31999D0051

1999/51/EG: Beschikking van de Raad van 21 december 1998 inzake de bevordering van Europese trajecten in alternerende beroepsopleidingen, waaronder begrepen het leerlingwezen

Publicatieblad Nr. L 017 van 22/01/1999 blz. 0045 - 0050


BESCHIKKING VAN DE RAAD van 21 december 1998 inzake de bevordering van Europese trajecten in alternerende beroepsopleidingen, waaronder begrepen het leerlingwezen (1999/51/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 127,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),

(1) Overwegende dat de Gemeenschap bij het Verdrag de taak wordt opgelegd een beleid inzake beroepsopleiding ten uitvoer te leggen waardoor het optreden van de lidstaten, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten, wordt versterkt en aangevuld, in het bijzonder door de bevordering van de mobiliteit van in opleiding zijnde personen en met uitsluiting van harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten;

(2) Overwegende dat de Raad bij zijn Besluit 63/266/EEG (4) de algemene beginselen heeft vastgelegd en aan aantal fundamentele doelstellingen heeft vastgesteld voor de toepassing van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding; dat de Raad bij Besluit 94/819/EG (5) het actieprogramma "Leonardo da Vinci" voor de ontwikkeling van een beleid inzake beroepsopleiding heeft vastgesteld;

(3) Overwegende dat de Europese Raad van Florence de Commissie heeft verzocht een studie te verrichten naar de rol van het leerlingwezen bij het scheppen van banen; dat de belangrijke rol van het leerlingwezen door de Commissie in haar mededeling over "Bevordering van het leerlingwezen in Europa" is onderstreept;

(4) Overwegende dat in de resolutie van de Raad van 18 december 1979 betreffende de alternerende opleiding voor jongeren (6) wordt bepleit dat de lidstaten de ontwikkeling van effectieve banden tussen de opleiding en de ervaring op de arbeidsplaats bevorderen;

(5) Overwegende dat de lidstaten in de resolutie van de Raad van 15 juli 1996 (7) wordt verzocht de doorzichtigheid van de beroepsopleidingscertificaten te bevorderen;

(6) Overwegende dat in de door de Raad op 6 mei 1996 (8) vastgestelde conclusies over het witboek van de Commissie "Onderwijs en leren: naar een cognitieve samenleving" wordt aangedrongen op de noodzaak van samenwerking tussen school en bedrijfsleven; dat de lidstaten in de "werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 1998", die aan de resolutie van de Raad van 15 december 1997 (9) zijn gehecht, wordt verzocht de vooruitzichten van jongeren op een baan te verbeteren door ervoor te zorgen dat zij kwalificaties verwerven die sporen met de behoeften van de markt; dat de Raad de lidstaten in dit verband verzoekt in voorkomend geval leerlingstelsels in te stellen of te ontwikkelen;

(7) Overwegende dat opleidingsinstituten en bedrijven elkaar kunnen aanvullen als plaatsen waar algemene, technische, sociale en persoonlijke vaardigheden en kennis worden verworven; dat in dit opzicht alternerende beroepsopleidingen, waaronder begrepen het leerlingwezen, in aanzienlijke mate bijdragen tot de sociale en professionele integratie in het beroepsleven en op de arbeidsmarkt, en daarmee van nut kunnen zijn voor uiteenlopende doelgroepen en op verschillende opleidings- en onderwijsniveaus, met inbegrip van het hoger onderwijs;

(8) Overwegende dat in de resolutie van de Raad van 5 december 1994 over de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van de beroepsopleiding (10) wordt gewezen op het belang van alternerende beroepsopleidingen en op de noodzaak om het doorbrengen van beroepsopleidingsperioden in andere lidstaten, alsmede de integratie van die perioden in de nationale beroepsopleidingsprogramma's te stimuleren;

(9) Overwegende dat het, teneinde deze mobiliteit te bevorderen, wenselijk is op basis van de gemeenschappelijke beginselen als omschreven in dit besluit een document in te voeren, "Europass-beroepsopleidingen" geheten, waarmee op communautair niveau kan worden aangetoond dat er een of meer opleidingsperioden in andere lidstaten werden volbracht;

(10) Overwegende dat het belangrijk is zich van de kwaliteit van dergelijke perioden van transnationale mobiliteit te vergewissen en dat de lidstaten in dezen een bijzondere verantwoordelijkheid dragen; dat de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten een systeem zou moeten opzetten voor onderlinge informatie en coördinatie van de activiteiten den de systemen die door de lidstaten zijn opgezet voor de toepassing van deze beschikking;

(11) Overwegende dat de buitengewone Europese Raad over werkgelegenheid van Luxemburg de doorslaggevende rol van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) bij de schepping van duurzame banen heeft erkend;

(12) Overwegende dat alternerende beroepsopleidingen, met inbegrip van het leerlingwezen, in microbedrijven, in het midden- en kleinbedrijf en in de ambachtelijke sector een belangrijk instrument vormen voor de integratie in het beroepsleven en dat rekening moet worden gehouden met hun specifieke behoeften op dit terrein;

(13) Overwegende dat de opgeleide persoon deugdelijk geïnformeerd moet zijn over de relevante bepalingen die in de lidstaten van ontvangst van kracht zijn;

(14) Overwegende dat in het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden het belang wordt erkend van de bestrijding van elke vorm van discriminatie, met name discriminatie op basis van geslacht, huidskleur, ras, opvattingen en geloof;

(15) Overwegende dat de Raad in zijn aanbeveling van 30 juni 1993 betreffende de toegang tot voortgezette beroepsopleiding (11) de toegang van vrouwen tot voortgezette beroepsopleiding en hun daadwerkelijke deelneming daaraan aanmoedigt; dat derhalve bij de deelname aan Europese trajecten moet worden gezorgd voor de bevordering van gelijke kansen en dat daartoe passende maatregelen getroffen moeten worden;

(16) Overwegende dat de Commissie in samenwerking met de lidstaten moet toezien op de algehele samenhang tussen de uitvoering van deze beschikking en de communautaire programma's en initiatieven op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding en jeugdzaken;

(17) Overwegende dat voor een permanente begeleiding van deze uitvoering moet worden gezorgd en dat de Commissie derhalve verzocht wordt aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag voor te leggen over de uitvoering van deze beschikking en alle met het oog op de toekomst nodige voorstellen in te dienen;

(18) Overwegende dat drie jaar na de aanneming van deze beschikking het effect ervan moet worden geëvalueerd en een balans van de opgedane ervaring moet worden opgemaakt op basis waarvan eventueel corrigerende maatregelen kunnen worden vastgesteld;

(19) Overwegende dat, teneinde de invoering van de Europass te vergemakkelijken, een financieel referentiebedrag, in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995, in deze beschikking is opgenomen zonder dat dit gevolgen heeft voor de bij het Verdrag omschreven bevoegdheden van de begrotingsautoriteit; dat de financiële steun van de communautaire begroting beperkt blijft tot de beginfase die loopt van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004;

(20) Overwegende dat, overeenkomstig de in artikel 3 B van het Verdrag neergelegde beginselen inzake subsidiariteit en proportionaliteit, de doelstellingen van de beoogde actie in verband met de opstelling van het document "Europass-beroepsopleidingen" een gecoördineerde aanpak op communautair niveau vergen vanwege de verscheidenheid van de beroepsopleidingsstelsels en -voorzieningen in de lidstaten; dat deze beschikking niet verder gaat dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstelling

1. Deze beschikking beoogt de invoering, op basis van de gemeenschappelijke beginselen als omschreven in artikel 3 van een communautair document, "Europass-beroepsopleidingen" geheten, waarmee een persoon die een alternerende beroepsopleiding volgt, waaronder begrepen het leerlingwezen, kan aantonen dat hij of zij een of meer opleidingsperioden heeft volbracht in een andere lidstaat dan die waar de beroepsopleiding heeft plaatsgevonden (deze opleidingsperiode wordt "Europees traject" genoemd).

2. Het gebruik van dit document en de deelneming aan de Europese trajecten vinden op vrijwillige basis plaats en leiden noch tot andere verplichtingen noch tot andere rechten dan die welke bij deze beschikking zijn bepaald.

Artikel 2

Definities

In deze beschikking wordt, rekening houdend met de verschillen tussen de in de lidstaten bestaande stelsels en de voorzieningen voor alternerende beroepsopleidingen, waaronder begrepen het leerlingwezen, verstaan onder:

1. "Europees traject": wanneer er overeenstemming bereikt is over het gebruik van de Europass-beroepsopleidingen, iedere beroepsopleidingsperiode die in het kader van een alternerende beroepsopleiding is volbracht in een andere lidstaat, hierna "gastland" genoemd, dan in de lidstaat waar de alternerende opleiding wordt gevolgd, hierna "land van herkomst" genoemd;

2. "een persoon die een alternerende beroepsopleiding volgt": eenieder, ongeacht zijn leeftijd, die een beroepsopleiding volgt op ongeacht welk niveau, waaronder dat van het hoger onderwijs. Deze opleiding, die door de bevoegde autoriteiten in het land van herkomst wordt erkend of gecertificeerd volgens de daar geldende wetgeving, procedures of praktijken, omvat gestructureerde opleidingsperioden in een bedrijf en eventueel bij een opleidingsinstelling of -centrum; een en ander geldt ongeacht de status van de begunstigde; deze kan onder een arbeidsovereenkomst of een leercontract vallen dan wel scholier of student zijn;

3. "mentor": eenieder die bij een particuliere of openbare werkgever dan wel bij een beroepsopleidingsinstelling of -centrum van het gastland tot taak heeft de op te leiden personen bij te staan, te informeren, te adviseren en te begeleiden tijdens hun Europees traject;

4. "Europass-beroepsopleidingen": het document waarmee wordt bevestigd dat de houder overeenkomstig de voorwaarden van deze beschikking in een andere lidstaat een of meer perioden in alternerende beroepsopleiding, waaronder begrepen het leerlingwezen, heeft volbracht;

5. "gastpartner": instantie in het gastland (met name een particuliere of openbare werkgever, opleidingsinstelling of -centrum) waarmee de instelling die verantwoordelijk is voor de organisatie van de opleiding in het land van herkomst, een partnerschap tot stand heeft gebracht om een Europees traject uit te zetten.

Artikel 3

Inhoud en gemeenschappelijke beginselen

Aan het gebruik van de "Europass-beroepsopleidingen" zijn de volgende voorwaarden verbonden:

1. Elk Europees traject maakt deel uit van de in de lidstaat van herkomst gevolgde opleiding volgens de daar geldende wetgeving, procedures of praktijken.

2. De inhoud, de doelstellingen en de modaliteiten van het Europees traject worden overeengekomen door de voor de organisatie van de beroepsopleiding in het land van herkomst verantwoordelijke instantie en de gastpartner.

3. Het Europese traject wordt begeleid door en staat onder toezicht van een mentor.

Artikel 4

"Europass-beroepsopleidingen"

1. Aan degene die een Europees traject volbrengt, wordt door de instantie die verantwoordelijk is voor de organisatie van de opleiding in de lidstaat van herkomst een informatief Gemeenschapsdocument verstrekt, "Europass-beroepsopleidingen" genaamd, waarvan de inhoud en de uitvoering in de bijlage beschreven zijn.

2. Het document "Europass-beroepsopleidingen":

a) beschrijft de gevolgde beroepsopleiding in het kader waarvan het Europees traject is volbracht, alsmede de kwalificatie of het diploma, de titel of enig ander certificaat waarmee de opleiding wordt afgerond;

b) bevestigt dat dit Europees traject deel uitmaakt van de in het land van herkomst gevolgde opleiding overeenkomstig de aldaar geldende wetgeving, procedures of praktijken;

c) geeft de inhoud van het Europees traject weer, met inbegrip van relevante gegevens omtrent de tijdens dit traject opgedane werkervaring of gevolgde beroepsopleiding, alsook, in voorkomend geval, de verworven vaardigheden en de methode om deze te evalueren;

d) vermeldt de duur van het door de gastpartner in de werkervarings- of opleidingsperiode georganiseerde "Europees traject";

e) vermeldt de identiteit van de gastpartner;

f) vermeldt de functie van de mentor;

g) wordt afgegeven door de instantie die verantwoordelijk is voor de organisatie van de opleiding in het land van herkomst. Als integrerend onderdeel bevat het voor elk Europees traject een getuigschrift dat door de gastpartner wordt ingevuld en door de gastpartner en de begunstigde wordt ondertekend.

Artikel 5

Samenhang en complementariteit

In samenwerking met de lidstaten zorgt de Commissie, met inachtneming van de procedures en middelen van de communautaire programma's en initiatieven op onderwijs- en op beroepsopleidingsgebied, voor een algehele samenhang tussen de uitvoering van deze beschikking in bedoelde programma's en initiatieven.

Artikel 6

Stimulerende en begeleidende maatregelen

1. De Commissie draagt in nauwe samenwerking met de lidstaten zorg voor de passende productie, verspreiding en begeleiding van de "Europass-beroepsopleidingen". Hiertoe wijst iedere lidstaat een of meer instanties aan die tot taak hebben om, in nauwe samenwerking met de sociale partners en in voorkomend geval ook met de vertegenwoordigende organisaties voor alternerende beroepsopleidingen, de uitvoering op nationaal niveau in goede banen te leiden.

2. Met het oog hierop treft iedere lidstaat maatregelen om:

a) de toegang tot de Europass-beroepsopleiding te vergemakkelijken door de vereiste informatie te verspreiden;

b) de ondernomen activiteiten te kunnen evalueren;

en

c) gelijke kansen te bevorderen, in het bijzonder door alle betrokkenen hierop attent te maken.

3. De Commissie treft in nauwe samenwerking met de lidstaten een regeling voor wederzijdse informatie en coördinatie.

4. Bij de uitvoering van deze beschikking houden de Commissie en de lidstaten rekening met het belang van het midden- en kleinbedrijf en van de ambachtelijke sector, alsook met hun bijzondere behoeften.

Artikel 7

Financiering

Het financieel referentiebedrag dat noodzakelijk is voor de uitvoering van artikel 6, leden 1, 3 en 4, voor de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004 bedraagt 7,3 miljoen ECU.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 8

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2000.

Artikel 9

Evaluatie

Binnen die jaar na de aanneming van deze beschikking dient de Commissie bij de Raad en het Europees Parlement een verslag in over de uitvoering ervan en evalueert zij het effect van de beschikking op de bevordering van de mobiliteit in het kader van de alternerende beroepsopleiding, waaronder begrepen het leerlingwezen, en stelt zij in voorkomende geval aanvullende maatregelen voor om de beschikking nog efficiënter te maken, en doet voorts alle door haar noodzakelijk geachte voorstellen, ook ten aanzien van de budgettaire aspecten.

Artikel 10

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 december 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. BARTENSTEIN

(1) PB C 67 van 3. 3. 1998, blz. 7.

(2) Advies van 29 april 1997 (PB C 214 van 10. 7. 1998, blz. 63).

(3) Advies van het Europees Parlement van 30 april 1998 (PB C 152 van 18. 5. 1998, blz. 48), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 29 juni 1998 (PB C 262 van 19. 8. 1998, blz. 41) en besluit van het Europees Parlement van 5 november 1998 (PB C 359 van 23. 11. 1998).

(4) PB 63 van 20. 4. 1963, blz. 1338/63.

(5) PB L 340 van 29. 12. 1994, blz. 8.

(6) PB C 1 van 3. 1. 1980, blz. 1.

(7) PB C 224 van 1. 8. 1996, blz. 7.

(8) PB C 195 van 6. 7. 1996, blz. 1.

(9) PB C 30 van 28. 1. 1998, blz. 1.

(10) PB C 374 van 30. 12. 1994, blz. 1.

(11) PB L 181 van 23. 7. 1993, blz. 37.

BIJLAGE

"EUROPASS-BEROEPSOPLEIDINGEN"

Beschrijving van het document

Het document bestaat uit een boekje van A5-formaat.

Het boekje telt, afgezien van de omslag, twaalf bladzijden.

Eerste omslagzijde

- de term "Europass-beroepsopleidingen";

- het embleem van de Europese Gemeenschap.

Tweede omslagzijde

Algemene beschrijving van de "Europass-beroepsopleidingen" (in de taal waarin de opleiding in de lidstaat van herkomst is gevolgd):

"Dit communautair informatiedocument "Europass-beroepsopleidingen" is opgesteld overeenkomstig Beschikking 1999/51/EG van de Raad van de Europese Unie inzake de bevordering van Europese trajecten in het kader van alternerende beroepsopleidingen, waaronder begrepen het leerlingwezen (PB L 17 van 22. 1. 1999, blz. 45). Dit document dient (overeenkomstig artikel 1 van genoemde beschikking) tot staving, op communautair niveau, van de in het kader van alternerende opleidingen, waaronder begrepen het leerlingwezen, door een persoon in een andere lidstaat dan die waarin hij een opleiding volgt, volbrachte opleidingsperiode(n).

Dit document is afgegeven door . . . (de instantie die verantwoordelijk is voor de organisatie van de opleiding in de lidstaat van herkomst).

(Datum en handtekening)".

Bladzijde 1 (taal van de instelling van herkomst):

Identiteit van de houder:

- Naam

- Voornaam

- Handtekening

De benamingen van de rubrieken in de andere officiële talen van de instellingen van de Europese Unie zijn vermeld op de derde omslagzijde.

Bladzijde 2 (taal van de gastpartner)

Europees traject 1

a) gevolgde beroepsopleiding

b) vermelding dat dit Europees traject deel uitmaakt van de in de lidstaat van herkomst gevolgde opleiding

c) inhoud van het Europees traject met relevante informatie over werkervaring of de tijdens het traject gevolgde opleiding alsook, in voorkomend geval, de verworven vaardigheden en de evaluatiemethode

d) duur van het Europees traject

e) identiteit van de gastpartner

f) naam en functie van de mentor

g) ondertekening door de gastpartner en de houder.

Bladzijde 3 (in de taal van de instelling van herkomst)

Europees traject 1

Herhaling van de gegevens van bladzijde 2 in de taal van de instelling van herkomst.

Bladzijde 4 (in de taal van de houder)

Europees traject 1

Herhaling van de gegevens van bladzijde 2 in de taal van de houder indien deze verschilt van de taal op de bladzijden 1 en 2, en op voorwaarde dat het één van de officiële talen van de instellingen van de Europese Unie betreft.

Bladzijden 5, 6 en 7

Europees traject 2 (indien van toepassing).

Bladzijden 8, 9 en 10

Europees traject 3 (indien van toepassing).