31998R1572

Verordening (EG) nr. 1572/98 van de Raad van 17 juli 1998 houdende tweede wijziging van Verordening (EEG) nr. 1360/90 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding

Publicatieblad Nr. L 206 van 23/07/1998 blz. 0001 - 0004


VERORDENING (EG) Nr. 1572/98 VAN DE RAAD van 17 juli 1998 houdende tweede wijziging van Verordening (EEG) nr. 1360/90 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

(1) Overwegende dat de Europese Raad in zijn bijeenkomst van 8 en 9 december 1989 te Straatsburg de Raad heeft verzocht om, op voorstel van de Commissie, de besluiten te nemen die nodig zijn voor de oprichting van de Europese Stichting voor opleiding ten behoeve van Midden- en Oost-Europa; dat de Raad te dien einde op 7 mei 1990 Verordening (EEG) nr. 1360/90 (4) heeft aangenomen waarbij de Europese Stichting voor opleiding werd opgericht;

(2) Overwegende dat, volgens Verordening (EEG) nr. 1360/90, de acties van de stichting gericht zijn op de landen die in aanmerking komen voor economische steun uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 3906/89 (5) (Phare-programma) en van Verordening (Euratom, EG) nr. 1279/96 (6) (Tacis-programma);

(3) Overwegende dat de vertegenwoordigers van de Raad, de Commissie, de lidstaten en de landen in het Middellandse-Zeegebied tijdens hun op 27 en 28 november 1995 gehouden bijeenkomst de totstandbrenging zijn overeengekomen van een Europees-mediterraan partnerschap om sterker de nadruk te leggen op de sociale, de culturele en de menselijke dimensie; dat, teneinde een bijdrage te leveren tot het bereiken van die doelstelling, het werkprogramma ter implementatie van de Verklaring van Barcelona in eerste instantie voorziet in een actie die met name gericht is op de beroepsopleiding, waaraan de stichting een bijdrage levert; dat de Europese Raad van Madrid van 15 en 16 december 1995 de Raad en de Commissie heeft verzocht de Verklaring van Barcelona en het werkprogramma uit te voeren;

(4) Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 1488/96 (7) financiële en technische maatregelen zijn vastgesteld ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (Meda);

(5) Overwegende dat in het kader van de inspanningen van de mediterrane partners om hun economische en maatschappelijke structuren te hervormen, de ontwikkeling van het menselijk potentieel van wezenlijk belang is om langdurige stabiliteit en welvaart en in het bijzonder een sociaal-economisch evenwicht tot stand te brengen;

(6) Overwegende dat de stichting is opgericht om flexibel te kunnen inspelen op de specifieke en uiteenlopende behoeften van de diverse te steunen landen; dat de stichting, wanneer zij op basis van de communautaire ervaring op het gebied van de beroepsopleiding hulp verleent, moet samenwerken met de verschillende regionale, nationale, openbare en particuliere instanties in de Gemeenschap en in de derde landen, en haar taken moet verrichten in nauwe samenwerking met bestaande nationale en internationale instellingen; dat voor derde landen die zich net als de Gemeenschap inzetten voor het verlenen van hulp op opleidingsgebied, de mogelijkheid tot deelneming bestaat; dat coherentie en complementariteit tussen het werk van de stichting en andere communautaire acties zijn gewaarborgd;

(7) Overwegende dat de knowhow en rechtstreekse expertise van de stichting met betrekking tot de specifieke behoeften en omstandigheden van de begunstigde landen op het gebied van beroepsopleiding en ontwikkeling van menselijke hulpbronnen een zinvolle bijdrage kunnen leveren tot de uitwerking van het communautaire beleid inzake steun voor de hervorming van hun beroepsopleidingsstelsels;

(8) Overwegende dat de tenuitvoerlegging van de beroepsopleidingsprogramma's de stichting de mogelijkheid moet bieden om innovatieve projecten uit te proberen en de beste praktijken over te dragen;

(9) Overwegende dat binnen het voor de stichting vastgestelde institutionele kader de ervaring van de Gemeenschap ook ter beschikking van de mediterrane partners kan worden gesteld;

(10) Overwegende dat de Commissie een passende vertegenwoordiging dient te krijgen in de raad van bestuur van de stichting om rekening te houden met het verruimde mandaat van de stichting, zonder daarom wijzigingen aan te brengen in de bevoegdheden van de raad van bestuur en in zijn stemvoorschriften en zonder het aantal stemmen dat aan de vertegenwoordigers van de Commissie is toegekend, dienovereenkomstig te verhogen;

(11) Overwegende dat de doeltreffendheid van de werkzaamheden van de stichting vergroot zal worden door een aantal begeleidende maatregelen; dat de op communautair niveau vastgestelde algemene richtsnoeren de mogelijkheid bieden de activiteiten van de stichting doeltreffend af te stemmen op de communautaire beleidsmaatregelen die ten aanzien van de partnerlanden zijn goedgekeurd;

(12) Overwegende dat de samenwerking met andere bevoegde communautaire organisaties een doeltreffend gebruik van de middelen mogelijk maakt en dat die samenwerking uitgebreid dient te worden om van synergieën gebruik te kunnen maken; dat de Commissie daartoe op doeltreffende wijze kan bijdragen;

(13) Overwegende dat de slagvaardigheid van de raad van bestuur van de stichting vergroot zal worden door een sterkere band te scheppen tussen het werkprogramma van de stichting en haar begroting, met name door de desbetreffende documenten goed te keuren via een gecoördineerde procedure en door de uitgaven en de werkzaamheden van de stichting nauwer aan elkaar te koppelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 1360/90 wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

"Er wordt een Europese Stichting voor opleiding opgericht, hierna te noemen "de stichting", die tot doel heeft bij te dragen tot de ontwikkeling van de beroepsopleidingsstelsels:

- in de landen van Midden- en Oost-Europa die bij Verordening (EEG) nr. 3906/89 of een later besluit terzake door de Raad worden aangewezen om voor economische hulp in aanmerking te komen;

- in de Onafhankelijke Staten van de voormalige Unie van Socialistische Sovjetrepublieken en Mongolië die in het kader van het programma voor bijstand aan de sanering en het herstel van de economie bijstand ontvangen krachtens Verordening (Euratom, EG) nr. 1279/96 of krachtens enig ander daaropvolgend besluit, en

- in de mediterrane derde landen en gebieden die in aanmerking komen voor de financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van hun economische en maatschappelijke structuren krachtens Verordening (EG) nr. 1488/96 of krachtens enig ander daaropvolgend besluit.

Deze landen worden hierna "begunstigde landen" genoemd.";

2. artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

"Artikel 2

Toepassingsgebied

De stichting is overeenkomstig de op communautair niveau vastgestelde algemene richtsnoeren op opleidingsgebied werkzaam en bestrijkt zowel basisberoepsopleiding en bijscholing als omscholing voor jongeren en volwassenen, in het bijzonder managementopleiding.";

3. artikel 3, inleidende zin, wordt als volgt gewijzigd:

"Met het oog op de in artikel 1 genoemde doelstellingen heeft de stichting met inachtneming van de aan de raad van bestuur toegekende bevoegdheden en overeenkomstig de op communautair niveau vastgestelde algemene richtsnoeren tot taak:";

4. artikel 3, onder c), derde streepje, wordt vervangen door:

"- op verzoek van de Commissie of van de begunstigde landen en in samenwerking met de raad van bestuur, te zorgen voor de uitvoering van programma's op het gebied van beroepsopleiding, waartoe, in het kader van het communautaire beleid voor bijstandsverlening aan deze landen, door de Commissie samen met één of meer landen is besloten, met behulp van multidisciplinaire ploegen van deskundigen en in nauwe samenwerking met de bevoegde overheden van de betrokken landen, daarbij actief profijt trekkend van de bij de communautaire programma's voor beroepsopleiding opgedane ervaringen; bij de selectie van de door de stichting te beheren projecten wordt prioriteit toegekend aan projecten die een innovatieve waarde hebben en die - in het geval van kandidaat-lidstaten - een rechtstreeks verband hebben met de programma's van de Gemeenschap op het gebied van beroepsopleiding;";

5. artikel 3, letter e), wordt vervangen door:

e) "kent de raad van bestuur de bevoegdheid toe om aanbestedingsprocedures vast te stellen voor projecten die door de stichting gefinancierd of medegefinancierd worden, waarbij volledig rekening wordt gehouden met de procedures die vastgesteld zijn in het kader van Verordening (EEG) nr. 3906/89, inzonderheid artikel 7 daarvan, in het kader van Verordening (Euratom, EG) nr. 1279/96, inzonderheid de artikelen 6 en 7 daarvan, en in het kader van Verordening (EG) nr. 1488/96, inzonderheid artikel 8 daarvan, of in enig ander daaropvolgend besluit terzake;";

6. artikel 4, lid 1, tweede alinea, wordt vervangen door:

"De stichting werkt samen met de andere relevante lichamen van de Gemeenschap, met name Cedefop, zulks met steun van de Commissie.";

7. artikel 5, lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:

"1.De stichting heeft een raad van bestuur, bestaande uit één vertegenwoordiger per lidstaat en drie vertegenwoordigers van de Commissie.";

8. artikel 5, lid 4, derde alinea, wordt vervangen door:

"De leden van de raad van bestuur die de lidstaten vertegenwoordigen, hebben elk een stem. De vertegenwoordigers van de Commissie beschikken samen over één stem.";

9. artikel 5, lid 7, wordt vervangen door:

"7. Op grond van een door de directeur van de stichting ingediend ontwerp bespreekt de raad van bestuur, na overleg met de Commissie, uiterlijk op 30 november het voorontwerp van het jaarlijkse werkprogramma voor het volgende jaar. De definitieve aanneming van het werkprogramma vindt plaats aan het begin van elk jaar, in het kader van een doorlopend programma van drie jaar. Om het communautaire beleid doeltreffender te maken, kan het programma in de loop van het jaar zo nodig volgens dezelfde procedure worden aangepast.

Bij de in het jaarlijkse werkprogramma genoemde projecten en werkzaamheden wordt een raming gevoegd van de noodzakelijke uitgaven en van de verdeling van de personele en budgettaire middelen.";

10. artikel 6, lid 1, tweede alinea, wordt als volgt gewijzigd:

"De leden van het adviserende lichaam worden gekozen uit deskundigen uit kringen van het opleidingswerk en andere milieus die zich op het werkterrein van de stichting bewegen, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat de sociale partners, de Commissie, de internationale organisaties die bijstand op het gebied van opleiding verlenen en de begunstigde landen en gebieden vertegenwoordigd dienen te zijn.";

11. artikel 6, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

"2. De raad van bestuur vraagt voordrachten van:

- alle lidstaten;

- alle begunstigde landen;

- de Commissie;

- de sociale partners op Europees niveau welke reeds actief zijn op het werkterrein van de communautaire instellingen, en

- de betrokken internationale organisaties.";

12. artikel 7, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

"1. De directeur van de stichting wordt door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie benoemd voor een ambtstermijn van vijf jaar, die eenmaal met ten hoogste vijf jaar kan worden verlengd.

De directeur is verantwoordelijk voor:

- de voorbereiding en organisatie van het werk van de raad van bestuur en van de door de raad van bestuur bijeengeroepen werkgroepen ad hoc, alsmede, in het bijzonder, voor de voorbereiding van het jaarlijkse ontwerp-werkprogramma van de stichting overeenkomstig de op communautair niveau vastgestelde algemene richtsnoeren;

- de dagelijkse administratie van de stichting;

- de voorbereiding van de staat van de ontvangsten en uitgaven en de uitvoering van de begroting van de stichting;

- de voorbereiding en publicatie van de in deze verordening genoemde verslagen;

- alle personeelsaangelegenheden;

- het verrichten van de taken waarmee hij is belast uit hoofde van artikel 3, alsook die welke in het jaarlijkse werkprogramma als bedoeld in artikel 5, lid 7, genoemd worden;

- het uitvoeren van de besluiten van de raad van bestuur en van de beleidskoers die voor de activiteiten van de stichting is vastgesteld.";

13. artikel 8 wordt vervangen door:

"Artikel 8

Verband met andere acties van de Gemeenschap

De Commissie draagt, in samenwerking met de raad van bestuur en, in voorkomend geval, overeenkomstig de procedures van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3906/89, artikel 8 van Verordening (Euratom, EG) nr. 1279/96 en artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1488/96 of enig ander daaropvolgend besluit, zorg voor de coherentie en, waar nodig, de complementariteit van de werkzaamheden van de stichting en de overige communautaire acties, zowel binnen de Gemeenschap als ten behoeve van de begunstigde landen, in het bijzonder met betrekking tot de acties van het Tempus-programma en de andere op communautair niveau uitgevoerde programma's en acties op opleidingsgebied, met inbegrip van Med-Campus.";

14. artikel 10, lid 4, wordt vervangen door:

"4. In het begin van elk begrotingsjaar stelt de raad van bestuur, na advies van de Commissie, de begroting van de stichting alsmede het werkprogramma vast en past hij de begroting aan de diverse bijdragen voor de stichting en aan de middelen uit andere bronnen aan. In de begroting worden tevens het aantal, de graad en de categorie aangegeven van de personeelsleden die gedurende het betrokken begrotingsjaar in dienst zijn van de stichting.";

15. artikel 16, lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:

"1. De stichting staat open voor de deelneming van landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap en die zich evenals de Gemeenschap en de lidstaten ertoe verbinden op opleidingsgebied de in artikel 1 omschreven begunstigde landen steun te verlenen overeenkomstig de regelingen die volgens de procedure van artikel 228 van het Verdrag worden getroffen in overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken landen.";

16. artikel 17 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 17

Procedure voor toezicht en evaluatie

De Commissie legt in overleg met de raad van bestuur een procedure vast om op de met het werk van de stichting opgedane ervaring toe te zien en deze te evalueren. Deze procedure dient te worden uitgevoerd met behulp van externe deskundigen. Zij legt het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité vóór 31 december 2000, en vervolgens om de drie jaar, een verslag met de eerste resultaten van deze procedure voor.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. RUTTENSTORFER

(1) PB C 156 van 24. 5. 1997, blz. 27.

(2) PB C 104 van 6. 4. 1998.

(3) PB C 19 van 21. 1. 1998, blz. 45.

(4) PB L 131 van 23. 5. 1990, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2063/94 (PB L 216 van 20. 8. 1994, blz. 9).

(5) PB L 375 van 23. 12. 1989, blz. 11. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 753/96 (PB L 103 van 26. 4. 1996, blz. 5).

(6) PB L 165 van 4. 7. 1996, blz. 1.

(7) PB L 189 van 30. 7. 1996, blz. 1.