1999/397/EG: Besluit van de Commissie van 14 juni 1999 tot beëindiging van de antidumping- en de antisubsidieprocedure met betrekking tot de invoer in de Gemeenschap van getextureerd garen van polyester uit India en de Republiek Korea (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1539)
Publicatieblad Nr. L 149 van 16/06/1999 blz. 0060 - 0061
BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 14 juni 1999 tot beëindiging van de antidumping- en de antisubsidieprocedure met betrekking tot de invoer in de Gemeenschap van getextureerd garen van polyester uit India en de Republiek Korea (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1539) (1999/397/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98(2), inzonderheid op artikel 9, Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn(3), inzonderheid op artikel 14, Na overleg met het Raadgevend Comité, Overwegende hetgeen volgt: A. PROCEDURE (1) Op 7 juli 1998 ontving de Commissie twee klachten met betrekking tot vermeende schadelijke dumping en subsidiëring bij de invoer in de Gemeenschap van getextureerd filamentgaren van polyester uit India en de Republiek Korea. (2) Beide klachten werden ingediend door CIRFS (Internationaal Comité voor rayon en kunstvezels), namens producenten van de Gemeenschap die het grootste gedeelte van de totale productie van getextureerd filamentgaren van polyester van de Gemeenschap voor hun rekening nemen, ingevolge artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 en artikel 9, lid 1, alsmede artikel 10, lid 8, van Verordening (EG) nr. 2026/97. (3) Deze klachten bevatten aanwijzingen van dumping en subsidiëring en van de aanmerkelijke schade die hiervan het gevolg is; één en ander werd toereikend geacht om de inleiding van zowel een antidumping- als een antisubsidieprocedure te rechtvaardigen. (4) Na overleg leidde de Commissie, met twee afzonderlijke berichten die in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(4) op 21 augustus 1998 werden opgenomen, een antidumping- en een antisubsidieprocedure in met betrekking tot de invoer in de Gemeenschap van getextureerd filamentgaren van polyester dat momenteel wordt ingedeeld onder GN-code 5402 33 00, uit India en de Republiek Korea. (5) De Commissie bracht de exporterende producenten, de importeurs, de leveranciers van de grondstoffen en de bedrijven die getextureerd filamentgaren van polyester verwerken en waarvan de betrokkenheid bekend was, de vertegenwoordigers van de exporterende landen en de producenten van de Gemeenschap die de klagende partij vormen officieel op de hoogte. De belanghebbende partijen werden in de gelegenheid gesteld om binnen de termijn die in de berichten van inleiding van de procedure was vastgesteld hun standpunten schriftelijk bekend te maken en om te verzoeken te worden gehoord. B. INTREKKING VAN DE KLACHT EN BEËINDIGING VAN DE PROCEDURES (6) Met een brief van 28 april 1999 aan de Commissie trok CIRFS formeel zijn antidumping- en antisubsidieklacht met betrekking tot de invoer van getextureerd filamentgaren van polyester uit India en de Republiek Korea in. (7) Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 384/96 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2026/97 mag de procedure worden beëindigd indien de klagende partij zijn klacht intrekt, tenzij deze beëindiging niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn. (8) De Commissie oordeelde dat onderhavige procedures beëindigd moeten worden aangezien het onderzoek geen overwegingen aan het licht had gebracht waaruit was gebleken dat deze beëindiging tegen het belang van de Gemeenschap zou indruisen. De belanghebbende partijen werden hiervan op de hoogte gebracht en werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt tot uitdrukking te brengen. Er werden geen standpunten ontvangen waaruit bleek dat het beëindigen van de procedure niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn. (9) De Commissie concludeert derhalve dat de antidumping- en de antisubsidieprocedure met betrekking tot de invoer in de Gemeenschap van getextureerd filamentgaren van polyester uit India en de Republiek Korea beëindigd moet worden zonder dat maatregelen worden ingesteld, BESLUIT: Enig artikel De antidumping- en de antisubsidieprocedure met betrekking tot de invoer in de Gemeenschap van getextureerd filamentgaren van polyester dat momenteel wordt ingedeeld onder GN-code 5402 33 00 uit India en de Republiek Korea wordt hierbij beëindigd. Gedaan te Brussel, 14 juni 1999. Voor de Commissie Leon BRITTAN Vice-voorzitter (1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. (2) PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18. (3) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. (4) PB C 264 van 21.8.1998, blz. 2 en 5.