31999D0494

1999/494/EG, EGKS, Euratom: Besluit van de Raad van 9 juli 1999 betreffende het inschakelen van het Hof van Justitie in de zaak Bangemann

Publicatieblad Nr. L 192 van 24/07/1999 blz. 0055 - 0055


BESLUIT VAN DE RAAD

van 9 juli 1999

betreffende het inschakelen van het Hof van Justitie in de zaak Bangemann

(1999/494/EG, EGKS, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid op artikel 9,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 126,

Overwegende

(1) dat de leden van de Commissie krachtens artikel 213, lid 2, derde alinea, van het EG-Verdrag, artikel 9, lid 2, derde alinea, van het EGKS-Verdrag, en artikel 126, lid 2, derde alinea, van het EGA-Verdrag, zich er bij hun ambtsaanvaarding plechtig toe verbinden om gedurende hun ambtsperiode en na afloop daarvan de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na te komen, in het bijzonder eerlijkheid en kiesheid te betrachten in het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van die ambtsperiode;

(2) dat de heer Martin Bangemann, lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bij brief d.d. 29 juni 1999 de heer Gerhard Schröder, voorzitter van de conferentie van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in kennis heeft gesteld van zijn voornemen een beroepsactiviteit uit te oefenen in de onderneming Telefónica;

(3) dat de heer Martin Bangemann als lid van de Commissie sedert 1992 belast is met het dossier informatie- en telecommunicatietechnologie; dat de heer Bangemann dientengevolge, op grond van de uit zijn taken voortvloeiende verplichting kiesheid te betrachten, de functie had moeten weigeren welke hij in de onderneming Telefónica heeft aanvaard;

(4) dat er dientengevolge voor de Raad aanleiding bestaat zich tot het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te wenden op grond van artikel 213, lid 2, derde alinea, laatste volzin, van het EG-Verdrag en de overeenkomstige bepalingen van het EGKS- en het EGA-Verdrag,

BESLUIT:

Artikel 1

De zaak Bangemann wordt op grond van artikel 213, lid 2, derde alinea, laatste volzin, van het EG-Verdrag en de overeenkomstige bepalingen van het EGKS- en het EGA-Verdrag aanhangig gemaakt bij de Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 2

Dit besluit wordt meegedeeld aan de heer Martin Bangemann, aan de voorzitter van de Commissie van de Europese Gemeenschappen alsmede aan de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 9 juli 1999.

Voor de Raad

S. NIINISTÖ

De voorzitter