31998R1144

Verordening (EG) nr. 1144/98 van de Commissie van 2 juni 1998 tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 1998 tot en met 30 juni 1999, van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen

Publicatieblad Nr. L 159 van 03/06/1998 blz. 0022 - 0028


VERORDENING (EG) Nr. 1144/98 VAN DE COMMISSIE van 2 juni 1998 tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 1998 tot en met 30 juni 1999, van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3066/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde in de Europa-overeenkomsten opgenomen landbouwconcessies (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1595/97 (2), en met name op artikel 8,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1926/96 van de Raad van 7 oktober 1996 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde landbouwconcessies die zijn opgenomen in de overeenkomsten met Estland, Letland en Litouwen betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken (3), en met name op artikel 5,

Overwegende dat bij de Verordeningen (EG) nr. 3066/95 en (EG) nr. 1926/96 voor de periode van 1 juli 1998 tot en met 30 juni 1999 een tariefcontingent van 178 000 levende runderen van ten hoogste 80 kg, van oorsprong uit Hongarije, Polen, de Republiek Tsjechië, Slowakije, Roemenië, Bulgarije, Estland, Letland en Litouwen, is geopend waarvoor het douanerecht met 80 % wordt verlaagd; dat voor de invoer van deze dieren beheersmaatregelen moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat beperking van de invoer tot speculatieve aanvragen voor invoer kan leiden; dat het daarom, teneinde ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregelen goed functioneren, dienstig is het overgrote gedeelte van de beschikbare hoeveelheden voor zogenaamde traditionele importeurs van levende runderen te reserveren; dat door de bevoegde nationale instantie bij de administratie begane vergissingen de toegang van de marktdeelnemers tot dit gedeelte van het contingent in bepaalde gevallen dreigen te beperken; dat bepalingen moeten worden vastgesteld om eventueel nadeel te vergoeden;

Overwegende dat het echter, met het oog op enige flexibiliteit in de handelsbetrekkingen in deze sector, dienstig is een tweede gedeelte beschikbaar te stellen voor marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij wel degelijk werkzaam zijn in de sector en wier transacties een bepaalde omvang hebben; dat het, in dit verband en met het oog op een goed beheer, dienstig is te eisen dat de betrokken marktdeelnemers in 1997 ten minste 100 dieren hebben uitgevoerd en/of ingevoerd; dat een partij van 100 dieren in principe een normale lading is en de ervaring heeft geleerd dat een transactie slechts als reëel en economisch rendabel kan worden beschouwd als minstens één partij wordt verkocht of aangekocht;

Overwegende dat het voor de controle op deze criteria nodig is te bepalen dat alle aanvragen van eenzelfde marktdeelnemers moeten worden ingediend in de lidstaat waar de marktdeelnemer in het register van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) is ingeschreven;

Overwegende dat, teneinde speculatie te voorkomen, dient te worden bepaald dat marktdeelnemers die per 1 juni 1998 niet meer actief zijn in de sector rundvlees, niet voor het contingent in aanmerking komen;

Overwegende dat, met het oog op een gelijkmatig verloop van de invoer van de voor de periode van 1 juli 1998 tot en met 30 juni 1999 vastgestelde hoeveelheden, de afgifte van certificaten over verschillende gedeelten van het jaar van invoer moet worden gespreid;

Overwegende dat moet worden voorgeschreven dat de regeling wordt beheerd door middel van invoercertificaten; dat te dien einde met name voorschriften moeten worden vastgesteld betreffende de indiening van de aanvragen en moet worden bepaald welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, waarbij eventueel wordt afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie van 16 november 1988 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1044/98 (5), en van Verordening (EG) nr. 1446/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 759/98 (7); dat bovendien moet worden bepaald dat de certificaten pas na afloop van een bedenktijd worden afgegeven en dat de aangevraagde hoeveelheden eventueel met een uniform percentage worden verminderd;

Overwegende dat moet worden voorzien in de identificatie van de ingevoerde dieren overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (8);

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Behalve voor invoer in het kader van de tariefcontingenten voor de invoer van 169 000 jonge mannelijke runderen voor de mesterij en 153 000 levende runderen met een gewicht van 80 tot 300 kg, gelden voor de invoer in de Gemeenschap van levende runderen van de GN-codes 0102 90 05, 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41 en 0102 90 49, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad (9) en van oorsprong uit de in bijlage I vermelde derde landen de bij deze verordening vastgestelde beheersmaatregelen.

Artikel 2

1. Voor de periode van 1 juli 1998 tot en met 30 juni 1999 kunnen krachtens deze verordening invoercertificaten worden afgegeven voor ten hoogste 178 000 dieren van GN-code 0102 90 05, van oorsprong uit de in bijlage I genoemde landen.

Het contingent draagt het volgnummer 09.4598.

2. Het ad valorem-recht en de in het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) vastgestelde specifieke bedragen worden voor deze dieren met 80 % verlaagd.

3. Het in lid 1 bedoelde aantal wordt als volgt in twee gedeelten verdeeld:

a) het eerste gedeelte, gelijk aan 70 %, zijnde 124 600 stuks, wordt verdeeld onder importeurs die kunnen bewijzen dat zij in 1995, 1996 en 1997 dieren van GN-code 0102 90 05 hebben ingevoerd in het kader van de in bijlage II vermelde verordeningen.

Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea mogen de lidstaten rechten op invoer uit hoofde van het vorige jaar, die evenwel door een administratieve vergissing van de bevoegde nationale instantie niet zijn verleend, als referentieaantal accepteren;

b) het tweede gedeelte, gelijk aan 30 %, zijnde 53 400 stuks, wordt verdeeld onder de marktdeelnemers die kunnen bewijzen dat zij in 1997 ten minste 100 levende runderen van GN-code 0102 90, andere dan die bedoeld onder a), hebben ingevoerd en/of uitgevoerd.

De marktdeelnemers moeten in een nationaal BTW-register zijn ingeschreven.

4. Het gedeelte van 124 600 stuks wordt op basis van de invoercertificaataanvragen onder de in aanmerking komende importeurs verdeeld naar rata van de overeenkomstig lid 6 bewezen invoer van dieren in de zin van lid 3, onder a), in 1995, 1996 en 1997.

5. Het gedeelte van 53 400 stuks wordt toegewezen naar rata van de door de in aanmerking komende marktdeelnemers gevraagde aantallen waarvoor bewijzen worden geleverd overeenkomstig lid 6.

6. Als bewijs van in- en uitvoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht of het uitvoerdocument, in beide gevallen naar behoren geviseerd door de douaneautoriteiten.

De lidstaten kunnen, als de aanvrager ten genoegen van de bevoegde instantie kan bewijzen dat hij de originele documenten niet heeft kunnen krijgen, een kopie van het bovenbedoelde document aanvaarden die door de instantie van afgifte naar behoren is gecertificeerd.

Artikel 3

1. Marktdeelnemers die op 1 juni 1998 niet meer actief waren in de rundvleessector, komen niet in aanmerking voor de verdeling in het kader van artikel 2, lid 3, onder a).

2. Een onderneming die is ontstaan door fusie van ondernemingen die elk rechten hebben krachtens artikel 2, lid 4, behoudt dezelfde rechten als de ondernemingen waaruit zij is ontstaan.

Artikel 4

1. Een aanvraag voor rechten op invoer mag slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager is geregistreerd in de zin van artikel 2, lid 3.

2. Voor de toepassing van artikel 2, lid 3, onder a), dienen de importeurs uiterlijk op 18 juni 1998 bij de bevoegde instanties een aanvraag voor rechten op invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 6, bedoelde bewijs.

De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 30 juni 1998, de lijst van de importeurs die aan de voorwaarden voldoen, met vermelding van inzonderheid hun naam en adres en, voor elk van hen, de aantallen in aanmerking komende dieren die zij in elk van de referentiejaren hebben ingevoerd.

3. Voor de toepassing van artikel 2, lid 3, onder b), dienen de marktdeelnemers uiterlijk op 18 juni 1998 een aanvraag voor rechten op invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 6, bedoelde bewijs.

Een aanvrager mag slechts één aanvraag indienen. Wanneer een aanvrager meer dan een aanvraag heeft ingediend, zijn al zijn aanvragen onontvankelijk. De aanvraag mag geen betrekking hebben op een aantal dat hoger is dan het beschikbare aantal.

De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 30 juni 1998 de lijst van de aanvragers met vermelding van de gevraagde aantallen.

4. Alle mededelingen, ook deze die vermelden dat geen aanvragen zijn ontvangen, worden per telex of per telefax gedaan en daartoe worden formulieren naar het model in de bijlagen III en IV gebruikt.

Artikel 5

1. De Commissie besluit in hoeverre aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.

2. Voor de in artikel 4, lid 3, bedoelde aanvragen wordt, indien de aantallen waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare aantallen overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de gevraagde aantallen worden verminderd.

Indien toepassing van de in de vorige alinea bedoelde vermindering leidt tot minder dan 100 dieren per aanvraag, worden door de betrokken lidstaten bij loting telkens 100 stuks toegewezen. Wanneer minder dan 100 dieren overblijven, wordt dit aantal als een partij aangemerkt.

Artikel 6

1. Voor de invoer van overeenkomstig artikel 5 toegewezen aantallen moet een invoercertificaat worden overgelegd.

2. De certificaataanvraag mag slechts worden ingediend in de lidstaat waar ook de aanvraag voor rechten op invoer is ingediend.

3. Tot en met 31 december 1998 worden, op verzoek van de marktdeelnemer, certificaten afgegeven voor ten hoogste 50 % van de toegekende rechten op invoer. De invoercertificaten voor het resterende aantal dieren worden vanaf 1 januari 1999 afgegeven.

Het aantal dieren waarvoor een certificaat wordt afgegeven, wordt uitgedrukt in eenheden. Eventueel wordt naar boven of naar beneden afgerond.

4. Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a) in vak 8, een of meer van de in bijlage I genoemde landen. Het certificaat brengt de verplichting met zich om uit een of meer van de aangegeven landen in te voeren;

b) in vak 16, GN-code 0102 90 05;

c) in vak 20 het volgnummer 09.4598 en ten minste een van de volgende vermeldingen:

- Reglamento (CE) n° 1144/98

- Forordning (EF) nr. 1144/98

- Verordnung (EG) Nr. 1144/98

- Êáíïíéóìüò (ÅÊ) áñéè. 1144/98

- Regulation (EC) No 1144/98

- Règlement (CE) n° 1144/98

- Regolamento (CE) n. 1144/98

- Verordening (EG) nr. 1144/98

- Regulamento (CE) nº 1144/98

- Asetus (EY) N:o 1144/98

- Förordning (EG) nr 1144/98.

5. Invoercertificaten die op grond van deze verordening worden afgegeven, zijn geldig gedurende 90 dagen na de dag van afgifte. Geen enkel certificaat is evenwel nog geldig na 30 juni 1999.

6. De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

7. Artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 is niet van toepassing.

Artikel 7

De dieren komen in aanmerking voor toepassing van de in artikel 1 bedoelde rechten na overlegging van hetzij een door het land van uitvoer overeenkomstig protocol nr. 4 bij de Europa-overeenkomsten en protocol nr. 3 bij de overeenkomsten over de vrijmaking van het handelsverkeer afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, hetzij een overeenkomstig de voornoemde protocollen door de exporteur opgestelde verklaring.

Artikel 8

Alle krachtens deze verordening ingevoerde dieren worden geïdentificeerd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 820/97.

Artikel 9

De Verordeningen (EEG) nr. 3719/88 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing, tenzij in deze verordening anders bepaald.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 juni 1998.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 328 van 30. 12. 1995, blz. 31.

(2) PB L 216 van 8. 8. 1997, blz. 1.

(3) PB L 254 van 8. 10. 1996, blz. 1.

(4) PB L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.

(5) PB L 149 van 20. 5. 1998, blz. 11.

(6) PB L 143 van 27. 6. 1995, blz. 35.

(7) PB L 105 van 4. 4. 1998, blz. 7.

(8) PB L 117 van 7. 5. 1997, blz. 1.

(9) PB L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24.

BIJLAGE I

Lijst van derde landen

- Hongarije

- Polen

- Republiek Tsjechië

- Slowakije

- Roemenië

- Bulgarije

- Litouwen

- Letland

- Estland

BIJLAGE II

In artikel 2, lid 3, onder a), bedoelde verordeningen

Verordeningen van de Commissie

(EG) nr. 3076/94 (PB L 325 van 17. 12. 1994, blz. 8)

(EG) nr. 1566/95 (PB L 150 van 1. 7. 1995, blz. 24)

(EG) nr. 2491/95 (PB L 256 van 26. 10. 1995, blz. 36)

(EG) nr. 3018/95 (PB L 314 van 28. 12. 1995, blz. 58)

(EG) nr. 403/96 (PB L 55 van 6. 3. 1996, blz. 9)

(EG) nr. 1110/96 (PB L 148 van 21. 6. 1996, blz. 15)

(EG) nr. 1462/96 (PB L 187 van 26. 7. 1996, blz. 34)

(EG) nr. 2501/96 (PB L 338 van 28. 12. 1996, blz. 65).

BIJLAGE III

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

BIJLAGE IV

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>