land van verzending (vak 15a)" op DOUANEVERVOER-niveau = "V" kan "Land van verzending (ex vak 15a)" op GOEDERENITEM-niveau niet worden gebruikt

anders kan "Land van verzending (vak 15a)" op DOUANEVERVOER-niveau niet worden gebruikt

"Land van verzending (ex vak 15a)" op GOEDERENITEM-niveau = "V".

VW140: Als slechts één land van bestemming is opgegeven

dan "Land van bestemming (vak 17a)" op DOUANEVERVOER-niveau = "V"

kan "Land van bestemming (ex vak 17a)" op GOEDERENITEM-niveau niet worden gebruikt

anders "Land van bestemming (vak 17a)" op DOUANEVERVOER-niveau niet worden gebruikt

"Land van bestemming (ex vak 17a)" op GOEDERENITEM-niveau = "V".

VW185: Als eerste cijfer van "Code controleresultaat" = "A"

En tweede cijfer van "Code controleresultaat" = "1" of "2" ("Conform" of "Geacht conform te zijn")

dan "kunnen alle gegevensgroepen en kenmerken die als "VW185" zijn gemarkeerd, niet worden gebruikt

anders alle gegevensgroepen en kenmerken die als "VW185" zijn gemarkeerd = "V"."

BIJLAGE II

"BIJLAGE 37 ter

GESTRUCTUREERDE BERICHTEN EN GEGEVENSINHOUD VOOR DE IE

(INFORMATIE-UITWISSELING)

TITEL I

Structuur en inhoud van de EDI-aangifte voor douanevervoer

Hoofdstuk 1

Structuur van de EDI-aangifte voor douanevervoer

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Hoofdstuk II

Nadere bijzonderheden (gegevens) betreffende de EDI-aangifte voor douanevervoer

Nadere bijzonderheden die in de verschillende, in bijlage 37 en 38 gedefinieerde vakken van het ED-document zijn ingevoerd, zullen voor de EDI-aangifte voor douanevervoer worden gebruikt; daarbij worden de formaliteiten verricht onder gebruikmaking van een techniek voor gegevensverwerking, die, in voorkomende gevallen, wordt gecombineerd met of vervangen door een code.

Tevens zullen aanvullende codes worden toegepast, die in bijlage 38 bis worden vermeld.

In vak 15 "Land van verzending/uitvoer", en in vak 17 "Land van bestemming", zal de tekstuele informatie door de juiste code worden vervangen.

Aanvullende gegevenselementen die moeten worden ingevoegd, zijn de volgende:

- LRN - local reference number, in het betreffende land gedefinieerd en door de gebruiker toegekend in overeenstemming met de bevoegde autoriteiten, voor het identificeren van elke afzonderlijke aangifte;

- toegelaten/erkende locatie van goederen of door de douane aangewezen plaats - nauwkeurige aanduiding van de plaats waar de goederen kunnen worden gecontroleerd, in voorkomende gevallen in gecodeerde vorm;

- LNG - taalcode die wordt gebruikt om de taal te definiëren waarin de betreffende niet-gecodeerde informatie is gesteld;

- Risicohoeveelheid - hoeveelheid aangegeven goederen met verhoogd risico overeenkomstig bijlage 52, die is vereist om de controle van zekerheidstelling en registratie te verrichten;

- code voor goederen met verhoogd risico - codes verband houdend, in voorkomende gevallen, met de relevante HS6-goederencode van de in bijlage 52 genoemde goederen met verhoogd risico;

- een in overeenstemming met artikel 388 septies opgestelde aangifte voor douanevervoer dient de volgende informatie te bevatten:

a) de aanduiding "vereenvoudigde procedure", onder vermelding van de geschikte code,

b) de toegepaste identificatiemaatregelen, en

c) de termijn waarin de goederen bij het kantoor van bestemming moeten worden aangeboden.

TITEL II

Structuur en inhoud van het Anticipated Arrival-bericht van het kantoor van vertrek aan het kantoor van bestemming (AAR)

Hoofdstuk I

Structuur van het AAR-bericht

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Hoofdstuk II

Nadere bijzonderheden (gegevens) betreffende het AAR-bericht

Het AAR-bericht dient te zijn gebaseerd op gegevens die zijn ontleend aan de in hoofdstuk I beschreven aangifte voor douanevervoer (zoals gewijzigd door de handelaar en/of herzien door de douane) en te zijn voorzien van de hieronder vermelde aanvullende gegevens:

- Afwijking verboden - het kenmerk moet als een vlag worden gebruikt; de waarde ervan kan "0" ("nee") of "1" ("ja") zijn;

- datum aanvaarding aangifte - de datum waarop de aangifte voor douanevervoer op het kantoor van vertrek is aanvaard;

- afgiftedatum - de datum waarop het AAR-bericht is uitgegaan bij het kantoor van vertrek;

- identificatienummer van verzending (= movement reference number of MRN)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Velden 1 en 2: zie uitleg hierboven.

Veld 3: in dit veld moet een identificerend kenmerk voor de doorvoer worden ingevuld. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten, maar elke doorvoer die gedurende één jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te voegen.

Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is. Aan de hand van dit veld kan een fout worden opgespoord bij het registreren van het gehele MRN.

TITEL III

Structuur en inhoud van het arrival advice-bericht van het kantoor van bestemming aan het kantoor van vertrek

Hoofdstuk I

Structuur van het arrival advice-bericht

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Hoofdstuk II

Nadere bijzonderheden (gegevens) betreffende het arrival advice-bericht

- MRN - de structuur van het identificatienummer van verzending zoals bepaald in bijlage 37 ter, titel II.

- aankomstdatum - de datum waarop de verzending bij het kantoor van bestemming is aangekomen.

- identificatienummer van de bevoegde autoriteiten, gestructureerd als beschreven in de lijst van codes in bijlage 38 bis.

TITEL IV

Structuur en inhoud van het control results-bericht van het kantoor van bestemming aan het kantoor van vertrek

Hoofdstuk I

Structuur van het control results-bericht

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Hoofdstuk II Nadere bijzonderheden (gegevens) betreffende het control results-bericht

Het control results-bericht dient te zijn gebaseerd op gegevens die zijn ontleend aan het Anticipated Arrival-bericht (AAR) dat in titel II, hoofdstuk II is beschreven.

De volgende gegevenselementen moeten worden toegevoegd, als volgt:

- Onderzoek gestart op plaats van bestemming

- Wachten op opheldering afwijkingen

- Code controleresultaat, zoals beschreven in bijlage 38 bis

- Controledatum (vak I)

- Toestand van verzegeling

- Gebeurtenis tijdens vervoer: Wijs op de plaats en op het land waar de gebeurtenis voorkomt

- Incidentvlag

- Incidentinformatie (vak 56)

- Incidentinformatie LNG

- Goedkeuringsdatum (vak G)

- Goedkeuringsautoriteit (vak G)

- Goedkeuringsautoriteit LNG

- Goedkeuringsplaats (vak G)

- Goedkeuringsplaats LNG

- Goedkeuringsland (vak G)

- Identiteit nieuw vervoermiddel (vak 55)

- Identiteit nieuw vervoermiddel LNG

- Nationaliteit nieuw vervoermiddel (vak 55)

- Nieuw verzegelingsnummer (vak F)

- Nieuwe verzegelingsidentiteit (vak F)

- Nieuwe verzegelingsidentiteit LNG

- Goedkeuringsdatum (vak F)

- Goedkeuringsautoriteit (vak F)

- Goedkeuringsautoriteit LNG

- Goedkeuringsplaats (vak F)

- Goedkeuringsplaats LNG

- Goedkeuringsland (vak F)

- Nummer nieuwe container (vak 55)

- Controle-indicator

- Omschrijving

- Omschrijving LNG

- Gecorrigeerde waarde."

BIJLAGE III

"BIJLAGE 38 bis

AANVULLENDE CODES VOOR HET GEAUTOMATISEERDE SYSTEM VOOR DOUANEVERVOER

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De "ISO-ALPHA 2-land-code" wordt gebruikt - zie bijlage 38.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Veld 1: zie uitleg hierboven.

Veld 2: in dit veld staat het vrij een tekst bestaande uit een alfanumerieke code van zes tekens in te vullen. Aan de hand van deze zes tekens kunnen de nationale douaneautoriteiten indien nodig een hiërarchie van douanekantoren bepalen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het zogeheten geharmoniseerd systeem is een wereldwijd gebruikte norm voor de eerste zes cijfers (HS6-code). Voor nationaal gebruik mag de goederencode tot acht cijfers worden uitgebreid, maar tussen landen onderling mag alleen de HS6-code worden verzonden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze code wordt gebruikt ter uitbreiding van de HS6-code, indien goederen met verhoogd risico, aan de hand van de HS6-code niet voldoende kunnen worden geïdentificeerd. In zulke gevallen moeten alle goederen met verhoogd risico en onder een HS6-code vallend, worden geïdentificeerd door middel van een oplopende nummering.

CODE VOOR CONTROLERESULTATEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De "Controle-indicator" geeft een indicatie van de verschillen ontdekt op het douanekantoor van bestemming.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor nationale systemen kunnen aanvullende speciale indicatiecodes worden gedefinieerd.

TAALCODE

De ISO-ALPHA 2-codering zoals omschreven in ISO 639: 1988 is van toepassing.

CODE VOOR SOORT ZEKERHEIDSTELLING

Naast de in bijlage 38 vermelde codes voor zekerheidstelling wordt de volgende code gebruikt:

9 Afzonderlijke zekerheidstelling met meervoudig gebruik

DOCUMENT-/BERICHTNAAM, GECODEERD (Numerieke code gehaald uit de gidsen van de V.N. 1997b voor het elektronisch berichtenverkeer voor beleid, handel en vervoer: Lijst van code voor gegevenselement 1001, gecodeerde naam van het document/bericht)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

VERPAKKINGSCODES (UNECE aanbeveling nr. 21/Herz. 1 - augustus 1994)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

"

BIJLAGE IV

"BIJLAGE 45 bis

DOUANEVERVOER BEGELEIDINGSDOCUMENT

Hoofdstuk I

Specimen van het begeleidingsdocument voor douanevervoer

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Hoofdstuk II

Toelichting en nadere bijzonderheden (gegevens) betreffende het begeleidingsdocument voor douanevervoer

De afgedrukte versie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer dient gebaseerd te zijn op gegevens die ontleend zijn aan de eindversie van de aangifte voor douanevervoer (zoals gewijzigd door de handelaar een/of herzien door de douane) en vervolledigd te zijn met:

- het identificatienummer voor verzending (MRN ofwel "movement reference number") zoals bepaald in bijlage 37 ter, titel II;

- vak 3:

- eerste onderverdeling: serienummer van het huidige gedrukte blad

- tweede onderverdeling: totaal aantal gedrukte bladen (inclusief lijst van artikelen)

- zal niet gebruikt worden ingeval slechts één goederenitem;

- in de ruimte rechts van vak 8: naam en adres van het douanekantoor waarnaar het terugzendingsexemplaar van het begeleidingsdocument voor douanevervoer moet worden teruggestuurd;

- vak 53: Een merkteken (asterisk) om aan te geven dat de verzending niet mag worden afgeleid naar een ander kantoor van bestemming;

- vak C:

- de naam van het kantoor van vertrek

- identificatienummer van het kantoor van vertrek

- datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer

- de naam en het vergunningsnummer van de toegelaten afzender (indien van toepassing);

- vak D:

- controleresultaten

- de vermelding "Afwijking verboden", indien nodig

- de vermelding "Verplichte reisweg", indien nodig.

Voor het afdrukken van het begeleidingsdocument voor douanevervoer bestaan de volgende mogelijkheden:

1. Het aangegeven kantoor van bestemming is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer en er worden geen ladingslijsten gebruikt:

- alleen exemplaar A (begeleidingsdocument) afdrukken.

2. Het aangegeven kantoor van bestemming is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer en er wordt gebruik gemaakt van ladingslijsten:

- exemplaar A afdrukken (begeleidingsdocument), en

- exemplaar B afdrukken (terugzendingsexemplaar).

3. Het aangegeven kantoor van bestemming is niet verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (ongeacht of er gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten):

- exemplaar A afdrukken (begeleidingsdocument), en

- exemplaar B afdrukken (terugzendingsexemplaar).

Voor het terugsturen van de controleresultaten door het kantoor van bestemming bestaan de volgende mogelijkheden:

1. Het daadwerkelijke kantoor van bestemming is het aangegeven kantoor en het is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer:

- de controleresultaten moeten op elektronische wijze (IE 18) naar het kantoor van vertrek worden gestuurd, indien geen gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten;

- de controleresultaten moeten naar het kantoor van vertrek worden gestuurd onder gebruikmaking van terugzendingsexemplaar B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (samen met ladingslijsten), indien gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten.

2. Het daadwerkelijke kantoor van bestemming is het aangegeven kantoor en het is niet verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer:

- de controleresultaten moeten naar het kantoor van vertrek worden gestuurd onder gebruikmaking van terugzendingsexemplaar B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (samen met ladingslijsten of lijst van artikelen, indien van toepassing), ongeacht of ladingslijsten worden gebruikt.

3. Het aangegeven kantoor van bestemming is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, maar het daadwerkelijke kantoor van bestemming is niet aangesloten op het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (afleiding):

- de controleresultaten dienen naar het kantoor van vertrek te worden gestuurd met gebruikmaking van een fotokopie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer, exemplaar A (inclusief lijst van artikelen, indien aanwezig), indien geen gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten;

- de controleresultaten worden naar het kantoor van vertrek gestuurd onder gebruikmaking van terugzendingsexemplaar B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (inclusief de ladingslijsten), indien ladingslijsten worden gebruikt.

4. Het aangegeven kantoor van bestemming is niet aangesloten op het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, maar het daadwerkelijke kantoor van bestemming is aangesloten op het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (afleiding):

- de controleresultaten moeten op elektronische wijze (IE 18) naar het kantoor van vertrek worden gestuurd, indien geen gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten;

- de controleresultaten moeten naar het kantoor van vertrek worden gestuurd onder gebruikmaking van terugzendingsexemplaar B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (inclusief ladingslijsten), indien gebruik wordt gemaakt van ladingslijsten.

Indien gebruik wordt gemaakt van op papier gestelde ladingslijsten moeten exemplaar A en B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer door het systeem worden afgedrukt. In dit geval dienen de volgende gegevens te worden ingevuld:

- vermelding van het totaal aantal ladingslijsten (vak 4) in plaats van het totale aantal lijsten van artikelen (vak 3);

- het vak "Omschrijving" (vak 31) dient slechts de volgende gegevens te bevatten:

- in geval van T1- of T2-goederen: "zie ladingslijsten"

- in geval van T1- en T2-goederen:

- T1-goederen: "zie ladingslijsten nr. . . . tot en met . . ."

- T2-goederen: "zie ladingslijsten nr. . . . tot en met . . .";

- het vak "Aanvullende informatie" (vak 44) moet ook worden afgedrukt.

Alle overige informatie die betrekking heeft op goederen op goederenitem-niveau, dient opgenomen te worden op de overeenkomende ladingslijsten die bij het begeleidingsdocument voor douanevervoer moeten worden gevoegd."

BIJLAGE V

"BIJLAGE 45 ter

LIJST VAN ARTIKELEN

Hoofdstuk I

Specimen van de lijst van artikelen

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Hoofdstuk II

Toelichting en nadere bijzonderheden (gegevens) betreffende de lijst van artikelen

Wanneer een verzending uit meer dan één artikel bestaat, moet blad A van de lijst van artikelen altijd door het computersysteem worden afgedrukt en aan exemplaar A van het begeleidingsdocument voor douanevervoer worden gehecht.

Wanneer de twee exemplaren van het begeleidingsdocument voor douanevervoer, A en B, worden afgedrukt, moet tevens blad B van de lijst van artikelen worden afgedrukt en aan exemplaar B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer worden gehecht.

Nadere bijzonderheden dienen als volgt te worden afgedrukt:

- in het vak "identificatie" (linkerbovenhoek)

- lijst van artikelen

- blad A/B

- volgnummer van het blad en het totale aantal bladen (inclusief het begeleidingsdocument voor douanevervoer);

- KvVer - naam van het kantoor van vertrek;

- datum - datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer;

- MRN - het identificatienummer voor verzending ("movement reference number") zoals omschreven in bijlage 37 ter, titel II;

- de nadere bijzonderheden van de verschillende vakken op het goederenitem-niveau moeten als volgt in de verschillende vakken worden afgedrukt:

- artikelnr. - volgnummer van het betrokken artikel;

- regeling - indien de status voor alle goederen van de afgifte dezelfde is, wordt het vak niet ingevuld;

- in het geval van een gemengde zending wordt de daadwerkelijke regeling, T1 of T2, afgedrukt;

- de overige vakken moeten worden ingevuld zoals beschreven in bijlage 37, waar nodig gecodeerd.".