Verordening (EG) nr. 1011/98 van de Commissie van 14 mei 1998 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1722/93 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft
Publicatieblad Nr. L 145 van 15/05/1998 blz. 0011 - 0012
VERORDENING (EG) Nr. 1011/98 VAN DE COMMISSIE van 14 mei 1998 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1722/93 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 923/96 van de Commissie (2), en met name op artikel 7, lid 3, Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (3), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 192/98 (4), en met name op artikel 7, Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1516/95 (6), voorziet in een differentiatie tussen zetmeel uit maïs, tarwe, aardappelen of rijst enerzijds, en zetmeel uit gerst of haver anderzijds wat de methode voor de berekening van de productierestitutie betreft; dat in de praktijk is gebleken dat niet langer een specifiek bedrag voor het product op basis van gerst of haver hoeft te worden vastgesteld en dat voortaan voor alle zetmeelsoorten het uniforme restitutiebedrag kan worden toegepast zonder gevaar voor een niet-passende compensatie; Overwegende dat voor de overgang tussen de verkoopseizoenen bijzondere maatregelen moeten worden vastgesteld die betrekking hebben op enerzijds de geldigheidsduur van de restitutiecertificaten, en anderzijds de aanpassing van het uniforme restitutiebedrag; Overwegende dat dient te worden bepaald wat de primaire eis is waaraan moet worden voldaan met het oog op het vrijgeven van de bijzondere zekerheid voor met name door ethervorming of door verestering gewijzigde zetmelen; dat de voor deze producten geldende bijzondere bepalingen voorts moeten worden aangevuld met bepaalde op doeltreffendheid gerichte maatregelen op het gebied van de controles en de sancties bij niet-inachtneming van de verwerkings- en gebruiksvoorwaarden; Overwegende dat momenteel in de verordening is bepaald dat de lidstaten de Commissie elke maand statistische gegevens moeten verstrekken over de hoeveelheden zet- of aardappelmeel waarvoor een productierestitutie is betaald, en over de producten waarvoor het zet- of aardappelmeel is gebruikt; dat deze frequentie te hoog blijkt en vervangen dient te worden door een mededeling per kwartaal; Overwegende dat het Comité van beheer voor granen geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 1722/93 wordt als volgt gewijzigd: 1. Artikel 3 wordt vervangen door: "Artikel 3 1. Wanneer een restitutie wordt toegekend, wordt zij eenmaal per maand vastgesteld. Indien evenwel de prijzen voor maïs en/of tarwe in de Gemeenschap of op de wereldmarkt een significante verandering te zien geven, kan de overeenkomstig lid 2 berekende restitutie worden gewijzigd teneinde met deze verandering rekening te houden. 2. De restitutie, per ton zetmeel uit maïs, tarwe, gerst, haver, aardappelen, rijst of breukrijst, wordt berekend met name op basis van het verschil tussen: i) de marktprijs voor maïs in de Gemeenschap gedurende de vijf dagen vóór de dag van de vaststelling, waarbij rekening wordt gehouden met de voor tarwe geconstateerde prijsniveaus, en ii) het gemiddelde van de voor de bepaling van de invoerrechten op maïs gebruikte representatieve invoerprijzen cif Rotterdam die zijn geconstateerd gedurende de vijf dagen vóór de eerste toepassingsdag, vermenigvuldigd met de coëfficiënt 1,60. 3. De te betalen restitutie is de overeenkomstig lid 2 berekende restitutie, vermenigvuldigd met de coëfficiënt die in bijlage II is vermeld voor de GN-code van het daadwerkelijk voor de vervaardiging van de goedgekeurde producten gebruikte zet- of aardappelmeel. 4. De besluiten op grond van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92.". 2. In artikel 6 worden de leden 3 en 4 vervangen door: "3. Het restitutiecertificaat bevat de in artikel 5, lid 2, bedoelde gegevens en bovendien het bedrag van de restitutie en de datum waarop de geldigheid van het certificaat afloopt, welke datum de laatste dag is van de vijfde maand volgende op die van de certificaatafgifte. In de maanden juli en augustus en tot en met 24 september blijft de geldigheidsduur van de in de betrokken perioden aangevraagde certificaten evenwel beperkt tot 30 dagen te rekenen vanaf de dag van afgifte ervan en loopt deze geldigheidsduur in ieder geval op 30 september af. 4. Het te betalen, op het certificaat te vermelden restitutiebedrag is het op de dag van ontvangst van de aanvraag geldende bedrag. Wanneer echter een deel van de op het certificaat vermelde hoeveelheid zet- of aardappelmeel wordt verwerkt in het verkoopseizoen voor granen na dat waarin de aanvraag is ontvangen, wordt de restitutie voor het zet- of aardappelmeel dat in het nieuwe verkoopseizoen wordt verwerkt, aangepast op basis van het met de coëfficiënt 1,60 vermenigvuldigde verschil tussen de in de maand van afgifte van het restitutiecertificaat geldende interventieprijs en de in de maand van verwerking geldende interventieprijs. De restitutie wordt in nationale valuta omgerekend aan de hand van de koers die geldt op de dag waarop het zet- of aardappelmeel wordt verwerkt.". 3. Aan artikel 9, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd: "De primaire eis in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 is het gebruik of de uitvoer van het product overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, lid 1, onder a) en b), van de onderhavige verordening. Het gebruik of de uitvoer vindt plaats binnen twaalf maanden na de datum waarop de geldigheidsduur van het certificaat afloopt. Op basis van een naar behoren gemotiveerd verzoek dat bij de bevoegde autoriteit wordt ingediend, kan een verlenging van deze termijn met ten hoogste zes maanden worden overwogen.". 4. Aan artikel 10, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd: "Kopers die per kwartaal van het kalenderjaar minder dan 1 000 kg producten van de betrokken code gebruiken, kunnen evenwel van toepassing van het bepaalde in de bovenstaande alinea worden vrijgesteld.". 5. Artikel 12 wordt vervangen door: "Artikel 12 Binnen drie maanden te rekenen vanaf het einde van elk kwartaal van het kalenderjaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de soort, de hoeveelheden en de oorsprong van het zetmeel (uit maïs, tarwe, aardappelen, gerst, haver of rijst) waarvoor restituties zijn betaald, en van de soort en de hoeveelheden van de producten waarvoor het zetmeel is gebruikt.". 6. In bijlage II wordt voetnoot 4 vervangen door: "(4) Rechtstreeks vervaardigd uit maïs, tarwe, gerst, haver, rijst of aardappelen, met uitsluiting van elk gebruik van bij de vervaardiging van andere landbouwproducten of goederen verkregen bijproducten.". Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 14 mei 1998. Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie (1) PB L 181 van 1. 7. 1992, blz. 21. (2) PB L 126 van 24. 5. 1996, blz. 37. (3) PB L 329 van 30. 12. 1995, blz. 18. (4) PB L 20 van 27. 1. 1998, blz. 16. (5) PB L 159 van 1. 7. 1993, blz. 112. (6) PB L 147 van 30. 6. 1995, blz. 49.