31998R1098

Verordening (EG) nr. 1098/98 van de Raad van 25 mei 1998 tot vaststelling van tijdelijke bijzondere maatregelen in de hopsector

Publicatieblad Nr. L 157 van 30/05/1998 blz. 0007 - 0008


VERORDENING (EG) Nr. 1098/98 VAN DE RAAD van 25 mei 1998 tot vaststelling van tijdelijke bijzondere maatregelen in de hopsector

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1696/71 van de Raad van 26 juli 1971, houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop (1), inzonderheid op artikel 16 bis,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat in artikel 16 bis van Verordening (EEG) nr. 1696/71 is bepaald dat, indien overschotten ontstaan, de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid passende maatregelen kan treffen ten aanzien van de productiecapaciteit; dat de hopmarkt op dit ogenblik een overschotsituatie vertoont; dat dit overschot zowel aan conjuncturele als aan structurele factoren te wijten is;

Overwegende dat het de taak van de producentengroeperingen is de productie aan de eisen van de markt aan te passen; dat zij daarvoor tot 20 % van de steun mogen gebruiken om passende maatregelen te kunnen toepassen; dat de producentengroeperingen op dit vlak meer ruimte moet worden gelaten door hen ook de mogelijkheid te bieden maatregelen toe te passen waarbij hoppercelen tijdelijk uit productie worden genomen en/of definitief worden gerooid; dat deze maatregelen worden toegevoegd aan de in artikel 7, lid 1, onder b), van bovengenoemde verordening vermelde bijzondere maatregelen;

Overwegende dat de productie- en commercialisatieomstandigheden in de hopsector en aldus ook de economische leefbaarheid van die sector van lidstaat tot lidstaat verschillen; dat het derhalve wenselijk is dat het besluit om de bijzondere maatregelen toe te passen door de betrokken lidstaat zelf worden genomen;

Overwegende dat tijdelijk uit productie nemen en/of definitief rooien alleen kan worden toegestaan als is voldaan aan bepaalde voorwaarden, voor de betrokken oppervlakten geen cumulatie van steun plaatsvindt, en dat het areaal tegen 2002 wordt verkleind; dat dit kosten meebrengt; dat het wenselijk is deze kosten en de gederfde inkomsten gedeeltelijk te vergoeden door tijdelijk een bedrag uit te keren dat gelijk is aan de hectaresteun; dat dus moet worden bepaald dat in dit geval voor areaal waarvan niet wordt geoogst tijdelijk een bedrag kan worden uitgekeerd dat gelijk is aan de steun; dat met het oog op een efficiƫnte controle moet worden bepaald hoe groot de oppervlakte ten minste moet zijn om voor deze maatregelen in aanmerking te komen;

Overwegende dat, met het oog op een efficiƫnte controle op de toepassing van deze maatregelen, de verantwoordelijkheid van respectievelijk de producentengroeperingen en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten worden omschreven en aan de Commissie de bevoegdheid moet worden verleend om toepassingsvoorschriften vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Behalve de in artikel 7, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 1696/71 opgesomde maatregelen kunnen de producentengroeperingen ook maatregelen toepassen om hun productie collectief aan de eisen van de markt aan te passen en ze te verbeteren door hoppercelen tijdelijk uit productie te nemen en/of definitief te rooien.

Artikel 2

1. In de lidstaten die besluiten hoppercelen tijdelijk uit productie te nemen en/of definitief te rooien kunnen producenten die van die maatregelen gebruik maken, vanaf de oogst 1998 tot en met de oogst 2002 een vergoeding krijgen ter waarde van het steunbedrag dat zij zouden hebben ontvangen bij een werkelijke oogst, mits het begunstigde bedrijfshoofd ervan afziet de hopteelt naar andere gronden van zijn bedrijf uit te breiden. De producenten mogen voor de tijdelijk uit productie genomen oppervlakten geen andere communautaire steun ontvangen.

Het areaal waarop voor de oogst 2003 hop wordt verbouwd door de producentengroeperingen die grond tijdelijk uit productie nemen of definitief rooien, moet kleiner zijn dan hun hopareaal voor 1997.

2. De producentengroeperingen stellen de minimumoppervlakte vast van de landbouwpercelen waarvoor steun kan worden aangevraagd. Deze minimumoppervlakte mag echter niet kleiner zijn dan 0,3 hectare.

3. De producentengroeperingen kunnen voor hun leden die areaal tijdelijk uit productie nemen en/of definitief rooien, specifieke aanvullende voorwaarden vaststellen.

4. Uiterlijk op 31 mei van het betrokken oogstjaar moet aan de bevoegde autoriteiten worden meegedeeld welke oppervlakten tijdelijk uit productie zijn genomen of gerooid. Voor de oogst 1998 kunnen deze gegevens uiterlijk op 30 juni 1998 worden meegedeeld. Deze autoriteiten gaan na of aan de volgende voorwaarden is voldaan:

- onderhoud van de hopstaken wanneer de oppervlakte tijdelijk uit productie is genomen;

- verwijderen van de hopstaken wanneer de oppervlakte definitief is gerooid;

- permanente groenbemesting.

Artikel 3

De Commissie stelt de toepassingsvoorschriften van deze verordening vast volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 1696/71.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van de oogst 1998 tot en met de oogst 2003.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. CUNNINGHAM

(1) PB L 175 van 4. 8. 1971, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1554/97 (PB L 208 van 2. 8. 1997, blz. 1).