31998R1172

Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad van 25 mei 1998 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg

Publicatieblad Nr. L 163 van 06/06/1998 blz. 0001 - 0008


VERORDENING (EG) Nr. 1172/98 VAN DE RAAD van 25 mei 1998 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213,

Gezien de door de Commissie ingediende ontwerpverordening (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

(1) Overwegende dat de Commissie voor de uitvoering van de taken die haar in het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid zijn toevertrouwd, moet beschikken over vergelijkbare, betrouwbare, synchrone, regelmatige en volledige statistieken over de omvang en de ontwikkeling van het goederenvervoer over de weg met in de Gemeenschap geregistreerde voertuigen, alsmede over de benuttingsgraad van de voertuigen waarmee dit vervoer wordt verricht;

(2) Overwegende dat in Richtlijn 78/546/EEG van de Raad van 12 juni 1978 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg in het kader van een regionale statistiek (4) geen regeling is opgenomen van de registratie van soorten vervoer die op het moment dat deze richtlijn werd aangenomen niet waren toegestaan, dat de statistieken waarin wel werd voorzien informatie leveren die verschilt naargelang het om binnenlands of grensoverschrijdend vervoer gaat en dat geen informatie wordt verstrekt over de benuttingsgraad van de voertuigen waarmee dit vervoer wordt verricht;

(3) Overwegende dat volledige regionale statistieken van het goederenvervoer en van de voertuigritten moeten worden opgesteld;

(4) Overwegende dat bijgevolg het systeem van Richtlijn 78/546/EEG moet worden gewijzigd, teneinde met name te waarborgen dat de regionale oorsprong en de regionale bestemming van het intracommunautaire vervoer worden beschreven op dezelfde basis als het binnenlands vervoer en teneinde een koppeling te maken tussen het goederenvervoer en de voertuigritten, waarbij de benuttingsgraad moet worden gemeten van de voertuigen waarmee dit vervoer wordt verricht;

(5) Overwegende dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel de totstandbrenging van gemeenschappelijke statistische normen aan de hand waarvan geharmoniseerde gegevens kunnen worden opgesteld, een maatregel is die alleen op communautair niveau doeltreffend kan worden uitgevoerd, en dat de verzameling van gegevens in elke lidstaat geschiedt onder gezag van de organisaties en instellingen die voor het opstellen van officiële statistieken bevoegd zijn;

(6) Overwegende dat Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (5) het referentiekader vormt voor de bepalingen waarin deze verordening voorziet, met name voor de bepalingen betreffende de toegang tot de administratieve bestanden, de kosteneffectiviteit van de beschikbare middelen en de statistische geheimhouding;

(7) Overwegende dat verstrekking van afzonderlijke geanonimiseerde gegevens noodzakelijk is voor een schatting van de algehele nauwkeurigheid van de uitkomsten;

(8) Overwegende dat het van belang is een doelmatige verspreiding van de statistische gegevens te waarborgen;

(9) Overwegende dat de Gemeenschap tijdens de aanloopperiode aan de lidstaten een financiële bijdrage voor de uitvoering van de vereiste werkzaamheden moet verstrekken;

(10) Overwegende dat moet worden voorzien in een vereenvoudigde procedure voor de uitvoering van deze verordening en de aanpassing ervan aan de economische en technische vooruitgang;

(11) Overwegende dat het bij Besluit van de Raad 89/382/EEG/Euratom (6) opgerichte Comité statistisch programma overeenkomstig artikel 3 van dat besluit is geraadpleegd; dat het comité voorstander is van deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

1. Iedere lidstaat stelt communautaire statistieken op over het goederenvervoer over de weg met in die lidstaat geregistreerde gemotoriseerde wegvoertuigen voor het goederenvervoer, alsmede over de ritten met die voertuigen.

2. Deze verordening is van toepassing op goederenvervoer over de weg met uitzondering van goederenvervoer over de weg dat plaatsvindt met:

a) gemotoriseerde wegvoertuigen voor goederenvervoer waarvan het toegestane gewicht of de toegestane afmetingen de in de betrokken lidstaten normaliter toegelaten grenzen te boven gaan;

b) landbouwvoertuigen, militaire voertuigen en voertuigen die toebehoren aan centrale of plaatselijke overheidsinstellingen, met uitzondering van gemotoriseerde wegvoertuigen voor goederenvervoer die toebehoren aan overheidsbedrijven, met name spoorwegmaatschappijen.

Het staat iedere lidstaat vrij gemotoriseerde wegvoertuigen voor goederenvervoer waarvan het laadvermogen of het totaal toegelaten gewicht onder een bepaalde grens blijft, van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten. Deze grens mag niet hoger liggen dan 3,5 ton laadvermogen of 6 ton maximaal toegestaan gewicht voor enkelvoudige gemotoriseerde wegvoertuigen.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- "goederenvervoer over de weg": iedere verplaatsing van goederen met een gemotoriseerd wegvoertuig voor goederenvervoer;

- "gemotoriseerd wegvoertuig": wegvoertuig met een motor als enig middel van aandrijving, dat gewoonlijk dient voor het vervoer over de weg van personen of goederen of voor het trekken over de weg van voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van personen of goederen;

- "wegvoertuig voor het goederenvervoer": wegvoertuig dat uitsluitend of voornamelijk is ontworpen voor het vervoer van goederen (vrachtwagen, aanhangwagen, oplegger);

- "gemotoriseerd wegvoertuig voor het goederenvervoer": ieder enkelvoudig gemotoriseerd wegvoertuig (vrachtwagen) of wegvoertuigcombinatie, d.w.z. samenstel (vrachtwagen met aanhangwagen of geleed voertuig (trekker met oplegger) voor het goederenvervoer;

- "vrachtwagen": voertuig met een stijve constructie, dat uitsluitend of hoofdzakelijk is ontworpen voor het vervoer van goederen;

- "trekker": wegvoertuig met motor, dat uitsluitend of hoofdzakelijk is ontworpen voor het trekken van andere, niet-gemotoriseerde wegvoertuigen (voornamelijk opleggers);

- "aanhangwagen": wegvoertuig voor het goederenvervoer, dat is ontworpen om te worden getrokken door een gemotoriseerd wegvoertuig;

- "oplegger": wegvoertuig voor het goederenvervoer zonder vooras, dat zodanig is ontworpen dat een gedeelte van het voertuig en een belangrijk gedeelte van zijn lading op de trekker rusten;

- "geleed voertuig": trekker waaraan een oplegger is gekoppeld;

- "samenstel": gemotoriseerd wegvoertuig voor het goederenvervoer waaraan een aanhangwagen is gekoppeld.

Een geleed voertuig en een extra aanhangwagen wordt beschouwd als samenstel;

- "geregistreerd": het ingeschreven zijn in een register van wegvoertuigen dat wordt gehouden door een officiële instantie in een lidstaat, ongeacht of deze inschrijving al dan niet gepaard gaat met de aflevering van een kentekenplaat.

Indien het vervoer plaatsvindt met een voertuigcombinatie waarvan het gemotoriseerde wegvoertuig (vrachtwagen of trekker) en de aanhangwagen of de oplegger in verschillende landen zijn geregistreerd, is het land van registratie van de combinatie dat van het gemotoriseerde wegvoertuig;

- "laadvermogen": maximaal gewicht aan goederen dat door de bevoegde autoriteiten van het land van registratie van het voertuig toelaatbaar wordt geacht.

Wanneer het gemotoriseerde voertuig voor het goederenvervoer bestaat uit een vrachtwagen met aanhangwagen, is het laadvermogen van de combinatie de som van de laadvermogens van de vrachtwagen en de aanhangwagen;

- "maximaal toegestaan gewicht": totaal van het gewicht van het voertuig (of van een voertuigcombinatie in stilstand en in bedrijfsklare toestand en van het gewicht van de lading, dat door de bevoegde autoriteiten van het land van registratie van het voertuig toelaatbaar wordt geacht;

- "Eurostat": de dienst van de Commissie welke door deze instelling is belast met de uitvoering van taken die de Commissie te vervullen heeft bij de productie van communautaire statistieken.

Artikel 3

Verzamelen van gegevens

1. De lidstaten verzamelen de statistische gegevens voor de volgende gebieden:

a) het voertuig,

b) de rit,

c) de goederen.

2. De statistische variabelen per gebied, hun definitie en de classificatieniveaus voor hun indeling zijn opgenomen in de bijlagen van deze verordening.

3. Bij het vaststellen van de methode die voor de registratie van de statistische gegevens moet worden gehanteerd, zien de lidstaten af van formaliteiten die bij het overschrijden van de grenzen tussen lidstaten moeten worden vervuld.

4. De aanpassing van de kenmerken van de gegevensverzameling en van de inhoud van de bijlagen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.

Artikel 4

Nauwkeurigheid van de uitkomsten

De methoden voor het verzamelen en verwerken van de informatie moeten zodanig zijn ontworpen dat de door de lidstaten ingediende statistische uitkomsten voldoen aan een minimumniveau van nauwkeurigheid, waarbij rekening wordt gehouden met de structurele kenmerken van het wegvervoer van de afzonderlijke lidstaten. De nauwkeurigheidseisen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.

Artikel 5

Toezending van de gegevens aan Eurostat

1. De lidstaten zenden Eurostat elk kwartaal de individuele, naar behoren gecontroleerde gegevens betreffende de in artikel 3 genoemde en in bijlage A vermelde variabelen toe, zonder vermelding van naam, adres of registratienummer.

Indien van toepassing, voegen zij daarbij ook de gegevens over eerdere perioden van drie maanden toe, waarvoor gegevens van voorlopige aard waren verstrekt.

2. De wijze van toezending van de in lid 1 bedoelde gegevens, in voorkomend geval met inbegrip van de op die gegevens gebaseerde statistische tabellen, wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.

3. De toezending geschiedt binnen een termijn van vijf maanden te rekenen vanaf het einde van ieder kwartaal van waarneming.

De eerste toezending heeft betrekking op het eerste kwartaal van 1999.

4. Tijdens een overgangsperiode van 1 januari 1999 tot een volgens lid 5 te bepalen einddatum kan een lidstaat een vereenvoudigde codering gebruiken voor de variabelen in bijlage A, deel A2, punten 3, 4, 8 en 9 en deel A3, punten 5 en 6.

Die vereenvoudigde codering houdt in:

- voor binnenlands vervoer: een codering volgens bijlage G;

- voor internationaal vervoer: een codering per land.

5. De einddatum van de overgangsperiode van lid 4 wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 10, zodra voldaan is aan de technische voorwaarden voor het gebruik van een doeltreffende regionale codering, zowel voor binnenlands als voor internationaal vervoer, overeenkomstig bijlage G, punten 1 en 2.

Artikel 6

Verspreiding van de uitkomsten

De bepalingen betreffende de verspreiding van de statistische uitkomsten over het goederenvervoer over de weg, alsmede structuur en inhoud van de te verspreiden uitkomsten worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.

Artikel 7

Verslagen

1. De lidstaten verstrekken Eurostat uiterlijk op het moment van indiening van de eerste kwartaalcijfers een verslag over de gebruikte registratiemethoden.

Voorts verstrekken de lidstaten Eurostat in voorkomend geval informatie over belangrijke wijzigingen in de gebruikte verzamelmethoden.

2. De lidstaten verstrekken Eurostat jaarlijks informatie over de omvang van de steekproeven, over de non-respons en, in de vorm van een standaardafwijking of betrouwbaarheidsinterval, over de betrouwbaarheid van de belangrijkste uitkomsten.

3. Nadat drie jaar gegevens zijn verzameld, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de ervaring die met de overeenkomstig deze verordening uitgevoerde werkzaamheden is opgedaan.

Artikel 8

Financiële bijdrage

1. Gedurende de eerste drie jaar dat de in deze verordening bedoelde statistische registratie geschiedt, ontvangen de lidstaten een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de kosten die met de uitvoering van de werkzaamheden zijn gemoeid.

2. Het bedrag van de jaarlijks voor deze maatregel uitgetrokken middelen wordt vastgesteld in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

3. De begrotingsautoriteit stelt de voor elk jaar beschikbare middelen vast.

4. De Commissie vermeldt in het in artikel 7, lid 3, bedoelde verslag de besteding van de voor deze maatregel uitgetrokken Gemeenschapsmiddelen.

De Commissie beoordeelt aan de hand van dit verslag of er voorts nog financiële bijdragen nodig zijn voor een verdere periode van drie jaar.

Artikel 9

Wijze van uitvoering

De bepalingen voor de uitvoering van deze verordening, met inbegrip van de maatregelen voor de aanpassing ervan aan de economische en technische vooruitgang, worden, voorzover dit geen onevenredige verhoging van de kosten voor de lidstaten en/of de belasting van de respondenten tot gevolg heeft, vastgesteld volgens de procedure van artikel 10. De bepalingen hebben met name betrekking op:

- de aanpassing van de kenmerken van de gegevensverzameling en van de inhoud van de bijlagen;

- de nauwkeurigheidseisen;

- de wijze van toezending van de gegevens aan Eurostat, in voorkomend geval met inbegrip van de op die gegevens gebaseerde statistische tabellen;

- de verspreiding van de uitkomsten;

- de vaststelling van de einddatum van de overgangsperiode van artikel 5, lid 5, voor de toezending van de variabelen díe in artikel 5, lid 4, zijn vermeld.

Artikel 10

Procedure

De Commissie wordt bijgestaan door het Comité statistisch programma, hierna "comité" genoemd.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht.

In dat geval:

- stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten uit voor een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving aan de Raad,

- kan de Raad binnen de in het voorgaande streepje genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 11

Richtlijn 78/546/EEG

1. De lidstaten verstrekken de uitkomsten betreffende de verslagjaren 1997 en 1998 overeenkomstig Richtlijn 78/546/EEG.

2. Richtlijn 78/546/EEG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 1999.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. CUNNINGHAM

(1) PB C 341 van 11. 11. 1997, blz. 9.

(2) PB C 104 van 6. 4. 1998.

(3) PB C 95 van 30. 3. 1998, blz. 33.

(4) PB L 168 van 26. 6. 1978, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

(5) PB L 52 van 22. 2. 1997, blz. 1.

(6) PB L 181 van 28. 6. 1989, blz. 47.

BIJLAGEN

Bijlage A

LIJST VAN DE VARIABELEN

Bijlage B

CLASSIFICATIE VAN DE ASSENCONFIGURATIES

Bijlage C

CLASSIFICATIE VAN DE RITSOORTEN

Bijlage D

GOEDERENCLASSIFICATIE

Bijlage E

CLASSIFICATIE VAN DE CATEGORIEËN GEVAARLIJKE GOEDEREN

Bijlage F

CLASSIFICATIE VAN DE VRACHTSOORTEN

Bijlage G

CODERING VAN DE PLAATSEN VAN LADING EN LOSSING

BIJLAGE A

LIJST VAN DE VARIABELEN

De te verstrekken informatie voor ieder statistisch te registreren voertuig bestaat uit:

A1. gegevens over het voertuig,

A2. gegevens over de rit,

A3. gegevens over de goederen (tijdens de elementaire vervoerverrichting).

A1 VARIABELEN BETREFFENDE HET VOERTUIG

Volgens de definitie in artikel 2 van de verordening is het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer ieder enkelvoudig gemotoriseerd wegvoertuig (vrachtwagen) of wegvoertuigcombinatie, d.w.z. samenstel (vrachtwagen met aanhangwagen), of geleed voertuig (trekker met oplegger) voor het goederenvervoer.

Over het voertuig moeten de volgende gegevens worden verstrekt:

1. mogelijkheid om de voertuigen te gebruiken voor gecombineerd vervoer (facultatief);

2. assenconfiguratie, overeenkomstig bijlage B (facultatief);

3. leeftijd van het gemotoriseerde wegvoertuig (vrachtwagen of trekker), in jaren (sedert de eerste registratie);

4. maximaal toegestaan gewicht, in 100 kg;

5. laadvermogen, in 100 kg;

6. activiteitenklasse volgens NACE (Rev. 1) (niveau 4 cijfers) van de exploitant van het voertuig (facultatief) (1);

7. vervoerssoort (beroepsvervoer/eigen vervoer);

8. in totaal afgelegd aantal kilometers gedurende de enquêteperiode:

8.1. met lading,

8.2. leeg (met inbegrip van terugkeerritten van trekkers) (facultatief);

9. weging van het voertuig ten behoeve van de opstelling van volledige uitkomsten op basis van elementaire gegevens, indien de informatie steekproefsgewijs wordt verzameld.

Opeenvolgende configuraties

Wanneer het voor de enquête geselecteerde gemotoriseerde wegvoertuig een enkelvoudige vrachtwagen is (d.w.z. zonder aanhangwagen tijdens de enquêteperiode) is de vrachtwagen zelf het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer.

Wanneer het voor de enquête geselecteerde gemotoriseerde wegvoertuig evenwel een trekker is - en er dus een oplegger aan gekoppeld is - of wanneer het gaat om een vrachtwagen met aanhangwagen, hebben de uit hoofde van de verordening gevraagde gegevens betrekking op het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer in zijn geheel. In dat geval kan er sprake zijn van veranderingen in de configuratie tijdens de enquêteperiode (een vrachtwagen die tijdens de periode een aanhangwagen krijgt of van aanhangwagen verandert; een trekker die van oplegger verandert): de opeenvolgende configuraties moeten dan worden gevolgd en er moet aan worden gedacht de gegevens voor het voertuig voor iedere rit te verstrekken. Is het evenwel niet mogelijk de opeenvolgende configuraties te volgen, dan moet worden gekozen voor de waarden van de variabelen betreffende het voertuig die betrekking hebben op de configuratie aan het begin van de eerste rit met lading tijdens de enquêteperiode, of op de configuratie die tijdens die periode het meest gebruikt werd.

Wijziging in het type van vervoer

Ook kan het bij de ene rit gaan om eigen vervoer en bij een andere rit om beroepsvervoer; het type van vervoer moet dan ook voor iedere rit worden medegedeeld. Indien het evenwel niet mogelijk is deze veranderingen te volgen, geldt als "type van vervoer" de variabele die overeenkomt met de belangrijkste gebruikswijze.

A2 VARIABELEN BETREFFENDE DE RIT

Tijdens de enquêteperiode maakt het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer ritten, hetzij leeg (de vrachtwagen, de aanhangwagen of de oplegger bevatten geen goederen noch lege verpakking: zij zijn "volledig leeg"), hetzij met lading (de vrachtwagen, de aanhangwagen of de oplegger hebben hetzij goederen, hetzij lege verpakkingen aan boord, waarbij de lege verpakkingen als een bijzonder goed worden beschouwd). De afstand met lading van gemotoriseerde wegvoertuigen voor het goederenvervoer is de afstand tussen de eerste plaats van lading en de laatste plaats van lossing (waar het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer volledig gelost wordt). Een rit met lading kan dus diverse elementaire vervoerverrichtingen omvatten.

Voor iedere rit moeten de volgende gegevens worden verschaft:

1. ritsoort, volgens de classificatie in bijlage C;

2. gewicht van de goederen die tijdens de rit of tijdens elke etappe van de rit worden vervoerd, brutogewicht in 100 kg;

3. plaats van lading (van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer, voor een rit met lading);

- definitie: de plaats van lading is de eerste plaats waar goederen worden geladen op het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer, dat voordien volledig leeg was (of de plaats waar een oplegger met lading aan de trekker wordt gekoppeld. Voor een lege rit gaat het om de plaats van lossing van de rit met lading die eraan vooraf ging (begrip "plaats van het begin van de lege rit");

- codering: de plaats van lading wordt gecodeerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage G;

4. plaats van lossing (van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer voor een rit met lading);

- definitie: de plaats van lossing is de laatste plaats waar de goederen worden gelost van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer dat daarna volledig leeg is (of de plaats waar de oplegger met lading van de trekker wordt losgemaakt). Voor een lege rit gaat het om de plaats van lading van de rit met lading die erop volgt (begrip "plaats van het einde van de lege rit");

- codering: de plaats van lossing wordt gecodeerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage G;

5. afgelegde afstand, de werkelijke afstand met uitzondering van de afstand die is afgelegd terwijl het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer door een ander vervoermiddel werd vervoerd;

6. het aantal ton per km voor de rit;

7. in doorvoer gepasseerde landen (twee, niet meer dan 5), gecodeerd volgens de geonomenclatuur (2);

8. in voorkomend geval, de plaats waar het wegvoertuig met motor op een ander vervoermiddel is geladen, overeenkomstig de bepalingen van bijlage G (facultatief);

9. in voorkomend geval, de plaats waar het wegvoertuig met motor van een ander vervoermiddel is gelost, overeenkomstig de bepalingen van bijlage G (facultatief);

10. het kenmerk "volledig beladen" (mogelijkheid 2) of "niet volledig beladen" (mogelijkheid 1 ) van het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer tijdens de in aanmerking genomen rit, als de maximale omvang van de gebruikte ruimte tijdens de rit (mogelijkheid 0 staat volgens afspraak voor lege ritten) (facultatief).

A3 VARIABELEN BETREFFENDE DE GOEDEREN (per elementaire vervoerverrichting)

Een rit met lading kan uit diverse elementaire vervoerverrichtingen bestaan; een elementaire vervoerverrichting is het vervoer van een soort goederen (gedefinieerd aan de hand van een bepaald classificatieniveau) tussen de plaats van lading en de plaats van lossing ervan.

Voor een elementaire vervoerverrichting tijdens een rit met lading moeten de volgende gegevens worden verstrekt:

1. type van de vervoerde goederen overeenkomstig de goederengroepen in de desbetreffende classificatie (zie bijlage D);

2. gewicht van de goederen, brutogewicht in 100 kg;

3. in voorkomend geval, het feit dat het gaat om goederen die behoren tot een categorie gevaarlijke goederen, gedefinieerd overeenkomstig de hoofdcategorieën van Richtlijn 94/55/EG (3), aangegeven in bijlage E;

4. vrachtsoort, als aangegeven in bijlage F (facultatief);

5. plaats van lading van de goederen, gecodeerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage G;

6. plaats van lossing van de goederen, gecodeerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage G;

7. afgelegde afstand, de werkelijke afstand met uitzondering van de afstand die is afgelegd terwijl het gemotoriseerde wegvoertuig voor het goederenvervoer door een ander vervoermiddel werd vervoerd.

VERVOERVERRICHTINGEN TIJDENS EEN RIT VAN HET TYPE "OPHAAL- OF DISTRIBUTIECIRCUIT" (mogelijkheid 3 van de ritsoort)

Voor deze ritsoort, met talrijke plaatsen van lading en/of lossing, is het praktisch onmogelijk van de vervoerders te verlangen dat zij de elementaire vervoerverrichtingen beschrijven.

Voor deze ritten, die als zodanig worden geregistreerd, moet men in het algemeen een enkele - fictieve - elementaire vervoerverrichting creëren aan de hand van de informatie over de rit.

Iedere lidstaat deelt de Commissie zijn definitie van dit type van rit mede en geeft een toelichting bij de vereenvoudigde hypotheses die hij toepast bij het verzamelen van gegevens over dergelijke vervoerverrichtingen.

Methodologisch aanhangsel

Rit met lading en elementaire vervoerverrichting

Al naar gelang van de lidstaat wordt de informatie verzameld:

- hetzij door voorrang te geven aan de beschrijving van iedere elementaire vervoerverrichting voor goederen (met als aanvulling de lege ritten),

- hetzij door voorrang te geven aan de beschrijving van de ritten die door het voertuig worden gemaakt om deze elementaire vervoerverrichtingen voor goederen te verzorgen.

In verreweg de meeste gevallen vindt tijdens een rit met lading een enkele vervoerverrichting plaats, met

- een enkel type geladen goederen (overeenkomstig de gebruikte goederenclassificatie, in casu de 24 afgeleide groepen van de NSTR-nomenclatuur) (4),

- een enkele plaats van lading van de goederen,

- een enkele plaats van lossing van de goederen.

Beide gebruikte methoden zijn volkomen gelijkwaardig en de bij elk van beide verzamelde informatie is geschikt voor het beschrijven van zowel

- het goederenvervoer (alle elementaire goederenvervoerverrichtingen tezamen), als

- de ritten van de voertuigen die dit vervoer verzorgen met informatie over de vervoercapaciteit en de benutting van deze capaciteit (ritten met lading, met gebruikscoëfficiënt; lege ritten).

In het kader van deze verordening moeten zowel het goederenvervoer als de voertuigritten worden beschreven. Het is evenwel niet wenselijk de vervoerders te veel met de statistiek te belasten en hun te vragen voortaan zowel het goederenvervoer als de voertuigritten uitvoerig te beschrijven.

De statistische diensten van de lidstaten moeten derhalve bij de codering van de vragenlijsten de gegevens die niet expliciet aan de vervoerders worden gevraagd, reconstrueren aan de hand van de gegevens die zij verzamelen hetzij vanuit het oogpunt "elementaire vervoerverrichting", hetzij vanuit dat van de "voertuigritten".

Problemen doen zich voor wanneer tijdens een rit met lading een aantal elementaire vervoerverrichtingen plaatsvinden, hetgeen kan voortvloeien

- uit het feit dat er verschillende plaatsen van lading en/of lossing van de goederen zijn (het gaat hier om een beperkt aantal plaatsen, omdat er anders sprake is van ophaal- of distributiecircuits, die een speciale behandeling krijgen).

In dit geval kan aan de hand van de verschillende plaatsen van lading en/of lossing het aantal ton per km voor de rit correct worden berekend, terwijl de statistische dienst de elementaire vervoerverrichtingen kan reconstrueren;

- en/of uit het feit dat er tijdens de rit met lading verschillende typen van goederen worden vervoerd, hetgeen in het algemeen aan de statistische waarneming ontsnapt, omdat alleen wordt gevraagd naar de (enige of belangrijkste) aard van de goederen.

Dit verlies aan informatie moet worden geaccepteerd en lidstaten die een dergelijke vereenvoudiging doorvoeren, brengen de Commissie hiervan expliciet op de hoogte.

(1) Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap.

(2) Nomenclatuur van de landen voor de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap.

(3) Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PB L 319 van 12. 12. 1994, blz. 7). Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 96/86/EG van de Commissie (PB L 335 van 24. 12. 1996, blz. 43). Zie voor de jongste wijzigingen in de bijlagen: PB L 251 van 15. 9. 1997, blz. 1.

(4) NSTR: eenvormige goederennomenclatuur voor de vervoersstatistieken.

BIJLAGE B

CLASSIFICATIE VAN DE ASSENCONFIGURATIES

Bij voertuigcombinaties wordt het aantal assen berekend voor het geheel, vrachtwagen en aanhangwagen of trekker en oplegger.

De volgende categorieën zijn mogelijk:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE C

CLASSIFICATIE VAN DE RITSOORTEN

1. Rit met lading bestaande uit een enkele elementaire vervoerverrichting.

2. Rit met lading bestaande uit een aantal vervoerverrichtingen, voorzover niet beschouwd als een ophaal- of distributiecircuit.

3. Rit met lading, van het type ophaal- of distributiecircuit.

4. Lege rit.

BIJLAGE D

GOEDERENCLASSIFICATIE

De goederen worden geclassificeerd overeenkomstig de NSTR totdat de Commissie, na raadpleging van de lidstaten, tot vervanging besluit.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE E

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE F

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE G

CODERING VAN DE PLAATSEN VAN LADING EN LOSSING

1. Voor de lidstaten van de Europese Gemeenschap: niveau 3 van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS).

2. Voor de niet-lidstaten van de Europese Gemeenschap die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), namelijk IJsland, Liechtenstein en Noorwegen: lijst van de administratieve regio's die door het betrokken derde land wordt verstrekt.

3. Voor de andere derde landen: landennomenclatuur als gebruikt voor de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap.