31998R1804

Verordening (EG) nr. 1804/98 van de Raad van 14 augustus 1998 tot vaststelling van een autonoom recht voor residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, en houdende invoering van een tariefcontingent voor de invoer van residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, (maïsglutenvoer), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

Publicatieblad Nr. L 233 van 20/08/1998 blz. 0001 - 0002


VERORDENING (EG) Nr. 1804/98 VAN DE RAAD van 14 augustus 1998 tot vaststelling van een autonoom recht voor residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, en houdende invoering van een tariefcontingent voor de invoer van residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, (maïsglutenvoer), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de Verenigde Staten van Amerika hebben besloten met ingang van 1 juni 1998 een vrijwaringsmaatregel toe te passen in de vorm van een kwantitatieve beperking van de invoer van tarwegluten uit onder andere de Gemeenschap;

Overwegende dat deze maatregel de betrokken communautaire producenten ernstig schaadt en het evenwicht van de uit de WTO-overeenkomst voortvloeiende concessies en verplichtingen in gevaar brengt; dat door deze contingentering de uitvoer van tarwegluten uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten van Amerika aanzienlijk wordt beperkt, met als gevolg een verlies aan uitvoeropbrengsten voor de Gemeenschap ten belope van minstens 13,65 miljoen ECU per jaar;

Overwegende dat het overleg dat tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Gemeenschap op grond van artikel 12 van de Vrijwaringsovereenkomst van de WTO is gehouden, geen bevredigende oplossing heeft opgeleverd;

Overwegende dat, overeenkomstig artikel 8, lid 2, van de Vrijwaringsovereenkomst benadeelde uitvoerende leden het recht hebben in wezen gelijkwaardige concessies of andere verplichtingen op te schorten, tenzij de Raad voor de Handel in Goederen dit afwijst;

Overwegende dat alleen in dezelfde sector de in wezen gelijkwaardige handelsconcessies mogen worden geschorst; dat residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, (maïsglutenvoer), landbouwproducten zijn;

Overwegende dat instelling van een tariefcontingent met een invoerrecht van 5 ECU/mt voor de 2 730 000 ton residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, (maïsglutenvoer), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika die jaarlijks in de Gemeenschap wordt ingevoerd, gelijk staat met een schorsing van een in wezen gelijkwaardige handelsconcessie; dat een autonoom recht moet worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat het contingent in acht wordt genomen;

Overwegende dat de Gemeenschap op 29 juli 1998 de Raad voor de Handel in Goederen schriftelijk in kennis heeft gesteld van deze schorsing; dat de Raad voor de Handel in Goederen zich hiertegen niet binnen de in artikel 8, lid 2, van de Vrijwaringsovereenkomst vastgestelde termijn van 30 dagen heeft verzet;

Overwegende dat deze verordening geen afbreuk doet aan de verenigbaarheid van de door de Verenigde Staten van Amerika toegepaste vrijwaringsmaatregel met de WTO-overeenkomsten; dat de schorsing overeenkomstig artikel 8, lid 2 en lid 3, van de WTO-Vrijwaringsovereenkomst van toepassing moet zijn vanaf 1 juni 2001 tot de opheffing van de vrijwaringsmaatregel van de Verenigde Staten van Amerika; dat, zodra het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO besluit dat de vrijwaringsmaatregel van de Verenigde Staten van Amerika onverenigbaar is met de WTO-overeenkomsten, de schorsing onmiddellijk moet worden toegepast;

Overwegende dat deze verordening opnieuw moet worden bezien in het licht van de ontwikkelingen, met name ten aanzien van de markt voor tarwegluten in de Verenigde Staten van Amerika;

Overwegende dat nadere bepalingen voor de toepassing van deze verordening moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Het voor residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, (maïsglutenvoer), toe te passen autonome recht bedraagt 50 ECU/mt.

2. Voor residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, (maïsglutenvoer), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika geldt niet het conventionele recht.

Artikel 2

1. Hierbij wordt een jaarlijks tariefcontingent van 1 juni tot en met 31 mei geopend voor de invoer van 2 730 000 ton residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, (maïsglutenvoer), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

2. Voor het contingent geldt een recht van 5 ECU/mt.

Artikel 3

Voor het in het vrije verkeer brengen van de in artikel 1 genoemde producten, kan overlegging van een oorsprongsbewijs worden geëist.

Artikel 4

De Commissie stelt volgens de in artikel 5 vermelde procedure de regels vast voor de schorsing van het invoerrecht zodra de 2 730 000 ton residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, (maïsglutenvoer), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika zijn ingevoerd.

Artikel 5

De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 de nodige nadere bepalingen voor de toepassing van deze verordening vast.

Artikel 6

Eventuele wijzigingen in deze verordening worden vastgesteld volgens de in artikel 5 vermelde procedure.

Artikel 7

1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Zij is van toepassing met ingang van:

- 1 juni 2001; of

- de vijfde dag na een besluit van het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO dat de vrijwaringsmaatregel van de Verenigde Staten van Amerika onverenigbaar is met de WTO-overeenkomsten;

de eerste van deze twee data geldt. De verordening is van toepassing totdat de vrijwaringsmaatregel van de Verenigde Staten van Amerika wordt ingetrokken. In dat geval plaatst de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bericht betreffende de datum van het besluit van het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. SCHÜSSEL

(1) PB L 181 van 1. 7. 1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 923/96 (PB L 126 van 24. 5. 1996, blz. 37).