ADVIES VAN DE RAAD van 8 februari 1999 over het stabiliteitsprogramma van Italië 1999-2001
Publicatieblad Nr. C 068 van 11/03/1999 blz. 0001 - 0002
ADVIES VAN DE RAAD van 8 februari 1999 over het stabiliteitsprogramma van Italië 1999-2001 (1999/C 68/01) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), inzonderheid op artikel 5, leden 1 en 2, Gezien de aanbeveling van de Commissie, Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, HEEFT HET VOLGENDE ADVIES UITGEBRACHT: Op 8 februari 1999 heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 1999-2001 besproken. De Raad stelt vast dat de doelstellingen van het Italiaanse stabiliteitsprogramma een stap zijn in de goede richting om aan de eisen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen. De Raad neemt er nota van dat het programma, dat de basis vormde voor het begrotingsbesluit voor 1999 waarover de Italiaanse regering overeenstemming heeft bereikt en dat door het Italiaanse Parlement is goedgekeurd, gebaseerd is op macro-economische vooruitzichten van meer dan vijf maanden geleden. De Italiaanse overheid zal deze vooruitzichten herzien in het licht van de jongste ontwikkelingen, zulks ter gelegenheid van de opstelling van het nieuwe driejarenbegrotingsplan (2000-2002), dat in mei zal worden gepresenteerd. Bij deze herziening zal naar alle waarschijnlijkheid blijken dat de economische groei trager verloopt dan eerder werd verwacht, tenminste wat 1999 betreft, en dat de rentevoeten lager liggen. De Raad stelt met voldoening vast dat de Italiaanse regering ondanks deze herzieningen voornemens is om de vooruitgang die zij de afgelopen jaren heeft geboekt met betrekking tot de overheidsfinanciën, nog te versterken. De verdeling inkomsten/uitgaven van het tekort is wellicht verschoven, maar de Italiaanse regering blijft streven naar de algemene doelstelling, met name het terugdringen van het totale overheidstekort, met ongeveer een half procentpunt van het BBP per jaar, tot 1 % van het BBP in 2001. Het streven is dat de schuldquote van de overheid gestaag blijft dalen, teneinde in 2001 te komen tot 107 % van het BBP. Deze doelstellingen stroken met de aanbevelingen van de Raad van 6 juli 1998 inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap (2). De Raad merkt evenwel op dat het stabiliteitsprogramma op hetzelfde macro-economische scenario is gebaseerd als het document voor economische en financiële planning 1999-2001 (DPEF) dat in mei 1998 is ingediend. Dit scenario blijkt nu duidelijk te optimistisch te zijn ten aanzien van de groei in de eerste jaren van dit programma. De Raad is van oordeel dat de in het programma vervatte strategie van begrotingsconsolidatie, die gebaseerd is op stabilisering van het primaire overschot op een hoog niveau (5,5 % van het BBP) en op terugdringing van de lopende uitgaven in verhouding tot het BBP, gekoppeld aan een zekere verlichting van de belastingdruk en een uitbreiding van de vaste kapitaalsuitgaven, een goede strategie is, vooral omdat de groei en de werkgelegenheid in Italië moeten worden gestimuleerd. Die strategie is in overeenstemming met het voornemen van de Italiaanse regering van april 1998 om het overheidstekort terug te dringen tot 1 % van het BBP in 2001, het primaire overschot tot 2001 boven de 5,5 % van het BBP te houden en de schuldenlast terug te dringen tot minder dan 100 % van het BBP in 2003. De Raad moedigt de Italiaanse regering aan om in deze strategie te volharden. De maatregelen die in de begroting voor 1999 zijn vervat, lijken in grote lijnen te stroken met de algemene begrotingsstrategie. De Raad merkt evenwel op dat het gevaar bestaat dat het streeftekort van 2 % van het BBP voor 1999 niet wordt gehaald, met name als gevolg van een tegenvallende groei, die het uiteindelijke tekort voor 1998 eveneens negatief beïnvloedde. In dit geval zou het resultaat over 1999 een nadelige uitwerking hebben op de daaropvolgende twee jaar. Om de doelstelling van 1 % van het BBP in 2001 te halen, zullen daarom misschien op grotere schaal aanvullende corrigerende maatregelen moeten worden genomen dan in het programma is voorzien. De Raad stelt het op prijs dat de Italiaanse regering zich ertoe verbindt zonodig dergelijke aanvullende maatregelen te nemen. De Raad herinnert eraan dat Italië niet alleen een hoog primair overschot dient te handhaven, maar ook elke gelegenheid dient aan te grijpen om een snellere daling van de schuldquote te bewerkstelligen. De Raad is van mening dat daarom alle extra begrotingssparingen die het gevolg zijn van het feit dat de rentebetalingen lager uitvallen dan in het programma is voorzien, moeten worden aangewend om de aangekondigde begrotingsdoelstellingen te bevestigen en zo mogelijk aan te scherpen, zelfs in geval van een geringere economische groei. Aangezien de dynamiek van de schuldenlast evenwel zeer gevoelig reageert op positieve of negatieve groei, dienen met name de negatieve gevolgen van een geringere groei zoveel mogelijk te worden ingedamd, met name door een hogere bijdrage uit de privatiseringsopbrengsten. De Raad verzoekt derhalve de Italiaanse regering om haar privatiseringsplannen te versnellen. De Raad neemt nota van het streven van de Italiaanse regering om de pensioenuitgaven, uitgedrukt als percentage van het BBP, te stabiliseren voor de jaren waarop het programma betrekking heeft. Hij is bijzonder verheugd over de toezegging om corrigerende maatregelen te nemen indien er onverwachte afwijkingen van de prognoses worden vastgesteld, aangezien de huidige ontwikkelingen bij de pensioenuitgaven enige aanleiding tot bezorgdheid geven. De Raad wijst er voorts op dat de verwachte stijging van de pensioenuitgaven ten opzichte van het BBP na 2003 de financiële positie van de regering op de middellange termijn zal verzwakken. De Raad moedigt derhalve de Italiaanse autoriteiten aan om de hervorming van het pensioenstelsel opnieuw te bezien. De Raad merkt op dat het op middellange termijn beoogde tekort van 1 % van het BBP in 2001 het Italië mogelijk moet maken om de automatische stabilisatoren in een normale conjuncturele recessie te laten functioneren zonder een groot risico te lopen de BBP-referentiewaarde van 3 % te overschrijden. In deze zin is het tekort verenigbaar met de eisen van het stabiliteits- en groeipact. Een lager tekort is evenwel aanbevelenswaardig, met name met het oog op een snellere verlaging van de schuldquote. De Raad neemt er eveneens nota van dat Italië voornemens is om tegen het jaar 2002 volledig aan voornoemde eisen te voldoen. (1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. (2) PB L 200 van 16.7.1998, blz. 34.