31999H0028

1999/28/EG: Aanbeveling van de Commissie van 14 december 1998 betreffende de verbetering van vergunningsprocedures voor trans-Europese energienetwerken (kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 4063) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 008 van 14/01/1999 blz. 0027 - 0028


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 14 december 1998 betreffende de verbetering van vergunningsprocedures voor trans-Europese energienetwerken (kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 4063) (Voor de EER relevante tekst) (1999/28/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 96/391/EG van de Raad van 28 maart 1996 inzake maatregelen om voor de ontwikkeling van de trans-Europese netwerken in de energiesector een gunstiger klimaat te creëren (1), inzonderheid op artikel 2,

(1) Overwegende dat in artikel 2, lid 1, van Beschikking 96/391/EG is bepaald dat de Gemeenschap de samenwerking tussen de lidstaten bevordert door middel van wederzijds overleg om de vergunningsprocedures voor projecten op het gebied van trans-Europese energienetwerken gemakkelijker te laten verlopen, teneinde de duur ervan te bekorten;

(2) Overwegende dat in Beschikking nr. 1254/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 1996 (2) tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector, gewijzigd bij Beschikking nr. 1047/97/EG (3), projecten van gemeenschappelijk belang zijn aangegeven, dat dit de milieueffectrapportageprocedures met betrekking tot de projecten onverlet laat;

(3) Overwegende dat de uitvoering van een aantal van deze projecten van gemeenschappelijk belang nog steeds problemen van administratieve aard ondervindt, welke hoofdzakelijk het gevolg zijn van vertragingen bij de verlening van aanlegvergunningen;

(4) Overwegende dat de betrokkenen bezorgd zijn over vertragingen als gevolg van de duur, complexiteit en verscheidenheid binnen de Europese Gemeenschap van procedures voor de verlening van vergunningen voor de aanleg van elektriciteits- en gasleidingen, terminals voor de opslag van gas en terminals voor vloeibaar aardgas;

(5) Overwegende dat vertragingen het gevolg kunnen zijn van gebrek aan doorzichtigheid van de procedures voor vergunningsverlening; dat het opstellen van duidelijke en voorspelbare procedures in sterke mate kan bijdragen aan een oplossing voor deze situatie, waarbij de instanties waardoor besluiten worden genomen, duidelijk worden omschreven;

(6) Overwegende dat de complexiteit van vergunningsprocedures een andere oorzaak van vertragingen is; dat het uitwerken van een beter gecoördineerde benadering van vergunningen in belangrijke mate kan bijdragen aan de vermindering van die complexiteit;

(7) Overwegende dat de vergunningsprocedures verbeterd kunnen worden, wanneer de bevoegde instanties in een vroeg stadium overleg plegen en samenwerken, en, indien mogelijk, de rapportageprocessen die deel uitmaken van de administratieve vergunningsprocedures, elk met de daarbijbehorende bescheiden, parallel doen verlopen;

(8) Overwegende dat vertragingen als gevolg van misverstanden bij het publiek en andere belanghebbenden omtrent de noodzaak van energieprojecten kunnen worden verminderd door voorlichting op ruime schaal waarbij het gemeenschappelijk belang wordt erkend;

(9) Overwegende dat bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen in verband met de verbetering van vergunningsprocedures voor trans-Europese energienetwerken, met name bij grensoverschrijdende projecten, de vereiste mate van samenwerking tussen de lidstaten dient plaats te vinden, onverminderd de beginselen en toepassing van communautaire of nationale voorschriften inzake het milieu en de interne markt voor gas en elektriciteit of het subsidiariteitsbeginsel;

(10) Overwegende dat volgens Richtlijn 85/337/EG van de Raad (4), gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG (5), de hoofdbeginselen van de milieueffectrapportage geharmoniseerd moeten worden, dat er voorschriften ter verduidelijking, aanvulling en verbetering van de regelgeving inzake de rapportageprocedure moeten komen, en dat het gewenst is de voorschriften betreffende milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband te versterken;

(11) Overwegende dat de maatregelen waarin deze aanbeveling voorziet, in overeenstemming zijn met het advies van het in artikel 4 van Beschikking 96/391/EG vermelde comité,

BEVEELT DE LIDSTATEN AAN:

a. naar onderlinge samenwerking en, indien van toepassing, naar samenwerking met derde landen te streven, ter vergemakkelijking van de uitvoering van de vergunningsprocedures voor grensoverschrijdende projecten voor trans-Europese energienetwerken;

b. in voorkomend geval, en zoveel mogelijk uitgaande van een gemeenschappelijke, gecoördineerde benadering, de volgende maatregelen te treffen om vergunningsprocedures voor grensoverschrijdende projecten voor trans-Europese energienetwerken te verbeteren:

1. verbetering van de doorzichtigheid van de vergunningverlening door middel van duidelijke, voorspelbare en waar mogelijk vereenvoudigde en gestroomlijnde procedures, en door duidelijk de betrokken besluitvormende instanties aan te geven;

2. zorgen voor nauwere coördinatie tussen de verschillende vergunningsprocedures, met in voorkomend geval, vaste redelijke termijnen, en de oprichting van nationale contactpunten;

3. verbetering van de communicatie en voorlichting over de noodzaak van projecten van gemeenschappelijk belang; verschaffing van alle relevante informatie in een vroeg stadium van de planning-fase en het besluitvormingsproces;

4. degenen die voorstellen indienen vragen om samenhangende documentatie te presenteren over de noodzaak van het project en over de milieueffecten van iedere mogelijke wijze van uitvoering;

c. samen te werken met de Commissie bij het op gezette tijden volgen van de uitvoering van deze aanbeveling.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 december 1998.

Voor de Commissie

Christos PAPOUTSIS

Lid van de Commissie

(1) PB L 161 van 29. 6. 1996, blz. 154.

(2) PB L 161 van 29. 6. 1996, blz. 147.

(3) PB L 152 van 11. 6. 1997, blz. 12.

(4) PB L 175 van 5. 7. 1985, blz. 40.

(5) PB L 73 van 14. 3. 1997, blz. 5.