31999R0067

Verordening (EG) nr. 67/1999 van de Raad van 18 december 1998 tot vaststelling, voor 1999, van bepaalde maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het gebied zoals omschreven in het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan

Publicatieblad Nr. L 013 van 18/01/1999 blz. 0145 - 0146


VERORDENING (EG) Nr. 67/1999 VAN DE RAAD van 18 december 1998 tot vaststelling, voor 1999, van bepaalde maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het gebied zoals omschreven in het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (1), en met name op artikel 8, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de Gemeenschap het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties heeft ondertekend, waarin beginselen en voorschriften zijn opgenomen inzake de instandhouding en het beheer van levende rijkdommen in exclusieve economische zones van kuststaten en in volle zee;

Overwegende dat het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, hierna "NEAFC-Verdrag" te noemen, door de Raad bij Besluit 81/608/EEG van 13 juli 1981 (2) is goedgekeurd, en dat het op 17 maart 1982 in werking is getreden;

Overwegende dat het NEAFC-Verdrag het juiste kader vormt voor multilaterale samenwerking voor de instandhouding en het rationele beheer van de visbestanden in het gebied zoals omschreven in het Verdrag;

Overwegende dat de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan op 20 november 1998 een aanbeveling heeft aangenomen tot beperking in 1999 van de vangsten van roodbaars in het verdragsgebied en een aanbeveling tot invoering van minimumeisen voor de melding van de vangsten van roodbaars en Noorse lentepaaiende haring (Atlantisch-Scandinavische haring); dat het passend is dat deze aanbevelingen door de Gemeenschap ten uitvoer worden gelegd;

Overwegende dat het, overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3760/92, de taak is van de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) per bestand of groep bestanden en het voor de Gemeenschap beschikbare gedeelte daarvan vast te stellen, en het communautaire gedeelte over de lidstaten te verdelen;

Overwegende dat ter waarborging van de volledige naleving van de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen en in aanvulling op de controlemaatregelen zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (3), specifieke controlemaatregelen moeten worden vastgesteld betreffende de erkenning van de vissersvaartuigen, de kennisgeving daarvan en de melding van de vangsten;

Overwegende dat de betrokken TAC en de quota voor een jaar zijn vastgesteld en niet mogen worden overschreden, zodat het bepaalde in Verordening (EG) nr. 847/96 van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van TAC's en quota (4) niet van toepassing is;

Overwegende dat deze verordening om dwingende redenen van algemeen belang, vanaf 1 januari 1999 van toepassing is,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In 1999 mogen de vissersvaartuigen van de Gemeenschap slechts de in de bijlage vermelde quota van roodbaars vangen.

Artikel 2

1. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk 20 januari 1999 de lijst mee van alle hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen waaraan het recht is verleend om op diepzeeroodbaars te vissen, en wijzigingen daarvan, waaronder toevoegingen aan de lijst, zulks ten minste 30 dagen vóór het begin van de activiteit van het vaartuig. Uitsluitend de in deze lijst genoemde vaartuigen worden verondersteld toestemming te hebben gekregen om op diepzeeroodbaars te vissen.

2. De lidstaten melden de Commissie elke woensdag vóór 12 uur 's middags, voor de week eindigend om 12 uur middernacht van de voorafgaande zondag, de hoeveelheden diepzeeroodbaars die door hun vaartuigen zijn gevangen en het aantal vaartuigen dat aan de visserij heeft deelgenomen.

Artikel 3

Het bepaalde in artikel 2 geldt mutatis mutandis voor haring (Clupea harengus) die wordt gevangen in de ICES-deelgebieden I en II (Noorse lentepaaiende haring - Atlantisch-Scandinavische haring).

Artikel 4

Het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing op de in de bijlage vastgestelde quota.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1999.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. MOLTERER

(1) PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98 (PB L 164 van 9.6.1988, blz. 1).

(2) PB L 227 van 12.8.1981, blz. 21.

(3) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2205/97 (PB L 304 van 7.11.1997, blz. 1).

(4) PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

BIJLAGE

>RUIMTE VOOR DE TABEL>